Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de toezeggingen gedaan tijdens het notaoverleg van 1 februari 2021 over fraudeopsporing en gebruik van tweede nationaliteit door de Belastingdienst (Kamerstuk 31066-804)
31 066 Belastingdienst
Nr. 817
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 30 april 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 5 februari 2021 inzake toezeggingen
gedaan tijdens het notaoverleg van 1 februari 2021 over fraudeopsporing en gebruik
van tweede nationaliteit door de Belastingdienst (Kamerstuk 31 066, nr. 804).
De vragen en opmerkingen zijn op 26 februari 2021 aan de Staatssecretaris van Financiën
voorgelegd. Bij brief van 22 april 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
Vragen en antwoorden
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de fracties van de VVD, D66 en GroenLinks vragen naar de planning van
de diepere zoekactie naar onterecht afgewezen verzoeken om minnelijke schuldsanering
natuurlijke personen (MSNP).
Voorts vragen de leden van D66 of eind juni realistisch is. Zijn er nog versnellingsopties?
Hoeveel verzoeken kan een medewerker gemiddeld per dag behandelen? Hierop aansluitend vragen de leden van de GroenLinks-fractie hoe uitgezocht wordt
of automatische ondersteuning van de handmatige zoekactie op termijn alsnog mogelijk
is.
De verwachting is dat het onderzoek eind juni afgerond is, met uitzondering van de
mensen die zichzelf melden naar aanleiding van de oproep in de brief aan burgers over
hun registratie in FSV (Fraudesignaleringsvoorziening). Omdat sommige mensen hun brief
in juni zullen krijgen, worden hun dossiers naar verwachting daarna onderzocht. Ondanks
de inspanningen om informatie met behulp van geautomatiseerde ondersteuning naar boven
te krijgen, zie ik, de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst,
op dit moment geen mogelijkheden om het onderzoek te versnellen. De beoordeling van
de brieven gebeurt in twee fasen. In de eerste fase wordt een onderscheid gemaakt
tussen saneringsverzoeken die zijn toegewezen en saneringsverzoeken die zijn afgewezen.
Hoeveel tijd het kost om een dossier te vinden en hierop te beoordelen kan sterk wisselen
omdat verschillende dossiers op verschillende wijze gearchiveerd zijn. In de tweede
fase wordt een inhoudelijke beoordeling op de afwijzingen gedaan, waarbij onder meer
gekeken wordt naar de redenen van afwijzing. Deze fase is pas net begonnen. Omdat
de reeds onderzochte dossiers mogelijk niet representatief zijn, is het moeilijk in
te schatten hoeveel tijd een gemiddeld dossier kost.
De leden van de fractie van de VVD vragen waarom bij de zoekactie door de Belastingdienst
is gekozen beschikkingen door te nemen die voldoen aan de vier in onze brief van 5 februari
jl.1 genoemde selectiecriteria: de beschikking ziet op een verzoek tot minnelijke schuldsanering
(1) dat is afgewezen (2) toen het totaalbedrag van de vorderingen minstens € 10.000
was (3) en er sprake was van een kwalificatie Opzet/Grove Schuld (O/GS) en/of een
FSV-registratie (4).
Voorts vragen zij of het klopt dat iemand met een schuld van onder de 10.000 euro
in combinatie met een kwalificatie O/GS en/of een registratie in de Fraudesignaleringsvoorziening
(FSV) die is afgewezen voor een minnelijk schuldsaneringstraject door de selectiemethode
buiten beeld blijft.
Deze criteria zijn gekozen omdat uit een werkinstructie, die wij uw Kamer op 27 januari
jl.2 hebben doen toekomen, blijkt dat de combinatie van vorderingen van minstens € 10.000
en een kwalificatie O/GS en/of de FSV-registratie «melding fraudepost» mogelijk aanleiding
is geweest voor een afwijzing van een minnelijk saneringsverzoek. Het onderzoek is
inmiddels uitgebreid met verzoeken die mogelijk zijn afgewezen op basis van een gehanteerd
grensbedrag voor de hoogte van de vorderingen alleen, en met verzoeken die mogelijk
zijn afgewezen op basis van een kwalificatie O/GS of een FSV-registratie, ongeacht
de hoogte van het vorderingsbedrag. Hierdoor blijven de in de vraag genoemde situaties
niet buiten beeld.
De leden van de VVD-fractie lezen dat informatie uit FSV mogelijk is gedeeld met vier
verschillende samenwerkingsverbanden. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom deze
samenwerkingsverbanden worden aangegaan? Ambtenaren hebben informatie uitgewisseld
met verschillende instanties die mogelijk relevant werd geacht; op basis waarvan wordt
deze afweging gemaakt? Wanneer is informatie wel relevant en wanneer niet? Welke ruimte
laten de wet en convenanten om specifieke informatie uit te wisselen zonder daarvoor
een bepaalde toetsing te hoeven laten plaatsvinden? Naast FSV werkt de Belastingdienst
met veel andere lijsten en databases. Heeft uitwisseling van deze informatie wel correct
plaatsgevonden? Voldoen al deze lijsten en databases wel aan de privacywetgeving?
