Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Raan over het uitfaseren van subsidies voor houtige biomassa
Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het uitfaseren van subsidies voor houtige biomassa (ingezonden 23 december 2020).
Antwoord van Minister Van ’t Wout (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 21 april 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2020–2021, nr. 1371.
Vraag 1
Kent u het «Advies uitfasering houtige biogrondstoffen voor warmtetoepassingen» van
het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), gepubliceerd op 18 december 2020?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoeveel petajoule (PJ) warmte en elektriciteit werd er in 2020 opgewekt door houtige
biomassa, (graag uitgesplitst naar warmte en elektriciteit)? Welk deel werd opgewekt
door bij- en meestook? Hoeveel PJ en ton houtige biomassa werd hiervoor gebruikt (graag
uitgesplitst naar type hout, zoals onder andere houtpellets etc.)? Hoeveel euro subsidie
was hiermee gemoeid?
Antwoord 2
De cijfers over 2020 zijn nog niet bekend. Voor 2019 was het totale gebruik van houtige
biogrondstoffen voor energieopwekking 2,9 miljoen ton (39PJ) ofwel 2,2 miljoen ton
in droge vorm. De meest voorkomende toepassing (79%) betrof het gebruik in installaties
bij bedrijven voor de productie van elektriciteit en warmte (WKK). De productie van
uitsluitend warmte of stoom (16%) of uitsluitend elektriciteit (5%) kwam veel minder
voor. Een derde van de houtige biogrondstoffen was afkomstig uit reststromen uit bos-,
natuur- en landschapsbeheer (34%). Belangrijke andere bronnen waren hout van B-kwaliteit,
ingezameld bij bedrijven en consumenten (32%), en reststromen uit de agro-, food-
en houtindustrie (22%) en overige houtige reststromen waaronder papierslib (12%).
1 De maximale SDE+-subsidie voor houtige biogrondstoffen bedroeg in dit jaar 1,1 miljard
euro. Een groot deel van de projecten is nog niet gerealiseerd.2
Vraag 3
Hoeveel PJ warmte en elektriciteit zal er in 2030 opgewekt worden door houtige biomassa,
uitgaande van het advies van het PBL (graag uitgesplitst naar warmte en elektriciteit,
respectievelijk bij- en meestook)? Hoeveel PJ en ton houtige biomassa zal hiervoor
worden gebruikt (graag uitgesplitst naar type hout)?
Antwoord 3
In 2030 is de verwachting van het PBL dat 20 PJ aan energie uit houtige biogrondstoffen
gehaald zal worden. (zie voetnoot 1 en 2). Hierbij is het niet mogelijk om uit te
splitsen naar type hout.
Vraag 4
Vindt u dat er hier sprake is van een «voortvarend» afbouwpad, zoals verlangd door
de Kamer in een aangenomen motie van dit jaar, ondanks het feit dat het aandeel houtige
biomassa toeneemt in de toekomst? Zo ja, kunt u het begrip «voortvarend» beargumenteren?
Antwoord 4
Het gebruik van biogrondstoffen is gedurende de transitie een noodzakelijk alternatief
voor het gebruik van fossiele brandstoffen. Een voortvarende afbouw van de stimulering
van laagwaardige toepassingen is hierbij belangrijk. Onder voortvarend wordt verstaan
dat dit zo spoedig mogelijk plaatsvindt, rekening houdend met de haalbaarheid en betaalbaarheid
van de energietransitie. Ik kom op korte termijn terug op de uitvoering van Motie
Van Esch (Kamerstuk 30175–360).
Vraag 5
Klopt het dat het PBL zich baseert op de aanname dat biomassaverbranding het CO2-gehalte in de atmosfeer reduceert zoals afgesproken in Europa? Zo, ja bent u zich
ervan bewust dat dit in tegenspraak is met de huidige en brede wetenschappelijk consensus
(EASAC 2018,2019,2020; KNAW 2017)?
Antwoord 5
Het klopt dat het PBL zich hierop baseert. Volgens wetenschappelijke consensus binnen
het IPCC3 telt de uitstoot van biogrondstoffen niet mee zolang deze uitstoot opnieuw vastgelegd
wordt: duurzame biogrondstoffen zijn klimaatneutraal vanwege de kringloop waarbij
in de groeifase CO2 uit de lucht wordt opgenomen, waarna diezelfde hoeveelheid CO2 weer vrijkomt bij energieopwekking en er weer nieuwe vegetatie wordt aangeplant.
