Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 26 april 2021 (Kamerstuk 21501-32-1284)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1285 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 22 april 2021
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 13 april 2021 over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad
van 26 april 2021 (Kamerstuk 21 501–32, nr.).
De vragen en opmerkingen zijn op 19 april 2021 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 19 april 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en antwoorden
2
II
Volledige agenda
19
I Vragen en antwoorden
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Landbouw- en Visserijraad van 26 april 2021. Deze leden hebben daar enkele vragen
en opmerkingen over.
Gedachtewisseling over de ontwikkelingen op de landbouwmarkten
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de ongebruikelijk lage prijzen
van de gemonitorde landbouwproducten. De impact hiervan is uiteindelijk voor rekening
van de boer. Kan de Minister aangeven op welke wijze hiervoor op Europees niveau maatregelen
kunnen worden ingevoerd? Is zij bereid om hiervoor te pleiten tijdens de Raad? Deze
leden benadrukken nogmaals het belang van communicatie over de steunmaatregelen, omdat
zij constateren dat dit te weinig wordt gedaan. Kan de Minister verklaren hoe het
mogelijk is dat de prijzen voor granen, oliehoudende zaden en schapen- en geitenvlees
zich juist wel op een hoog niveau bevinden?
Antwoord
De Europese Commissie constateert in informatie die inmiddels beschikbaar is bij dit
agendapunt, dat de COVID-19-crisis geleid heeft tot grote verstoringen voor verschillende
landbouwmarkten. De Commissie geeft ook aan te verwachten dat als de horecadiensten
weer opengaan als gevolg van meer vaccinaties, er weer herstel van markten en prijzen
zal optreden. De verstoringen als gevolg van COVID-19 waren en zijn overigens ook
niet voor alle landbouwproducten uitsluitend negatief. Andere marktomstandigheden
hebben ertoe geleid dat voor sommige producten de vraag juist hoger was dan het aanbod
(zoals hieronder voor granen, oliehoudende zaden en schapen- en geitenvlees wordt
toegelicht). Op dit moment lijken de prijzen van die landbouwproducten waarvan de
markt wel ernstig verstoord was het dieptepunt achter zich gelaten te hebben. Als
de verwachting van de Commissie uitkomt, en ik hoop dat natuurlijk zeer, zullen de
prijzen van die producten zich in de komende periode verder herstellen. Nieuwe EU-maatregelen
nu lijken dan ook weinig zinvol en zal ik ook niet actief bepleiten. Wel is het natuurlijk
van belang om de situatie goed te blijven monitoren.
Dit betekent echter niet dat er geen problemen zijn. Veel landbouwbedrijven in Nederland
ondervinden problemen als gevolg van COVID-19. Ik spreek bijna dagelijks met ondernemers
die hun producten niet meer kwijt kunnen of alleen tegen een zwaar gereduceerde prijs.
Mede daarom heeft de regering de nationale steunmaatregelen ook voor de landbouw opengesteld.
Ik heb mij daarbij nog persoonlijk hard gemaakt om deze nationale steunmaatregelen
te verruimen voor de landbouw met de opslag voor speciale kosten land- en tuinbouw,
zodat ook kosten zoals het in leven houden van dieren en planten worden vergoed.
Daarmee zijn we er natuurlijk niet. Ik ben het met de leden van de VVD-fractie eens
dat goede communicatie over eventuele steunmaatregelen van groot belang is. Ik ben
echter ook van mening dat de doelgroepen van EU-steunmaatregelen in voorkomende gevallen
veelal voldoende bereikt worden. Ook de nationale steun, in dit kader waarschijnlijk
nog belangrijker, wordt veelvuldig onder de aandacht gebracht. De duizenden TVL-aanvragen
van landbouwbedrijven bewijzen dat de steun zowel nodig als bekend is.
De plotselinge stijging van de wereldwijde vraag naar graan en oliehoudende gewassen
is met name het gevolg van de massale import door China voor de wederopbouw van de
varkensstapel. Voor de prijsstijgingen van schapen- en geitenvlees het afgelopen half
jaar geeft de Commissie aan dat er op de interne markt een tekort aan aanbod is ten
opzichte van de vraag, ondanks gestegen EU-productie. Deze tekorten zijn waarschijnlijk
mede een gevolg van een verschuiving bij de import vanuit Nieuw-Zeeland en van Brexit.
Internationale handel landbouwgoederen en studie impact toekomstige handelsakkoorden
De Minister stelt dat de studie rundvlees, pluimvee, schapenvlees, suiker en rijst
als kwetsbare sectoren in de EU aanmerkt en kondigt aan te verzoeken daar prudent
mee om te gaan. De leden van de VVD-fractie ondersteunen dit pleidooi, maar vragen
de Minister wel op welke momenten en tijdens welke te verwachten handelsakkoorden
deze risico’s zich mogelijk (zullen) aandienen en of de Minister of andere kabinetsleden
dit onder de aandacht blijven brengen. Zo ja, op welke manier?
Antwoord
De Europese Commissie onderhandelt namens de Europese Unie over handelsakkoorden op
basis van een mandaat en onderhandelingsrichtsnoeren die door de Raad aan de Commissie
zijn gegeven. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is
eerstverantwoordelijk voor de Nederlandse inzet daarin.
Tijdens onderhandelingen over handelsakkoorden vraagt het kabinet bij de Commissie
regelmatig aandacht voor de genoemde kwetsbare sectoren. Dat gebeurt dan ten tijde
van het eerste (en eventueel tweede, of derde) marktaanbod wat de Commissie aan de
lidstaten voorlegt, alvorens het naar de onderhandelingspartner te sturen. Het kabinet
vraagt de Commissie dan om rekening te houden met de marktsituatie van deze gevoelige
producten, en om rekening te houden met het absorptievermogen van de interne markt.
Voor handelsakkoorden die al in (voorlopige) werking zijn getreden is het belangrijk
om te melden dat voor gevoelige sectoren gebruik is gemaakt van opties om bepaalde
tarieflijnen of sectoren uit te sluiten van liberalisering, stapsgewijs de tarieven
te verlagen of via tariefquota de import te beperken. Omdat effecten van een akkoord
pas na vijf tot tien jaar na inwerkingtreding zichtbaar zijn en het effect van akkoorden
op de interne markt kan veranderen is het essentieel dat de Commissie deze studie
periodiek laat doen en de marktsituatie goed in de gaten houdt. Dat doe ik ook en
ik spreek de Commissie erop aan als ik vind dat de Commissie de risico’s onvoldoende
weegt. Het is niet vooraf te zeggen wanneer marktconsequenties optreden. Mocht marktverstoring
mede als gevolg van onverwacht substantieel meer import optreden dan zal het kabinet
daar aandacht voor vragen bij de Commissie.
Evaluatie van de EU-strategie over dierenwelzijn
De leden van de VVD-fractie ondersteunen de inzet voor ambitieuzere EU-regelgeving
op het gebied van dierenwelzijn en zien hiervoor kansen in een nieuwe EU-strategie.
