Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bromet over het bericht ‘Studenten in de stress door tijdelijk huurcontract’
Vragen van het lid Bromet (GroenLinks) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Studenten in de stress door tijdelijk huurcontract» (ingezonden 31 maart 2021).
Mededeling van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
20 april 2021).
Vraag 1
Kent u het bericht «Studenten in de stress door tijdelijk huurcontract»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 9
Wat is uw reactie op huurders, waaronder veel studenten, die zich zorgen maken over
het feit dat ze (telkens) een tijdelijk huurcontract hebben? Deelt u de mening dat
een kwalitatieve en betaalbare woning een essentiële voorwaarde is voor studenten
om hun studie op een goede manier te kunnen volgen en afronden? Zo nee, waarom niet?
Hoe beoordeelt u het feit dat verhuurders nu al de mogelijkheid hebben om via zogenoemde
campuscontracten een tijdelijke huurovereenkomst voor meerdere jaren kunnen aanbieden,
maar dat zij hier, blijkens het onderzoek van onderzoeker Huisman, kennelijk weinig
gebruik van maken?
Antwoord 2 en 9
Ik vind het van belang dat iedereen prettig, zorgeloos en betaalbaar kan wonen. Dat
geldt voor studenten niet anders.
Er worden verschillende huurcontracten aangeboden aan studenten. Hierbij valt ook
te denken aan contracten van aard naar korte duur waarbij de (internationale) studenten
geen huur(prijs)bescherming en duidelijkheid over de duur van het verblijf genieten.
Met de Wet doorstroming huurmarkt 2015 zijn naast contracten voor specifieke doelgroepen
zoals grote gezinnen, promovendi en jongeren ook generieke tijdelijke contracten van
maximaal 2 jaar voor zelfstandige woningen en maximaal 5 jaar voor onzelfstandige
woningen (kamers) geïntroduceerd. De achterliggende reden hierbij was niet alleen
de doorstroming en flexibiliteit te bevorderen maar ook om huurders, waaronder (internationale)studenten,
een alternatief te bieden ten opzichte van de contracten naar aard van korte duur.
Met deze tijdelijke contracten hebben huurders wel huurprijsbescherming, zowel op
de aanvangshuurprijs als de huurverhogingen.
Ondanks dat ik van mening ben dat tijdelijke verhuur niet de norm mag worden, kan
ik mij voorstellen dat er situaties zijn waarin dit een passende oplossing biedt.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan spoedzoekers die direct een woning nodig hebben na een
scheiding. Voor wat betreft de huisvesting van studenten in studentencomplexen of
zogenoemde campuscomplexen ligt een huurcontract voor onbepaalde tijd niet in de rede.
De woning moet immers weer vrijkomen voor een nieuwe student als de studie is beëindigd.
Voor wat betreft het door verhuurders afsluiten van tijdelijke huurcontracten bij
studenten, kom ik terug bij de antwoorden die zien op de evaluatie van de Wet doorstroming
huurmarkt 2015 (vraag 3, 4, 8 en 12).
Vraag 3, 4, 8 en 12
Kunt u aangeven hoeveel procent (bij benadering) van de huurovereenkomsten op dit
moment tijdelijk is en hoeveel procent een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd betreft?
Kunt u dit per woningmarktregio uitsplitsen?
Kunt u specifiek voor studentenkamers aangeven hoeveel procent (bij benadering) een
tijdelijke huurovereenkomst betreft? Kunt u dit per studentenstad uitsplitsen?
Hoeveel extra huurwoningen zijn er door de Wet doorstroming huurmarkt (bij benadering)
bij gekomen? Waar baseert u deze gegevens op?
Wanneer kan de Kamer de evaluatie van de Wet doorstroming huurmarkt tegemoet zien?
Bent u bereid om de Wet zo aan te passen dat ongewenste excessen – zoals onder andere
beschreven in het genoemde artikel – worden tegen gegaan?
Antwoord 3, 4, 8 en 12
Op dit moment wordt deze Wet doorstroming huurmarkt geëvalueerd om te bezien of de
wet heeft bijgedragen aan de flexibilisering van de huurmarkt en daarmee een positief
effect heeft gehad op de doorstroming en het beschikbaar komen van extra huurwoningen.
Daarnaast wordt gekeken of doelgroepen profijt hebben gehad met de introductie van
tijdelijke contracten en of er neveneffecten van de wet zijn te onderscheiden. Tot
slot wordt onderzocht in welke mate er tijdelijke contracten in zijn algemeenheid
worden afgesloten met daarbij een uitsplitsing naar schaarste en niet-schaarste gebieden.
Aangezien er destijds in de wet geen doelgroepencontract voor studenten is geïntroduceerd
(er was al een mogelijkheid om campuscontracten af te sluiten voor studenten), wordt
niet specifiek onderzocht hoeveel studenten met een tijdelijk contract wonen. Bij
de evaluatie wordt wel gekeken of er generieke tijdelijke contracten voor studenten
worden gebruikt en wordt gevraagd welke contractvorm voor studenten wenselijk zou
zijn.
Eind volgende maand zal ik uw Kamer de uitkomsten van de evaluatie van de Wet doorstroming
2015 doen toekomen. Op basis van deze evaluatie zal vervolgens worden bezien of de
doelstellingen van de wet zijn behaald en of de wet moet worden aangepast. Indien
dit het geval is zal een nieuw kabinet u deze wetswijziging voorleggen.
Vraag 5
Bij hoeveel procent van de meldingen/klachten bij (stedelijke) huurteams en bij de
Huurcommissie gaat over zaken waarbij een tijdelijk huurcontract aan de orde is?