Zo nee, welke niet? Hoe wordt in de toekomst voorkomen dat informatie die gedeeld
wordt vanuit een convenant of andere samenwerkingsafspraken niet meer is terug te
halen?
De Belastingdienst streeft ernaar dat burgers en bedrijven bereid zijn uit zichzelf
(fiscale) regels na te leven, zonder dat daarvoor dwingende en kostbare acties nodig
zijn. Deze strategie moet ervoor zorgen dat het niveau van naleving zo hoog mogelijk
is en de continuïteit van belastingopbrengsten wordt geborgd. Het voorkomen, tegengaan
en waar nodig herstellen van de fiscale gevolgen van bewust niet-compliant gedrag
maakt hier ook onderdeel van uit. Daarvoor is onder andere het, binnen wettelijke
kaders, delen van informatie met overheidspartners van groot belang. De overheidsbrede
samenwerking heeft als doel het voorkomen en terugdringen van belasting- en premiefraude,
fraude met toeslagen en uitkeringen en overtredingen van arbeidswetgeving en daarmee
samenhangende misstanden. Externe overheidssamenwerking is van grote waarde voor het
detecteren en het bestrijden van fraude en het integraal aanpakken daarvan. Dit is
een belangrijke bron van informatie voor de Belastingdienst zelf. Daarnaast stelt
de samenwerking de Belastingdienst in staat bij te dragen aan overheidstoezicht in
de breedte.
Binnen de bedoelde samenwerkingsverbanden wordt door de Belastingdienst op verzoek
fiscale informatie beschikbaar gesteld op basis van artikel 43c, eerste lid, onderdelen
m en w van de Uitvoeringsregeling Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (Awr) of op
basis van artikel 64 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI).
De verstrekking van de informatie is verder uitgewerkt in convenanten tussen de deelnemers
aan de samenwerkingsverbanden.
De informatieverzoeken lopen via de informatieloketten van de Belastingdienst waar
getoetst wordt op rechtmatigheid en op de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Binnen de geldende wettelijke kaders moet een dergelijke toets altijd plaatsvinden.
Bij deze toets komt ook de relevantie van de instantie aan de orde.
Na levering is het – op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)
en het zorgvuldigheidsbeginsel – primair aan de ontvangende partij om de geschiktheid
van de gegevens voor gebruik bij het nemen van besluiten ten aanzien van burgers en
bedrijven te controleren.
De manier waarop meldingen werden verwerkt in FSV voldeed niet aan alle wettelijke
eisen van de AVG, de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) en Archiefwet 1995.
Dat er mogelijk informatie uit FSV is verstrekt wil echter niet zeggen dat de verstrekkingen
uit FSV per definitie niet rechtmatig heeft hebben plaatsgevonden.
Naast verstrekking waarbij de convenanten een rol spelen deelt de Belastingdienst
structureel en grootschalig gegevens met vele overheidspartijen. Ook dit gebeurt op
grond van een vooraf getoetste wettelijke grondslag (zoals bijvoorbeeld opgenomen
in artikel 43c van de Uitvoeringsregeling Awr) en nadere afspraken over o.a. de te
leveren set gegevens en een technisch veilige wijze van gegevensverstrekking.
De leden van de VVD vragen of de andere lijsten en databases waar de Belastingdienst
mee werkt voldoen aan de privacywetgeving. Als onderdeel van het plan Herstellen,
Verbeteren, Borgen worden de lijsten met risicosignalen geïnventariseerd en doorgelicht
op onder andere het voldoen aan privacywetgeving. In de brief die uw Kamer tegelijkertijd
met de beantwoording van dit SO ontvangt, vindt u de voorlopige uitkomsten van dit
onderzoek.
In het plan Herstellen, Verbeteren, Borgen is bovendien het traject Bedrijfsprocessen
op orde aangekondigd, waarin de bedrijfsprocessen en de daarbij behorende informatievoorziening
van de Belastingdienst worden doorgelicht en waar nodig aangepast, zodat ze voldoen
aan de AVG, de BIO en Archiefwet m.b.t. de bedrijfsprocessen en de bijbehorende informatievoorziening.
In de brief die uw Kamer tegelijkertijd met de beantwoording van dit SO ontvangt,
wordt de voortgang op dit traject verder beschreven.
De Belastingdienst kan organisaties waaraan fiscale gegevens worden verstrekt niet
vragen om deze gegevens nooit te vernietigen. Verschillende wetten (waaronder de Archiefwet
en de AVG) verplichten namelijk tot het vernietigen van gegevens na verloop van een
bepaalde periode. Het valt dus niet uit te sluiten dat informatie in de toekomst niet
meer te achterhalen valt.
De leden van de VVD-fractie willen van de gelegenheid gebruikmaken om een vraag te
stellen over het werken met een track-en-trace-systeem bij de Belastingdienst zoals
gevraagd in de schriftelijke vragen het lid Lodders (VVD)3. Kan de Staatssecretaris toelichten welke diverse trajecten en pilots er op dit moment
lopen om de behandeling van stukken, informatie en documenten binnen en door de Belastingdienst
te verbeteren?
