Schriftelijke vragen : AstraZeneca en een nieuw advies van de Gezondheidsraad
Vragen van de leden Kuiken (PvdA), Paternotte (D66), Aukje de Vries (VVD), Bikker (ChristenUnie) en Westerveld (GroenLinks) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over AstraZeneca en een nieuw advies van de Gezondheidsraad (ingezonden 26 april 2021).
Vraag 1
Kent u de nadere analyse van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) van de data aangaande
bijwerkingen van het AstraZeneca-vaccin, waarin het EMA constateert dat voor alle
leeftijdscategorieen de voordelen van het vaccin opwegen tegen de nadelen, het besluit
van België om de leeftijdsgrens van AstraZeneca (alsnog) naar 41 jaar te verlagen
en het advies van de National Advisory Committee on Immunization (NACI) in Canada om AstraZeneca aan te bieden vanaf 30 jaar?1, 2, 3
Vraag 2
Bent u bereid om op basis van deze nieuwe data en inzichten de Gezondheidsraad om
advies te vragen aangaande de beschikbaarheid van AstraZeneca andere leeftijd- of
risicogroepen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 3
Indien het antwoord op de tweede vraag positief is, bent u bereid de Gezondheidsraad
ook te vragen te kijken naar de man/vrouw-verdeling in de incidenties en de mogelijkheid
dat het vaccin door onderscheid te maken breder kan worden ingezet op basis van deze
verdeling?
Vraag 4
Heeft u kennisgenomen van het alarm dat huisartsen slaan ten aanzien van een dreigende
vaccinatiekloof? Zo ja, wat gaat u doen met de oproep van deze huisartsen om te zorgen
voor meer eenduidige comminicatie en voorlichting? Welke rol kunnen gemeenten met
welzijnswerkers en de regionale GGD hier in spelen?4
Vraag 5
Is er sprake van significante verschillen in vaccinatiebereidheid c.q. opkomst bij
vaccinatie-afspraken per GGD-regio? Zo ja, kunt u deze verschillen verklaren?
Vraag 6
Herkent u het beeld dat huisartsen regelmatig aangeven moeite hebben om mensen te
hebben om ervan te overtuigen zich te laten vaccineren, met name in het geval van
het AstraZeneca-vaccin? Hoe beoordeelt u in dit licht de uitspraken van de heer Van
Delden in het Algemeen Dagblad van 24 april, en specifiek de uitspraak: «Als ik 66 zou zijn en de huisarts zou me bellen, zou ik me ook afvragen: vandaag
AstraZeneca, of over twee of drie weken Pfizer?»5
Vraag 7
Deelt u de mening dat hiermee nog meer verwarring wordt gezaaid over het prikken met
AstraZeneca juist bij groepen mensen die het meest kwetsbaar zijn om in het ziekenhuis
te belanden? Zo nee, waarom niet?6
Vraag 8
Hoe beoordeelt u verder de stelling van de heer Van Delden dat de doses AstraZeneca
die na half mei geleverd kunnen worden niet meer voor Nederland nodig zijn? Deelt
u de mening dat de eerdere leveringsonzekerheden en prikpauzes juist aantonen dat
je altijd met onzekerheden rekening moet houden in plaats van de meest gunstige scenario’s?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 9
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk voor donderdag 29 april aanstaande beantwoorden?
Indieners
-
Gericht aan
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Indiener
A.H. Kuiken, Tweede Kamerlid -
Medeindiener
Aukje de Vries, Kamerlid -
Medeindiener
Mirjam Bikker, Kamerlid -
Medeindiener
Lisa Westerveld, Kamerlid -
Medeindiener
Jan Paternotte, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.