Vraag 6
Beaamt u dat in principe bij benadering berekend kan worden hoeveel CO2 er bij verbranding van houtige biomassa vrijkomt, gegeven dat het bekend is hoeveel
PJ en/of hoeveel ton houtige biomassa er is gebruikt?
Antwoord 6
Ja.
Vraag 7
Bent u bereid deze schatting (per jaar) te maken? Zo nee waarom niet?
Antwoord 7
Zoals bij vraag 5 aangegeven worden duurzame biogrondstoffen gezien als klimaatneutraal.
Bij duurzame biogrondstoffen wordt aan de bron zorg gedragen dat de koolstofschuld
zo beperkt mogelijk is. Ik beschik overigens niet over de gegevens van alle biogrondstoffeninstallaties
in Nederland, waaronder de CO2-uitstoot van deze installaties.
Vraag 8
Zou u van mening blijven dat houtige biomassa duurzaam is als de werkelijke CO2-uitstoot wordt meegeteld?
Antwoord 8
In navolging van de SER-advies «Biomassa in balans» 4 beschouwt het kabinet biogrondstoffen als duurzaam als deze biogrondstoffen duurzaam
zijn geproduceerd. Dit wil zeggen: zonder nadelige gevolgen voor milieu (waterbeschikbaarheid,
biodiversiteit, emissies, bodemkwaliteit en koolstofvoorraad), sociale omstandigheden
van de lokale bevolking en met respect voor de rechten van de werknemers (people, planet, profit). Biogrondstoffen worden ingezet voor duurzame toepassingen. Dit zijn toepassingen
die CO2 reduceren ten opzichte van fossiele grondstoffen, een transitie naar een circulaire
economie bewerkstelligen en die een positief effect hebben op de werkgelegenheid en
de economie.
Vraag 9, 10
Zou u blijven inzetten op (subsidies voor) het verbranden van houtige biomassa wanneer
de werkelijke CO2-uitstoot meegenomen zou worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel?
Bent u bekend met de petitie van Europese natuurorganisaties die de EU en EU-commissaris
Timmermans zal oproepen, met het dringende verzoek, om de zinssnede dat «biomassa
klimaatneutraal» is in de Renewable Energy Directive II (REDII) aan te passen vanwege
de onjuistheid van deze aanname?5 Zou u overwegen om de subsidies voor houtige biomassa per onmiddellijk stop te zetten
wanneer biomassa niet langer als klimaatneutraal wordt aangeduid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9, 10
Houtige biogrondstoffen zijn een transitiebrandstof die tijdelijk ingezet wordt, zoals
ook toegelicht in het Duurzaamheidskader biobrandstoffen dat op 16 oktober 2020 aan
de Kamer is aangeboden (Kamerstuk 32 813, nr. 617). Zodra er andere duurzame opties op schaal en op betaalbare wijze beschikbaar zijn
kan de inzet van houtige biogrondstoffen voor lage temperatuur warmtetoepassingen
uitgefaseerd worden.
Vraag 11
Hoeveel euro is er gereserveerd voor reeds vergunde subsidies voor biomassacentrales
die nog niet gebouwd zijn?
Antwoord 11
De initieel aangegane verplichting in het kader van de SDE en SDE+-exploitatiesubsidie
voor projecten houtige biogrondstoffen die nog in ontwikkeling zijn bedraagt € 4,1
miljard (d.d. september 2020).
Vraag 12
Hoeveel subsidie zal in totaal aan houtige biomassa worden uitgegeven, ervanuit gaande
dat de maximale hoeveelheid PJ, zoals genoemd in PBL-advies, zal worden opgewekt?
Antwoord 12
De initieel aangegane verplichting in het kader van de SDE en SDE+-exploitatiesubsidie
voor projecten houtige biogrondstoffen bedraagt in totaal € 9,5 miljard. In de onderstaande
tabel is de kasverwachting voor de jaren 2020 tot en met 2032 van deze projecten weergegeven.
Jaar
Kasverwachting
Houtige Biogrondstoffen
[€ mln.]
2020
398
2021
545
2022
583
2023
580
2024
553
2025
511
2026
481
2027
412
2028
292
2029
210
2030
166
2031
124
2032
99
Som 2020–2032
4.954
Vraag 13
Erkent u dat langjarige exploitatiesubsidies, zoals momenteel in de Stimulering Duurzame
Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), niet op snelle vervanging aansturen,
zoals ook het PBL rapport aangeeft? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Het doel van langjarige exploitatiesubsidies is het rendabel maken van investeringen
in hernieuwbare energie en overige CO2-reducerende projecten. Om dit type investeringen rendabel te maken is het op dit
moment nog veelal nodig om gedurende de looptijd van projecten subsidie te verstrekken.