Het inrichten van Track & Trace is een belangrijk maar ook complex onderwerp voor
de Belastingdienst, omdat het impact heeft op veel verschillende onderdelen van de
organisatie en het IV-portfolio.
Zoals ook gemeld in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Lodders (VVD)4 vindt op dit moment onderzoek plaats naar de mogelijke inrichting van Track & Trace.
Op basis van dit onderzoek beoogt de Belastingdienst een beeld te krijgen van wat
er voor nodig is om Track & Trace in te richten. In het onderzoek worden ook inzichten
uit de markt betrokken. Zoals aangegeven zullen de resultaten van het onderzoek eind
tweede kwartaal 2021 met uw Kamer gedeeld worden. Op basis van de resultaten van het
onderzoek wordt een invoeringsplan opgesteld, waarbij ook de in de Kamervragen van
het lid Lodders genoemde suggesties voor pilots worden betrokken.
Op dit moment wordt al gewerkt aan een aantal deelaspecten die in ieder geval nodig
zijn om Track & Trace te zijner tijd in te richten. Het betreft op het op orde krijgen
van de informatiehuishouding en het digitaal archief en de modernisering van de IV
voor het ontvangen van berichten.
De leden van de VVD en D66 geven aan het op prijs op te stellen als de adviezen van
de aan te stellen Adviesraad Analytics voor de Belastingdienst naar de Kamer worden
gestuurd. Voorts vragen de leden van D66 hoe het kabinet hier invulling aan zal geven.
Wij zijn op dit moment bezig om de onafhankelijke Adviesraad Analytics op te richten
en zullen gehoor geven aan uw wens om u te informeren over de adviezen van deze Adviesraad.
Wij zoeken nog naar een vorm om dat zorgvuldig te doen. Wij willen hierbij ook de
leden van de Adviesraad betrekken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De Staatssecretaris geeft aan dat de Belastingdienst de informatie uit FSV gedeeld
kan hebben met regionale informatieve en expertisecentra, de landelijke stuurgroep
interventieteams, artikel 64 van de Wet Structuur Uitvoeringsorganisaties Werk en
Inkomen (SUWI) en het informatieknooppunt zorgfraude. De samenwerkingsverbanden is
per brief gevraagd om na te gaan of er nog herleidbare informatie te vinden is, of
zij de desbetreffende mensen kunnen informeren en of zij de data willen wissen. De
leden van de CDA-fractie missen hierbij de vraag wat deze samenwerkingsverbanden met
de informatie uit FSV gedaan hebben en of zij dit willen herstellen als sprake is
van een FSV-notering waarvan niet kan worden vastgesteld dat deze correct was. Graag
vragen zij de Staatssecretaris of dit ook gecommuniceerd is of gaat worden naar de
samenwerkingsverbanden. Deze leden merken hierbij op dat dit van groot belang is voordat
de samenwerkingsverbanden de data wissen.
Als uit ons onderzoek blijkt dat met de convenantpartners gedeelde gegevens uit FSV
onterechte gevolgen hebben gehad voor burgers, vragen wij de partners om deze te verwijderen,
de gevolgen ongedaan te maken en getroffen burgers te informeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie vragen wanneer het rapport van de Nationale ombudsman
over etnisch profileren en discriminatie door de overheid naar verwachting wordt afgerond.
Het rapport van de Nationale ombudsman over zijn onderzoek naar de wijze waarop overheden
omgaan met klachten over etnisch profileren is 30 maart jl. openbaar gemaakt5.
Deze leden vragen per wanneer het kabinet terugkomt op de overige toezeggingen uit
het notaoverleg.
In de brief die uw Kamer tegelijkertijd met de beantwoording van dit SO ontvangt gaan
wij in op de verschillende toezeggingen die tijdens het notaoverleg van 1 februari
zijn gedaan.
De leden van de fractie van D66 vragen om een toelichting op de ontwikkelingen ten
aanzien van het oplossen van private schulden van gedupeerde ouders.
Voor private partijen ontwikkelt de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT)
een oplossing met twee onderdelen:
1. Pauzeren
– Om te voorkomen dat gedupeerde ouders en hun partners worden geconfronteerd met beslagleggingen
van zowel de forfaitaire tegemoetkoming als overige eigendommen van ouders en om hun
partners te beschermen zolang er nog geen oplossing is voor de volledige schuldenproblematiek,
is tijd nodig.
– Op 2 maart is het amendement Lodders en Van Weyenberg6 aangenomen door de Eerste Kamer. Het amendement regelt een moratorium, ook wel pauzeknop
of afkoelingsperiode genoemd. Deze pauzeknop voorkomt dat schuldeisers beslag kunnen
leggen op de 30.000 euro of andere eigendommen van deze gedupeerden. Op deze manier
creëren we rust en ruimte om samen met schuldeisers een passende oplossing te vinden
en tot uitvoering te brengen.
– Deze pauzeknop geldt voor alle mensen die zich vóór 12 februari gemeld hebben7 bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) van 12 februari 2021 tot uiterlijk
1 mei 2021. Verder regelt dit amendement dat er een pauzeknop geldt van één jaar vanaf
het moment van uitbetaling van de forfaitaire tegemoetkoming aan de gedupeerde ouder.
