Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Jasper van Dijk en Alkaya over één mondiaal minimumtarief voor winstbelasting
Vragen van de leden Jasper van Dijk en Alkaya (beiden SP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Financiën over één mondiaal minimumtarief voor winstbelasting (ingezonden 8 april 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 29 april 2021).
Vraag 1
Wat is uw oordeel over het artikel «VS willen weer hogere winstbelasting»?1
Antwoord 1
Het artikel bespreekt het pleidooi van de Minister van Financiën van de Verenigde
Staten voor mondiale afspraken over een minimumniveau van belastingheffing voor grote
multinationals. In het Inclusive Framework georganiseerd door de OESO2 wordt al geruime tijd gesproken over een herziening van het internationale belastingsysteem.
Ook een minimumniveau van belastingheffing bij internationaal opererende bedrijven
staat daar op de agenda (Pijler 2). Dat de Verenigde Staten nu pleiten voor sterke
wereldwijde afspraken hierover vind ik een positief signaal. De uitlatingen van de
Amerikaanse Minister van Financiën laten zien dat de Verenigde Staten volledig gecommitteerd
zijn aan het vinden van een multilaterale oplossing met 139 landen in het Inclusive
Framework. Nederland steunt het doel van het Inclusive Framework om halverwege 2021
tot overeenstemming te komen over een herziening van het internationale belastingsysteem.
Ik zie deze ontwikkeling als een forse stap in de goede richting om dat doel te bereiken.
Vraag 2
Deelt u de mening dat een mondiaal minimumtarief voor winst- en vennootschapsbelasting
een goed middel is tegen een race to the bottom waarbij landen een steeds lagere winstbelasting rekenen om bedrijven aan te trekken?
Antwoord 2
Ja, mondiale afspraken over een minimumniveau van belastingheffing zijn een goed middel
om belastingconcurrentie te verminderen. Een minimumniveau van belastingheffing reduceert
de prikkel voor landen om een laag belastingtarief te hanteren. Als landen een (te)
laag belastingtarief hanteren, krijgen andere landen namelijk de mogelijkheid om over
de winst die bedrijven in dat laagbelastende land maken alsnog belasting bij te heffen
tot het minimumtarief. Een minimumniveau van belastingheffing draagt daarnaast bij
aan het tegengaan van belastingontwijking. Het minimumniveau reduceert namelijk de
prikkel voor bedrijven om winsten te verschuiven naar laagbelastende landen. Bovendien
kunnen dit soort internationale afspraken bijdragen aan de aantrekkelijkheid van het
Nederlandse vestigingsklimaat voor het reële bedrijfsleven. Een minimumniveau van
belastingheffing verkleint namelijk het verschil tussen de belasting die bedrijven
in Nederland betalen en de lagere belastingdruk die deze bedrijven mogelijk in andere
landen zouden ervaren. De invloed van het niveau van (vennootschaps)belastingheffing
op investeringsbeslissingen neemt daarmee af en de concurrentiekracht van ons bedrijfsleven
wordt verbeterd. Het belang van andere factoren die Nederland aantrekkelijk maken
als vestigingsplaats neemt daarmee toe.
Vraag 3
Deelt u het pleidooi van de Amerikaanse Minister van Financiën Janet Yellen om een
dergelijk mondiaal minimumtarief in te stellen? Zo nee, wat onderneemt u tegen de
mondiale race to the bottom?
Antwoord 3
Ja. Nederland heeft zich in het Inclusive Framework van de OESO steeds voorstander
getoond van afspraken in (een zo breed mogelijk) internationaal verband over een herziening
van het internationale belastingstelsel, waaronder een minimumniveau van belastingheffing
voor grote bedrijven.3 Nederland pleit daarbij voor eenvoudige en uitvoerbare maatregelen die zo effectief
mogelijk de prikkel tot belastingconcurrentie verminderen. Nederland zal zich ervoor
blijven inzetten om halverwege 2021 tot afspraken te komen in het Inclusive Framework
van de OESO.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het invoeren van een minimumtarief iets anders is dan de zogenoemde
CCCTB (Common Consolidated Corporate Tax Base ofwel de gemeenschappelijke geconsolideerde
belastinggrondslag) waarmee lidstaten hun soevereiniteit over belastingheffing van
multinationals grotendeels kwijtraken? Deelt u voorts de mening dat een minimumtarief
en minimumgrondslag minstens zo effectief zouden zijn om de race to the bottom tegen te gaan?