Echter, deze leden vragen de Minister wel hoe kan worden voorkomen dat een ongelijk
speelveld ontstaat voor de Nederlandse landbouwsector ten opzichte van andere EU-lidstaten,
die het wellicht niet zo nauw nemen met de standaarden voor dierenwelzijn. Is zij
bereid om in EU-verband het pleidooi voor een gelijk speelveld proactief uit te dragen?
Antwoord
Het kabinet zet inderdaad in op ambitieuzere EU-regelgeving op gebied van dierenwelzijn.
Door verbetering, actualisatie, aanscherping en aanvulling van de EU-regelgeving proberen
we juist een gelijker én verbeterd speelveld voor dierenwelzijn te bereiken. Dit zal
ik ook proactief uit blijven dragen. Ook is het doel om door de verbetering en aanvulling
van EU-regelgeving de handhaafbaarheid ervan te vergroten. De EU-lidstaten zijn zelf
verantwoordelijk voor de handhaving van de EU-regels op hun grondgebied. De Europese
Commissie ziet toe op een goede uitvoering van de Europese regels door de lidstaten,
waaronder de handhaving ervan, en zet waar dat aan de orde is stappen om een lidstaat
die in gebreke blijft hierop aan te spreken.
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
De leden van de VVD-fractie hebben eerder aandacht gevraagd voor het behalen van de
betaaldoelstellingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) over 2020, zeker
gelet op de gevolgen van de coronacrisis voor de landbouwsector. Is de verwachting
nog steeds dat 100% van de GLB-betalingen over 2020 gedaan zullen zijn op 30 juni
aanstaande?
Antwoord
Ja, de inzet is nog altijd om alle GLB-betalingen over 2020 voor 30 juni 2021 uit
te betalen. Daarbij past de kanttekening dat circa twintig tot dertig betalingen opschuiven
in verband met niet afgeronde controles op complexe dossiers. Ik wijs erop dat overigens
98% van de boeren al in december volledig is uitbetaald.
De Minister geeft aan zich ervoor in te zetten om de Nederlandse positie te verankeren
in de verdere onderhandelingen over het GLB. Op welke wijze gaat de Minister ervoor
zorgen dat ondernemen, innoveren en verduurzamen bij onze Nederlandse boeren en tuinders
niet verder uit balans raken door de voorstellen? Als de kosten immers hoger zijn
dan de baten, zal dit niet als stimulans worden ervaren. Ook de complexiteit van de
regelgeving speelt hierbij nadrukkelijk een rol. De leden van de VVD-fractie zijn
van mening dat de voorstellen boeren en tuinders niet in de weg zouden moeten zitten,
maar juist moet helpen en stimuleren. Deelt de Minister deze mening en hoe gaat zij
ervoor zorgen dat onze agrarische ondernemers niet afhaken maar juist bereid blijven
mee te doen?
Antwoord
De GLB-herzieningsvoorstellen zijn primair gericht op het behalen van de doelen en
het belonen van prestaties. In dat kader hebben lidstaten met de invulling van hun
eigen Nationaal Strategisch Plan (NSP) meer ruimte voor maatwerk. Ik deel de mening
van de leden van de VVD-fractie dat de voorstellen voor het nieuwe GLB boeren en tuinders
niet in de weg moeten zitten, maar juist moeten helpen en stimuleren. Met het verslag
van de Landbouw- en Visserijraad van 22 en 23 maart jl. heb ik het onderzoek «Conditionaliteit
in het GLB, Onderzoeksvarianten voor een verkenning van de deelnamebereidheid bij
ondernemers in de primaire landbouw» van Wageningen Economic Research toegestuurd
aan uw Kamer (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1283). Ik heb opdracht gegeven voor dit onderzoek om te kijken waar de balans tussen toegankelijkheid
en ambitieniveau voor de basisbetalingen ligt. Ik zet mij in voor een ambitieuze groenblauwe
architectuur van het GLB, maar het moet voor boeren wel financieel aantrekkelijk blijven
om deel te nemen aan het GLB. Het nieuwe GLB zal daarom boeren juist stimuleren en
belonen voor inspanningen.
Pulsvisserij-verbod
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de uitspraak van het Europees
Hof voor een verbod op de pulsvisserij. Met de uitspraak worden volgens deze leden
innovatie en duurzaamheid binnen de Nederlandse visserijsector afgestraft. Deelt de
Minister deze opvatting en is zij bereid dit, aangevuld met haar ongenoegen, te adresseren
tijdens de Raad? Hoe ziet de Minister de toekomst voor de pulsvisserij en andere soortgelijke
innovaties binnen Europa? Wat gaat de Minister doen om dit blijvend onder de aandacht
te brengen?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
Van boer tot bord-strategie
De leden van de VVD-fractie hebben eerder kritische vragen gesteld en hun zorgen geuit
over de Van boer tot bord-strategie. Wat is op dit moment de stand van zaken? Deze
leden zijn verbaasd dat hier nog steeds geen impactanalyse voor is uitgevoerd. Hierdoor
is er geen beeld van wat deze strategie betekent voor onze boeren en onze voedselproductie.
Is de Minister bereid alsnog deze impactanalyse uit te voeren?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
Vogelgriep
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de stand van zaken met betrekking tot
de vogelgriep. Kan de Minister een update geven over de vogelgriep in Nederland en
tevens in andere Europese landen in aanvulling op de brief van 12 april 2021? De Minister
heeft eerder aangegeven aan te zullen dringen op een evaluatie in EU-verband van de
Europese aanpak van de vogelgriep. Is er al meer bekend over een dergelijke evaluatie
en wanneer deze plaats gaat vinden?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda van de
Landbouw- en Visserrijraad op 26 april 2021. Deze leden wensen de Minister enkele
vragen voor te leggen en voor enkele andere belangrijke zaken aandacht te vragen.
Landbouw
De leden van de D66-fractie lezen dat er tijdens de afgelopen triloog over het GLB
niet is gesproken over groene architectuur. De Minister schrijft dat onder andere
groene architectuur een prioriteit is voor de Nederlandse positie in de verdere onderhandelingen.1 Op welke manier gaat de Minister zich inzetten om de Nederlandse positie te verankeren
in het GLB?