– Op 12 maart zijn de persoonsgegevens van alle mensen die zich voor 15 februari 2021
bij UHT hebben gemeld gedeeld met de Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders (SNG).
Op 25 maart worden ook de gegevens van hun toeslagpartners gedeeld. Deurwaarders kunnen
aan de hand van deze gegevens voorkomen dat beslaglegging plaatsvindt voor deze personen.
– Het moratorium voorkomt niet dat schuldeisers incassobrieven en aanmaningen sturen
naar ouders, terwijl ook die brieven tot veel stress kunnen leiden. Er is hierover
gesproken met de koepels van grote schuldeisers (o.a. Nederlandse Vereniging van Banken,
Verbond van Verzekeraars, Zorgverzekeraars Nederland, Aedes, Energie Nederland, Vereniging
van Financieringsmaatschappijen Nederland, Nederlandse Vereniging van Incassobureaus
en de branchevereniging voor schuldhulpverlening, sociaal bankieren en bewindvoering
(NVVK)).
– Deze koepels en hun leden staan er welwillend tegenover om de schulden van gedupeerden
te pauzeren. Daarom wordt er een register opgezet waarin schuldeisers kunnen controleren
of een ouder (en zijn of/haar toeslagpartner) die aangeeft gedupeerde te zijn van
de toeslagenaffaire dat ook daadwerkelijk is (aan de hand van een unieke code op een
brief die de gedupeerde ontvangt).
– We streven ernaar om dit register begin mei te lanceren. Tot die tijd kunnen ouders,
met hun bevestigingsbrief van de aanmelding, aangeven bij schuldeisers dat zij zich
gemeld hebben bij UHT en dus gebruik kunnen maken van de mogelijkheden van het moratorium.
2. Oplossen
– De tijd die we krijgen door het moratorium wordt gebruikt om een oplossing te vinden
waarmee ouders en hun toeslagpartners geholpen zijn, zodat ze zo goed mogelijk een
nieuwe start kunnen maken.
– Het beleid voor het oplossen van de private schulden is een complex vraagstuk waarbij
een goede balans in belangen moet worden gevonden en een doelmatige uitvoeringsoplossing
moet worden gekozen. Met grote prioriteit wordt gezocht naar een oplossing voor de
schulden van gedupeerden bij schuldeisers in de private sector (private schulden)
en schulden bij familie of vrienden (informele schulden). De private en informele
schulden die daarvoor in aanmerking komen zijn alle vorderingen die tot 12 februari
2021 zijn ontstaan van zowel de gedupeerde ouder als diens toeslagpartner per 31 december
2021.
– We zijn in goed overleg met alle betrokken ministeries, de VNG, de NVVK, de grote
koepels van schuldeisers, de Recofa en vertegenwoordigers van bewindvoerders WSNP
(wettelijke schuldsanering natuurlijke personen), waaronder de Beroepsvereniging voor
Bewindvoerders WNSP (BBW), om te komen tot een oplossing. Ik, de Staatssecretaris
van Financiën – Toeslagen en Douane, hoop in het volgende debat met uw Kamer meer
te kunnen vertellen over de beoogde oplossing en de uiteindelijke afspraken met private
schuldeisers.
– De uitvoering geven we vorm samen met betrokken ministeries, VNG en de gemeenten,
de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG), en de NVVK. In
de komende tijd toetsen we deze richting door middel van een uitvoeringstoets met
o.a. gemeenten en UHT.
– Vooruitlopend op een oplossing voor alle ouders met private schulden zijn er bepaalde
groepen ouders die zich in een schrijnende situatie én een andere juridische context
bevinden. Dit betreft de ouders in een WSNP-traject en ouders in een minnelijk schuldhulptraject.
Om aan deze ouders de forfaitaire tegemoetkoming (€ 30.000) te kunnen uitbetalen en
hen zo snel mogelijk uit het traject te halen, wil het Rijk al hun schulden volledig
betalen. Op basis van deze garantstelling is voor de WSNP aan de bewindvoerders gevraagd
om de € 30.000 bij uitbetaling niet in de boedel te doen vallen maar direct aan de
ouder te doen toekomen. Voor de minnelijke trajecten hebben wij met de NVVK en de
VNG afgesproken om de € 30.000 bij uitbetaling bij de ouder te laten. Nu kunnen dus
ook de ouders in de minnelijke schuldhulpverlening en in een WSNP-traject gebeld en
betaald worden. Wij streven ernaar zo veel mogelijk van hen voor 1 mei uit te betalen.
– Voor meer informatie hierover verwijzen we uw Kamer naar de 6e voortgangsrapportage
Kinderopvangtoeslag8, die 8 april jl. naar uw Kamer is verstuurd, en naar de Kamerbrief van 20 april jl.9
De leden van de fracties van D66 en de SP vragen hoeveel mensen inmiddels zijn geïnformeerd
dat ze in FSV geregistreerd stonden. Ligt de Belastingdienst op schema om iedereen
in maart te informeren? Hoe vaak zal er naar verwachting sprake zijn van een uitzondering?
