Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bergkamp over passende zorg bij complexe zorgvragen
Vragen van het lid Bergkamp (D66) aan de Minister voor Medische Zorg over passende zorg bij complexe zorgvragen (ingezonden 26 maart 2021).
Antwoord van Minister Van Ark (Medische Zorg) (ontvangen 16 april 2021).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van de 5 Uur Show van 16 maart jl. over de
strijd van een vader met de zorginstelling van zijn zoon?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u reflecteren op de genoemde casus? Welke zaken zijn fout gegaan en op welke
manier gaan deze opgelost worden?
Antwoord 2
Vanwege de privacy van de cliënt en diens situatie kan ik niet al te specifiek ingaan
op deze casus. Wel kan ik zeggen dat het verhaal van deze cliënt veel elementen bevat
die we ook terugzien bij andere cliënten in een complexe situatie. Hetzelfde geldt
voor de (knelpunten in de) zorg voor deze cliënten. In het algemeen zien we dat deze
groep cliënten met autisme, zeker in combinatie met een verstandelijke beperking en
bijkomende problematiek (zoals automutilatie) heel specifieke deskundigheid vraagt
van hulpverleners en dat omgevingsfactoren zoals de groepssamenstelling in de zorginstelling
en de fysieke omgeving heel nauw luisteren.
Er kunnen vele zorginhoudelijke en organisatorische redenen zijn waarom niet altijd
voldoende aan deze randvoorwaarden kan worden voldaan. Zorginhoudelijk zien we dat
in de complexe zorg (zeker voor mensen met autisme) nog niet altijd de juiste kennis
beschikbaar is om in deze complexe situaties echt passende zorg te bieden. Dat kan
zijn omdat die kennis nog niet is ontwikkeld of omdat de desbetreffende hulpverleners
nog onvoldoende op de hoogte zijn van de nieuwste kennis. Ook zien we helaas soms
dat adviezen van interne en externe deskundigen zoals het CCE niet altijd voldoende
worden opgevolgd door zorgteams.
Organisatorische redenen spelen soms ook een rol bij het niet kunnen bieden van passende
zorg. In de complexe zorg gaat het dan met name om het vinden en «vasthouden» van
deskundige hulpverleners en het organiseren van een passende fysieke zorgomgeving.
Het gaat hier om een relatief kleine groep cliënten waarbij vrijwel steeds maatwerk
noodzakelijk is om echt passende zorg te kunnen bieden. Tevens heeft het de voorkeur
deze zorg ook nog te bieden in de eigen regio zodat ouders en andere naasten zoveel
mogelijk in contact kunnen blijven met cliënt. Het tijdig kunnen aanbieden van een
echt passende zorgplek blijft daarmee een voortdurende uitdaging voor zorgaanbieders
en zorgkantoren.
Zie vraag 6, 8 en 12 voor oplossingen voor bovengenoemde knelpunten.
Vraag 3
Kunt u aangeven op welke manier de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) hierbij
betrokken is geweest of zou kunnen worden?
Antwoord 3
Betrokkenen hebben contact gehad met het Landelijk Meldpunt Zorg van de IGJ. Er was
vooralsnog geen aanleiding tot nader onderzoek door de IGJ. Een regulier inspectiebezoek
aan de aanbieder heeft plaatsgevonden in januari 2021. Het rapport hiervan is nog
niet openbaar.
Vraag 4
In hoeverre kan de IGJ daadwerkelijk ingrijpen bij casussen zoals deze? Kan dit bijvoorbeeld
door een meer bindend karakter toe te kennen aan adviezen van het Centrum voor Consultatie
en Expertise (CCE) of via het toedienen van medicijnen in relatie tot de Wet zorg
en dwang?
Antwoord 4
De IGJ ziet toe op de naleving van de Wkkgz en op het naleven van de klachten- en
geschillenregeling (artikel 24). Wanneer een klacht gegrond is verklaard moet de zorgaanbieder
aan de klagers aangeven wat zij met de uitspraak gaat doen (artikel 17). Wanneer beide
partijen er niet uitkomen kan het geschil worden voorgelegd aan de Geschillencommissie
(artikel 21).
aarnaast kunnen burgers met hun signalen terecht bij het Landelijk Meldpunt Zorg van
de IGJ, professionals kunnen een melding doen bij het Meldpunt van de IGJ. Signalen
en meldingen worden beoordeeld door de IGJ en kunnen leiden tot vervolgonderzoek.
Daarmee kan de IGJ dus ook zo nodig daadwerkelijk ingrijpen.
Vraag 5
Welke regels gelden er omtrent het niet opvolgen van een gegrond verklaarde klacht
en geeft deze casus reden tot aanscherping daarvan, bijvoorbeeld door het hanteren
van een termijn?
Antwoord 5
Op grond van artikel 17 Wkkgz dient de zorgaanbieder binnen zes weken aan te geven
tot welk oordeel het onderzoek van de klacht heeft geleid en welke beslissingen de
zorgaanbieder naar aanleiding van de klacht heeft genomen. Hierbij dient ook te worden
aangegeven binnen welke termijn maatregelen zullen zijn gerealiseerd. Op grond van
het tweede lid van dit artikel kan deze termijn met maximaal vier weken worden verlengd.
Deze casus geeft op zich geen aanleiding tot het aanscherpen van deze regels.
Vraag 6
Is deze casus reeds bekend bij de Unit Complexe Zorgvragen van het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Zo ja, welke actie is hier reeds op ondernomen?
Zo nee, bent u bereid deze casus hier op te nemen om te zoeken naar een concrete oplossing?
Antwoord 6
De casus is bekend bij VWS. Er is uitgebreid gesproken met de ouders en deskundigen
die de cliënt kennen. Vanuit VWS is een zeer ervaren cliëntondersteuner ingeschakeld
die met de ouders een toekomstplan maakt voor hun zoon. Het zorgkantoor is ingeschakeld
om te komen tot echt passende zorg. Vanuit VWS wordt de voortgang hiervan in de gaten
gehouden.
Vraag 7
Kunt u aangeven hoe de communicatie verloopt rondom de Unit Complexe Zorgvragen, bijvoorbeeld
hoe mensen hiervan op de hoogte kunnen zijn en hoe deze unit mensen beter ten dienste
kan staan?
Antwoord 7
Er is op dit moment geen specifieke communicatie die zich uitsluitend richt op het
werk van de Unit Complexe Zorgvragen. Wel is er communicatie over de plaats waar mensen
terecht kunnen als het hen niet lukt om passende zorg te vinden via bijvoorbeeld een
zorgprofessional. Allereerst is dit een taak van gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren.
Dit doen zij op diverse manieren. En als dat niet toereikend is, is er landelijk het
«Juiste Loket» ingericht dat laagdrempelig bereikbaar is voor onder andere mensen
die niet weten waar zij voor zorg of ondersteuning terecht kunnen. In sommige situaties
zet het Juiste Loket meldingen door naar VWS. Over deze werkwijze heb ik uw Kamer
op 17 februari 2020 geïnformeerd (TK 2019–2020, 31 765, nr. 479).
Om meer bekendheid te geven aan deze werkwijze is een bundeling van een aantal verhalen
verschenen in het boek «Het kan wél! Complexe zorgvragen bij VWS» (TK 2020–2021, 31 765, nr. 520), waar via sociale media-aandacht aan is gegeven. Tevens is er een filmpje gemaakt
wat te doen als het niet lukt om passende geestelijke gezondheidszorg te krijgen.
Dit filmpje is eveneens gedeeld op sociale media.
Op de site https://www.informatielangdurigezorg.nl/onderwerpen/opschaling is de nodige informatie te vinden als mensen vastlopen bij het vinden van passende
zorg. Daar is bijvoorbeeld ook meer informatie te vinden over het Juiste Loket en
de werkwijze van VWS.
Vraag 8
Kunt u daarbij ingaan op de genoemde bezuinigingen die volgens de vader de oorzaak
zijn van de problemen in deze casus? Om welke bezuinigingen gaat het en heeft dit
in soortgelijke instellingen ook gespeeld?
Antwoord 8
Bij deze en bij vergelijkbare casuïstiek in de gehandicaptenzorg spelen regelmatig
knelpunten rond het vinden en behouden van voldoende (deskundig) personeel en rondkomen
van de zorginstelling met de beschikbare middelen. Daar waar er sprake is van financiële
knelpunten rond de zorg voor een specifieke cliënt zijn er oplossingen mogelijk. In
de complexe zorg gaat het veelal om cliënten met de hoogste zorgprofielen waarbij
vanwege de soms tekortschietende middelen de mogelijkheid bestaat om bij het zorgkantoor
een aanvraag voor bekostiging van de benodigde «meerzorg» in te dienen. Daar waar
een cliënt niet in aanmerking komt voor meerzorg is er altijd de mogelijkheid om in
overleg met het zorgkantoor te bezien of er toch langs een andere weg een passende
oplossing kan worden gevonden.
Vraag 9
Hoeveel casussen zijn bekend waar klachten gegrond zijn verklaard ten aanzien van
de kwaliteit in de gehandicaptenzorg en in welk deel daarvan zijn vervolgens stappen
ondernomen?
Antwoord 9
Landelijke cijfers over de instellingsgebonden klachteninstanties zijn voor zover
mij bekend niet beschikbaar. Wel zijn er gegevens over de landelijke geschillencommissie
waar men kan aankloppen als men er ook na het indienen van een klacht bij de instelling
niet uitkomt. In 2019 behandelde deze landelijke geschillencommissie 34 zaken, een
stijging van bijna 50% ten opzichte van 2018. Van de 34 behandelde zaken werden er
7 vroegtijdig in de procedure gestopt. In 4 gevallen kwamen partijen alsnog onderling
tot een oplossing. De commissie deed in 13 zaken een uitspraak. In 8 zaken kreeg de
cliënt (deels) gelijk. In 5 zaken kreeg de cliënt ongelijk. De resterende 10 zaken
waren ten tijde van het uitbrengen van het jaarverslag nog niet afgerond. In hoeverre
er vervolgens stappen zijn ondernomen naar aanleiding van deze uitspraken van de geschillencommissie
is helaas onbekend.
Vraag 10
Welke actie kunnen ouders – behalve het benaderen van de Unit Complexe Zorgvragen –
verder ondernemen indien geen passende zorg geleverd wordt door een instelling en
elders wachtlijsten zijn? Hoe kunnen ouders ondersteund worden in dit soort situaties?
Antwoord 10
Alle cliënten met een Wlz-indicatie hebben recht op onafhankelijke cliëntondersteuning,
ook als zij al zorg krijgen. Voor Wlz-cliënten wordt deze cliëntondersteuning ingekocht
door het zorgkantoor. Cliënten (of hun naasten) kunnen daarbij veelal kiezen uit verschillende
cliëntondersteuningsorganisaties. Een overzicht van deze organisaties is te vinden
op https://www.informatielangdurigezorg.nl/onderwerpen/clientondersteuning…. Vanuit VWS wordt de komende periode ingezet op meer bekendheid voor cliëntondersteuning.
Bij wachtlijsten of niet passende zorg kunnen ouders en andere cliëntvertegenwoordigers
ook contact opnemen met het zorgkantoor. Bij onduidelijkheid over wet- en regelgeving
of financiering kan het Juiste Loket ingeschakeld worden. Bij klachten kan contact
gezocht worden met de klachtenfunctionaris van de zorginstelling en zo nodig ook de
IGJ. Voor zorginhoudelijke adviezen is er het CCE.
Een meer uitgebreid overzicht van de verschillende ondersteuningsmogelijkheden is
te vinden op https://www.informatielangdurigezorg.nl/complexe-zorgvragen/routes-en-o…).
Vraag 11
Kunt u aangeven of deze problematiek dermate vaak voorkomt waardoor een (crisis-)actieteam
of een andere ondersteuningsvorm nuttig kan zijn?
Antwoord 11
In het kader van programma Volwaardig Leven zijn in inmiddels in elke regio Crisisondersteuningteams
voor de gehandicaptenzorg operationeel of in ontwikkeling. In de voortgangsrapportages
over het programma Volwaardig Leven2 heb ik u nader geïnformeerd over de totstandkoming en stand van zaken van deze teams.
Veelal wordt deze teams om hulp gevraagd bij (zeer) complexe problematiek in de gehandicaptenzorg.
De eerste ervaringen met deze teams laten zien dat deze vorm van ondersteuning inderdaad
zeer nuttig kan zijn.
Vraag 12
Wat is de ontwikkeling van de gemiddelde duur van wachtlijsten voor complexe zorg
in de afgelopen jaren?
Antwoord 12
Er is op landelijk niveau geen wachtlijstinformatie beschikbaar voor de complexe zorg,
o.a. omdat er geen strak omlijnde definitie is van deze zorg. Wel is per zorgprofiel
wachtlijstinformatie beschikbaar. Mensen met een complexe zorgvraag treffen we in
de Wlz gefinancierde zorg met name aan bij de profielen met de hoogste zorgzwaarte
(VG7 en VG8). Maar dat betekent niet dat alle mensen met een VG7 of VG8 een complexe
zorgvraag hebben. Evenmin betekent het dat iemand met een complexe zorgvraag geen
andere zorgindicatie dan VG7 of VG8 kan hebben. Dit maakt het lastig om precies aan
te geven hoe groot de wachtlijsten zijn voor mensen met een complexe zorgvraag en
hoe die wachtlijsten en wachttijden zich hebben ontwikkeld in de afgelopen jaren.
Er is wel inzicht in de ontwikkeling van de wachtlijsten van VG7 en VG8. Die wachtlijstcijfers
voor VG7 en VG8 worden hieronder weergegeven in de verwachting dat zij een redelijk
beeld kunnen geven van de wachtlijst in de complexe zorg.
In de gepubliceerde overzichten wordt het aantal wachtenden ingedeeld naar de periode
dat men tot aan de peildatum aan het wachten is op een plek in een instelling. De
periode korter dan 13 weken geldt als wachtend binnen de Treeknorm. Met ingang van
2020 worden deze gegevens meegenomen in de publicatie. De actief wachtenden vinden
bijna allemaal een plek binnen de Treeknorm, zodat er bijna geen cliënten zijn die
actief wachten langer dan de Treeknorm. De niet-actief wachtende cliënten hebben aangegeven
dat zij willen worden opgenomen in een voorkeursinstelling. De wachttijd kan daardoor
langer zijn. Het merendeel van de cliënten ontvangt overbruggingszorg.
Aantal wachtenden VG7
1-1-2016
1-1-2017
1-1-2018
1-1-2019
1-1-2020
1-1-2021
Actief wachtend
1
0
0
4
39
67
0–13 weken (binnen Treeknorm)
Onbekend
onbekend
onbekend
onbekend
36
63
3–12 maanden
1
0
0
4
2
3
> 12 maanden
0
0
0
0
1
1
Niet-actief wachtend
59
67
90
79
73
76
0–13 weken (binnen Treeknorm)
13
26
28
11
24
18
3–12 maanden
21
18
37
68
13
16
> 12 maanden
25
23
25
0
36
42
Bron: Zorginstituut https://istandaarden.nl/wachtlijsten
Aantal wachtenden VG8
1-1-2016
1-1-2017
1-1-2018
1-1-2019
1-1-2020
1-1-2021
Actief wachtend
1
0
1
4
21
25
0–13 weken (binnen Treeknorm)
onbekend
onbekend
onbekend
onbekend
19
22
3–12 maanden
0
0
1
4
1
1
> 12 maanden
1
0
0
0
1
2
Niet-actief wachtend
43
41
36
26
34
39
0–13 weken (binnen Treeknorm)
10
8
5
4
12
11
3–12 maanden
11
14
18
22
6
7
> 12 maanden
22
19
13
0
16
21
Bron: Zorginstituut https://istandaarden.nl/wachtlijsten
Vanaf 2021 zijn de definities van de wachtstatus aangepast zodat beter onderscheid
gemaakt kan worden met betrekking tot de opnamenoodzaak en opnamebehoefte. De actuele
cijfers vindt u in onderstaande tabel met peildatum 1 februari 2021. Deze nieuwe indeling
is daardoor niet beschikbaar over eerdere jaren.
Aantal wachtenden op 1 februari 2021
VG7
VG8
urgent plaatsen zonder Wlz-zorg
0
0
urgent plaatsen met Wlz-zorg
0
0
actief plaatsen zonder Wlz-zorg
25
4
actief plaatsen met Wlz-zorg
19
18
actief wachtend zonder Wlz-zorg
1
1
actief wachtend met Wlz-zorg
3
3
wacht op voorkeur zonder Wlz-zorg
10
2
wacht op voorkeur met Wlz-zorg
66
32
Bron: Zorginstituut https://istandaarden.nl/wachtlijsten
Zorgkantoren werken sinds 2018 onder de vlag van het programma Volwaardig Leven aan
het organiseren van meer passend aanbod voor mensen met een zeer complexe zorgvraag.
Het gaat om een groep mensen die vastlopen in het systeem, die geen goede plek kunnen
vinden en vaak al meermaals verhuisd zijn van de ene zorglocatie naar de andere. Hun
zorgvraag is complex, bijvoorbeeld omdat ze zorg nodig hebben op het grensvlak van
de geestelijke gezondheidszorg en de gehandicaptenzorg of ernstig probleemgedrag vertonen
dat tot incidenten kan leiden. Het zorgprofiel VG7 komt veel, maar niet uitsluitend,
bij deze groep voor.
Bij aanvang van het programma Volwaardig Leven was onbekend hoe groot deze groep precies
is, maar men dacht dat het zou gaan om enkele honderden cliënten. Zorgkantoren hebben
vervolgens in 2019 geïnventariseerd om welke cliënten het ging. Er bleken ongeveer
70 maatwerkplekken nodig te zijn en ongeveer 200 andere cliënten bleken een andere,
beter passende plek nodig te hebben.3 In 2020 hebben zorgkantoren hard gewerkt aan het vinden van een passende oplossing
voor deze cliënten, ofwel via een maatwerkplek ofwel elders binnen het reguliere zorgaanbod.
Ze hebben samen met onder andere aanbieders, cliëntvertegenwoordigers, CCE en MEE
gezocht naar een passende plek voor elk van de cliënten op de lijst. Voor sommigen
bleek het huidige zorgaanbod met de nodige aanpassingen passend, voor anderen waren
zogenaamde maatwerkplekken nodig. Een goede (maatwerk)plek is bij deze complexe doelgroep
echter niet alleen afhankelijk van capaciteit van een aanbieder (de fysieke plek),
maar ook van de expertise van personeel, wensen en behoeften van de naasten en de
specifieke behoefte van de cliënt zelf. Complicerend daarbij is dat die zorgbehoefte
bij deze cliënten snel en abrupt kan veranderen, wat het extra lastig maakt om een
duurzaam passende plek te realiseren.
De voortgang van de realisatie van passende plekken voor deze groep cliënten is te
lezen in de laatste Voortgangsrapportage Volwaardig Leven4.
Vraag 13
Hoe verhouden deze wachtlijsten en het aantal beschikbare plekken zich tot het benodigde
aantal plekken voor deze vormen van zorg op basis van demografische ontwikkelingen?
Antwoord 13
In onderstaande tabellen is het aantal cliënten met een indicatie VG7 en VG8 weergeven
en het aantal cliënten dat in een instelling is opgenomen. Het merendeel van de geïndiceerde
cliënten verblijft in een instelling, de overige cliënten ontvangen Wlz-zorg in de
thuissituatie via een vpt, mpt en/of pgb.
Personen VG7, op peildatum
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Met indicatie VG7
12.520
13.225
13.895
14.580
15.325
16.055
Met verblijf in instelling
11.495
12.010
12.315
12.950
13.545
13.703
Bron: verblijf 2020: Zorginstituut, peildatum 1-10-2020. Overige cijfers: CBS, Monitor
Langdurige Zorg, peildatum 2e vrijdag november.
Personen VG8, op peildatum
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Met indicatie VG8
6.450
6.915
8.360
8.300
8.435
8.540
Met verblijf in instelling
5.190
5.200
5.150
5.145
5.180
5.441
Bron: verblijf 2020: Zorginstituut, peildatum 1-10-2020. Overige cijfers: CBS, Monitor
Langdurige Zorg, peildatum 2e vrijdag november.
Het aantal wachtenden langer dan de Treeknorm in relatie tot het aantal geïndiceerden
is in relatie tot het totaal aantal cliënten met een vergelijkbare problematiek beperkt.
Bij VG7 gaat het om 62 wachtenden langer dan de Treeknorm ten opzichte van 16.055
geïndiceerden (0,39%). Bij VG8 gaat het om 31 wachtenden langer dan de Treeknorm ten
opzichte van 8.540 geïndiceerden (0,36%).
Het aantal cliënten met indicatie (benodigde plekken) is de afgelopen jaren gestegen.
Het aantal beschikbare plekken (verblijf in instelling) is ook toegenomen, evenals
het aantal mensen dat de zorg thuis ontvangt. Hiermee is de toegenomen vraag opgevangen
zodat de wachtlijsten relatief beperkt zijn. De toename in indicaties bij VG8 is een
gevolg van de instroom van Wlz-indiceerbaren per 1 januari 2017. Dit zijn grotendeels
mensen die al zorg thuis ontvingen en deze continueren onder de Wlz via een mpt of
pgb.
Onder de vlag van het programma Volwaardig Leven hebben zorgkantoren in 2020 een structuur
opgezet om cliënten met een complexe zorgvraag sneller en beter te kunnen helpen naar
een passende plek. Dit kan zijn een maatwerkplek of een andere plek in het (reguliere)
zorgaanbod. Zorgkantoren werken nu volgens deze nieuwe structuur. Met deze werkwijze
houden zorgkantoren permanent zicht op de vraag en het aanbod van zorg voor mensen
met een complexe zorgvraag en kunnen zij dat aan elkaar matchen. De structuur bestaat
uit regionale taskforces en een opschalingsmogelijkheid bij een landelijke commissie,
als men er regionaal niet uit komt. Meer over deze werkwijze is te lezen in de meest
recente Voortgangsrapportage Volwaardig Leven5.
Vraag 14
Welke actie gaat u ondernemen om de wachtlijsten in de complexe zorg terug te dringen?
Antwoord 14
Zorgkantoren dragen met hun zorgplicht de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen
dat er voldoende passend aanbod is en de wachtlijsten beperkt blijven.
In het kader van programma Volwaardig Leven is gewerkt aan het tot stand brengen van
maatwerkplekken voor de aller moeilijkste situaties in de complexe zorg. De zorgkantoren
hebben dit in de afgelopen periode gezamenlijk voortvarend opgepakt, wat heeft geleid
tot het landelijk aanbesteden en inkopen van extra maatwerkplekken. De totstandkoming
van deze maatwerkplekken voor de aller moeilijkste situaties draagt ook weer bij aan
het vrijkomen van andere zorgplekken in de gehandicaptenzorg. In bovengenoemde voortgangsrapportages
van programma Volwaardig Leven heb ik de Kamer over de voortgang van deze maatwerkplekken
geïnformeerd.
Voor de complexe zorg werken zorgkantoren sinds 2020 volgens hun nieuwe werkwijze.
Die werkwijze bestaat uit regionale taskforces waar casuïstiek wordt besproken waarbij
het niet wil lukken om passende zorg te realiseren. De deelnemende partijen (onder
andere de regionale zorgaanbieders en het zorgkantoor) zoeken in deze taskforces alsnog
gezamenlijk naar een oplossing, in eerste instantie in de regio. Lukt het niet om
in de regionale taskforce tot een passende oplossing te komen, dan kan men opschalen
naar een landelijke commissie. Daarnaast hebben de partijen die betrokken zijn bij
het programma Volwaardig Leven, waaronder zorgkantoren, aangegeven ook de komende
jaren met elkaar verder te willen werken. Dat doen we vanuit de toekomstagenda voor
de gehandicaptenzorg.
Vraag 15, 16 en 17
Welke actie gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat instellingen beter onderling
kennis kunnen delen, zodat de kwaliteit van zorg minder afhankelijk is van specifieke
instellingen?
Hoe kan instellingsoverstijgend een betere kennisinfrastructuur gerealiseerd worden,
waar kennis wordt gebundeld en naar zorgorganisaties stroomt die deze kennis nodig
hebben, zodat de bewoner kan blijven wonen en niet hoeft te verhuizen?
Kunt u bij de vorige vraag specifiek aandacht besteden aan de kennisinfrastructuur
bij cliënten met een zorgvraag die complex is maar weinig voorkomt?
Antwoord 15, 16 en 17
Op allerlei plekken wordt gewerkt aan meer kennis en betere kennisverspreiding ten
behoeve een verbetering van de complexe zorg. Daarbij wordt ook op allerlei niveaus
gewerkt; op het niveau van de zorgsectoren, van beroepsgroepen, van cliëntgroepen
of specifieke problematiek van deze cliënten, op het niveau van zorg en ondersteuning
van naasten van cliënten. Denk daarbij aan onderzoeksprogramma’s om zorginhoudelijke
kennis te vergroten via universitaire en niet-universitaire onderzoeksgroepen, aan
academische werkplaatsen gelinkt aan de praktijk, aan zorgopleidingen en bij- en nascholingsprogramma’s
via de landelijke kenniscentra zoals Vilans en het Trimbos-instituut, aan het tot
stand brengen van specifieke kenniscentra voor specifieke doelgroepen in de complexe
zorg (commissie-Leerink), projecten voor het verbeteren van de zorg en ondersteuning
van mensen met autisme via onder andere stichting Vanuit Autisme Bekeken en de continue
kennisverspreiding en vermeerdering via de adviezen van het CCE en hulp van crisisondersteuningsteams.
Deze veelheid aan initiatieven vanuit overheid, koepels, beroepsgroepen en cliënten-
en naastenorganisaties moet uiteindelijk landen op de werkvloer en daarmee ten goede
komen aan de dagelijkse zorg voor cliënten in de complexe zorg. Op heel veel plekken
zien we daarbij concrete verbetering en vooruitgang. Tegelijkertijd zullen er altijd
situaties zijn van minder passende zorg. Met de nu beschikbare en nog verder uit te
bouwen kennisinfrastructuur zijn er mijns inziens in principe voldoende mogelijkheden
om in dergelijke situaties de beschikbare kennis snel op de werkvloer te krijgen en
toe te passen. Daar waar de beschikbare kennis nog tekortschiet wordt zoals gezegd
aan gewerkt aan onderzoek binnen wetenschap en praktijk. Met inachtneming van de beschikbare
middelen zal VWS dat onderzoek zoveel mogelijk blijven ondersteunen.
Vraag 18
Komt het vaker voor dat groepen een andere samenstelling krijgen in een zorginstelling,
waardoor niet iedere bewoner hier meer past? Zo ja, welke oplossingen zijn daarvoor
beschikbaar?
Antwoord 18
Bij groepsgebonden zorg is de groepssamenstelling altijd een belangrijk punt van aandacht.
Veranderingen in de groepssamenstelling zijn met de komst of vertrek van medecliënten
onvermijdelijk, waarbij uiteraard altijd vooraf zo goed mogelijk wordt ingeschat wat
de komst van een nieuwe bewoner voor gevolgen zal hebben voor de overige bewoners.
Het is onvermijdelijk dat daarbij af en toe inschattingsfouten worden gemaakt. Ook
komt het voor dat cliënten in de loop der tijd veranderen qua gedrag en zorgbehoefte.
Veelal zullen de hulpverleners dit tijdig signaleren en zoeken naar oplossingen. In
eerste instantie zal men proberen om die oplossing te zoeken binnen de groep, zodat
een verhuizing van een cliënt niet noodzakelijk is. Daarbij kan men zo nodig ook hulp
van het CCE of andere interne en externe deskundigen inroepen. Lukt het niet (meer)
om binnen de groep een oplossing te vinden, dan is een groepswijziging of zelfs verhuizing
van een of meer cliënten helaas niet te vermijden. In eerste instantie zal men dat
binnen de zorginstelling proberen op te lossen. Lukt dit niet dan zal men op zoek
moeten naar een plek elders, waarbij zo nodig de hulp van het zorgkantoor kan worden
ingeroepen bij het vinden van een beter passende plek.
Vraag 19
Kunt u aangeven in hoeverreHet Juiste Loket in deze of soortgelijke casus een oplossing had kunnen bieden voor de kwaliteit van
zorg?
Antwoord 19
Het Juiste Loket is bedoeld voor vragen of advies bij het organiseren van langdurige
zorg. Zowel cliënten als professionals kunnen er terecht. Bij het Juiste Loket komen
ook vragen binnen over de kwaliteit van zorg, dus soortgelijke casuïstiek is herkenbaar.
De mogelijkheden van het Juiste Loket in dit soort situaties zijn echter beperkt.
Het Juiste Loket regelt dan zo nodig een warme overdracht naar VWS, probeert mee te
denken buiten de bekende kaders en kan een stukje met de vraagsteller meelopen in
het proces. Meer intensieve ondersteuning is echter een rol van de onafhankelijk cliëntondersteuner.
Vraag 20
Op welke manier worden de ervaringen vanHet Juiste Loketbreder ingezet om de toegang tot zorg te verbeteren?
Antwoord 20
Het Juiste Loket heeft een belangrijke rol in het signaleren van knelpunten in de
praktijk van de langdurige zorg en ondersteuning. Het Juiste Loket deelt de ervaringen
en signalen die zij tegenkomen rechtstreeks met mijn medewerkers van de betrokken
beleidsdirecties. Hierdoor ontstaat er aan beide kanten meer zicht op de knelpunten
en kan er gerichter worden gezocht naar passende oplossingen. In de meeste gevallen
leidt dit tot aanpassingen en verbeteringen in de communicatie, in sommige gevallen
kan het tot wijzigingen in beleid leiden.
Vraag 21
Heeft u kennisgenomen van het Manifest Gehandicaptenzorg van de Vereniging Gehandicaptenzorg
Nederland (VGN) en zou u op ieder kernpunt afzonderlijk willen reageren?6
Antwoord 21
Ja. Ik zie het manifest van de VGN, in ieder geval waar het de vijf kernpunten betreft,
als een document dat goed aansluit op de uitgangspunten die ten grondslag lagen aan
de programma’s Onbeperkt meedoen en Volwaardig Leven. De activiteiten die de afgelopen
drie jaar onder de vlag van deze programma’s zijn uitgevoerd, hebben allemaal op hun
eigen manier bijgedragen aan het realiseren van deze kernpunten. En zij komen ook
terug in de speerpunten die alle betrokken partijen voor de toekomst hebben geformuleerd.
Een inclusieve samenleving staat vanzelfsprekend centraal in Onbeperkt meedoen, maar
ook in het programma Volwaardig Leven zijn bijvoorbeeld brancheopleidingen ontwikkeld
voor mensen met een beperking. Aan beter passende zorg voor mensen met complexe zorgvragen
is gewerkt door het realiseren van crisis- en ondersteuningsteams, maatwerkplekken
en de pilots gespecialiseerde cliëntondersteuning. De arbeidsmarkttafel gehandicaptenzorg
zet in op het boeien van mensen voor de zorg, het binden van werknemers om ongewenste
uitstroom tegen te gaan en het benutten van de kennis en ervaring die er is. Via het
programma (Ont)regel de langdurige zorg worden zorgorganisaties begeleid bij het opzetten
van een (Ont)regelaanpak passend voor hun organisatie, waarbij allerlei kennis, praktische
tools en oplossingen worden ingezet. Tot slot is de Innovatie-impuls gehandicaptenzorg
opgestart om het gebruik van technologie in de zorg vanzelfsprekender te maken. Daaraan
is veel onderzoek gekoppeld om zowel de meerwaarde van technologie aan te tonen als
belemmerende factoren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.