Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Lodders en Regterschot over het onnodig betalen van leges
Vragen van de leden Lodders en Regterschot (beiden VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties over het onnodig betalen van leges (ingezonden 4 februari 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
            16 april 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1891.
         
Vraag 1
            
Heeft u sinds de uitspraak van de Raad van State op 11 november 2017 signalen ontvangen
               over gemeenten die nog met verouderde bestemmingsplannen werk(t)en en waar ten onrechte
               over de periode tot 1 juli 2018 leges zijn geheven?1 Zo ja, welke signalen en deelt u de mening dat uw ministerie een belangrijke rol
               heeft bij het actief signaleren en informeren van gemeenten over het voldoen aan de
               Wet Ruimtelijke Ordening (Wro)? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 1
            
Sinds de uitspraak van de Hoge Raad van 17 november 2017 heb ik geen signalen opgevangen
               dat gemeenten nog tot 1 juli 2018 leges hebben geheven voor toetsing aan verouderde
               bestemmingsplannen. Dat wil uiteraard niet zeggen dat het niet is voorgekomen. Uiteraard
               moeten ook gemeenten wet- en regelgeving naleven. Er zijn echter veel gemeenten in
               Nederland en nog meer regels waar zij aan moeten voldoen. Dat maakt een rol bij het
               actief signaleren en informeren van gemeenten over het voldoen aan wetgeving een ondoenlijke
               taak. Het is primair aan de gemeenteraad, belanghebbenden en de rechter om erop toe
               te zien dat gemeenten de wet naleven.
            
Vraag 2
            
Herinnert u zich uw antwoord op Kamervragen dat «na het verlopen van de bezwaartermijn
               een aanslag vast staat. (..) Ook in gevallen waarin de gemeentelijke beleidsregels
               voor ambtshalve teruggaaf streng zijn, zouden gemeenten, gelet op de strijd met de
               wet, in deze gevallen ruimhartig moeten zijn en een ambtshalve vermindering moeten
               overwegen»?2
Antwoord 2
            
Ja. Op vragen over het bericht «Kans op onnodig betalen van leges steeds groter» is
               ook de vraag gesteld of de legesaanslag die wordt opgelegd bij een verouderd bestemmingsplan
               onherroepelijk wordt als er geen bezwaar is aangetekend. Hierop heb ik geantwoord
               dat ook een aanslag gebaseerd op een verouderd, niet verlengd bestemmingsplan na het
               verlopen van de bezwaartermijn, onherroepelijk vast staat. In aanvulling hierop heb
               ik toegelicht dat de belanghebbende na het verlopen van de bezwaartermijn een verzoek
               om ambtshalve vermindering van de aanslag kan doen. Gelet op de strijdigheid met de
               wetgeving van voor 1 juli 2018 heb ik toen inderdaad geantwoord dat gemeenten ruimhartig
               zouden moeten zijn en een ambtshalve vermindering zouden moeten overwegen.
            
Vraag 3
            
Bent u ervan op de hoogte dat bijvoorbeeld de gemeente Emmen na inningen van leges
               over bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar toch blijft vasthouden aan de strikte gemeentelijke
               beleidsregels en daarmee niet wil overgaan tot een teruggave van de leges? Bent u
               ervan op de hoogte dat deze houding tegenstrijdig is met uw eerdere antwoord op Kamervragen?3
Antwoord 3
            
Zoals ik eerder geantwoord heb op vragen over het bericht «Kans op onnodig betalen
               van leges steeds groter» is een legesaanslag die wordt opgelegd bij een verouderd
               bestemmingsplan onherroepelijk als er niet tijdig bezwaar is aangetekend. Gelet op
               de strijdigheid met de wetgeving van voor 1 juli 2018 heb ik toen inderdaad geantwoord
               dat gemeenten ruimhartig zouden moeten zijn en een ambtshalve vermindering zouden
               moeten overwegen. Dat is ook nu van toepassing.
            
Vraag 4
            
Wilt u reflecteren op een casus tussen de gemeente Emmen en een ondernemer waar ook
               de Nationale ombudsman zich op 13 juli 2020 over heeft uitgesproken?4
Antwoord 4
            
Aangezien deze zogenoemde legessanctie alweer bijna 3 jaar niet meer van toepassing
               is en dit primair een zaak is tussen belanghebbende en de gemeente, wil ik volstaan
               met het herhalen van mijn eerdere oproep dat in mijn ogen gemeenten ruimhartig zouden
               moeten zijn bij het beslissen over een verzoek tot ambtshalve vermindering.
            
Vraag 5
            
Wat vindt u ervan dat de ondernemer in kwestie op deze manier gedwongen wordt de stap
               naar de rechter te zetten om zijn gelijk te krijgen? Past de houding van de gemeente
               Emmen in het beeld van een overheid die oog heeft voor de menselijke maat en signalen
               over onjuist handelen herkent, erkent en opvolgt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom
               wel?
            
Antwoord 5
            
Dit is een zaak tussen de gemeente en een belanghebbende. Als in een individueel geval
               iets niet goed gaat, dan heeft de belanghebbende de mogelijkheid om bezwaar en beroep
               aan te tekenen. Als de belanghebbende hiervan niet tijdig gebruik maakt, wordt het
               besluit onherroepelijk en is het aan de gemeente om een eventueel verzoek om een ambtshalve
               vermindering te honoreren. In algemene zin blijf ik erbij dat gemeenten ruimhartig
               zouden moeten zijn als ze een legesaanslag hebben opgelegd zonder geldige grondslag
               en een ambtshalve vermindering zouden moeten overwegen. Het is echter niet aan mij
               om een oordeel uit te spreken over dit individuele geval.
            
Vraag 6
            
Bent u bereid om in overleg te treden met het college van B&W van de gemeente Emmen
               om in voornoemde casus helder te maken dat, gelet op de strijdigheid van het handelen
               van de gemeente met de Wro, een ruimhartige en menselijke aanpak moet prevaleren boven
               de strikte uitleg van de gemeentelijke beleidsregels en dat de ondernemer in kwestie
               recht heeft op teruggave van leges? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 6
            
Voor de ondernemer die de legesaanslag heeft betaald is het natuurlijk bijzonder vervelend
               dat de gemeente de leges niet (ambtshalve) wil verminderen, terwijl ze geen grondslag
               had om te heffen. Zoals hierboven uitgelegd, is het echter niet aan mij om hierover
               uitspraken te doen. Dit is een verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur en van
               de gemeenteraad om het gemeentebestuur hierop aan te spreken. De ondernemer heeft
               de mogelijkheid gehad om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen de legesbeschikking
               en kan een vordering bij de burgerlijke rechter instellen tegen de afwijzing van het
               verzoek aan de gemeente om tot ambtshalve vermindering over te gaan.
            
Vraag 7
            
Kunt u nagaan of ook andere gemeenten de betreffende uitspraak van de Raad van State
               van 17 november 2017 negeren dan wel geen gehoor geven aan uw oproep tot ruimhartige
               teruggave vanwege het niet voldoen aan de Wro en kunt u de Kamer hierover informeren?
            
Antwoord 7
            
Zoals eerder uitgelegd, mogen gemeenten zelf bepalen hoe om te gaan met een verzoek
               om ambtshalve vermindering van de aanslag. Het is in voorkomende gevallen aan de gemeenteraad
               om het college aan te spreken op het niet honoreren van een verzoek om ambtshalve
               vermindering. Daarnaast is de legessanctie alweer bijna 3 jaar niet meer van toepassing.
               Om voorgaande redenen vind ik het niet nodig en niet passend om nu na te gaan hoe
               andere gemeenten mijn oproep hebben meegewogen bij het uitoefenen van hun discretionaire
               bevoegdheid.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