Uw Kamer is op 25 maart10 over de gekozen aanpak voor en de voortgang van deze actie geïnformeerd. De eerste
2.000 brieven om burgers in te lichten zijn in maart bezorgd. In april worden nog
eens 20.000 mensen geïnformeerd. De planning is om eind juni alle brieven te hebben
gestuurd.
Zoals aangegeven in de brief van 25 maart informeren we burgers (natuurlijke personen)
én ondernemers in de zin van de Wet Inkomstenbelasting (IB) over het feit dat ze in
FSV waren geregistreerd. Er staan ongeveer 240.000 particulieren en ongeveer 30.000
ondernemers in de van de wet IB in FSV. Het is nog niet exact bekend in hoeveel gevallen
sprake is van een uitzondering. Er zijn een aantal groepen die geen brief krijgen
of waarbij een belangenafweging wordt gemaakt:
– Ouders uit de hersteloperatie Toeslagen worden door hun persoonlijk zaakbehandelaar
benaderd. Dit zijn er ongeveer 6.000.
– We sturen geen brieven aan overledenen en mensen die niet meer traceerbaar zijn (personen
Vertrokken Onbekend Waarheen). Deze mensen worden pas vlak voor het versturen van
elke tranche brieven verwijderd uit de lijst geadresseerden, om die lijst zo actueel
mogelijk te houden. Naar schatting gaat het om ongeveer 7% van het totaal.
– Tenslotte zijn er mogelijke uitzonderingen van gevallen waarin het informeren van
burgers risico's kan opleveren voor derden of voor lopende (strafrechtelijke) onderzoeken
van de Belastingdienst of andere overheidsinstanties. Het gaat om ongeveer 60.000
records, waarbij een betrokkene in meerdere records kan voorkomen. Het aantal hierom
uitgezonderde individuen zal dus lager liggen. Deze zijn ten dele reeds automatisch
verwijderd en moeten voor een ander deel per geval onderzocht worden. Dit onderzoek
vindt (gedeeltelijk) handmatig plaats en zal zeker nog de komende maanden in beslag
nemen. Hoeveel individuen om deze redenen niet geïnformeerd kunnen worden, valt nu
dus nog niet te zeggen.
De leden van de fractie van D66 vragen wanneer het onderzoek naar de effecten van
FSV op burgers en bedrijven wordt gestart.
Het onderzoek voor de doelgroep toeslaggerechtigden is op 5 maart 2021 begonnen en
bevindt zich in de fase waarin dossiers worden onderzocht. Het tweede deel van het
onderzoek, dat betrekking heeft op de doelgroep belastingplichtige burgers en bedrijven,
is in voorbereiding. Naar verwachting zal dat onderzoek in de tweede week van mei
2021 kunnen aanvangen.
De leden van de fractie van D66 vragen of er al meer bekend is over welke informatie
is gedeeld met de Stichting Inlichtingenbureau.
Het opvragen door gemeenten van opgaven en inlichtingen en het verstrekken daarvan
door de Belastingdienst geschiedt door tussenkomst van het Inlichtingenbureau als
wettelijk verwerker.
De Belastingdienst deelt met de Stichting Inlichtingenbureau gegevens met betrekking
tot:
• bankrekeningen (bankrekeningnummers, rente en saldo)
• saldo voorlopige teruggave
• heffingskortingen
• bedragen van huurtoeslag, zorgtoeslag en de eventuele ontvangst van kinderopvangtoeslag
• gegevens over box 1 en box 3. Het betreft enkel indicaties met betrekking tot het
al dan niet voorkomen van fiscale rubrieken zoals belastbare winst-uit-onderneming,
Resultaat overige werkzaamheden of Zelfstandigenaftrek.
De wettelijke grondslag voor gegevensuitwisseling voor de Belastingdienst is gebaseerd
op art. 55 Awr respectievelijk art. 67 lid 2a Awr en art. 38 – 39 Algemene Wet Inkomensafhankelijke
regelingen. Er zijn geen gegevens uit FSV gedeeld via de Stichting Inlichtingenbureau.
Deze leden verwijzen naar de schriftelijke vragen van het lid Verhoeven (D66) om opheldering
te krijgen of overheidsorganisaties zich aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG) houden. Deze leden vragen hoe het kabinet nu terugkijkt op de voorbereiding
op en implementatie van de AVG door overheidsorganisaties.
Op de vraag hoe de AVG door overheidsorganisaties is geïmplementeerd valt geen eenduidig
antwoord te geven voor de gehele overheid. Waar het kabinet evenwel duidelijk over
wil zijn, is het belang dat de overheid het goede voorbeeld moet geven bij het naleven
van de AVG en dat burgers daarvan op aan moeten kunnen. De beantwoording van vragen
van het lid Verhoeven (D66)11, waarin meer specifiek wordt gevraagd naar de mate waarin een aantal overheidsorganisaties
conform de AVG persoonsgegevens verwerken, ontvangt uw Kamer zo spoedig mogelijk van
de Minister van BZK.