Antwoord
De onderhandelingen in de trilogen vinden per onderwerp plaats, waarbij de drie verordeningen
elk eigen trilogen hebben. Zoals ik in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad
van 22 en 23 maart jl. aan de Kamer rapporteerde (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1283), is er tot nu toe vooral vooruitgang geboekt op een aantal technische punten, maar
moet er nog verder onderhandeld worden over complexe onderwerpen als de groene architectuur
en sociale conditionaliteit. Deze onderwerpen zullen naar verwachting binnenkort geagendeerd
worden. Daarbij zal ik het Portugese voorzitterschap steeds wijzen op de wens van
het kabinet voor een ambitieuze inzet op de groene architectuur. Het Europees Parlement
stelt voor dat 30% van de eerste pijlermiddelen verplicht ingezet dienen te worden
voor ecoregelingen, terwijl de Raad in oktober 20% overeen is gekomen. Nederland heeft
steeds gepleit voor een ambitieuzer percentage dan 20%.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister naar de staat van het Nationaal Strategisch
Plan (NSP). Deze leden lezen dat het concept van het NSP zal worden voorgelegd aan
de Kamer voordat het aan de Europese Commissie wordt voorgelegd ter goedkeuring. Wanneer
is de Minister voornemens het NSP aan de Kamer te presenteren?
Antwoord
Het Nationaal Strategisch plan zal dit najaar aan uw Kamer worden voorgelegd.
In het NSP zullen ecoregelingen moeten worden vastgelegd. De Europese Commissie heeft
daarvoor een lijst gepresenteerd met voorbeelden van landbouwpraktijken die zouden
kunnen worden gesteund door de ecoregelingen. Wat is de inzet van de Minister op het
gebied van deze ecoregelingen? Maakt kringlooplandbouw deel uit van de ecoregelingen
die Nederland zal verankeren in het NSP? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het voornemen is om in Nederland voor de ecoregeling een puntensysteem te ontwikkelen
dat de omslag naar kringlooplandbouw ondersteunt door het stimuleren van een toekomstbestendige
bedrijfsvoering. Milieu en leefomgeving, en het versterken van een duurzaam verdienvermogen
van landbouwers, staan daarbij centraal. Dit sluit goed aan bij kringlooplandbouw.
Is de Minister voornemens om maximaal gebruik te maken van de mogelijkheid om gelden
over te hevelen van de eerste pijler naar de tweede pijler?
Antwoord
Er is nog geen keuze gemaakt over de verdeling van budgetten voor de verschillende
interventies. Deze verdeling maakt onderdeel uit van het NSP, dat uw Kamer dit najaar
wordt voorgelegd. Bedacht moet worden dat maximale overheveling en een ambitieus budget
voor ecoregelingen zou leiden tot een afname van de basisinkomenssteun van naar schatting
65% of meer. Los van de gevolgen voor de inkomens van boeren, zou hiermee de balans
tussen kosten en baten zodanig kunnen verschuiven dat de deelname aan het GLB onder
druk komt te staan, en daarmee de bijdrage van het GLB aan de gewenste transitie in
de landbouw. Bij de verdeling van het budget zullen deze zaken meegewogen moeten worden.
Visserij
De leden van de D66-fractie lezen dat het Europees Parlement wil dat er camera’s op
vissersschepen komen om zo te controleren of bijvangstregels in acht worden genomen.2 Deze leden lezen dat de lidstaten zich nog buigen over een gezamenlijk standpunt,
maar dat ook hier waarschijnlijk een meerderheid voor de verplichte invoering van
cameratoezicht is. Zij lezen dat de Minister «niet tegen» camera’s aan boord is, maar
dat zij wel eerst pilotprojecten wil om te onderzoeken of en op welke manier camera’s
ook daadwerkelijk een effectief instrument zijn in de handhaving en of het gebruik
van camera’s past binnen de kaders van de geldende privacywetgeving.3 Staan deze pilotprojecten op de nabije planning? Zo niet, zal de Minister dan aandacht
vragen voor deze pilotprojecten? Is de Minister ook bereid akkoord te gaan met het
voorstel om camera’s aan boord in te zetten zonder het vooraf inzetten van deze pilots?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het besluit van het Europees
Hof in de pulsvisserijzaak.4 Wat zijn de vervolgstappen van de Minister nu het beroep van de Nederlandse staat
is verworpen?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
Dierenwelzijn
De leden van de D66-fractie lezen dat in de evaluatie van de EU-strategie over dierenwelzijn
is geconstateerd dat er nog uitdagingen zijn voor de naleving van het transport van
dieren en het gebruik van bedwelmingsmiddelen.5 Deze leden noteren opnieuw dat zij graag een beperking zien in het wettelijk maximum
voor dierentransport. Zij vragen de Minister daarom opnieuw, in licht van deze evaluatie,
of zij plannen heeft om het verkorten van het transport van alle dieren aan te kaarten
bij het Europees Parlement. Zo ja, welke plannen heeft de Minister daarvoor gemaakt?
Hoe zou de Minister de handhaving hierop willen vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Mijn inzet in de EU ten aanzien van het beperken van de wettelijke maximum transportduur
voor dieren en het vormgeven van de handhaving hierop heb ik uiteengezet in eerdere
beantwoording van dezelfde vragen van de D66-fractie. Deze inzet heeft Nederland zowel
schriftelijk als mondeling ingebracht in het kader van de hoorzitting van de tijdelijke
onderzoekscommissie van het Europees Parlement over de bescherming van dieren tijdens
het vervoer binnen en buiten de Unie (ANIT) op 25 februari 2021. Hierover heb ik uw
Kamer op 8 maart jl. schriftelijk geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1278).
Bijen
De leden van de D66-fractie nemen kennis van de drie opties voor een beschermdoel
voor honingbijen, welke is afgeleid van de natuurlijke variabiliteit.6 Deze leden vragen de Minister welk doel zij zou steunen en waarom. Wat zijn de voordelen
van dit specifieke beschermdoel? Wat zijn valkuilen van dit beschermdoel? Hoe vertaalt
dit doel zich naar een Nederlandse aanpak? Is de Minister nog voornemens om de verschillende
beschermdoelen voor te leggen aan de commissie?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
Bossenstrategie
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister opnieuw steun heeft uitgesproken
voor het opstellen van een EU-bossenstrategie.7 Ook lezen deze leden dat de Minister met de nationale Bossenstrategie alvast een
voorschot neemt op de plannen van de Europese Bossenstrategie.8 Deze leden vragen zich daarom af op basis waarvan de Minister ervan uitgaat de nationale
Bossenstrategie te kunnen financieren met Europees geld wanneer de Europese Bossenstrategie
nog niet gerealiseerd is. Heeft de Minister ook alternatieven voor deze verwachte
Europese financiering? Wat is het gevolg voor de nationale Bossenstrategie wanneer
de plannen van de Europese Commissie voor de Europese Bossenstrategie afwijken van
de verwachting van de Minister?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
Biodiversiteitsstrategie
De leden van de D66-fractie vragen de Minister of zij uiteen kan zetten hoe het staat
met de Europese Biodiversiteitsstrategie en de doelstelling om 30% beschermde natuur
te realiseren in Europa. Is al meer bekend over de precieze invulling van deze doelstelling?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
Gewasbescherming
De leden van de D66-fractie hebben eerder vragen gesteld over de versnelde toelating
van biologische en groene middelen tot de Europese markt.9 Deze leden zijn daarom verheugd te lezen dat de Minister de best practices in het
gebruik van biologische bestrijders in Nederland heeft gedeeld. Wel maken zij zich
net als de Minister zorgen over nieuwe EU-regelgeving die kan leiden tot onnodige
extra administratieve belemmeringen, langere doorlooptijden en extra kosten, waardoor
het belemmerend werkt op innovatie en het beschikbaar komen van deze vorm van biologische
gewasbescherming voor telers.10 Zij vragen de Minister of zij ook deze Raad haar zorgen zal uiten. Zij vragen zich
bijvoorbeeld af of de lidstaten die zich zorgen maken over deze ontwikkelingen van
plan zijn om een alternatief te presenteren, waardoor biologische gewasbescherming
tijdig beschikbaar is zonder administratieve omslachtigheid.
