Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Koopmans over de rechtszaak bij het Internationaal Gerechtshof tegen Myanmar over mogelijke genocide tegen de Rohingya
Vragen van het lid Koopmans (VVD) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de rechtszaak bij het Internationaal Gerechtshof tegen Myanmar over mogelijke genocide tegen de Rohingya. (ingezonden 25 maart 2021).
Antwoord van Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 15 april 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Nederlandse regering komt met flauw excuus in Rohingya
Genocidezaak. Gambia staat eigen actie echt niet in de weg»1, kennelijk opgesteld naar aanleiding van de eerdere vragen over deze zaak en de motie-Koopmans
c.s. van 1 juli 2019?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u inhoudelijk ingaan op ieder van de in dit artikel genoemde processuele suggesties,
en wilt u de geopperde stappen overwegen?
Antwoord 2
In het artikel worden de volgende processuele suggesties gedaan: 1) Nederland zou
zelf een zaak moeten starten tegen Myanmar over de vermeende genocide op de Rohingya;
2) Nederland zou het Internationaal Gerechtshof moeten verzoeken de stukken die tot
nu toe ingediend zijn openbaar te maken; 3) Nederland zou ervoor moeten zorgen dat
de Rohingya gehoord worden bij het Internationaal Gerechtshof.
Ten aanzien van de eerste suggestie wil ik benadrukken dat Gambia binnen de door het
Hof gestelde termijn processtukken heeft ingediend en dat Nederland geen enkele indicatie
heeft dat Gambia zou overwegen de zaak tegen Myanmar te staken of niet in staat zou
zijn de procedure voort te zetten. Ik waardeer de inzet van Gambia voor de Rohingya
zeer en het zou geen recht doen aan die inzet indien Nederland daarnaast een eigen
zaak zou starten, zeker nu die geen (juridische) meerwaarde heeft. Indien Nederland
op dit moment een eigen zaak zou starten, zou dat enkel tot vertraging en procedurele
complicaties leiden. Ik ben dan ook niet bereid deze stap te overwegen zonder verzoek
daartoe van Gambia, want dat zou niet in het belang zijn van de voortgang van de zaak.
Gambia heeft het voortouw in de zaak en Nederland staat, samen met Canada, hierover
met Gambia in contact.
In reactie op de tweede suggestie zou ik ten eerste willen wijzen op hetgeen daarover
in de Kamerbrief van 2 september 2020 (Kamerstuk 32 735, nr. 310) is opgenomen. Op grond van het procesreglement is het aan het Internationaal Gerechtshof
om te besluiten over de openbaarmaking van stukken in het licht van zijn verantwoordelijkheid
voor een goede rechtsbedeling. De praktijk van het Hof laat zien dat dat pas gebeurt
bij de start van een hoorzitting. Gelet op deze praktijk en mijn vertrouwen in de
zorg van het Hof voor een goede rechtsbedeling, vind ik het niet opportuun om een
verzoek om openbaarmaking in te dienen.
Met betrekking tot de derde suggestie onderken ik het belang dat de Rohingya gehoord
zouden moeten worden, omdat de procedure op hen betrekking heeft. In het artikel wordt
echter, terecht, aangegeven dat het procesreglement van het Internationaal Gerechtshof
niet voorziet in een zelfstandige inbreng van de Rohingya. Nederland kan daar dan
ook niet voor zorgen, maar heeft er alle vertrouwen in dat Gambia zal zorgen voor
een adequate vertegenwoordiging van de standpunten van de Rohingya in de procedure.
In het licht van het belang hiervan en conform de Nederlandse inzet gericht op inclusieve
betrokkenheid van slachtoffers bij internationale procedures ter bevordering van gerechtigheid,
wil ik daarnaast overwegen op welke wijze hieraan aandacht kan worden besteed in de
voorgenomen interventie in deze zaak.
Vraag 3
Welke andere stappen ondernemen Nederland en Canada ter voorkoming van een eventuele
terugtrekking van Gambia uit de zaak, ter bespoediging van de rechtsgang en ter bescherming
van de Rohingya?
Antwoord 3
Er is op dit moment geen enkele indicatie dat Gambia voornemens zou zijn zich terug
te trekken. Ik wil dan ook niet speculeren op deze situatie of op de stappen die Nederland
in een dergelijke geval zou kunnen nemen. Op dit moment is het vooral van belang dat
Nederland, samen met Canada, en in overleg met Gambia een optimale inbreng in de zaak
bewerkstelligt zodat er zo min mogelijk vertraging ontstaat en het recht zo snel als
mogelijk zijn beloop krijgt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.