Deze leden vragen wanneer de Kamer de stand van zaken ontvangt ten aanzien van de
informatie van de samenwerkingsverbanden of er nog herleidbare informatie te vinden
is, of zij de desbetreffende mensen kunnen informeren en de data wissen.
De stand van zaken over het onderzoek naar de gegevensdeling in samenwerkingsverbanden
is beschreven in de brief die tegelijkertijd met deze beantwoording naar uw Kamer
is verzonden.
De leden van de fractie van D66 verwelkomen dat de hersteloperatie toeslagen ook al
doende leert en acties onderneemt, zoals een vooraankondiging per sms dat ouders die
dag worden gebeld. Tegelijkertijd ontvangen deze leden signalen dat een brief van
de Belastingdienst/Toeslagen die waarschijnlijk als doel heeft om ouders op te hoogte
te stellen dat ze binnenkort worden gebeld over het overmaken van 30.000 euro tot
verwarring leidt. Deze leden vragen om een nadere toelichting over deze brief.
• Er wordt door de Belastingdienst/Toeslagen geen brief gestuurd naar ouders om ze vooraf
te informeren over het overmaken van de 30.000 euro. Ouders worden eerst gebeld voor
de 30.000 euro wordt overgemaakt.
• Zonder telefonisch contact vooraf wordt het bedrag van 30.000 euro niet overgemaakt.
Ouders die niet bereikt kunnen worden met meerdere pogingen krijgen een brief met
het verzoek contact op te nemen met het Serviceteam van UHT. Op dit moment zijn 138
ouders na meerdere pogingen nog niet bereikt. UHT wil met hen in contact komen voordat
de € 30.000 kan worden uitbetaald. Er worden diverse acties ondernomen om hen te bereiken,
zoals een sms met een aankondiging dat de ouder gebeld gaat worden en indien nodig
een brief met het verzoek contact met UHT op te nemen. UHT zal zijn uiterste best
doen om contact te hebben met alle gedupeerde ouders, zodat zij voor 1 mei kunnen
worden uitbetaald. Voor meer informatie hierover verwijs ik uw Kamer naar de 6e voortgangsrapportage Kinderopvangtoeslag12, die 8 april jl. naar uw Kamer is verstuurd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de organisatie achter de handmatige
zoekactie naar afwijzingen van verzoeken tot minnelijke schuldsanering. Hoeveel interne
en hoeveel externe fte’s werken hier op dit moment aan?
Er zijn 52 nieuwe uitzendkrachten aangetrokken voor maximaal 24 uur per week en zes
zittende uitzendkrachten ingezet. 139 vaste medewerkers hebben een gedeelte van de
dag voor een beperkte tijd (maximaal 2 weken) bijstand geleverd.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of toegelicht kan worden hoe in specifieke
casussen bepaald kan worden of hier een daadwerkelijk causaal verband was tussen het
niet toekennen van minnelijke schuldsanering en een vermelding in FSV. Is bijvoorbeeld
in de systemen gemeld dat het hier om automatische afwijzing gaat?
We gaan uit van een causaal verband als een FSV-registratie de enige reden is voor
een afwijzing, of als een vermelding in FSV in combinatie met een bepaalde schuldhoogte
de enige reden was. We gaan uitgebreider in op de stand van zaken van het onderzoek
in de brief die met deze beantwoording is meegestuurd.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de aanpak erop gericht is om de burgers
van wie de kans het grootste is dat zij getroffen zijn, ook als eerste te vinden.
Deze leden vragen hoe in dezen precies geprioriteerd wordt. Is deze prioritering geheel
gestoeld op de input van schuldhulpverleners, of zijn er ook andere manieren waarop
het kabinet de waarschijnlijk zwaarst getroffenen als eerste in beeld krijgt, zo vragen
deze leden.
De Belastingdienst geeft in het onderzoek voorrang aan de recentste gevallen en daarnaast
maakt de Belastingdienst afspraken met de branchevereniging voor schuldhulpverlening,
sociaal bankieren en bewindvoering (NVVK) ten aanzien van meldingen door schuldhulpverleners.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar het delen van informatie met andere
organisaties uit FSV. Zij wijzen erop dat de wet SUWI een artikel bevat (artikel 64)
op basis waarvan samenwerkingsverbanden in de sociale zekerheid, waaronder de Belastingdienst,
persoonsgegevens met elkaar kunnen delen in het kader van fraudebestrijding. Deze
leden vragen of de toepassing van dit artikel een rol heeft gespeeld in het delen
van gegevens uit FSV met andere organisaties. Zij vragen of het kabinet bereid is
dit nader te onderzoeken.
Artikel 64 wet SUWI biedt een juridische basis voor het delen van gegevens met daarin
genoemde deelnemers in een samenwerkingsverband. Welke gegevens worden gedeeld, wordt
bepaald op grond van het specifieke project dat aan de orde is. Artikel 64 speelt
daarin dus geen specifieke rol. Naar aanleiding van de toezegging in mijn brief van
5 februari jl.13 wordt al onderzoek gedaan naar het eventueel delen van FSV-gegevens in samenwerkingsverbanden.
