Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kops over het bericht 'Gasunie vraagt om jaarlijkse bijdrage van €100 miljoen om draai te maken naar ‘groen’
Vragen van het lid Kops (PVV) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Gasunie vraagt om jaarlijkse bijdrage van € 100 miljoen om draai te maken naar «groen»» (ingezonden 26 maart 2021).
Antwoord van Minister Van ’t Wout (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 28 april
2021).
Vraag 1
Hoe reageert u op de «vraag» van Gasunie om een jaarlijkse Rijksbijdrage van 100 miljoen
euro (in totaal zo’n 750 miljoen euro) «om de businesscase voor waterstof rond te
krijgen»?1 Deelt u de conclusie dat een businesscase die sterk afhankelijk is van subsidie geen
gezonde businesscase is?
Antwoord 1
Het kabinet onderzoekt momenteel samen met de landelijke netbeheerders en netwerkbedrijven
Gasunie en TenneT of en onder welke voorwaarden een deel van het gasnet kan worden
ingezet voor het transport en distributie van waterstof. Medio mei is het onderzoek
gereed en zal het aan de Kamer worden aangeboden. Uit het onderzoek zal blijken: (1)
of een transportnet voor waterstof noodzakelijk is voor het behalen van de klimaatdoelstelling
en het realiseren van de ambities van een CO2-vrije waterstofketen, (2) of het bestaande gasnet hiervoor kan worden ingezet en
zo ja, (3), onder welke voorwaarden. Het kabinet wil vooraleerst de uitkomsten van
dit onderzoek afwachten voordat verdere standpunten in worden genomen.
Bij CO2-reducerende technieken, de productie van hernieuwbare energie en de ontwikkeling
van benodigde nieuwe energie-infrastructuren om de energietransitie te ondersteunen,
is in een aantal gevallen nog geen sprake van een gelijk speelveld met alternatieven
met (meer) CO2-uitstoot. Redenen kunnen zijn dat de CO2-kosten nog onvoldoende in de prijs kunnen worden meegenomen of dat er sprake is van
innovatieve technieken die nog onvoldoende marktrijp zijn. In zulke gevallen kan het
in het kader van het publiek belang nodig en wenselijk zijn dat met gerichte inzet
van subsidies de business cases ondersteund worden. In beginsel is het uitgangspunt
dat subsidies tijdelijk zijn.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het onverantwoord is om zoveel geld te «investeren» in het geschikt
maken van het net voor waterstof waarvan (zoals de financieel directeur van Gasunie
zelf stelt) «we niet weten wie de klanten zullen zijn», kortom een markt die helemaal
niet bestaat?
Antwoord 2
In de Kamerbrief Kabinetsvisie Waterstof van 30 maart 2020 beschrijft het kabinet
dat CO2-vrije waterstof een noodzakelijk onderdeel van onze toekomstige CO2-vrije energie- en grondstoffenvoorziening zal worden.2 Zoals aangegeven worden nut en noodzaak van een transportnet onderzocht en wordt
bezien of het bestaande gasnet hiervoor kan worden ingezet. Hierbij worden inschattingen
gemaakt van de vraag naar waterstof in Nederland en in de buurlanden, van de productie,
van de noodzaak van opslag etc. Een eventueel besluit over de ontwikkeling van een
transportnet voor waterstof, zal dus worden gebaseerd op onder andere inschattingen
van de toekomstige vraag. Bij de uitrol is onder meer de geconcretiseerde vraag die
voortkomt uit de energiestrategieën (CES) van de zes grootste industrieclusters van
belang. Het kabinet heeft aangegeven met het Programma Infrastructuur Duurzame Industrie
(PIDI) een grotere regierol op zich te nemen bij de uitrol van infrastructuur voor
de industrie.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het tegenstrijdig is dat Gasunie het tegelijkertijd heeft over
«investeren in een maatschappelijke behoefte»? Welke maatschappelijke behoefte wordt
hier bedoeld? Oftewel: welke burgers hebben om deze peperdure, onrendabele «investeringen»
in waterstof gevraagd?
Antwoord 3
CO2-vrije waterstof is een onmisbaar onderdeel van een CO2-vrije energie- en grondstoffenvoorziening. In de kabinetsvisie op waterstof is aangegeven
dat op termijn de inzet van CO2-vrije waterstof nodig is in de industrie, voor de productie van elektriciteit, in
de mobiliteit en het transport en in de gebouwde omgeving. In de industrie bijvoorbeeld
blijkt dit onder meer uit de koploperprogramma’s die door alle zes industriële clusters
zijn opgesteld en aan mij zijn aangeboden op 22 oktober 2020. Hierin is de rol van
waterstof voor het behalen van de klimaatdoelen weergegeven. Ook is met het advies
van de Taskforce Infrastructuur Klimaatakkoord Industrie (TIKI) een industrie-brede
onderbouwing gegeven voor de noodzaak van een CO2-vrij molecuul voor de verduurzaming van de industrie en de daarop volgende behoefte
aan infrastructuur. De industriële clusters pleiten voor de ontwikkeling van een transportnet
voor waterstof. Toegang tot waterstof stelt de industrie in staat om duurzame energie
en duurzame grondstoffen in te kopen en zo kosteneffectief te verduurzamen. Dat draagt
bij aan het behoud en de ontwikkeling van werkgelegenheid.