Antwoord
Nieuwe EU-regelgeving voor biologische bestrijders is vooralsnog niet aan de orde.
Het Portugees voorzitterschap werkt aan concept raadsconclusies waarin de Europese
Commissie wordt gevraagd een studie uit te voeren naar het faciliteren van de inzet,
markttoelating, innovatie en veilig gebruik van biologische bestrijders. De verwachting
is dat een dergelijke studie circa anderhalf tot twee jaar zal vergen. Nederland heeft
commentaar ingediend dat dit onderzoek steunt maar dan zonder verwijzingen naar eventuele
nieuwe EU-regelgeving. De conceptraadsconclusies zijn niet geagendeerd op de komende
Raad op 26 april a.s. De consultatie van de lidstaten in nog gaande en het is nog
niet duidelijk of interventie tijdens één van de daaropvolgende Raadsbijeenkomsten
nodig zal zijn. Als dat nodig mocht zijn, zal ik mijn standpunt herhalen. De beoogde
studie kan worden aangegrepen om de positieve Nederlandse ervaringen met biologische
bestrijders, het belang ervan voor geïntegreerde gewasbescherming en mijn zorgen voor
onnodig extra belemmeringen, doorlooptijden en kosten onder de aandacht te brengen
van de Europese Commissie en andere lidstaten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken die voor dit overleg
op de agenda staan en willen de Minister enkele vragen stellen.
De leden van de PVV-fractie vragen de Minister om toe te lichten welke risico’s en
zorgen zij ziet op het gebied van de ontwikkelingen op de landbouwmarkten.
Antwoord
In de informatie van de Europese Commissie bij dit agendapunt die inmiddels beschikbaar
is, geeft de Europese Commissie aan dat de COVID-19-crisis geleid heeft tot ernstige
verstoringen van bestaande vraag- en aanbodpatronen en van bestaande consumptie- en
distributiepatronen, met een forse daling van afzet via horecadiensten en meer afzet
van landbouwproducten in de retail. Deze crisis lijkt bestaande trends zoals een toename
van e-commerce en een grotere vraag naar lokaal geproduceerd voedsel en korte toeleveringsketens
te versterken, maar heeft volgens de Commissie niet geleid tot een volledige verandering
van het voedselsysteem. Met een dynamische wereldwijde vraag en de verwachte heropening
van de horeca zodra de vaccinatiecampagne voldoende gevorderd is, lijken de vooruitzichten
voor de EU-landbouwmarkten in 2021/22 in het algemeen gunstig te zijn, zo meent de
Commissie. De kostenstijging van diervoeders door een plotselinge stijging van de
wereldwijde vraag naar graan en oliehoudende gewassen is waarschijnlijk van korte
duur en zou moeten afvlakken zodra de massale import door China voor de wederopbouw
van de varkensstapel daar tot een einde is gekomen. Voor de middellange termijn verwacht
de Commissie dat herstel van de economie in de EU en wereldwijd zal leiden tot meer
vraag naar landbouwproducten en meer EU-export van landbouwproducten. De Commissie
meent dat deze algemene verwachting niet weg neemt dat voor de korte termijn oplettendheid
geboden blijft en dat deelsectoren van de landbouw voorlopig last kunnen houden van
de huidige crisis en van de verspreiding van Afrikaanse Varkenspest en de volgelgriep.
Ik deel deze analyse en verwachtingen van de Commissie. Maar de Nederlandse land-
en tuinbouw wijkt op belangrijke punten ook af van het globale Europese beeld: sterk
in tuinbouwproducten als groenten en sierteelt, bepaalde akkerbouwgroenten als aardappelen
en uien, zuivelproducten en bepaalde vleessoorten waaronder kalfsvlees. Het is daarom
zaak om ook voor deze producten goed te volgen of het verwachte herstel ook daadwerkelijk
zal plaatsvinden en wat de marktontwikkelingen zijn als gevolg van Brexit.
De leden van de PVV-fractie vragen de Minister of zij het toelaatbaar vindt dat handelsakkoorden
leiden tot een verdere verzwakking van de concurrentiepositie van onze boeren en,
indien dit niet het geval is, welke stappen zij op dit terrein gaat nemen.
Antwoord
De cumulatieve studie concludeert dat het overall effect van de onderzochte handelsakkoorden
voor de Europese agrarische sector positief is.
Het beeld is echter wisselend per sector. De studie geeft aan dat de onderzochte handelsakkoorden
aanzienlijke potentiële groei kunnen opleveren voor de Europese varkensvlees- en zuivelproducten
(met name voor kaas en mager melkpoeder). De studie concludeert echter ook dat er
ook gevoelige sectoren in de EU zijn die negatieve effecten kunnen ervaren, en die
langer bescherming behoeven. De studie identificeert de sectoren rundvlees, pluimvee,
schapenvlees, suiker en rijst als gevoelige sectoren in de EU. Bescherming kan door
bepaalde tarieflijnen of sectoren uit te sluiten van liberalisering in een handelsakkoord,
stapsgewijs tarieven te verlagen of via tariefquota de import te beperken. Het kabinet
blijft daarom aandacht vragen voor de kwetsbare sectoren in handelsakkoorden.
Het is essentieel dat de Commissie regelmatig een dergelijke studie over de cumulatieve
effecten van handelsakkoorden uit laat voeren. Dit is vooral van belang omdat handelsakkoorden
vaak gefaseerd in werking treden en het effect op de interne markt steeds kan veranderen.
Daarnaast is inzicht in het markteffect van handelsakkoorden relevant om toekomstige
voorstellen voor een Europees marktaanbod bij onderhandelingen over handelsakkoorden
te kunnen wegen op het effect op de concurrentiepositie van onze land- en tuinbouw.
De leden van de PVV-fractie zijn teleurgesteld dat de Minister geen reactie geeft
op de doelstellingen voor natuurherstel van de EU-biodiversiteitsstrategie en roepen
de Minister op dit alsnog te doen.
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
De leden van de PVV-fractie vrezen dat de Minister toelaat dat Frankrijk nog een keer
bij Nederland «de kaas van het brood eet», na het eerdere pulsvisserijdebacle. Frankrijk
schijnt alles op alles te zetten om Nederland een deel van zijn 130 miljoen euro Brexitcompensatie
voor de visserij afhandig te maken. Deze leden vragen aan de Minister wat ze gaat
doen om dit te voorkomen.
