Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Beckerman en Futselaar over de voorgenomen verkoop van het gemeentelijk recreatieoord Hoek van Holland
Vragen van de leden Beckerman en Futselaar (beiden SP) aan Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de voorgenomen verkoop van het gemeentelijk recreatieoord Hoek van Holland (ingezonden 10 maart 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
21 april 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2267.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het artikel in de NRC, het voornemen van de gemeente Rotterdam
om het gemeentelijke recreatieoord via een aanbesteding te verkopen en de petitie
voor behoud van het recreatieoord uit 1923 die inmiddels meer dan 12,5 duizend keer
is ondertekend?1, 2
Antwoord 1
Uit het artikel maak ik op dat het besluit van het Rotterdamse college, om een recreatieoord
dat in eigendom en beheer is bij de gemeente aan een marktpartij te verkopen (althans
in erfpacht uit te geven), voor ophef zorgt en vragen oproept. De recreanten zijn
bezorgd dat de nieuwe erfpachter/exploitant de huur verhoogt of opzegt en dat zij
dan de plek en de waarde van hun huisjes verliezen. In dit verband is van belang dat
de voorgenomen vestiging van een erfpachtrecht een bevoegdheid is van het college
van burgemeester en wethouders van Rotterdam, waarbij in dit geval de beslissing nog
aan de gemeenteraad wordt voorgelegd. Als Minister van BZK heb ik in deze kwestie
geen rol of bevoegdheid.
Vraag 2
Welke wettelijke rechten hebben eigenaren en huurders van recreatiewoningen wanneer
de (grond)eigenaar de grond verkoopt, zoals het voornemen is van de gemeente Rotterdam?
Welke mogelijkheden tot inspraak of bezwaar hebben de recreanten, huurders en eigenaren?
Antwoord 2
Voor zover u doelt op de rechten van de huurders in het traject, kan ik aangeven dat
uit openbare informatie van de gemeente blijkt dat het college van plan is om de grond
via een aanbesteding in erfpacht uit te geven. Potentiële nieuwe exploitanten die
aan de aanbesteding deelnemen, moeten in dat traject aangeven hoe zij met de belangen
van de huurders willen omgaan. Het college geeft aan dat het, om er zeker van te zijn
dat alle belangen gehoord worden, een advies zal vragen aan de gebiedscommissie en
dat het in overleg zal gaan met de Recreanten Adviesraad (RAR) van het recreatieoord.
Uit openbare informatie van de gemeente blijkt tevens dat er op 14 december 2020 een
informatiebijeenkomst is geweest, er een online spreekuur is en dat de gemeenteraad
in april inspraak organiseert. Het is belangrijk dat mensen hun mening, vragen of
zorgen aan het college en de gemeenteraad laten horen zodat het gemeentebestuur een
beslissing kan nemen waarbij alle betrokken belangen meegenomen zijn.
Vraag 3
Welke garanties krijgen huurders en eigenaren over de hoogte van de huurprijs, de
waarde van de caravan of recreatiewoning en de verblijfsduur ná een verkoop, en hoe
worden deze garanties vastgelegd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 3
Als Minister van BZK kan ik alleen in algemene zin aangeven dat bij de verkoop of
uitgifte in erfpacht van een recreatieterrein de lopende huurcontracten overgaan op
de nieuwe verhuurder. Dat volgt uit artikel 7:226 van het Burgerlijk Wetboek. Bij
afloop van de contracten kunnen door de nieuwe verhuurder wel nieuwe voorwaarden worden
gesteld. Wat betreft de waarde van de op huurgrond gelegen caravan of recreatiewoning
geldt dat in geval van een situatie van huuropzegging door de verhuurder, deze opzegging
gepaard kan gaan met een vergoeding aan de huurder. Dit zal afhangen van het individuele
geval waarbij alle feiten en omstandigheden zullen worden meegenomen, zoals bijvoorbeeld
de huurovereenkomst, de staat van onderhoud en de aanwezigheid van toestemming van
de verhuurder voor de opstallen. Zoals in het antwoord op vraag twee aangegeven, heb
ik begrepen dat het college bij de aanbesteding mee wil laten wegen hoe de nieuwe
verhuurder met de belangen van de huurders zal omgaan. Het college heeft de mogelijkheid
om hierover voorwaarden op te nemen in de erfpachtovereenkomst.
Vraag 4
Op welke manieren zijn huurders en eigenaren van recreatiewoningen op het vakantieoord
Hoek van Holland betrokken bij de voorgenomen verkoop, en is hen de mogelijkheid geboden
om het vakantiepark (gezamenlijk) te kopen of zelf te exploiteren? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Antwoord 4
Het college geeft aan dat zij de Recreanten Adviesraad (RAR) van het recreatieoord
en de inbreng van huurders daarvan zal betrekken bij de selectie van de nieuwe exploitant
in het kader van de aanbesteding. Uit de informatie van de gemeente blijkt verder
dat Rotterdam een marktpartij zoekt als nieuwe exploitant. Het is onder andere afhankelijk
van de voorwaarden die verbonden worden aan de aanbesteding of betrokkenen, wanneer
overgegaan wordt tot een aanbestedingsprocedure, zich kunnen organiseren en kunnen
meedingen naar overname van het recreatiepark. Deze mogelijkheid kan mede onderdeel
vormen van het debat in de gemeenteraad van Rotterdam.
Vraag 5
Hadden de huurders en eigenaren van recreatiewoningen op het vakantieoord Hoek van
Holland niet in een eerder stadium op de hoogte gesteld moeten worden van de gemeentelijke
plannen voor een Europese aanbesteding van het vakantiepark? Zo nee, deelt u de mening
dat het eerlijker, transparanter en beter voor het vertrouwen is om recreanten van
af het begin op de hoogte te stellen?
Antwoord 5
Aan besluitvorming in het college gaat de nodige voorbereiding vooraf, van eerste
idee naar de definitieve uitwerking. Uit informatie van de gemeente maak ik op dat
het college ervoor gekozen heeft om de beslissing om het recreatieoord in erfpacht
uit te geven bekend te maken toen de uitwerking voldoende gereed was. Dit om te voorkomen
dat er door onvoldoende voorbereiding vragen zouden zijn die nog niet beantwoord konden
worden en die alleen al om die reden onrust zouden veroorzaken. Het is aan de gemeenteraad
om te beoordelen of het college de recreanten op het park eerder op de hoogte had
moeten stellen. Uit informatie van de gemeente blijkt verder dat er op 14 december
2020 een online informatiebijeenkomst is geweest, dat in april inspraak georganiseerd
wordt en dat er een online spreekuur is opengesteld.
Vraag 6
Deelt u de mening dat betaalbare publieke voorzieningen, zoals het Hoek van Hollandse
recreatieoord, behouden moeten blijven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze
kunnen zowel de gemeentelijke voorziening als de betaalbaarheid worden beschermd?
Antwoord 6
Ik vind het belangrijk dat er in Nederland voldoende ruimte is om te wonen, werken
en te recreëren. Als Minister van BZK heb ik echter geen landelijk beleid of standpunt
ten aanzien van de betaalbaarheid en aanwezigheid van gemeentelijke recreatieoorden
als in Hoek van Holland.
Vraag 7
Van hoeveel recreatieoorden in ons land is de grond in handen van gemeenten, hoeveel
recreatieoorden worden geëxploiteerd door een gemeente en hoeveel van deze oorden
dreigen te worden verkocht, al dan niet aan commerciële bedrijven?
Antwoord 7
Ik heb geen gegevens over de vraag hoeveel recreatieoorden in Nederland door gemeenten
worden geëxploiteerd en hoeveel er worden verkocht. B en W van Rotterdam geven aan
dat Rotterdam vrijwel de laatste gemeente in Nederland is die nog een recreatieoord
exploiteert. Er zijn bij mij geen voorbeelden bekend van andere nog functionerende
«gemeentelijke parken». Navraag bij de branchevereniging HISWA-RECRON leert dat er
wel bedrijven zijn die pachten van gemeenten. Branchevereniging HISWA-RECRON schat
in dat het om enkele tientallen bedrijven gaat.
Vraag 8
Waar in de wet Markt en Overheid staat dat gemeenten alleen een recreatieoord mogen
exploiteren als dat kostendekkend is, wat wordt hier precies mee bedoeld en waarom?3 Maakt het Rotterdamse recreatieoord nu winst of verlies en in hoeverre is dit bekend
of inzichtelijk voor de recreanten?
Antwoord 8
De Wet Markt en Overheid heeft de Mededingingswet gewijzigd en bevat gedragsregels
die in beginsel van toepassing zijn voor overheden die economische activiteiten verrichten.
In artikel 25i van de Mededingingswet is geregeld dat de overheid een product of dienst
niet onder de kostprijs mag aanbieden. Zij moet wanneer zij producten of diensten
aan derden aanbiedt, zoals het exploiteren van een recreatieoord, ten minste de integrale
kosten van dat product of die dienst in rekening brengen.
Het college geeft aan dat er sprake is van een verlieslatende exploitatie. Gegevens
over de exploitatie van het recreatieoord kunnen marktgevoelige informatie zijn. Zij
kunnen immers de financiële positie van de gemeente raken. De wethouder heeft bij
brief d.d. 1 april 2021 aan twee raadscommissies de exploitatieresultaten van de laatste
vijf jaar wel bekend gemaakt.4
Vraag 9
Welke instrumenten hebben Rijk, provincies en/of gemeenten om te voorkomen dat (delen
van) duingebieden of andere natuur in commerciële (buitenlandse) handen komen? Kunt
u uw antwoord toelichten?
Antwoord 9
Indien dit nodig zou zijn, dan kunnen overheden zelf privaatrechtelijk gronden aankopen
of in het uiterste geval eigenaren onteigenen als er nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien.
De bescherming van de waarden of functies van duingebieden gebeurt overigens via het
publiekrecht door de aanwijzing als bijvoorbeeld Natura 2000 gebied of waterkering.
Indien, zoals in dit geval, er sprake is van een Europese aanbesteding is het normaliter
niet toegestaan om buitenlandse partijen uit te sluiten. Een buitenlandse eigenaar
moet ook aan de Nederlandse regels voldoen.
Vraag 10
Deelt u de mening dat het recreatiepark een uniek onderdeel is van het sociale erfgoed
van Rotterdam en daarom beschermd moet worden tegen overname door partijen met een
louter commerciële afweging? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 10
Het is aan de gemeente Rotterdam om te beoordelen of het recreatiepark onderdeel is
van het sociaal erfgoed van Rotterdam en wat dit betekent voor de uitgifte in erfpacht,
de exploitatie van het park en onder welke voorwaarden dit gebeurt. Vanuit de verantwoordelijkheidsverdeling
tussen Rijk, provincies en gemeenten, zie ik als Minister van BZK geen rol om namens
het Rijk een oordeel te geven over privaatrechtelijke handelingen van de gemeente
Rotterdam met betrekking tot de gemeentelijke grond en de exploitatie van het recreatiepark
in Hoek van Holland.
Vraag 11
Bent u bereid om met de gemeente Rotterdam in gesprek te gaan en een poging te doen
om het gemeentelijke recreatieoord in publieke handen te houden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Omdat ik in deze kwestie als Minister van BZK geen verantwoordelijkheid heb zie ik
geen aanleiding om met de gemeente in gesprek te gaan. Zoals in het antwoord op vraag 10
aangeven, is het niet aan mij om te treden in de toepassing van lokale bevoegdheden
met betrekking tot grondeigendom waarmee ook geen nationaal belang gemoeid is. Dit
geldt evenzo voor de gemeentelijke keuzes over de exploitatie van het recreatieoord.
De afweging van de betrokken belangen en argumenten zal onder andere plaatsvinden
in het overleg tussen het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad
van Rotterdam over de verkoop van het recreatieoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.