Vraag 4
Hoe reageert u op de conclusie van het Planbureau voor de Leefomgeving dat «er nog
veel onduidelijk is over de toekomstige toepassing van waterstof in het Nederlandse
energiesysteem»?3 Wat is Gasunie dan in hemelsnaam van plan?
Antwoord 4
CO2-vrije waterstof zal in verschillende vormen van eindverbruik een rol krijgen: in
de industrie als grondstof en als energiedrager voor de productie van hoge temperaturen,
voor elektriciteitsproductie, in de mobiliteit en transport en in de gebouwde omgeving.
Het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) waaraan in de vraag wordt
gerefereerd, gaat specifiek in op de inzet van waterstof in de gebouwde omgeving.
Het PBL noemt waterstof hierin een veelbelovende energiedrager en schetst tegelijkertijd
onzekerheden ten aanzien van bijvoorbeeld de kostendaling van de productie van waterstof,
de kosten van infrastructuur en de hoeveelheden waterstof die op termijn beschikbaar
zijn voor de verwarming van gebouwen. We staan nu aan het begin van de ontwikkeling
van een CO2-vrije waterstofketen en in de loop der tijd ontstaat een steeds betere inschatting
van kosten en volumes. Hiervoor is het ook belangrijk om meer inzicht te krijgen in
de toepassing van waterstof in verschillende eindverbruikerssectoren. Voor de gebouwde
omgeving gebeurt dit o.a. door het onderzoeken van de toepasbaarheid en veiligheid
van het verwarmen van gebouwen met waterstof, zodat wanneer waterstof breder beschikbaar
wordt, duidelijk is hoe het ingezet kan worden.
Vraag 5
Bent u ervan op de hoogte dat de productie van «blauwe» waterstof twee tot drie keer
duurder is dan aardgas en «groene» waterstof zelfs vier tot vijf keer duurder?4 Klopt het dat de benodigde «investeringen» in het net niet in deze kosten zijn meegenomen?
Antwoord 5
Het klopt dat de inzet van waterstof momenteel duurder is dan de inzet van aardgas.
In de PBL-adviezen voor de SDE++ 2021 komen de meerkosten voor waterstofproductie
met elektrolyse uit op maximaal € 7/kg ten opzichte van grijze waterstof. De onrendabele
top voor groene waterstof wordt niet geheel met de SDE++ afgedekt, omdat er maximaal
300 €/ton CO2-reductie wordt vergoed. Toepassing van CO2-afvang en opslag bij conventionele waterstofproductie («blauwe» waterstof) is momenteel
veel goedkoper dan groene waterstof en een van de meest kosteneffectieve technieken
in de SDE++ om CO2 te reduceren. De kosten voor het net zijn hierbij niet inbegrepen.
Vraag 6 en 7
Deelt u de conclusie dat waterstof simpelweg niet rendabel is? Deelt u bovendien de
mening dat het fout is om waterstof kunstmatig «rendabel te maken» door de belasting
op aardgas te verhogen?
Bent u bereid te stoppen met waterstof en de energiebelasting te verlagen? Deelt u
de mening dat er niets boven een oude, vertrouwde gasaansluiting gaat (de schoonste
fossiele brandstof)?
Antwoord 6 en 7
Zoals ook gesteld bij het antwoord op vraag 2, ziet het kabinet CO2-vrije waterstof als een noodzakelijk onderdeel van een CO2-vrije energie- en grondstoffenvoorziening. De meerkosten voor waterstofproductie
waarvan op dit moment sprake is, ontstaan daarbij enerzijds door het uitblijven van
een voldoende hoge CO2-prijs, en anderzijds door een voorlopig tekort aan private investeringen in schaalvergroting
en verdere technologische ontwikkeling van productiefaciliteiten.
In de huidige fiscale systematiek zijn de tarieven voor waterstof en aardgas gekoppeld,
dus een verhoging van de belasting op aardgasverbruik draagt niet bij aan het aantrekkelijker
maken van de inzet van waterstof ten opzichte van aardgas.
Binnenkort ontvangt Uw Kamer de evaluatie van de energiebelasting met daarin onder
meer denkrichtingen voor aanpassing van de energiebelasting om de energietransitie
beter te stimuleren. Het komend kabinet kan deze evaluatie gebruiken om te komen tot
eventuele wijzigingsvoorstellen voor de energiebelasting.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. van 't Wout, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.