Een eenmalige investeringssubsidie is hiertoe onvoldoende. Overigens biedt de SDE++
ook subsidie aan alternatieven zoals geothermie, warmtepompen en de benutting van
restwarmte. Samen met het overige instrumentarium wordt hiermee een transitie naar
alternatieve bronnen ondersteund.
Vraag 14
Beaamt u dat koolstofarme alternatieven, zoals aqua- en geothermie, niet genoeg opgeschaald
zullen worden om de prijs te laten dalen wanneer ze tot 2030 moeten blijven concurreren
met zwaar gesubsidieerde biomassa?
Antwoord 14
Voor diverse duurzame alternatieven, waaronder aquathermie en geothermie, zijn financiële
instrumenten beschikbaar die ondersteuning bieden aan de toekomstige ontwikkeling
van deze warmtebronnen. De inzet van biogrondstoffen draagt daarnaast juist bij aan
de ontwikkeling en het op schaalgrootte brengen van warmtenetten, zodat alternatieve
duurzame bronnen, zoals geothermie, juist sneller en efficiënter ingefaseerd kunnen
worden. De planning is om in de loop van 2021 te komen met een warmtebronnenstrategie
die inzicht zal geven in het toekomstig warmtesysteem en de verwachte ontwikkeling
en samenhang tussen duurzame warmtebronnen.
Vraag 15
Hoe zult u ervoor zorgen dat aqua- en geothermie en restwarme kunnen concurreren met
zwaar gesubsidieerde houtige biomassa?
Antwoord 15
Net als biogrondstoffen worden ook aquathermie, geothermie en restwarmte gesubsidieerd
vanuit de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) regeling.
Voor al deze warmtebronnen is de subsidiering gericht op het afdekken van de onrendabele
top. Zoals reeds aangegeven in de brief over het duurzaamheidskader biogrondstoffen
voert het kabinet verder op al deze bronnen actief flankerend beleid om de opschaling
van deze bronnen te faciliteren. Het kabinet streeft ernaar in de loop van 2021 te
komen met een warmtebronnenstrategie die inzicht zal geven in het toekomstig warmtesysteem
en de verwachte ontwikkeling en samenhang tussen duurzame warmtebronnen.
Vraag 16
Welke conclusies trekt u uit de constatering van PBL dat ook zonder subsidies houtige
biogrondstoffen aantrekkelijk kunnen zijn en dat het stopzetten van de subsidiëring
van houtige biogrondstoffen voor warmteopwekking niet per definitie inhoudt dat ook
de toepassing zal stoppen?
Antwoord 16
De afbouw van subsidies op de laagwaardige inzet van houtige biogrondstoffen gaat
hand in hand met het opbouwen van stimulansen voor de hoogwaardige inzet van houtige
biogrondstoffen. Op deze wijze faciliteert het kabinet een zo hoogwaardig mogelijke
inzet van biogrondstoffen en maakt het laagwaardige inzet minder aantrekkelijk.
Vraag 17
Bent u bereid om subsidies voor houtige biomassa per 2021 te stoppen (aangezien het
10 tot 12 jaar duurt voordat de subsidies eindigen, wat betekent dat het afgeven van
subsidies in 2020 nog tot 2032 door blijft gaan)?
Antwoord 17
Het kabinet heeft aangegeven zo snel als dat haalbaar en betaalbaar mogelijk is, de
subsidiëring van houtige biogrondstoffen voor lage temperatuurwarmte te willen beëindigen,
en heeft ter onderbouwing daartoe advies gevraagd aan PBL. Vanwege de demissionaire
status van het kabinet en het feit dat de Kamer de Kamerbrief, waarmee het PBL-advies
inzake de uitfasering van houtige biomassa aan de Kamer is aangeboden, controversieel
heeft verklaard, zal een volgend kabinet een appreciatie moeten geven op het PBL-advies
en de uitfasering van de subsidiëring van houtige biogrondstoffen voor lage temperatuurwarmte.
Ik kom op korte termijn terug op de uitvoering van Motie Van Esch (Kamerstuk 30 175,
nr. 360).
Vraag 18
Is energiebesparing en isolatie (ook van daken) meegenomen in het PBL-rapport? Zo
ja, op welke manier en wat waren de resultaten?
Antwoord 18
In het PBL-advies is gerekend met het OPERA-model van TNO. Dit is een optimalisatiemodel
voor het Nederlandse energiesysteem en de bijbehorende broeikasgasemissies. Zowel
isolatie als energiebesparing zijn hierin meegenomen.
Vraag 19
Beaamt u dat, ondanks de inzet op houtige biomassa, de gebouwde omgeving alsnog zo
snel mogelijk moet worden geïsoleerd? Zo ja, bent u van plan om alles op alles te
zetten om de gebouwde omgeving zo snel mogelijk te isoleren opdat er minder energievraag
is?
Antwoord 19
De verantwoordelijkheid voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving ligt bij de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het Klimaatakkoord streeft
ernaar om de klimaatdoelen via een haalbaar- en betaalbare route mogelijk te maken.
Hierin wordt gekeken naar het gehele warmtesysteem en niet alleen naar duurzame warmtebronnen.
Isolatie is een maatregel die leidt tot verminderde warmtevraag en de mogelijkheid
om warmtesystemen met een lagere temperatuur toe te passen. Om isolatie te stimuleren
is de Investeringssubsidie Duurzame energie en Energiebesparing (ISDE-subsidie) vanaf
2021 ook beschikbaar voor isolatie door eigenaar-bewoners. Zie hiervoor de recente
kamerbrief «Wijziging van de ISDE-regeling vanaf 1 januari 2021» van 17 december 2020
(Kamerstuk 30 196, nr. 744).
Vraag 20
Beaamt u dat zonnepanelen op eigen dak een noodzakelijke bijdrage leveren aan de doelstelling
woningen te ontkoppelen van het gas, zoals afgesproken in het Energieakkoord? Hoeveel
meer huishoudens kunnen die bijdrage leveren wanneer de salderingsregeling blijft
bestaan tot 2030?
Antwoord 20
Zonnepanelen op eigen dak zijn niet noodzakelijk om woningen te ontkoppelen van het
aardgas. Zonnepanelen bieden wel een wezenlijke bijdrage aan de energietransitie in
den brede.
Met betrekking tot de salderingsregeling is de verwachting dat zowel tijdens en na
afbouw van de regeling de terugverdientijd binnen de 9 jaar blijft6. Daarmee blijft het voor kleinverbruikers aantrekkelijk om in zonnepanelen te investeren.
Uit het rapport van PWC uit 20167 blijkt immers dat huishoudens in de regel bereid zijn te investeren in zonnepanelen
als de terugverdientijd maximaal 9 jaar is.
Vraag 21
In hoeverre worden hogetemperatuurnetwerken, met relatief smalle transportbuizen,
gebruikt voor het verwarmen van huizen? Zijn hogetemperatuurnetwerken op basis van
biomassaverbranding als warmtebron later nog om te bouwen naar lagetemperatuurwarmtenetten
(met brede transportbuizen) op basis van bodemwarmte, aquathermie en andere echt duurzame
warmtebronnen?
Antwoord 21
Op dit moment betreft een groot deel van de bestaande warmtenetten hoge temperatuurnetwerken.
Het is mogelijk om deze om te bouwen naar lage temperatuur warmtenetten. Hierbij is
het van belang te kijken naar het hele warmtesysteem, zoals de mate van isolatie in
woningen, de benodigde warmtevraag en de beschikbaarheid van warmte die warmtebronnen
kunnen leveren.
Vraag 22
In hoeverre zijn hoge- en lagetemperatuurwarmtenetten op basis van biomassaverbranding
als warmtebron flexibel om te bouwen naar duurzame collectieve warmtesystemen?
Antwoord 22
Hoge temperatuur warmtenetten waar biogrondstoffenverbranding wordt ingezet zijn flexibel
om te bouwen naar een lagere temperatuur. Houtige biogrondstoffen fungeren als transitiebron
en kunnen in een dergelijk warmtenet op termijn worden vervangen door alternatieve
warmtebronnen zoals geothermie of restwarmte.
Vraag 23
Bent u er zich van bewust dat er reeds geruime tijd een brede publieke en wetenschappelijke
consensus bestaat dat het onwenselijkheid is om door te gaan met subsidies voor houtige
biomassaverbranding vanwege de toename van CO2, stikstof, fijnstof en andere zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) en de systematische
natuurvernietiging die hiervoor plaatsvindt in binnen-en buitenland ofwel dat ieder
draagvlak ontbreekt voor subsidies voor houtige biomassaverbranding?
Antwoord 23
Ik ben bekend met de maatschappelijke en wetenschappelijke discussie rondom houtige
biogrondstoffen. Ik kom op korte termijn terug op de uitvoering van Motie Van Esch
(Kamerstuk 30 175, nr. 360).
Vraag 24, 25, 26, 27
Is het oordeel van experts en de bouwsector meegenomen bij de totstandkoming van het
PBL-advies? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de bijdrage van deze experts bij de
totstandkoming van dit PBL-advies geweest?8 9 10 11
Is de kritiek van bosbeschermingsorganisaties uit binnen- en buitenland over de desastreuze
effecten op de biodiversiteit van de winning van hout voor houtpellets voor de Nederlandse
kolen- en biomassacentrales meegenomen bij het tot stand komen van het PBL-advies?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de bijdrage van deze experts bij de totstandkoming
van dit PBL-advies geweest? 12 13
Zijn de resultaten, conclusies en aanbevelingen van het onderzoek van Investico betrokken
bij het PBL-advies? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier zijn resultaten, conclusies
en aanbevelingen van dit onderzoek verwerkt in het advies en de daarop gebaseerde
advisering?14
Zijn de resultaten, conclusies en aanbevelingen van het onderzoek van de Baltische
NGO’s Estonian Fund for Nature (ELF) en Latvian Ornithological Society (LOB) «De duistere
kant van een houtpellet» betrokken bij het PBL-advies? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
op welke manier zijn resultaten, conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek verwerkt
in het advies en hebben deze doorgewerkt in de advisering?15
Antwoord 24, 25, 26, 27
Het Planbureau voor de Leefomgeving is een onafhankelijk en wetenschappelijke organisatie.
Het PBL is zelf verantwoordelijk voor de keuze welke experts en organisaties betrokken
moeten worden bij een advies. In het adviesrapport heeft PBL aangegeven welke organisaties
betrekken zijn geweest (Kamerstuk 32 813, nr. 651).
Vraag 28, 29
Hebben de bovengenoemde geconstateerde misstanden geleid tot stopzetting van de SDE++-subsidie
voor houtige biomassaverbranding? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat bij ongewijzigd beleid het gebruik van (vooral houtige) biogrondstoffen
in warmtenetten tot 2023 stijgt tot ruim 11 PJ, waarvan meer dan de helft geïmporteerde
houtpellets is? Zo ja, gaat u de kritiek van bosbeschermingsorganisaties meenemen
om ervoor te zorgen dat geen betwistbaar hout in Nederland opgestookt wordt?
Antwoord 28, 29
Het klopt dat PBL in haar rapport16 aangeeft dat het gebruik van houtige biogrondstoffen in warmtenetten in 2023 op 11,1
PJ uitkomt, waarvan de helft uit houtpellets bestaat. Mij is nog niet gebleken dat
er sprake is van misstanden met houtpellets. Wel neem ik deze signalen serieus en
ben en houd ik hierover contact met het Estse Ministerie van Milieu. Om in aanmerking
te kunnen komen voor subsidie onder de SDE++ gelden voor de inzet van houtpellets
strenge duurzaamheidseisen. Er wordt gecontroleerd door onafhankelijke certificerende
instanties (CBI’s) of de bossen waar deze houtpellets vandaan komen voldoen aan deze
eisen. Of de CBI’s hun werk goed uitvoeren wordt weer gecontroleerd door onafhankelijke
accreditatie-instanties, zoals in Nederland de Raad voor Accreditatie. Ten slotte
is er ook nog publiek toezicht van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) die CBI’s
controleert. Indien voor een levering biogrondstoffen niet voldaan blijkt te zijn
aan de criteria, zal ik de subsidie terugvorderen. Ik kom op korte termijn terug op
de uitvoering van Motie Van Esch (Kamerstuk 30 175, nr. 360).
Vraag 30
Vindt u dat het eerder gepubliceerde SER-rapport (advies duurzaamheidskader biogrondstoffen)
in overeenstemming is met het PBL-rapport? Zo ja, waar blijkt dat precies uit? Kunt
u aangeven op welke plekken het reeds gepubliceerde advies van PBL tegenstrijdig is
aan het eerder gepubliceerde SER-rapport dat oproept om zo snel mogelijk subsidies
op houtige biomassa af te bouwen?17
Antwoord 30
De SER adviseert in haar onderzoek om subsidies voor de inzet van biogrondstoffen
voor lage temperatuurwarmte voor basislast af te bouwen, mits hiervoor duurzame alternatieven
beschikbaar zijn tegen redelijke kosten. Diezelfde conclusie is te herleiden uit het
rapport van PBL, waarbij de conclusies laten zien dat deze duurzame alternatieven
momenteel nog niet voldoende beschikbaar en betaalbaar zijn.
Vraag 31
Kunt u aangeven waarom u voor het einde van dit jaar 2020 geen gevolg heeft gegeven
aan het advies van de SER om de subsidies voor laagwaardige toepassingen van hout
zo spoedig mogelijk af te bouwen?
Antwoord 31
In lijn met het SER-advies heeft het kabinet in 2020 stappen gezet om een afbouwbeleid
voor de subsidies op houtige biogrondstoffen vorm te geven, zoals omschreven in het
duurzaamheidskader biogrondstoffen. Dit heeft in 2020 geleid tot een advies van PBL
over hoe deze afbouw, binnen de kaders van haalbaarheid en betaalbaarheid, vormgegeven
kan worden. Deze doorvertaling bleek zeer complex.
Vraag 32, 33
Erkent u dat met het niet afgeven van een afbouwpad (alsmede het geven van een einddatum)
u de opdracht van de Kamer, zoals verwoord in een aangenomen motie van dit jaar, naast
u neerlegt?
Gaat u dit jaar nog iets doen om deze opdracht en uw herhaaldelijk uitgesproken belofte
deze motie uit te voeren, na te komen? Of blijft het bij de begeleidende brief die
is toegestuurd met het PBL-advies?
Antwoord 32, 33
Door het complexe karakter van de uitfasering van subsidies op houtige biogrondstoffen
voor lage temperatuurwarmte en de in dit licht noodzakelijke zorgvuldige besluitvorming
is het kabinet niet in staat geweest uw Kamer in 2020 te informeren over het toegezegde
afbouwpad. Op 26 januari jl. heeft uw Kamer besloten de Kamerbrief, waarmee het PBL-advies
aan de Kamer is aangeboden, en het PBL-advies controversieel te verklaren (Kamerstuk
32 813, nr. 651). Ik kom op korte termijn terug op de uitvoering van Motie Van Esch (Kamerstuk 30 175, nr. 360).
Vraag 34
Kunt u aangeven op basis van welke gronden u het nodig vond om na het SER-advies opnieuw
advies in te winnen van het PBL?
Antwoord 34
Het kabinet heeft PBL op grond van haar expertise op het gebied van het energiesysteem
als onafhankelijk adviseur gevraagd om er zeker van te zijn dat de gekozen afbouw
van subsidies niet in de weg zou staan van de verduurzaming van het energiesysteem.
Tevens heeft het kabinet PBL gevraagd om, in lijn met het SER-advies, inzicht te bieden
in de beschikbaarheid en betaalbaarheid van alternatieve warmtebronnen.
Vraag 35
Beaamt u dat het kabinet ook inzet op het tijdig afbouwen voor de gesubsidieerde inzet
van biogrondstoffen voor elektriciteit en lage temperatuurwarmte, aangezien deze toepassingen
niet in het gewenste eindbeeld passen, zoals verwoord in het duurzaamheidskader biogrondstoffen?
Antwoord 35
Ja, het is de ambitie van kabinet om, zo snel als dat haalbaar en betaalbaar mogelijk
is, de subsidiëring van houtige biogrondstoffen voor laagwaardige toepassingen te
beëindigen.
Vraag 36
Kunt u aangeven of u het PBL-advies op gaat volgen? Zo ja, beaamt u dat het mogelijk
veranderen van het beleid van tijdig afbouwen van subsidies voor het verbranden van
houtige biomassa naar doorgaan met subsidies, afbreuk doet aan de betrouwbaarheid
en geloofwaardigheid van de overheid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 36
Het volgende kabinet zal zich bezinnen op een appreciatie van het PBL-advies. Het
kabinet is hierbij, in lijn met antwoord 35, onverminderd gecommitteerd aan de ambitie
om, zo snel als dat haalbaar en betaalbaar mogelijk is, de subsidiëring van houtige
biogrondstoffen voor laagwaardige toepassingen te beëindigen. Ik kom op korte termijn
terug op de uitvoering van Motie Van Esch (Kamerstuk 30 175, nr. 360).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. van 't Wout, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.