Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kwint over het bericht dat dertien onderwijsbestuurders meer verdienden dan een minister
Vragen van het lid Kwint (SP) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat dertien onderwijsbestuurders meer verdienden dan een Minister (ingezonden 29 maart 2021).
Antwoord van Minister van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en van Minister
Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 23 april 2021).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht «Dertien onderwijsbestuurders verdienden meer dan
Minister»?1
Antwoord 1
Wij hebben kennisgenomen van de inhoud van het bericht. Dit kabinet is een sterk voorstander
van een gematigd beloningsbeleid bij publiek gefinancierde instellingen, waar de Wet
normering topinkomens (WNT) zorg voor draagt. Wij zijn zeer gemotiveerd om uitvoering
te geven aan de WNT.
Vraag 2
Hoe gaat u er zorg voor dragen dat publiek gefinancierde dienstverleners als Cito
en Surf zich gaan houden aan de openbaarmakingsplicht? Wat is de reden dat zij zich
hier niet aan hebben gehouden?
Antwoord 2
In de tweede wetsevaluatie die in december door de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties naar de Tweede Kamer is gestuurd2, is geconstateerd dat de doeltreffendheid van de online publicatieplicht te wensen
over laat. Er wordt Rijksbreed bezien hoe dit verbeterd kan worden. Hierbij wordt
in ieder geval ingezet op de communicatie over deze verplichting richting de WNT-instellingen.
In de brief die wij ieder jaar in december sturen aan alle WNT-instellingen hebben
wij de instellingen inmiddels uitdrukkelijk gewezen op hun verplichtingen rondom de
openbaarmaking van de WNT-instellingen.
Vraag 3
Waar is de termijn van zeven jaar in het overgangsrecht op gebaseerd? Deelt u de mening
dat dit buitensporig en veel te lang is?
Antwoord 3
Vanwege de inbreuk die de WNT maakt op het eigendomsrecht is bij inwerkingtreding
van de WNT overgangsrecht afgesproken. Onderzoekers van de Universiteit Leiden hebben
destijds aangegeven dat er sprake moet zijn van een «fair balance» waardoor de WNT
van toepassing kan zijn op bestaande overeenkomsten. De onderzoekers schatten in dat
onmiddellijke werking, zonder overgangsrecht, door de nationale rechter en het Europees
Hof voor de Rechten van de Mens zou worden aangemerkt als verstoring van de «fair
balance» en daarmee als strijdig met artikel 1 Eerste Protocol bij het Europees Verdrag
voor de Rechten van de Mens. De WNT heeft daarom een overgangstermijn van in totaal
zeven jaar, waarbij eerst sprake is van een behoudsperiode van vier jaar en daarna
een afbouwperiode van drie jaar. Zeven jaar werd gezien als een redelijke termijn
voor dit overgangsrecht, omdat de topfunctionarissen meestal voor vier jaar worden
benoemd en gedurende de behoudsperiode voldoende tijd hebben om zich in de nieuwe
financiële situatie te stellen of een andere functie te zoeken waar de financiële
beperkingen niet gelden. Met de aanvullende periode van drie jaar werd beoogd geleidelijk
de bezoldiging af te bouwen. Dat overgangsrecht zullen we moeten respecteren, ook
al zouden wij liever zien dat alle bezoldigingen nu al onder het bezoldigingsmaximum
liggen.
Vraag 4
Kunt u uitleggen dat in tijden van onderfinanciering van het onderwijs in Nederland
er nog steeds onderwijsbestuurders zijn die meer verdienen dan een Minister en dat
zelfs de bovengrenzen van de Wet normering topinkomens (WNT) ieder jaar worden verhoogd?
Antwoord 4
De onderwijsbestuurders die meer verdienen dan het WNT-maximum vallen in nagenoeg
alle gevallen onder het overgangsrecht. Hiervoor verwijzen wij naar ons antwoord op
vraag 3. In de gevallen waarin sprake is van een overtreding van de WNT zullen wij,
of de Inspectie van het Onderwijs namens ons, handhavend optreden.
Conform de contractuele loonstijging bij de rijksoverheid wordt het WNT-bezoldigingsmaximum
jaarlijks geïndexeerd. Met de in de WNT vastgestelde mogelijkheden tot indexering
volgt het bezoldigingsmaximum de ontwikkeling van het ministersalaris.
Vraag 5
Wat gaat u doen om er voor te zorgen dat onderwijsbestuurders zo snel mogelijk onder
de WNT gaan vallen?
Antwoord 5
Alle onderwijsbestuurders vallen sinds de inwerkingtreding van de WNT onder deze wet.
Het algemene bezoldigingsmaximum van de WNT is per 1 januari 2015 verlaagd, waarna
per 1 januari 2016 bezoldigingsklassen voor het onderwijs zijn ingevoerd. Vanaf deze
momenten is voor een grote groep bestuurders overgangsrecht van kracht geworden. Dit
overgangsrecht loopt af per 1 januari 2022 respectievelijk 1 januari 2023. Vanaf dat
moment komen bezoldigingen boven het toepasselijk bezoldigingsmaximum nauwelijks meer
voor. De Onderwijsinspectie, toezichthouder op de WNT binnen het onderwijsdomein zal
hier op toezien. Zoals het artikel van de AOb aangeeft, zien we in de afgelopen jaren
al een duidelijke daling van het aantal bezoldigingen boven het toepasselijk maximum.
Deze trend zal ook de komende jaren doorzetten.
Vraag 6
Wat vindt u van het idee om een heffing – eventueel naar uzelf vernoemd – in het leven
te roepen die er voor moet zorgen dat bestuurders in de overgangsregeling onder de
WNT gaan vallen?
Antwoord 6
Zie ons antwoord op vraag 3.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.