Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 680 Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie
Nr. 6
                   NOTA NAAR AANLEIDING VAN VERSLAG
            
Ontvangen 14 april 2021
1. Algemeen
               
Het kabinet is verheugd dat de leden van de fracties van de VVD en GroenLinks met
                  interesse, de leden van de fractie van D66 met grote belangstelling en de leden van
                  de fractie van het CDA met belangstelling hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.
                  De leden van de fracties van de SP en de SGP hebben kennis genomen van het wetsvoorstel.
                  Het kabinet dankt de fracties voor hun uitgebreide inbreng. Op de vragen en opmerkingen
                  van de verschillende fracties wordt hieronder nader ingegaan. Daarbij wordt zoveel
                  mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden. De vragen worden cursief weergegeven
                  en de antwoorden niet cursief. Waar meerdere fracties vragen van gelijke strekking
                  hebben gesteld, zijn deze vragen gezamenlijk beantwoord.
               
De leden van de VVD-fractie vragen of een nadere inschatting kan worden gegeven over
                        welke gevolgen de voorgestelde aanpassingen hebben op de toekomstige arbeidsmigratie
                        naar Nederland. Kan de regering hier een prognose, of liever nog enkele mogelijke
                        scenario’s, van geven voor de komende tien jaar?
De leden van de SGP-fractie vragen welk effect deze wetswijziging naar verwachting
                        heeft op de arbeidsmigratie in ons land. Genoemde leden achten het onwenselijk dat
                        deze versoepeling leidt tot een substantiële toename van het aantal (arbeids)migranten.
                        Er wordt verzocht hierop in te gaan en te reageren op de vraag hoe het spanningsveld
                        tussen de behoefte aan extra werknemers in specifieke sectoren en de wens om onze
                        arbeidsmarkt niet te laten overspoelen door werknemers van buiten de EU is gewogen
                        bij de totstandkoming van dit wetsvoorstel.
Het doel van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) is en blijft een restrictief toelatingsbeleid
                     dat is toegesneden op de behoeften van de Nederlandse arbeidsmarkt. Het doel is het
                     zodanig afstemmen van arbeidsmigratie op de concrete behoefte op de arbeidsmarkt dat
                     verdringing van prioriteitgenietend aanbod wordt voorkomen. De toets of er prioriteitgenietend
                     aanbod aanwezig is in Nederland blijft onveranderd van toepassing. De behoefte van
                     de arbeidsmarkt zal per functie variëren en is ook afhankelijk van economische ontwikkelingen.
                     In tijden van laagconjunctuur is het des te belangrijker dat het beleid restrictief
                     wordt toegepast aangezien in laagconjunctuur de kans op verdringing aan de onderkant
                     van de arbeidsmarkt het grootst is. In tijden van hoogconjunctuur is het van belang
                     dat de regelgeving de ruimte biedt om, indien er geen prioriteitgenietend aanbod aanwezig
                     is, een tewerkstellingsvergunning (twv) of gecombineerde vergunning voor verblijf
                     en arbeid (gvva) te verlenen. Aangezien toekomstige arbeidsmigratie afhankelijk is
                     van de behoefte en het aanbod op de arbeidsmarkt, welke weer beïnvloed wordt door
                     economische omstandigheden die zich moeilijk laten voorspellen, kan er geen prognose
                     worden gegeven van toekomstige arbeidsmigratie vanuit derdelanden. Deze wetswijziging
                     beoogt de flexibiliteit van de wetgeving te vergroten, zodat meebewogen kan worden
                     met ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Door in de wet meer mogelijkheden tot maatwerk
                     op te nemen om een soepelere arbeidsmarkttoets toe te passen waar dat kan en de vergunning
                     voor een langere periode dan één jaar te verlenen, is de verwachting dat de hoofdregel
                     als minder beperkend wordt ervaren en vaker toegepast zal worden, maar er wordt niet
                     verwacht dat deze wijziging zal leiden tot een substantiële toename van arbeidsmigranten.
                     Daarnaast zal het leiden tot een afname van de administratieve lasten voor de werkgevers.
                  