Antwoord 4
Ja, de maatregelen die in het Inclusive Framework worden besproken om een minimumniveau
van belastingheffing te waarborgen, verschillen van de voorstellen van de Europese
Commissie voor een CCCTB. De CCCTB ziet op het creëren van een gemeenschappelijke
geconsolideerde belastinggrondslag zodat er een Europees gelijk speelveld wordt gecreëerd.
Op basis van de CCCTB zou in alle EU-lidstaten op dezelfde manier de belastbare winst
worden berekend en wordt grondslaguitholling in de EU tegen gegaan. De CCCTB heeft
daarmee inderdaad tot gevolg dat de soevereiniteit van lidstaten wat betreft de invulling
van de winstbelasting verder wordt ingeperkt.
Op basis van de Pijler 2-voorstellen die in het Inclusive Framework worden besproken,
wordt achteraf gekeken of er feitelijk genoeg belasting is geheven. Indien dit niet
het geval is, kan extra belasting worden bijgeheven om een minimumniveau van belastingheffing
te bereiken. Daarnaast zet dit OESO-initiatief erop in om een wereldwijd gelijk speelveld
te creëren. Kortom, beide systemen kunnen eraan bijdragen om het risico op een zogenaamde
race to the bottom tegen te gaan.
Vraag 5
Deelt u de mening dat mondiale afstemming op financieel gebied nodig is om het doorgeslagen
kapitalisme te beteugelen, waarbij het grootbedrijf massaal profiteert van de onderlinge
belastingconcurrentie?
Antwoord 5
Afspraken over de belastingheffing van multinationals zijn het effectiefst als ze
in een zo breed mogelijk internationaal verband worden gemaakt. Nederland heeft zich
daarom steeds een voorstander getoond van afspraken in internationaal verband over
een herziening van het internationale belastingsysteem.
Vraag 6
Wat onderneemt u om te voorkomen dat Nederland bekend staat als «een belastingparadijs
dat meehelpt aan het ontwijken van winstbelastingen»?
Antwoord 6
Al vanaf het begin van deze kabinetsperiode is het aanpakken van belastingontwijking
een van de speerpunten geweest van dit kabinet.4 De afgelopen jaren zijn in dit kader veel maatregelen genomen. In een recente factsheet
zijn alle maatregelen van dit kabinet opgenomen, met een toelichting op de manier
waarop het kabinet hiermee belastingontwijking en -ontduiking voorkomt.5 Ook verwijs ik graag naar enkele recente brieven die ik naar uw Kamer heb verzonden
waarin ik uitgebreid inga op de aanpak van belastingontwijking.6 Naast de wetgeving die al is ingevoerd, of binnen afzienbare tijd in werking zal
treden of reeds is aangekondigd, is het van belang dat de strijd tegen belastingontwijking-
en ontduiking voortvarend wordt voortgezet. Internationale samenwerking is hierbij
essentieel. Uitdagingen die samenhangen met belastingontwijking zijn immers vaak internationaal
van aard en kunnen het beste worden aangepakt door middel van internationale afspraken.
In dit verband steunt Nederland initiatieven om tot een verdere gecoördineerde aanpak
van belastingontwijking te komen. Zo draagt Nederland actief bij om tot internationale
oplossingen te komen op het gebied van de winstbelasting.
Vraag 7
Bent u bereid om het plan van Minister Yellen actief te ondersteunen en te promoten
op internationale fora en de G20? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Het pleidooi van de Minister van Financiën van de Verenigde Staten gaat over mondiale
afspraken over een minimumniveau van belastingheffing voor grote multinationals. In
het Inclusive Framework van de OESO wordt al geruime tijd gesproken over dergelijke
afspraken. Nederland heeft zich steeds positief en constructief opgesteld in deze
discussies. Nederland zal zich ervoor blijven inzetten om halverwege 2021 overeenstemming
te bereiken over effectieve en (ook voor ontwikkelingslanden) uitvoerbare afspraken
over de herziening van het internationale belastingsysteem. Ook in G20-verband zal
Nederland zich voorstander blijven tonen van het werk dat in de OESO wordt gedaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.