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken voor
het schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad van 26 april en hebben
nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat er in het nieuwe GLB naast leefbare landbouwinkomens,
voedselzekerheid en het verbeteren van de concurrentiekracht van boeren ook wordt
gestreefd naar bescherming van de biodiversiteit en het beheersen van klimaatverandering.
Dat maakt het van belang dat GLB-gelden ook daar belanden waar zij het meest doeltreffend
zijn, op het boerenerf. Het zijn immers onze boeren die in de praktijk deze doelen
moeten aan behalen. Volgens deze leden moet GLB-geld alleen terechtkomen bij actieve
agrariërs die agrarische activiteiten uitvoeren op landbouwgrond. Zij merken verder
op dat de eisen nu fors strenger lijken te worden, maar dat tegelijkertijd het beschikbare
budget kleiner wordt. Zij vragen de Minister om ervoor te zorgen dat de GLB-gelden
maximaal ten goede komen aan onze boeren en tuinders, zodat zij ook echt kunnen voldoen
aan de nieuwe eisen van het GLB. Kan de Minister toezeggen dat zij dit zal doen?
Antwoord
De ambitie om het GLB-instrumentarium ook in te zetten voor bescherming van biodiversiteit
en het beheersen van klimaatverandering onderstreept de belangrijke rol die boeren
spelen in dit kader. De GLB-fondsen blijven in het nieuwe GLB nadrukkelijk toegankelijk
voor actieve boeren. Met een prestatiegericht GLB en ecoregelingen gericht op actieve
boeren met keuzevrijheid in de uit te voeren agrarische activiteiten komen er aanvullend
juist mogelijkheden voor boeren om de GLB-instrumenten zo goed mogelijk in hun bedrijfsvoering
in te passen. Ik wil het nieuwe GLB inzetten om toekomstbestendige boeren beter te
belonen op een wijze die toegankelijk is voor zoveel mogelijk boeren, om zo bij te
dragen aan de gewenste transitie in de landbouw.
Voorts vragen de leden van de CDA-fractie hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat boeren
mee blijven doen aan het GLB. Deze leden constateren namelijk dat de, door het Europees
Parlement, voorgestelde eisen aan de conditionaliteit in het kader van de Goede Landbouw-
en Milieucondities (GLMC) zo ambitieus zijn dat het voor boeren financieel niet meer
aantrekkelijk zal zijn om deel te nemen aan het GLB. Zij zien veel meer in vrijwillige
ecoregelingen die het verdienvermogen van onze boeren vergroten en waarmee zij ook
aan milieu, klimaat- en natuurdoelen voldoen. Deelt de Minister deze visie?
Antwoord
Allereerst wil ik benadrukken dat de onderhandelingen tussen Raad, Europees Parlement
en de Europese Commissie nog in volle gang zijn en het derhalve niet zeker is dat
de wensen van het Europees Parlement in relatie tot de GLMC’s zullen neerslaan in
het akkoord. Ik deel de zorg dat boeren af kunnen haken als de basiseisen te ambitieus
zijn. De WUR heeft derhalve van mij de opdracht gekregen te onderzoeken waar de balans
tussen toegankelijkheid en ambitie ligt. Het onderzoeksrapport heb ik meegestuurd
met het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 22 en 23 maart jl. (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1283). Ik zet mij in voor een ambitieuze groenblauwe architectuur van het GLB, maar het
moet voor boeren wel financieel aantrekkelijk blijven om deel te nemen aan het GLB.
Mede daarom zet ik mij in voor ecoregelingen die een vrijwillig en laagdrempelig karakter
hebben. Het nieuwe GLB zal boeren juist stimuleren en belonen voor hun inspanningen
die erop gericht zijn bij te dragen aan de gestelde maatschappelijke doelen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het volgens de Europese Commissie nodig is om
de synergiën van het Europese dierenwelzijnsbeleid met het GLB voor de periode 2021–2027
verder te optimaliseren. Er zou daarbij beter gebruik gemaakt moeten worden van de
instrumenten die het GLB biedt om de dierenwelzijnsnormen in de veehouderij te verbeteren
en om het bewustzijn van de GLB-begunstigden over dierenwelzijnseisen te vergroten.
Deze leden vragen de Minister wat zij precies onder deze synergiën moeten verstaan.
Waar denkt de Europese Commissie hierbij concreet aan, om welke instrumenten gaat
het hier en hoe moet een en ander vorm gaan krijgen in onder andere het GLB? Kan de
Minister tevens aangeven wat op dit punt de positie van Nederland is?
Antwoord
Onder synergie versta ik dat de doelen van Europees beleid en de uitwerking daarvan
in Europese instrumenten, elkaar in ieder geval niet moeten tegenwerken en elkaar
zoveel mogelijk moeten versterken. In het huidige GLB is het voldoen aan dierenwelzijnswetgeving
onderdeel van de randvoorwaarden voor directe betalingen; hiermee worden wettelijke
normen en doelen op het gebied van dierenwelzijn gekoppeld aan GLB-subsidies. In het
kader van de hervorming van het GLB liggen er mogelijkheden voor een ambitieuzere
inzet op dierenwelzijn. Binnen de eerste pijler van het GLB maakt dierenwelzijn deel
uit van de conditionaliteit (niet voldoen aan de normen, betekent geen premie) en
worden diergebonden ecoregelingen mogelijk. Nederland heeft zich, met een aantal andere
lidstaten, met succes ingezet om ook dierenwelzijn toe te voegen als doel voor ecoregelingen,
naast leefomgeving en klimaat (Kamerstuk 28 625, nr. 264). In de triloogonderhandelingen over de hervorming van het GLB zal ik mij inzetten
voor het behoud van deze optie in het uiteindelijke akkoord. In de tweede pijler kunnen
doelgerichte betalingen voor dierenwelzijn ingezet worden via interventies voor kennis,
innovatie, samenwerking, investeringen en jonge boeren. Via een integrale benadering
kan ook gekeken worden waar dierenwelzijn als voorwaarde of aanvullend criterium meegenomen
kan worden bij andere maatregelen. Bij de invulling van het GLB-NSP zal de afweging
gemaakt worden welke maatregelen zinvol zijn om via het GLB dierenwelzijnsverbeteringen
te bereiken. Dit kan ook betekenen dat geconcludeerd wordt dat bepaalde doelen het
beste nationaal ingevuld kunnen worden.
De leden van de CDA-fractie merken op dat het Wereld Natuur Fonds (WNF) vorige week
berichtte dat Nederland de grootste aanjager is van ontbossing en de Nederlandse diervoederindustrie
aanwees als veroorzaker van ontbossing. Deze leden hebben zich gestoord aan deze eenzijdige
en onjuiste berichtgeving. Nederlandse diervoederproducenten staan juist aan de basis
van het verduurzamen van de sojateelt. De relatief beperkte hoeveelheid soja die door
Nederlandse diervoederbedrijven wordt gebruikt voldoet aan strenge duurzaamheidscriteria
en is daarmee een stuk duurzamer dan de soja die in veel andere landen wordt gebruikt.
Zij vragen de Minister afstand te nemen van de berichtgeving van het WNF en te bevestigen
dat Nederland koploper is qua gebruik van duurzame soja en het circulair gebruiken
van grondstoffen.
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
Naar aanleiding van de voorgenomen Nederlandse invulling van het Europees Maritiem
Visserij en Aquacultuur Fonds (EMVAF) willen de leden van de CDA-fractie graag nog
het volgende weten. De Minister schetst dat ongeveer de helft van dit budget gaat
naar Europees wettelijke verplichtingen volgend uit het Europees Gemeenschappelijk
Visserijbeleid. Wat betekent dan bijvoorbeeld dat 10% van de totale EMVAF-middelen
beschikbaar wordt gesteld voor het thema «de verwerkende keten»? Gaat het dan niet
om 20% van de vrije ruimte, aangezien de helft van de middelen geoormerkt zijn voor
wettelijke taken? Tevens vernemen deze leden graag hoe tot de onderlinge verdeling
van de middelen over de verschillende thema’s is gekomen. Kan de Minister in haar
antwoord meenemen dat er een enorme innovatieslag nodig is vanwege alle veranderingen
op zee. Worden daaraan volgens de Minister voldoende middelen besteed? De Minister
geeft aan dat de visserij in balans gebracht moet worden met de ecologische draagkracht.
Klopt het dat de Minister hiermee zegt dat dit nu niet het geval is? Waarop, op welk
onderzoek, is dit gebaseerd?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
De Minister geeft aan dat de EMVAF-verordening relatieve vrijheid geeft bij de uitvoering
van het programma, dit in tegenstelling tot de huidige programmaperiode, waar de EU
strikte regels hanteerde in de gehele operationele planning van het Fonds. Graag willen
de leden van de CDA-fractie weten wat «relatief» in deze zin betekent. Tevens vernemen
deze leden graag hoe gewaarborgd is dat gedurende de looptijd optimaal gebruikgemaakt
kan worden van de mogelijkheden van het fonds ook als de omstandigheden veranderen,
dit zodat de geleerde lessen uit de operationele programma’s van de eerste programma’s
European Maritime and Fisheries Fund (EMFF) en Europees Fonds voor Maritieme Zaken
en Visserij (EFMZV) daadwerkelijk gerealiseerd worden.
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
De leden van de CDA-fractie willen graag weten of de Minister kan aangeven wat de
ruimte om innovaties bij garnalenvissers te ondersteunen concreet betekent. Welke
behoefte is er, ook uitgedrukt in geld, bij de garnalenvissers aan innovatie, specifiek
in relatie tot de enorme uitdaging waar zij voor staan om de stikstofuitstoot drastisch
te beperken?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
Kan de Minister aangeven op welke manier het Noordzeeakkoord en het EMVAF al dan niet
met elkaar te maken hebben, vragen de leden van de CDA-fractie. Kan zij tevens aangeven
wat de reden is dat het onderzoek van de werkgroep Monitoring Onderzoek Natuurversterking
en Soortenbescherming (MONS), dat voortkomt uit het Noordzeeakkoord, gefinancierd
gaat worden uit het EMVAF en niet vanuit andere middelen? Klopt het dat de Kaderrichtlijn
Mariene Strategie (KMR) behoort tot het beleidsterrein van de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat? Zo ja, kan de Minister aangeven wat de reden is dat voorgesteld wordt
om middelen vanuit LNV, via het EMVAF, hiervoor te bestemmen?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
Tevens vernemen de leden van de CDA-fractie graag wat de stand van zaken is van de
uitvoering van de motie van het lid Agnes Mulder c.s. die oproept om Europese gelden
voor de visserij naar voren te halen (Kamerstuk 33 450, nr. 69).
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
De leden van de CDA-fractie constateren dat op 23 februari jl. een Europese bijeenkomst
plaatsvond over honingbijen. Graag horen deze leden wat de uitkomsten zijn van deze
bijeenkomst.
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de FvD-fractie
In het kader van het SO Landbouw- en Visserijraad zouden de leden van de FvD-fractie
graag de volgende vragen willen stellen aan de Minister. Hoe beoordeelt zij de invloed
van het huidige EU-landbouwbeleid op de Nederlandse landbouwsector, in relatie tot
de productiviteit van de Nederlandse landbouw, de voorsprong op het gebied van technische
vooruitgang van de Nederlandse landbouw, de levensstandaard van de Nederlandse boeren
en de administratieve lasten voor Nederlandse boeren? Hoe beoordeelt zij de trend
dat steeds meer aspecten van het landbouwbeleid door de EU worden geregeld? Zijn er
aspecten van het landbouwbeleid die naar haar oordeel beter door Nederland zelf, dan
door de EU kunnen (blijven) worden geregeld? Zo ja, welke aspecten zijn dat? Op welke
momenten en op welke wijze kan Nederland invloed uitoefenen op de totstandkoming van
het nieuwe EU-landbouwbeleid? Deelt zij de mening dat haar inzet ten aanzien van het
nieuwe EU-landbouwbeleid, vooral moet zijn dat Nederland weer meer soevereiniteit
terugkrijgt om naar eigen inzicht regels te maken? Deelt zij de mening dat haar inzet
ten aanzien van het nieuwe EU-landbouwbeleid, tevens moet zijn dat Nederlandse boeren
meer vrijheid moeten terugkrijgen om naar eigen inzicht hun beroep uit te oefenen,
en minder tijd kwijt zijn aan administratieve lasten om aan verstikkende regels te
kunnen voldoen?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Onderhandelingen over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen de Minister op het hart drukken
zich in te zetten voor een zo groen mogelijk nieuw GLB van de Europese Unie. Directe
inkomenssteun op basis van het aantal hectaren van de boer past daar volgens deze
leden niet in. Alle Europese landbouwsubsidies zouden ingezet moeten worden om de
transitie naar een natuurinclusieve kringlooplandbouw te realiseren. Gezien de urgentie
van de klimaat- en biodiversiteitscrises kan dit onder geen beding nog zeven jaar
uitgesteld worden.
Specifiek vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie de aandacht voor twee
passages in het akkoord dat is gesloten tussen de Landbouwraad en het Europees Parlement.
In dat akkoord is onder andere opgenomen dat niet langer gerichte GLB-subsidies verstrekt
zullen worden aan fokkers van stieren voor stierengevechten. Dit was naar aanleiding
van twee aangenomen amendementen van de Partij voor de Dieren-fractie in het Europees
Parlement. Deze leden gaan ervan uit dat de Minister deze voorstellen steunt. Is de
Minister bereid zich tijdens de GLB-onderhandelingen actief uit te spreken voor het
intrekken van de gerichte subsidies voor fokkers van gevechtstieren? Zo ja, welke
actie gaat de Minister ondernemen om te zorgen dat deze passages gehandhaafd blijven?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Er wordt hier waarschijnlijk gerefereerd aan de Spaanse wens om gekoppelde steun toe
te passen voor het fokken van deze stieren. Nederland is ten algemene tegen gekoppelde
steun en specifiek tegen deze toepassing.
Over een andere passage in het akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement zijn
de leden van de Partij voor de Dieren-fractie uiterst bezorgd. Er wordt een verbod
voorgesteld op het gebruik van bepaalde uitdrukkingen om plantaardige alternatieven
voor zuivel te benoemen, zoals «alternatief voor yoghurt», «bevat geen melk» en zelfs
termen als «romig». Ook zouden bepaalde verpakkingen en plaatjes uitsluitend door
de zuivelindustrie gebruikt mogen worden en worden deze verboden voor andere sectoren.
Deelt de Minister de mening dat duurzame voedselinnovatie door dit verbod wordt belemmerd?
Deelt zij ook de mening dat een term als «romig» op vele zaken kan slaan en dat het
uiterst merkwaardig is om deze term uitsluitend te mogen gebruiken voor zuivel? Deelt
de Minister de mening dat de frase «bevat geen melk» de consument louter informeert
over de bestanddelen van een product en dat het zeer ongewenst is dit te verbieden?
Kan de Minister bevestigen dat producenten ook «bevat geen soja» of «bevat geen palmolie»
op hun verpakking kunnen zetten en deelt zij het inzicht dat dit consumenten helpt
om een geïnformeerde keuze te maken? Is de Minister bereid het amendement 171, zoals
dat in het Europees Parlement is ingediend, ter discussie te stellen tijdens deze
Landbouw- en Visserijraad en ervoor te pleiten deze passage te schrappen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord
Amendement 171 van het Europees Parlement tot wijziging van zuivelbenamingen wordt
besproken in het kader van de onderhandelingen over de gemeenschappelijke marktordening.
Er wordt niet gesproken over het gebruik van plantaardige benamingen. Er is nog geen
uitkomst uit de onderhandelingen hierover. Ik beoordeel de uitkomst van de onderhandelingen
en zal de komende Landbouw- en Visserijraad daar niet op vooruitlopen.
Ik ben van mening dat de huidige bescherming voor benaming van zuivelproducten voldoende
wordt geborgd door Verordening (EU) 1308/2013 voor de Gemeenschappelijke marktordening
in combinatie met artikel 7 van de Verordening (EU) 1169/2011 voor het verstrekken
van eerlijke en duidelijke voedselinformatie aan consumenten. Afgelopen jaren blijkt
uit gerechtelijke uitspraken dat deze bescherming afdoende is. Het belang van duidelijkheid
voor de consument over de samenstelling van voedsel, of deze nu van dierlijke of plantaardige
oorsprong is, weeg ik mee in de beoordeling van de uitkomst van de onderhandelingen
over de gemeenschappelijke marktordening.
NSP voor het GLB
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben vernomen dat het kabinet een
BNC-fiche zal opstellen over het door de Europese Commissie gepresenteerde Organic
Action Plan. In afwachting van dat BNC-fiche willen deze leden de Minister meegeven
dat dit plan een zeer waardevolle uitwerking is van een aantal belangrijke doelen
die in de Van boer tot bord-strategie zijn gesteld. Het Organic Action Plan bevat
maatregelen waarmee zowel de transitie naar kringlooplandbouw een grote stap kan maken
als de biodiversiteit beschermd zal worden.
Het doel van minimaal 25% biologisch landbouwareaal in 2030 is, zeker voor Nederland11, een grote uitdaging – dat realiseren ook de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
zich. Dat neemt echter niet weg dat Nederland deze uitdaging aan moet gaan en dat
de Minister alles in het werk moet stellen om dat doel te bereiken. Deze leden pleiten
daarom voor een stevige verankering van de maatregelen uit het Organic Action Plan
in het NSP voor het nieuwe GLB. Kan de Minister bevestigen dat Nederland de afgelopen
jaren het enige land in de EU was dat 0% van het budget uit het GLB voor plattelandsontwikkeling
heeft besteed aan de stimulering van biologische landbouw?12 Waarom heeft de Minister dat niet gedaan? Kan de Minister uitspreken dat zij het
doel van 25% biologisch areaal in 2030 nu wel omarmt? Zo ja, kan zij toezeggen zowel
de productie als de consumptie van biologische producten stevig te gaan stimuleren
en concrete maatregelen hiervoor vast te leggen in het NSP? Welk deel van het Nederlandse
budget uit het GLB zal zij in de komende periode benutten voor de stimulering van
biologische productie en consumptie?
Antwoord
In het huidige GLB heeft Nederland niet gekozen voor de maatregel biologische landbouw
in het Plattelandsontwikkelingsprogramma en daarom zijn er ook geen uitgaven gedaan
voor deze maatregel.
De doelstelling voor 25% biologisch landbouwareaal heeft betrekking op de EU in haar
geheel en de lidstaten zullen hier gezamenlijk aan bijdragen. Gelet op het huidige
areaal van circa 3,8% is de doelstelling van de EU ambitieus in de Nederlandse context.
Het kabinet zet in op een transitie naar duurzame landbouw en de omschakeling naar
biologische landbouw is daarvoor een mogelijkheid. Er zijn verschillende instrumenten
om biologische landbouw te ondersteunen, bijvoorbeeld het GLB. Het kabinet zal bij
het opstellen van het nationaal strategisch plan (NSP) bekijken hoe biologische landbouw
in het NSP meegenomen kan worden om zo de groei van de biologische productie en consumptie
in Nederland te stimuleren. Het kabinet is echter geen voorstander van een exclusieve
inzet op biologische landbouw. Andere vormen van landbouw die duurzaam zijn verdienen
eveneens overheidsstimulering.
Bijenrichtsnoer
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vernemen graag van de Minister wat de
planning van de Europese Commissie is betreffende het bijenrichtsnoer, zoals dat gepresenteerd
zou zijn tijdens de vergadering van het Standing Committee on Plants, Animals, Food
and Feed (SCoPAFF) van afgelopen maart. Kan de Minister bevestigen dat er tijdens
die SCoPAFF-vergadering niet inhoudelijk is ingegaan op het bijenrichtsnoer en de
beschermdoelen? Indien dat wel zo is, vernemen deze leden graag wat daar de inhoud
van was. Verwacht de Minister dat de Europese Commissie tijdens de SCoPAFF-vergadering
van april met een voorstel zal komen voor een beschermdoel voor honingbijen? Kan de
Minister bevestigen dat zij tijdens de vergadering in februari, toen de Europese Commissie
de lidstaten bevroeg op hun voorkeur, wel heeft gepleit voor het «meest conservatieve
beschermingsniveau», maar daarbij niet het percentage van 7% heeft uitgesproken? Zo
ja, kan zij uiteenzetten waarom zij dat zo formuleert? De Minister schrijft in het
verslag van het schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad van 22 en 23 maart
dat enkele lidstaten hebben gepleit voor een maximaal effect van 7%.13 Heeft de Minister duidelijk aangegeven dat Nederland zich voegt bij deze groep vooruitstrevende
lidstaten, in uitvoering van de motie van het lid Wassenberg c.s. (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 50)? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister bevestigen dat zij ook voor wilde solitaire
bijen en hommels geen maximaal aanvaardbare sterfte zal accepteren die hoger is dan
7%, ter uitvoering van diezelfde motie?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
Diertransporten
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen opnieuw benadrukken dat het onaanvaardbaar
is om levende dieren voor de vee-industrie over lange afstanden te transporteren,
zeker naar landen buiten de Europese Unie. Deelt de Minister de mening van de Nieuw-Zeelandse
Landbouwminister dat de lange transporttijden voor dieren op zee «altijd gepaard gaan
met dierenwelzijnsuitdagingen»?14 Deelt de Minister de mening dat dat op het Europese vasteland niet alleen geldt voor
zeetransport, maar net zo goed voor transport over land? Deze leden vragen de Minister
om spoedige beantwoording van hun schriftelijke vragen over het transport van duizenden
Nederlandse koeien naar landen in het Midden-Oosten.15
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
En alsof de «gewone» transporttijden nog niet erg genoeg zijn, hebben de leden van
de Partij voor de Dieren-fractie recentelijk gezien – bij de blokkade van het Suezkanaal –
dat een infarct in de wereldhandel snel kan leiden tot een dierenwelzijnsramp. Tijdens
de blokkade van het Suezkanaal eind maart jl. zijn naar schatting 200.000 levende
dieren vast komen te zitten op de vertraagde schepen. Kan de Minister aangeven hoe
lang de schepen met deze dieren uiteindelijk onderweg zijn geweest en wat hun bestemmingen
waren? Kan de Minister uitsluiten dat zich daar Nederlandse dieren tussen bevonden,
of dat de eindbestemming Nederland was? Hoe gaat de Minister zich inzetten om te voorkomen
dat een dergelijke dierenwelzijnsramp zich ooit weer kan voordoen? Deze leden vragen
de Minister tevens om spoedige beantwoording van hun schriftelijke vragen over de
200.000 dieren die vastzaten aan boord van transportschepen door de blokkade van het
Suezkanaal, zoals ook verzocht in de vragen zelf.16
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
Toch kan het altijd nog gekker: Ierland heeft voorgesteld de overtollige kalfjes uit
de melkvee-industrie per vliegtuig naar Nederland te transporteren om de transporttijd
te verkorten. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn positief over de
antwoorden van de Minister dat zij de pilots hiervoor geen goed idee vindt.17 Kan de Minister toezeggen dat Nederland daarom ook niet mee zal werken aan de pilots
of de proefvluchten die zullen worden uitgevoerd? Volgens de Ierse landbouworganisatie
Teagasc is Wageningen University and Research (WUR) betrokken bij het onderzoek dat
zal worden gedaan naar het effect van transport per vliegtuig op het welzijn van kalfjes.
In het dagblad Trouw stelde een woordvoerder van de WUR hier niets van af te weten.18 Kan de Minister uitsluitsel geven over de vraag of de WUR nu wel of niet bij dit
project is betrokken? Indien de WUR hier wel bij is betrokken, kan de Minister dan
uitsluiten dat dit (mede) wordt gefinancierd met overheidsgeld? Heeft er inmiddels
al een proefvlucht plaatsgevonden? Zo ja, waar is deze geland? Is het mogelijk dat
de vliegtuigen naar België vliegen en dat de kalfjes vervolgens per vrachtwagen naar
Nederland komen? Gaat de Minister zich ervoor inzetten dat ook dit niet zal gebeuren?
Zo ja, hoe?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
Burgerinitiatief End the Cage Age
Bijna 1,5 miljoen Europeanen ondertekenden het Europese burgerinitiatief «Stop de
kooien/End the Cage Age». Honderden miljoenen dieren worden in Europa hun leven lang,
of een groot deel van hun leven, in kooien gehuisvest ten behoeve van de vlees- en
eierindustrie. In deze kooien is geen ruimte voor natuurlijk gedrag: de dieren kunnen
niet op een normale manier voedsel zoeken, konijnen kunnen niet graven, kippen kunnen
niet stofbaden, zeugen kunnen hun biggetjes niet verzorgen. Dieren leven hierdoor
met continue stress en frustratie, waardoor het leed dat hen wordt aangedaan enorm
groot is. Kan de Minister toezeggen dat zij zich in gaat zetten om zo snel mogelijk
een einde te maken aan kooihuisvesting voor dieren, waar dit initiatief om vraagt?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
UN Food Systems Summit 2021
Zal Nederland aanwezig zijn bij de top van de Verenigde Naties over voedselsystemen
in september 2021?19 Zo ja, wat wordt de inzet van Nederland bij deze top?
Antwoord
Deze vraag gaat niet over de specifieke agendapunten van de Landbouw- en Visserijraad
van april en zal daarom binnen de standaard termijn van drie weken beantwoord worden.
II Volledige agenda
Geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 26 april 2021
Kamerstuk 21 501-32, nr. 1284 – Brief d.d. 13-04-2021, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J.
Schouten
Verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 22 en 23 maart 2021
Kamerstuk 21 501-32, nr. 1283 – Brief d.d. 12-04-2021, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J.
Schouten
Europese bijeenkomt over specifieke beschermdoelen voor bijen van 23 februari 2021
Kamerstuk 27 858, nr. 533 – Brief d.d. 19-02-2021, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J.
Schouten
Reactie op de raadpleging «Bescherming van de biodiversiteit doelstellingen voor natuurherstel
van de EU-biodiversiteitsstrategie»
Kamerstuk 22 112, nr. 3063 – Brief d.d. 19-03-2021, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J.
Schouten
Voorgenomen Nederlandse standpunten inzake de onderwerpen die ter stemming worden
voorgelegd aan het eerstvolgende Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed
(SCoPAFF)
Kamerstuk 27 858, nr. 534 – Brief d.d. 22-03-2021, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J.
Schouten
Fiche: Verordening statistieken over landbouwinput en -output
Kamerstuk 22 112, nr. 3080 – Brief d.d. 26-03-2021, Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
Fiche: Wijziging Verordening landbouwrekeningen
Kamerstuk 22 112, nr. 3078 – Brief d.d. 26-03-2021, Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
Operationeel Programma het Europees Maritiem Visserij en Aquacultuur Fonds (EMVAF)
(2021–2027)
Kamerstuk 32 201, nr. 114 – Brief d.d. 26-03-2021, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J.
Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier