Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Weyenberg over het bericht dat de Belastingdienst weer op zijn kop werd gezet
Vragen van het lid Van Weyenberg (D66) aan de Minister en de Staatssecretaris van Financiën over het bericht dat de Belastingdienst weer op zijn kop werd gezet (ingezonden 16 februari 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
en Staatssecretaris Van Huffelen (Financiën – Toeslagen en Douane), mede namens de
Minister van Financiën (ontvangen 21 april 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2020–2021, nr. 1883.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht dat «de Belastingdienst weer op zijn kop werd gezet»?1
Antwoord 1
Wij zijn bekend met dit bericht.
Vraag 2
Waarom heeft u als Minister van Financiën in januari 2020 besloten om «hard in te
grijpen en de Belastingdienst opnieuw op zijn kop te zetten»?
Antwoord 2
Het kabinet heeft besloten om Douane en Toeslagen zelfstandig te positioneren naast
de Belastingdienst. De organisaties Douane, Toeslagen en Belastingdienst hebben eigen
taken, eigen doelgroepen en eigen opgaves. Voorheen lagen deze taken allemaal binnen
één Belastingdienst. Om deze reden heeft het kabinet ertoe besloten de span of control van de Belastingdienst te verkleinen zodat signalen van de werkvloer eerder bij de
ambtelijke top terecht komen, en de bestuurlijke focus op de eigen opgaven te versterken.
Zo kon de Douane zich richten op de gevolgen van de Brexit, Toeslagen op de hersteloperatie
voor de gedupeerde ouders, en de Belastingdienst kon de onverminderde aandacht richten
op het uitvoeren van Coronamaatregelen voor bedrijven. Verder werken de organisaties
een eigen visie op dienstverlening uit die past bij de doelgroepen die zij bedienen.
Wij begrijpen dat dit op de korte termijn tot onrust en onduidelijkheid kan leiden
binnen de organisaties. Tegelijk zijn er ook signalen van medewerkers binnen de organisaties
die graag mee willen denken over hoe zij hun organisatievorm kunnen geven. Daarom
geven we dit traject zoveel mogelijk met de inspraak van medewerkers vorm.
Vraag 3
Op basis van welke informatie, memo’s en adviezen heeft u besloten om de Belastingdienst
op te knippen?
Antwoord 3
De gedachte dat de Belastingdienst een te omvangrijke organisatie is geworden is niet
nieuw. In 2017 onderzochten Borstlap en Joustra de vertrekregeling van de Belastingdienst
en publiceerden het rapport «Commissie Onderzoek Belastingdienst». Hier spraken zij
van een «span of control» vraagstuk vanwege de omvang van de Belastingdienst en vroegen zij aandacht voor een
meer zelfstandige positie van de Douane om de span of control te verkleinen. Er is
door de Belastingdienst onverminderd hard gewerkt om de bestaande problematiek op
te lossen. Helaas zijn de problemen hardnekkig gebleken mede gelet op de omvang en
complexiteit van de Belastingdienst. Daarom heeft het kabinet begin 2020 besloten
in te zetten op het versterken van de besturing van de Belastingdienst om de problematiek
het hoofd te kunnen bieden. De tussentijdse bevindingen van het rapport van ABD TOPConsult
«Tussenbalans onderzoek structuur en besturing Belastingdienst» is hier behulpzaam
in geweest.
Vraag 4
Kunt u deze informatie, memo’s, adviezen en andere relevante documenten uiterlijk
22 februari a.s. naar de Kamer sturen?
Antwoord 4
Op 20 januari 2020 is aan uw Kamer het rapport van ABDTOPConsult «Tussenbalans Onderzoek
Structuur en Besturing Belastingdienst» aangeboden.2 Het eerdergenoemde rapport van de Commissie Onderzoek Belastingdienst is destijds
ook met uw Kamer gedeeld. Ook is uw Kamer op 11 januari 2020 een brief gestuurd met
daarin de beweegredenen van het kabinet om over te gaan tot dit besluit.
Vraag 5
Waarom heeft u niet vastgehouden aan de inzet op beheerst vernieuwen en het advies
om de Belastingdienst stabiel te houden, in rustiger vaarwater te brengen en te laten
herstellen niet omarmd?