Projecten op grond van artikel 64 wet SUWI worden daarin meegenomen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Belastingdienst een overzicht kan
geven van de artikel 64-onderzoeken binnen de Wet SUWI die hij de afgelopen jaren
heeft uitgevoerd en kan ingaan op de vraag of er in deze onderzoeken een mogelijke
relatie is met registratie in FSV dan wel O/GS. Is FSV op enig moment ingezet voor
een art. 64 SUWI-onderzoek, zo vragen deze leden.
De Belastingdienst heeft de afgelopen jaren geparticipeerd in twee projecten op grond
van artikel 64 SUWI, een in de uitzendbranche en een in de schoonmaakbranche. Het
project Uitzendbranche, dat in 2019 is uitgevoerd, is meegenomen in het in mijn brief
van 5 februari jl.14 aangekondigde onderzoek naar het delen van gegevens uit FSV in samenwerkingsverbanden.
Er is inmiddels vastgesteld dat geen informatie uit FSV met de andere deelnemers aan
het project is gedeeld. In het genoemde onderzoek is het element O/GS niet expliciet
opgenomen. In het tevens lopende onderzoek naar de effecten van FSV op burgers en
bedrijven kan ook de relatie met eventuele O/GS-problematiek aan de orde komen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of ook mensen van voor de schoning van FSV
geïnformeerd zullen worden over de FSV-vermelding. Dit zou immers betekenen dat veel
meer mensen geïnformeerd moeten worden dan na de schoning. Wat is hierbij de overweging,
zo vragen deze leden.
Ja, ook mensen waarover vóór de schoning signalen in FSV stonden worden daarover bericht.
Het gaat om ongeveer 110.000 mensen. Wij vinden dat zij ook het recht hebben te weten
dat ze in FSV stonden, omdat zij net zo goed mogelijke gevolgen kunnen hebben ondervonden.
Ook voor deze groep gelden de hierboven beschreven uitzonderingen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom het tot maart geduurd heeft totdat
er een onderzoek naar de effecten van FSV aanbesteed werd, terwijl de problematiek
op dat moment al een jaar boven tafel is. Welke stappen zijn er in de tussentijd genomen
dat dit zo lang geduurd heeft, zo vragen zij.
Het onderzoek is op 26 mei 2020 toegezegd. Vervolgens is gewacht op het eerste onderzoeksrapport
over FSV dat in juli 2020 gereed was. Vanaf oktober 2020 is de opzet van het onderzoek
ter hand genomen. De onderzoeksopzet is bij de brief van 27 januari jl.15 met de Kamer gedeeld. Daarna moest een geschikte uitvoerder van het onderzoek worden
gevonden. Om het onderzoek zo snel mogelijk daarna te laten beginnen, is de uitvoerder
niet via een aanbesteding aangetrokken, maar is een marktpartij benaderd die niet
betrokken is geweest bij de vormgeving van FSV.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke manier het perspectief van burgers
specifiek betrokken gaat worden in het onderzoek naar zowel de effecten van FSV op
burgers en bedrijven, alsmede het verdere onderzoek naar de vraag met welke instanties
FSV-vermeldingen en OGS-predicaten gedeeld zijn. Deze burgers kunnen immers heel precies
aangeven door welke instanties zij «plotseling» nog meer achterna werden gezeten.
Bij het onderzoek naar de effecten van FSV wordt aan de hand van een steekproef onderzoek
gedaan naar de gevolgen voor burgers en bedrijven op basis van de informatie die in
fiscale- en toeslagendossiers aanwezig is bij de Belastingdienst. Het onderzoek naar
verstrekking van gegevens uit FSV aan andere instanties verschilt per convenantpartner,
omdat er variatie is in de wijze van informatie-uitwisseling. Door het matchen van
BSN’s wordt nagegaan of en hoe gegevens zijn gebruikt.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de status is van de uitvoering van de
aangenomen motie-Klaver c.s.16, waarin verzocht wordt een algoritmeregister op te zetten. Deze leden ontvangen graag
een toelichting op dit punt van de verwachte planning.
Over deze motie wordt uw Kamer per brief geïnformeerd door de Minister voor Rechtsbescherming.
De Belastingdienst zal aansluiten bij eventuele kabinetsbrede initiatieven die daarin
zijn opgenomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie constateren dat potentieel 400.000 mensen te maken gehad
met een afwijzing van al dan niet minnelijke schuldsanering en dat dit soms op naar
de mening van de Staatssecretarissen onacceptabele wijze tot stand is gekomen. Zij
vragen naar de invulling van het begrip «onacceptabel» en waarom nu pas wordt geoordeeld
dat deze werkwijze onacceptabel was.
De signalen van afwijzing van verzoeken tot minnelijke schuldregelingen gebaseerd
op de hoogte van de schuld in combinatie met een FSV-registratie of O/GS-kwalificatie
zijn pas recent naar boven gekomen. Dergelijke afwijzingen zonder aanvullend onderzoek
vinden wij onacceptabel. Of hiervan inderdaad sprake is geweest, hoe vaak en hoe precies,
is onderdeel van ons onderzoek.