Antwoord 5
Een aantal huurteams wordt betrokken bij de genoemde evaluatie. Hierdoor moet duidelijk
worden of en in welke mate er klachten zijn over het gebruik van tijdelijke huurcontracten.
Aangezien de Huurcommissie mij heeft laten weten dat zij geen cijfers bijhouden of
geschillen gaan over reguliere of tijdelijke huurcontracten heb ik naast een aantal
huurteams ook de Woonbond betrokken in de evaluatie om een goed beeld te krijgen over
eventueel oneigenlijk gebruik van tijdelijke contracten.
Vraag 6
Kunt u in een tabel aangeven hoeveel studentenwoningen er de afgelopen tien jaar beschikbaar
waren? Kunt u ook in een tabel aangeven hoeveel tekort er aan studentenwoningen was
in de afgelopen tien jaar?
Antwoord 6
Aangezien ik Kences jaarlijks in de gelegenheid stel om de kennis over de situatie
op de woningmarkt voor studenten op peil te houden, heb ik uw vragen zes en zeven
aan hen voorgelegd. Kences heeft zich in hun antwoorden gebaseerd op de verschillende
edities van de Landelijke monitor studentenhuisvesting waarin dit jaar voor het eerst
een tekort aan wooneenheden is uitgedrukt in een getal. Volgens Kences is een studentenwoning
als zodanig een lastig begrip: studenten wonen op kamers, in éénkamerwoningen en méér-kamerwoningen,
waarbij we over het algemeen aanhouden dat de méér-kamerwoningen «gewone» woningen
zijn. Dit zijn woningen die niet specifiek voor studenten zijn en ook niet altijd
door studenten worden bewoond. Het aandeel studenten in een «gewone» woning is gestegen
van 20% naar 25% in acht jaar tijd.
Kences geeft aan dat het aantal uitwonende studenten (inclusief internationale studenten)
die wonen in een studiestad in de afgelopen acht jaar met 25% is toegenomen. Van 210.000
in 2012 naar 261.500 in 2020. Dit is een goede indicator voor de groei van het aantal
studentenwoningen aangezien die studenten niet thuis wonen maar op zichzelf. Het tekort
is in 2020 volgens Kences 22.000 wooneenheden2.
Vraag 7
Kunt u in een tabel aangeven hoe de prijs van een gemiddelde studentenwoning zich
de afgelopen tien jaar heeft ontwikkeld?
Antwoord 7
Gelet op de onduidelijke definitie van een studentenwoning en de verschuivingen binnen
de woningmarkt in de afgelopen jaren (groter gebruik van één- en meer-kamerwoningen)
is volgens Kences niet met een tabel aan te geven hoe de prijs van studentenwoningen
zich heeft ontwikkeld. In de monitor studentenhuisvesting wordt wel de woonquote gevolgd.
Van de vergelijkbare deelonderzoeken betaalbaarheid is hieronder een tabel opgenomen
die is terug te vinden in de landelijke monitor studentenhuisvesting 20203.
Vraag 10
Kunt u een actuele stand van zaken geven over de achterstanden bij de Huurcommissie?
Kunt u ook de actuele stand van zaken van de gevolgen van covid-19 op het werk van
de Huurcommissie geven?
Antwoord 10
Door de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus heeft de Huurcommissie
vorig jaar tijdelijk de zittingen en onderzoeken ter plaatse stil moeten leggen. Het
werd daardoor moeilijk voor de Huurcommissie om zaken af te handelen. Daarom heeft
de Huurcommissie zich erop gericht om zo veel mogelijk zaken voor te bereiden voor
behandeling op zitting. Dit heeft ervoor gezorgd dat de werkvoorraad bij de Huurcommissie
eind vorig jaar is opgelopen tot circa 10.500 zaken.
Vraag 11
Deelt u de mening dat het juist ook voor mensen met een tijdelijke huurovereenkomst
van groot belang is dat zij, wanneer ze een geschil aan de Huurcommissie willen voorleggen,
op korte termijn een uitspraak kunnen verwachten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe
gaat u dit concreet bewerkstelligen?
Antwoord 11
De Huurcommissie speelt voor huurders en verhuurders een belangrijke rol als onafhankelijke
geschillenbeslechter. Het is van belang dat geschillen tijdig worden behandeld, zodat
huurder en verhuurder weten waar zij aan toe zijn. Dat geldt ook voor huurders met
een tijdelijk huurcontract. Om deze achterstanden weg te kunnen werken heeft de Huurcommissie
afgelopen jaar, samen met mijn ministerie, het actieplan Aanpak achterstanden opgesteld4. In dit actieplan beschrijft de Huurcommissie de maatregelen die zij neemt om het
werkproces waar mogelijk te versnellen, zoals het stroomlijnen van het intakeproces
voor nieuwe verzoeken en het toepassen van schriftelijke uitspraken bij zaken waar
geen twijfel over de uitkomst bestaat.
Ik zie erop toe dat de Huurcommissie door toepassing van het actieplan de achterstanden
wegwerkt tot een reguliere werkvoorraad. In mei informeer ik uw Kamer met het jaarverslag
van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de werkzaamheden
van de Huurcommissie in 2020. Daarnaast zal ik uw Kamer zoals eerder toegezegd vóór
de zomer informeren over de voortgang van actieplan en het effect daarvan op de werkvoorraad
van de Huurcommissie.
Vraag 13
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 13
De antwoorden zijn zoveel als mogelijk separaat beantwoord. Om dubbelingen te voorkomen
heb ik een aantal vragen geclusterd beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.