Antwoord 5
Er is hard gewerkt aan oplossingen voor de complexe en omvangrijke problematiek op
het gebied van bijvoorbeeld ICT en managementinformatie. De ingezette verbetertrajecten
vinden daarom onverminderd doorgang. Juist door het verkleinen van de span of control (de flessenhals) van de DG Belastingdienst is er meer bestuurlijke aandacht en focus
op de verbeteropgave voor de Belastingdienst. Door het zelfstandig positioneren van
Toeslagen en Douane naast de Belastingdienst kan er gelijktijdig aan de eigen specifieke
opgaven van deze organisaties gewerkt worden.
Vraag 6
In hoeverre en op welke wijze heeft u werknemers van de Belastingdienst betrokken
bij uw besluit om de Belastingdienst op te knippen?
Antwoord 6
Het is voor de medewerkers van de Belastingdienst van groot belang dat er een open
en veilig klimaat wordt gecreëerd waar hun expertise gewaardeerd en gebruikt wordt.
In 2020 is met de komst van twee Staatssecretarissen en drie directeuren-generaal
de politieke en bestuurlijke versterking vormgegeven. De ontvlechting wordt georganiseerd
via het programma Continuïteit en Ontvlechting met daarbinnen een stuurgroep en een
groot aantal inhoudelijke werkgroepen die zich buigen over verschillende inhoudelijke
thema’s. In deze werkgroepen nemen meer dan 200 medewerkers op verschillende niveaus
vanuit hun professie en ervaring deel. Zowel het kerndepartement als de organisatieonderdelen
Belastingdienst, Toeslagen, en Douane zijn in deze werkgroepen vertegenwoordigd. De
komende tijd zullen verdere keuzes gemaakt worden in het daadwerkelijke ontvlechten
en vormgeven van de organisaties, waarbij wij medewerkers nadrukkelijk mee laten werken
en denken. Zij weten immers het beste welke cultuur en werkwijze bij hun organisatie
past.
Vraag 7
Welke reacties en signalen heeft u van medewerkers van de Belastingdienst ontvangen
sinds uw aankondiging in januari 2020 om de Belastingdienst te ontvlechten?
Antwoord 7
Medewerkers reageren zeer divers mede afhankelijk van de organisatie en hun plek hierin.
Deze variëren van «fijn dat we ontvlechten en goed dat we meer kunnen focussen op
onze kerntaak» tot «ontvlechting heeft geen meerwaarde we kunnen beter een grote organisatie
blijven». We nemen beide signalen serieus en blijven met medewerkers in gesprek over
hoe we de ontvlechting zo goed mogelijk vorm kunnen geven zodat er een veilig en prettig
werkklimaat ontstaat. In het kader van de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend
onrecht» is aangekondigd dat de Belastingdienst jaarlijks een stand van de uitvoering
zal uitbrengen en daarmee dit jaar een start maakt. In deze stand van de uitvoering
wordt uitgebreid ingegaan over signalen van medewerkers inclusief signalen over de
ontvlechting.
Vraag 8
Hoe kijkt u nu terug op de aankondiging om de Belastingdienst te ontvlechten?
Antwoord 8
De opgaven waar de organisaties voor staan sterken ons in de overtuiging dat het kabinet
een juist besluit heeft genomen. De hersteloperatie en het opvolgen van de aanbevelingen
in het rapport «Ongekend onrecht» verdienen onverdeelde bestuurlijke aandacht. Door
de ontvlechting is deze focus mogelijk terwijl de focus op de Brexit en aanpakken
van de problematiek van de Belastingdienst daar niet onder lijdt. Het is van groot
belang dat we zorgvuldig te werk gaan in de ontvlechting, en medewerkers bij elke
stap betrekken waarbij we steeds het doel de verbetering van de dienstverlening aan
burgers en bedrijven in het oog houden.
Vraag 9
Wanneer stuurt u de in januari 2020 verzochte haalbaarheidstoets op de voorgenomen
ontvlechting, conform motie Bruins c.s.3, naar de Kamer?
Antwoord 9
In de Kamerbrief Continuïteit en Ontvlechting kondigen wij aan in het tweede kwartaal
van dit jaar te beginnen met haalbaarheidstoetsen voor in ieder geval de organisatieonderdelen
IV, KI&S en CAP. Wij kiezen voor deze gerichte aanpak waarbij wij voor elk specifiek
onderdeel bekijken of, en zo ja waar, ontvlechten toegevoegde waarde heeft voor burgers
en bedrijven, de medewerkers en de wendbaarheid van de organisaties.
Vraag 10
Deelt u dat het goed is om deze haalbaarheidstoets naar de Kamer te sturen voordat
de ontvlechting wordt ingezet?
Antwoord 10
Uitgangspunt is dat we ontvlechten daar waar dit meerwaarde heeft voor burgers en
bedrijven, en voor de medewerkers van de organisatie. Om hier goed zicht op de krijgen
zijn haalbaarheidstoetsen of impactanalyses nodig. Zodra de haalbaarheidstoetsen voor
de verschillende organisatieonderdelen zijn afgerond, zullen wij deze aan de Kamer
toesturen.
Vraag 11
Kunt u alle informatie, memo’s, adviezen en andere relevante documenten die ten grondslag
liggen aan de haalbaarheidstoets naar de Kamer sturen?
Antwoord 11
Wanneer de haalbaarheidstoetsen zijn uitgevoerd zullen wij uw Kamer over de resultaten
van deze toetsen informeren en de toetsen aan de Kamer toesturen.
Vraag 12
Wat is volgens u het verschil tussen een ontvlechting en een reorganisatie?
Antwoord 12
De hoofdstructuur van het ministerie is in 2020 aangepast door twee nieuwe directoraten-generaal
toe te voegen, het directoraat-generaal Douane en het directoraat-generaal Toeslagen.
Over deze wijziging van de organisatie heeft de departementale ondernemingsraad advies
uitgebracht. Er is noch sprake van formatieve krimp noch van boventalligheid. De rechtpositie
van medewerkers is met de ontvlechting niet gewijzigd.
Vraag 13
Wat vindt u van het bericht dat er geen sprake is van samenwerking tussen het kerndepartement
en de Belastingdienst?
Antwoord 13
Om het traject van de ontvlechting vorm te geven is er een programmateam en een stuurgroep
ingesteld. In beide gremia zijn zowel het kerndepartement, Douane, Toeslagen en de
Belastingdienst vertegenwoordigd. Besluiten vinden daarmee in gezamenlijkheid plaats.
Tussen Toeslagen, Douane en de Belastingdienst zijn samenwerkingsafspraken opgesteld
om de continuïteit van de uitvoering te borgen.
Vraag 14
Waarom maakte u bij het verhoor van de Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag
zo duidelijk onderscheid tussen het kerndepartement en de Belastingdienst?
Antwoord 14
De Minister maakte in zijn verhoor het onderscheid tussen het kerndepartement en de
Belastingdienst om helderheid te scheppen in ieders rol. Hij heeft hierbij onder meer
het volgende gezegd:
«Je hebt het kerndepartement met vooral die taken die horen bij de verantwoordelijkheden
van de Minister. En dan is er overigens ook nog de directie Fiscale Zaken, FZ, die
primair werkt voor de Staatssecretaris, maar natuurlijk ook relevant is voor mij als
Minister van Financiën. En je hebt de uitvoering. De uitvoering zit in belangrijke
mate niet in huis. Die zit op andere locaties, in Utrecht, Apeldoorn en een heleboel
andere locaties in het land. Dat is de Belastingdienst en daar is de directeur-generaal
voor verantwoordelijk. De secretaris-generaal heeft wel meer bemoeienis daarmee gekregen
de afgelopen jaren. Die heeft natuurlijk ook zelf gemeend zich daar meer mee te moeten
bemoeien, gegeven de problematiek. Maar hij heeft ook een eigenstandige verantwoordelijkheid.»
Het onderscheid tussen beleid en uitvoering is een werkwijze die binnen alle departementen
wordt gemaakt. Dit vindt haar oorsprong in de Regeling agentschappen waarin de eigenaar
(SG), opdrachtgever (beleidsdirectie) en de opdrachtnemer (uitvoeringsorganisaties)
elk hun eigen rol en verantwoordelijkheid hebben. Het kerndepartement formuleert de
opdracht voor de uitvoeringsorganisatie, terwijl de eigenaar de lange termijn sturing
en continuïteit bewaakt. Door verantwoordelijkheden duidelijk te beleggen en verschillende
rollen te onderscheiden is de versturing versterkt, zo oordeelt ook de Algemene Rekenkamer
in haar Verantwoordingsonderzoek 2019.
Vraag 15
Wat is als Minister van Financiën uw formele verantwoordelijkheid ten aanzien van
de Belastingdienst?
Antwoord 15
Staatssecretarissen hebben een eigenstandige politieke verantwoordelijkheid voor de
onderwerpen die binnen hun portefeuille vallen. Dit geldt ook voor de verantwoordelijkheid
ten aanzien van de Belastingdienst, Toeslagen en Douane. Hierbij leggen de verantwoordelijk
Staatssecretarissen zelf over deze beleidsterreinen verantwoording af aan de Tweede
en Eerste Kamer. Tevens kunnen zij ook zelf naar de ministerraad komen op het moment
dat er een dossier speelt dat raakt aan deze portefeuilles. Deze eigenstandige politieke
verantwoordelijkheid valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister,
in lijn met hoe deze verhouding is vastgelegd in artikel 46 van de Grondwet: «Een
Staatssecretaris treedt in de gevallen waarin de Minister het nodig acht en met inachtneming
van diens aanwijzingen, in zijn plaats als Minister op. De Staatssecretaris is uit
dien hoofde verantwoordelijk, onverminderd de verantwoordelijkheid van de Minister.»
Vraag 16
Kunt u bevestigen dat de Belastingdienst onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie
van Financiën valt en u als Minister van Financiën eindverantwoordelijk bent voor
het ministerie?
Antwoord 16
Zie antwoord op vraag 15.
Vraag 17
Welke reacties en signalen heeft u van medewerkers van de Belastingdienst ontvangen
op het feit dat u zo stellig afstand heeft genomen van de Belastingdienst?
Antwoord 17
Wij hebben gesproken met de groepsondernemingsraad Belastingdienst, OR Douane en OR
Toeslagen. Gezamenlijk is het de opdracht de organisaties en medewerkers beter op
de kaart te krijgen en signalen van de werkvloer beter te laten doorklinken. De ambtelijke
leiding is daarnaast actief in gesprek met de medewerkers, en benadrukken in communicatie
uitingen bewust ook de goede resultaten van de Belastingdienst. Dit alles biedt een
basis om verder met elkaar vanuit vertrouwen te bouwen aan «de beste Belastingdienst
voor Nederland».
Vraag 18
Herkent u het beeld dat het mediaperspectief de strategie heeft bepaald? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 18
Dit beeld herkennen wij niet. Het besluit tot ontvlechting is gebaseerd op meerdere
rapporten, en de uitwerking vindt stapsgewijs plaats met zorgvuldige besluitvorming
door een Stuurgroep en organisatiebreed programmateam.
Vraag 19
Kunt u reageren op het bericht dat signalen van de Belastingdienst actief uit de communicatie
met de buitenwereld en de Tweede Kamer wordt gefilterd?
Antwoord 19
In zowel het rapport Ongekend onrecht van de Parlementaire Onderzoekscommissie Kinderopvangtoeslag
als in de kabinetsreactie op dat rapport, is uitgebreid stilgestaan bij het feit dat
signalen van medewerkers, burgers, bedrijven, rechtspraak, de advocatuur en hun vertegenwoordigers
onvoldoende terecht zijn gekomen bij de top van Belastingdienst en Toeslagen, beleid
en politiek. Het kabinet heeft maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat signalen
wel terecht komen bij top, beleid en politiek en ook dat verbeteringen worden doorgevoerd
op basis van die signalen. Zo zal er jaarlijks een stand van de uitvoering uitgebracht
worden door de Belastingdienst en Toeslagen en jaarlijks een staat van de uitvoering
door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als het gaat om
de problematiek waar de uitvoering mee kampt. Nog dit jaar wordt gestart met de totstandkoming
van deze producten. Deze documenten zullen ook aangeboden worden aan uw Kamer.
Vraag 20
Herkent u de conclusie dat cultuurverandering op Financiën wordt beperkt tot de Belastingdienst?
Bent u van plan om dit te verbreden?
Antwoord 20
Sinds begin vorig jaar wordt intensief door het gehele ministerie, inclusief de Belastingdienst,
Toeslagen en Douane, gezamenlijk gewerkt aan de richting en opgaves. Zo spreekt de
ambtelijke leiding met grote regelmaat over de richting en koers van het ministerie
en de onderlinge samenwerking en cultuur. Met deze initiatieven wordt een stevige
collectieve basis gecreëerd voor een sterker Financiën. Vanuit onder meer de cultuurprogramma’s
voor Toeslagen, Douane en Belastingdienst wordt daar verder opvolging aangegeven en
wordt zoveel als mogelijk aangesloten bij specifieke uitdagingen en opgaves van de
onderdelen zelf.
Vraag 21
Kunt u de beantwoording van deze vragen voor 22 februari 2021 naar de Kamer sturen?
Antwoord 21
Uw Kamer is door een uitstelbrief geïnformeerd over latere verzending van de antwoorden
op uw vragen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Mede ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.