Zij vragen voorts wanneer de politieke en ambtelijke leiding van het departement op
de hoogte is geraakt van deze handelwijze en hoe er toen over is geoordeeld.
In mijn brief (van de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane) van 27 november
202017 heb ik een onderzoek naar de kwalificatie O/GS aangekondigd. Bij de vierde voortgangsrapportage
kinderopvangtoeslag18 van 4 december 2020 heb ik aangegeven dat de Auditdienst Rijk (ADR) gevraagd is dit
onderzoek uit te voeren en onder andere te kijken naar de werkwijze bij de behandeling
van verzoeken voor deelname aan minnelijke schuldsanering. Bij de interne reconstructie
ten behoeve van dit onderzoek is de werkinstructie bovengekomen die suggereert dat
MSNP-verzoeken werden afgewezen op basis van een FSV-registratie of een kwalificatie
O/GS. Wij zijn hier medio januari 2021 op de hoogte van gesteld. Uw Kamer is met de
beantwoording van Kamervragen op 22 januari jl.19 ingelicht over het bestaan van de werkinstructie, en die is per brief van 27 januari
jl.20 met uw Kamer gedeeld. Omdat wij deze werkwijze, als er daadwerkelijk zo gehandeld
is, afkeuren, hebben wij de Belastingdienst gevraagd dit te nader te onderzoek zoals
aangekondigd in de brief van 5 februari jl.21.
De leden van de SP-fractie spreken hun zorgen uit over de aanpak van de schuldhulpverlening
in Nederland en de manier waarop deze te werk gaat. Zij krijgen vele signalen van
gedupeerden bij wie de schuldhulpverlener hoofdzakelijk zijn of haar eigen rekening
betaalt vanuit de inkomsten van gedupeerden waardoor deze in de schulden blijft zitten.
Zij vragen de Staatssecretaris hoe met deze misdadige uitwas van de schuldenindustrie
om zal worden gegaan en hoe de Belastingdienst zowel de gedupeerden gaat compenseren
als de malafide schuldhulpverleners gaat aanpakken.
De inzet van het kabinet is de ouders die geraakt zijn door de problemen bij kinderopvangtoeslag
zo veel mogelijk een schone lei te bieden, zodat zij zonder schulden en met geld uit
de compensatie een nieuwe start kunnen verwezenlijken. Wij vinden het onwenselijk
als de compensatie niet (grotendeels) ten goede komt aan de gedupeerde zelf, maar
zijn ons tegelijkertijd terdege bewust van de belangen en rechten van schuldeisers.
Daarom streven wij in de gesprekken met schuldeisers en met organisaties als de NVVK
(branchevereniging voor schuldhulpverlening, sociaal bankieren en bewindvoering),
Recofa en de Branchevereniging van Bewindvoerders Wettelijke schuldsanering natuurlijke
personen (WSNP) (BBW) naar een oplossing die recht doet aan de belangen van de gedupeerde
ouders. Dat geldt ook voor de gedupeerde ouders die in een minnelijk of wettelijk
schuldsaneringstraject zitten óf gezeten hebben.
Inmiddels heeft het kabinet besloten de publieke schulden, met uitzondering de schulden
die het gevolg zijn van ernstig misbruik, kwijt te schelden. Om aan ouders in een
traject WSNP of MSNP de forfaitaire tegemoetkoming (€ 30.000) te kunnen uitbetalen
en hen zo snel mogelijk uit het traject te halen, wil het Rijk al hun schulden volledig
betalen.
Voor meer informatie hierover verwijzen we uw Kamer naar de 6e voortgangsrapportage
Kinderopvangtoeslag, die 8 april jl. naar uw Kamer is verstuurd, en naar de Kamerbrief
van 20 april jl.22
Ik heb geen signalen over malafide schuldhulpverleners in relatie tot deze hersteloperatie
ontvangen, ook niet over malafide beschermingsbewindvoerders. Voor professionele beschermingsbewindvoerders
geldt dat de kwaliteit is geborgd door de wettelijke kwaliteitseisen en het rechterlijk
toezicht daarop. Om de kwaliteit van de (schuld)hulpverlening te verbeteren, heeft
het kabinet de afgelopen drie jaar in het kader van de brede schuldenaanpak maatregelen
getroffen. Voor de voortgang en de inhoud van de verschillende maatregelen verwijs
ik u naar de verschillende voortgangsbrieven over brede schuldenaanpak.23
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris naar de vormgeving van de aanbesteding
naar het onderzoek naar de effecten van FSV en of de al dan niet commerciële organisaties
die op enigerlei wijze betrokken zijn geweest bij de vormgeving of onderhoud van FSV
hiervan uitgesloten zullen worden.
De inkoop van het onderzoek naar de effecten van FSV heeft niet via aanbesteding plaatsgevonden.
Omwille van een snelle voortgang is een marktpartij (PWC) benaderd voor de uitvoering
van het onderzoek. Deze marktpartij is niet betrokken geweest bij de vormgeving of
het onderhoud van FSV.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier