Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het bericht dat een klokkenluider bij de politie ernstig gepest werd
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht dat een klokkenluider bij de politie ernstig gepest werd (ingezonden 29 maart 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 21 april 2021).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2372.
Vraag 1
Klopt het dat er een klokkenluider is overgeplaatst naar een ander team omdat de situatie
door het klokkenluiden onhoudbaar werd?1
Antwoord 1
Nee, door de korpschef, de eenheidschef van Rotterdam en de burgemeester van Rotterdam
is aangegeven dat de betrokken politiemedewerker uit eigen beweging is overgestapt
naar een andere politie-eenheid omdat betrokkene daar een aantrekkelijke loopbaanstap
kon maken.
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat klokkenluiders bescherming dienen te krijgen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 2
Ik ben het ermee eens dat politiemedewerkers die op de hoogte zijn van gedragingen
of activiteiten binnen de organisatie die het algemeen belang kunnen schaden of bedreigen,
dienen te worden beschermd als zij dit melden. Dit zogenaamde «benadelingsverbod»
is opgenomen in artikel 47 van de Politiewet 2012. De politie heeft een uitgebreid
stelsel van vertrouwenspersonen, tot en met de politieombudsfunctionaris, waarmee
geborgd is dat eenieder die een misstand aan de orde wil stellen dat altijd veilig
en beschermd kan doen. De procedure voor het melden van een misstand is vastgelegd
in paragraaf 2.2 van het Besluit algemene rechtspositie politie. Door deze misstanden
te melden dragen zij namelijk bij aan het onthullen of voorkomen van dergelijke inbreuken,
waardoor zij een belangrijke bijdrage leveren aan het maatschappelijk welzijn van
alle medewerkers.
Vraag 3 t/m 8
Hoe beoordeelt u de incidenten bij het Rotterdamse politiekorps, dat vaker in opspraak
kwam door racistische uitlatingen van agenten?2, 3, 4, 5
Bent u op de hoogte van de onrust die er zowel maatschappelijk als binnen de politie
is doordat de betrokken agenten er slechts met een berisping vanaf kwamen? Zo ja,
wat heeft u hierop ondernomen?6
Begrijpt u de agenten die zich hier ongemakkelijk bij voelen en begrijpt u dat dit
het werk van de politie bemoeilijkt? Zo nee, waarom niet?
Bent u het ermee eens dat uitlatingen van agenten als «weer een Turk minder» op geen
enkele manier mogen worden getolereerd? Zo nee, waarom niet?
Bent u het ermee eens dat dit soort uitlatingen het vertrouwen in de hele politie
schaadt? Zo nee, waarom niet?
Wat is er veranderd en ondernomen door de politietop sinds het zwartboek van diverse
politiemedewerkers over een onveilige werksfeer en het negeren van meldingen van racisme?7
Antwoord 3 t/m 8
Ik ben geschrokken van de incidenten en de gedane uitlatingen door politiemedewerkers.
De Grondwet is voor elke Nederlander duidelijk: allen die zich in Nederland bevinden,
worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging,
politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
Dit geldt ook voor de politie. Alle politiemedewerkers verbinden zich daaraan via
de beroepscode en de eed of de belofte die ze bij hun aanstelling afleggen. De signalen
uit de politie en uit de samenleving om alerter te zijn op discriminerend gedrag en
in dialoog te gaan over de sancties die hierop volgen, zijn gehoord en worden opgevolgd
door de politie. De korpsleiding zal toewerken naar meer eenduidigheid en helderheid
over de sanctie die is verbonden aan het doen van discriminatoire en racistische uitspraken
zoals in deze casus. De korpsleiding is hierover ook in gesprek met de politietop
en het Netwerk Divers Vakmanschap. Samen met de korpschef zal ook ik over dit onderwerp
nadere gesprekken voeren met onder andere het gezag en betrokkenen en organisaties
die zich inzetten tegen racisme en discriminatie.
Goed politiewerk vraagt om een veilige en inclusieve werk omgeving waar verschillen
juist erkend en gewaardeerd worden en waar geen ruimte is voor discriminatie. Sinds
het uitbrengen van het Zwartboek Discriminatie zijn er veel initiatieven gestart die
bewustwording en een omslag in denken teweeg moeten brengen binnen de organisatie.
Veel van die initiatieven zijn recent gebundeld in de visie «Politie voor Iedereen».
Dit proces vergt tijd en aan de top moet het goede voorbeeld worden gegeven, maar
ander gedrag moet ook bottom-up groeien. Waar mensen werken zullen ook fouten gemaakt
worden waarvan moet worden geleerd. Met «Politie voor iedereen» streeft de politie
voor de komende jaren naar een korps dat divers is opgebouwd en goed met diversiteit
kan omgaan. Alleen zo kunnen teams samen sterk staan en in verbinding blijven met
elkaar en met burgers in de samenleving. De korpschef werkt nu aan het realiseren
van verbeteringen die volgen uit de visie «Politie voor iedereen» en verbeteringen
die gericht zijn op het borgen van de integriteit van de politie.
Wanneer misstanden worden gemeld, worden deze serieus genomen en adequaat opgevolgd.
Klachten en aangiften met betrekking tot de politie worden onderzocht door een onafhankelijke
klachtencommissie en indien nodig door het OM. Zij beoordelen het gedrag en optreden
van de politie. Het OM heeft eerder geconcludeerd dat in deze casus geen sprake is
geweest van strafrechtelijke verwijtbaar handelen. Wel blijkt uit het disciplinaire
onderzoek dat door de politie is uitgevoerd dat sprake is van ernstig laakbaar handelen
en van plichtsverzuim. De politieleiding heeft hierover een voorgenomen besluit over
de disciplinaire straf opgesteld. Over dit voorgenomen besluit is verplicht intern
advies ingewonnen bij deskundigen in het zogenaamde «strafmaatoverleg». Daarna heeft
de onafhankelijke adviescommissie Grondrechten en Functie-uitoefeningen Ambtenaren
(AGFA) over die voorgenomen disciplinaire straf advies uitgebracht omdat het gaat
om een grondrecht (i.c. de vrijheid van meningsuiting). De AGFA heeft positief geadviseerd
over het voorgenomen besluit. Dit advies is openbaar gemaakt. Daarna heeft de politieleiding
de betrokken medewerkers disciplinair gestraft.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.