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of de regering toe kan lichten welke
                        veiligheidschecks gehanteerd worden ten aanzien van zowel erkend referenten als kennismigranten.
                        En hoe dat wordt afgestemd met de veiligheidsdiensten, om te voorkomen dat arbeidsmigratie
                        wordt misbruikt voor spionage en hoe dat eventueel wijzigt door dit wetsvoorstel.
De IND verricht bij álle vreemdelingen, dus ook bij kennismigranten, een openbare-ordetoets.
                     Deze bestaat uit een bevraging van de Justitiële Informatiedienst en van een aantal
                     andere nationale en Europese (politie-)systemen, zoals OPP E&S (Operationeel politieplatform
                     executie en signalering) en NL SIS II (Schengen informatiesysteem). Daarbij is de
                     IND altijd alert op signalen die kunnen duiden op mogelijk misbruik/fraude en/of signalen
                     die erop kunnen duiden dat een bedrijf en/of een vreemdeling een gevaar vormt voor
                     de openbare orde en nationale veiligheid. Een dergelijk signaal wordt beoordeeld en
                     waar nodig worden vervolgacties ondernomen, zoals het weigeren van de vergunning of
                     erkenning en/of het melden van het signaal bij de politie en/of de inlichtingen- en
                     veiligheidsdiensten. De AIVD kan, indien zij over relevante te delen (persoons)informatie
                     inzake een persoon en/of organisatie beschikt, een ambtsbericht uitbrengen aan de
                     IND. Dit kan zij zowel naar aanleiding van een melding van de IND, als op eigen initiatief
                     doen.
                  
De IND heeft geen zicht op alle strafrechtelijke veroordelingen van vreemdelingen
                  in het buitenland. In dit opzicht wordt uitgegaan van de antecedentenverklaring die
                  de vreemdeling moet overleggen. De IND heeft (in principe) geen mogelijkheden of wettelijke
                  bevoegdheden die verder gaan dan dat. Met ECRIS-TCN (European Criminal Record Information
                  System -Third Country Nationals), wordt het in de loop van 2022 mogelijk om justitiële
                  gegevens van derdelanders (en staatlozen) tussen EU-lidstaten te delen. Het gaat hierom
                  om onherroepelijk geworden strafrechtelijke veroordelingen van derdelanders in de
                  EU. Het software-systeem wat dit mogelijk moet worden, wordt momenteel gebouwd door
                  eu-LISA.
               
Bij een aanvraag om erkenning als referent controleert de IND:
− of een onderneming voldoet aan bedrijfseconomische voorwaarden (inschrijving in het
                           handelsregister, de continuïteit en solvabiliteit, etc.);
                        
− of er onjuiste gegevens zijn verstrekt dan wel gegevens zijn achtergehouden;
− of in de 5 jaar voor de aanvraag om erkenning de erkenning van de onderneming is ingetrokken;
− of er strafrechtelijke veroordelingen, transacties en uitgevaardigde strafbeschikkingen
                           zijn opgelegd voor o.a. mensenhandel, valsheid in geschifte, verduistering, witwassen,
                           bedrog, Opiumwet en de Wet wapens en munitie;
                        
− of de onderneming in de 4 jaar voor de aanvraag een fiscale vergrijpboete opgelegd
                           heeft gekregen, dan wel 3 of meer boetes heeft gekregen op grond van de Wav, de Arbeidstijdenwet
                           (Atw) of de Wet minimumloon (Wml);
                        
− of in de 3 jaar voor de aanvraag om erkenning de onderneming of bij de onderneming
                           betrokken (rechts)personen failliet zijn gegaan;
                        
− en de eerstedagsmelding bij de Belastingdienst.
Bij de beoordeling of een onderneming die erkend wil worden als referent betrouwbaar
                     is, worden de antecedenten van de rechtspersoon die erkend wil worden, gecheckt. Ook
                     worden de antecedenten gecheckt van alle rechtspersonen en natuurlijke personen die
                     als bestuurder bij de organisatie zijn betrokken. Welke rechtspersonen en natuurlijke
                     personen dat zijn, blijkt uit de gegevens uit het handelsregister van de Kamer van
                     Koophandel. Voor al deze rechtspersonen en natuurlijke personen worden de nationale
                     systemen bevraagd. Aandeelhouders worden hier niet bij betrokken. In het uittreksel
                     van de Kamer van Koophandel zijn gegevens over aandeelhouders niet (of slechts zeer
                     beperkt) beschikbaar. De wet- en regelgeving eisen van de organisatie die erkend wil
                     worden niet dat een register van aandeelhouders wordt overgelegd.
                  
Daarnaast controleert de IND jaarlijks of alle erkend referenten nog voldoen aan de
                  voorwaarde van inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en
                  of zij nog actief gebruik maken van de erkenning. Bij inactiviteit (3 jaar geen gebruik
                  en op dit moment geen referent zijn) en uitschrijving uit het handelsregister of faillissement
                  kan de erkenning worden ingetrokken. Verder controleert de IND al dan niet naar aanleiding
                  van interne en externe signalen aan de hand van informatie van onder meer de Kamer
                  van Koophandel, Suwinet, de Belastingdienst en de Justitiële Informatiedienst, of
                  nog aan de voorwaarden voor erkenning wordt voldaan. Zo nodig worden nadere, verdiepende,
                  controles uitgevoerd en actie ondernomen, denk aan waarschuwingen, boetes, schorsingen
                  of intrekking van het erkend referentschap.
               
Met het wetsvoorstel worden deze veiligheidschecks ten aanzien van erkend referenten
                  en kennismigranten en de wijze waarop signalen gemeld worden bij de politie en/of
                  de inlichtingen- en veiligheidsdiensten niet gewijzigd.
               
2. Inleiding
               
De leden van de CDA-fractie vragen om een overzicht van de in het Besluit uitvoering
                        Wet arbeid vreemdelingen (BuWav) en de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen
                        (RuWav 2014) opgenomen uitzonderingen.
In het BuWav zijn op grond van artikel 3, eerste lid onder c, Wav, een aantal uitzonderingen
                     opgenomen op de plicht om in het bezit van een twv/gvva te zijn. Ten eerste zijn er
                     uitzonderingen voor «kennis en talent». Hieronder vallen onder andere kennismigranten,
                     onderzoekers, artsen in opleiding, gastdocenten en overplaatsing binnen onderneming.
                     Ten tweede zijn er een aantal uitzonderingen voor «stage en uitwisseling». Dit geldt
                     voor stages van al toegelaten buitenlandse studenten, stages door asielzoekers of
                     minderjarige vreemdelingen onder medische behandeling, au pairs en uitwisselingsprogramma’s
                     zoals het Working Holiday Program. Ten derde zijn er uitzonderingen voor «incidentele
                     arbeid». Hierbij kan gedacht worden aan installeren of repareren van geleverde software
                     of machines, controle en certificering en ontvangen van training of instructie, optredens
                     van artiesten, deelname aan sportwedstrijden en zakelijke besprekingen. Ten vierde
                     zijn er uitzonderingen die onder «internationaal» vallen. Denk hierbij aan de uitzonderingen
                     voor buitenlandse betrekkingen en internationaal handelsverkeer. Ten vijfde zijn er
                     uitzonderingen voor asielzoekers en vreemdelingen in procedure. Tot slot zijn er ook
                     uitzonderingen voor onder andere bepaalde gezinsleden en voor vreemdelingen die in
                     Nederland verblijven in verband met humanitaire gronden. Voor de nadere voorwaarden
                     wanneer er gebruik kan worden gemaakt van deze regelingen verwijst de regering naar
                     de bepalingen in het BuWav.
                  
Daarnaast zijn er gevallen opgenomen in de RuWav 2014 waarbij wel een twv/gvva-plicht
                  geldt, maar waarbij een uitzondering geldt van één of meerdere dwingende afwijzingsgronden.
                  Deze uitzonderingen zijn op grond van artikel 8, derde lid, onder b, Wav mogelijk
                  ten behoeve van de bevordering van internationale handelscontacten of in het kader
                  van de uitoefening van een geestelijke, godsdienstige of levensbeschouwelijke functie.
                  Dit gaat om regelingen voor de Aziatische horeca, geestelijke bedienaren, monteren
                  en repareren van door buitenlandse bedrijven geleverde apparatuur, inspectie en opleiding
                  in verband met levering van goederen door buitenlandse onderneming, overplaatsing
                  van personeel, vestiging kleine bedrijven, sleutelpersoneel van non-profit organisaties,
                  kennismigranten kort verblijf, in Nederland werkzame kennismigranten die woonachtig
                  zijn in een andere EER-lidstaat of Zwitserland en vrijhandelsverdragen. Daarnaast
                  zijn er een aantal afwijkingen in het kader van scholing, opleiding, vrijwilligerswerk,
                  internationale uitwisseling en andere internationale culturele contacten alsmede ten
                  behoeve van vreemdelingen die beschikken over een voor het verrichten van arbeid geldige
                  vergunning (artikel 8, derde lid, onder c, Wav). Hier gaat het om docenten in het
                  internationaal onderwijs, stagiairs die een opleiding volgen op MBO/HBO/WO-niveau,
                  in het kader van het Young Workers Exchange Program, in het kader van internationale
                  uitwisselingsprogramma’s tussen MBO-instellingen, praktikanten, arbeid van bijkomende
                  aard door studenten, werknemers in de sportsector, musici en artiesten en conservatoren
                  en restauratoren in dienst van werkgevers, lid van de Museumvereniging. Voor de nadere
                  voorwaarden wanneer er gebruik kan worden gemaakt van deze regelingen verwijst de
                  regering naar de bepalingen in de RuWav 2014.
               
De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast hoeveel vergunningen worden verleend
                        na de reguliere aanvraagprocedure?
In 2017 zijn 812 twv’s dan wel gvva’s afgegeven met volledige arbeidsmarkttoets, in
                     2018 in totaal 763 met volledige toets, in 2019 818 met volledige toets en in 2020
                     in totaal 3811.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen wat dit wetsvoorstel betekent voor «derdelanders»
                        die werkzaam zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt, maar gedetacheerd zijn vanuit andere
                        lidstaten. Daarnaast vragen deze leden of kan worden aangeven of het mogelijk is om,
                        in lijn met deze wet, bij arbeidsmigranten van binnen de EU te sturen op c.q. meebewegen
                        met hoog/laagconjunctuur behoefte op de Nederlandse arbeidsmarkt?
Binnen Nederland zijn er verschillende juridische kaders van toepassing op de toelating
                     van arbeidsmigranten in Nederland, zoals de Europese interne markt regelgeving inzake
                     het vrij verkeer van werknemers en het vrij verkeer van diensten en daarnaast het
                     nationale kader in de Wav die toegang van derdelanders tot de Nederlandse arbeidsmarkt
                     regelt.
                  
Met de Wav wordt een restrictief toelatingsbeleid gehanteerd dat is toegesneden op
                  de behoeften van de Nederlandse arbeidsmarkt. Het doel is het zodanig afstemmen van
                  arbeidsmigratie van derdelanders op de concrete behoefte op de arbeidsmarkt dat verdringing
                  van prioriteit genietend aanbod (Nederlandse werkzoekenden) wordt voorkomen.
               
Het is volgens het Europese Hof van Justitie niet toegestaan dat lidstaten in hun
                  nationale regelgeving, zoals de Wav, eisen stellen die het vrij verkeer van diensten
                  binnen de EU inperken of ontmoedigen. Zo kunnen lidstaten bijvoorbeeld geen twv eisen
                  van derdelanders die beschikken over een twv die is afgegeven door een andere lidstaat,
                  zoals ook de Raad van State in haar voorlichting van 19 november jl. overweegt2. Gelet hierop heeft het voorliggende wetsvoorstel geen invloed op derdelanders die
                  in het kader van het vrij verkeer van werknemers of diensten in Nederland arbeid verrichten.
                  Dit brengt tevens met zich dat dit wetsvoorstel ook geen invloed heeft op het sturen
                  of meebewegen met hoog/laagconjunctuur bij arbeidsmigranten binnen de EU.
               
De leden van de CDA-fractie vragen in welke mate het mogelijk is op basis van huidige
                        wet- en regelgeving en voorgestelde aanpassing daarvan om een vergunning te weigeren
                        aan een geestelijk dienaar om ongewenste beïnvloeding te voorkomen?
De Wav betreft restrictief toelatingsbeleid dat is toegesneden op de behoeften van
                     de Nederlandse arbeidsmarkt. Het doel is het zodanig afstemmen van arbeidsmigratie
                     op de concrete behoefte op de arbeidsmarkt dat verdringing van prioriteit genietend
                     aanbod (Nederlandse werkenden) wordt voorkomen en werknemers worden beschermd. De
                     openbare orde toets en alertheid op signalen die er op kunnen duiden dat een geestelijk
                     bedienaar een gevaar vormt voor de openbare orde en nationale veiligheid, maken onderdeel
                     uit van de toetsing voor het verblijfsrecht.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de verwachting is dat deze wijziging
                        ook een structurele oplossing biedt voor tekortsectoren, of dat er wellicht nog verdergaande
                        oplossingen nodig zijn.
In algemene zin geldt dat de wet- en regelgeving nu al ruimte biedt om, als er geen
                     prioriteitgenietend aanbod is, een twv/gvva te verlenen. Een werkgever moet altijd
                     eerst het aanbod van werknemers binnen Nederland en de Europese Unie benutten.
                  
Door het facultatief maken van de weigeringsgrond «onvoldoende wervingsinspanningen»
                  ontstaat meer ruimte voor maatwerk door het UWV. Het UWV kan hierdoor bijvoorbeeld
                  voor zeer krappe sectoren toch een twv verlenen, ook als de werkgever onvoldoende
                  wervingsinspanningen heeft verricht. Daarbij staat voorop dat het UWV bij elke individuele
                  aanvraag beoordeelt of er inderdaad geen prioriteitgenietend aanbod is. Daarmee biedt
                  deze wetswijziging de mogelijkheid om voor tekortsectoren een lichtere toets te doen
                  voor het verkrijgen van een twv/gvva.
               
Arbeidsmigranten leveren een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie. Maar
                  zij zijn niet de enige oplossing voor tekorten in bepaalde sectoren. Zo heeft de regering
                  sectorale aanpakken in sectoren waarin de overheid zelf werkgever is (zoals het Rijk,
                  defensie en politie) of waarin de overheid de randvoorwaarden voor werkgevers sterk
                  beïnvloedt (zoals bijvoorbeeld de zorg3 en onderwijs).
               
Ook vragen de leden van GroenLinks-fractie of de regering verwacht dat de verruimde
                        mogelijkheden voor directe vergunningen ook gaan leiden tot een afname van de indirecte
                        vergunningen (doordetachering).
De verwachting is dat de wijzigingen uit het huidige wetsvoorstel geen invloed zullen
                     hebben op een afname van indirecte vergunningen en detachering van derdelanders. De
                     detachering van derdelanders die beschikken over een twv afgegeven door een andere
                     lidstaat is een legale constructie volgens het Europese Hof van Justitie zoals ook
                     de Raad van State in haar voorlichting vaststelt4. Het is volgens het Europese Hof van Justitie niet toegestaan dat lidstaten in hun
                     nationale regelgeving, zoals de Wav, eisen stellen die het vrij verkeer van diensten
                     binnen de EU inperken of ontmoedigen.
                  
3. Flexibele en toekomstbestendige regelgeving
               
De leden van de SP-fractie hebben grote vraagtekens bij het nut van het voorliggende wetsvoorstel. Zij vragen
                        waarom er een noodzaak is tot versoepeling van de nu geldende regels voor het verschaffen
                        van een tewerkstellingsvergunning.
Het huidige (wettelijke) kader van het arbeidsmigratiebeleid is door de flexibiliteit
                     in de lagere regelgeving in staat om mee te bewegen met de economische en maatschappelijke
                     ontwikkelingen. Er is echter wel ruimte voor verbeteringen om de wet- en regelgeving
                     meer toekomstbestendig en flexibel te maken. Door de strikte hoofdregel – de arbeidsmarkttoets
                     met de verplichte afwijzingsgronden uit artikel 8 van de Wav bij de aanvraag van een
                     twv of gvva – worden er relatief weinig vergunningen verleend na de reguliere aanvraagprocedure.
                     Er ontstaat daardoor vraag naar uitzonderingen op de hoofdregel, in de vorm van vrijstellingen
                     in het BuWav of uitzonderingen op de arbeidsmarkttoets in de RuWav 2014. Door in de
                     wet meer mogelijkheden op te nemen om onder omstandigheden een soepelere arbeidsmarkttoets
                     toe te passen en de vergunning voor een langere periode dan één jaar te verlenen,
                     is de verwachting dat de hoofdregel als minder beperkend wordt ervaren en vaker toegepast
                     zal worden.
                  
Daarnaast is juist voor de groep reguliere arbeidsmigranten versterking van de positie
                  door het tegengaan van slechte arbeidsomstandigheden, onderbetaling, illegaliteit
                  en verdringing op de arbeidsmarkt van belang. De regering acht deze bescherming van
                  essentieel belang voor onze samenleving. In lijn hiermee bevat het wetsvoorstel twee
                  maatregelen die de positie van de werknemer trachten te versterken: de werkgever moet
                  het loon maandelijks, giraal betalen en de facultatieve afwijzingsgrond indien een
                  werkgever geen economische activiteiten heeft.
               
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie in welke sectoren nu vacatures zijn die
                        lastig gevuld kunnen worden die met de versoepeling in onderliggend wetsvoorstel wel
                        gevuld zouden kunnen worden? Om hoeveel vacatures gaat dit?
Er wordt nog altijd gekeken of er prioriteitgenietend aanbod aanwezig is binnen Nederland
                     en de EER, maar voor functies in sectoren met grote krapte kan door UWV afgeweken
                     worden van de verplichte toets op voldoende wervingsinspanningen. Dat is maatwerk
                     en het is niet vooraf aan te wijzen voor welke sectoren dit het geval is of om hoeveel
                     vacatures het dan gaat.
                  
Verder vragen de leden van de SP-fractie hoeveel aanvragen er per jaar binnenkomen
                     bij het UWV, hoeveel mensen per jaar een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde
                     vergunning krijgen, hoeveel van de aanvragen er de afgelopen paar jaar werden afgewezen
                     en uit welke landen, in percentages, de mensen met een tewerkstellingsvergunning komen.
Tabel 1: Aanvragen twv en de adviesverzoeken gvva (met volledige en soepelere arbeidsmarkttoets)
Twv/gvva
2017
2018
2019
2020
Aanvragen
10.091
10.571
15.055
10.555
Ingewilligd
8.816
9.431
13.264
9.223
Weigeringen
1.235
976
1.488
1.150
Tabel 2: Verleende twv’s/positieve adviezen gvva
Nationaliteit (top 15)
2017
2018
2019
2020
Chinese
28%
24%
28%
26%
Indiase
20%
23%
16%
20%
Amerikaanse
10%
9%
6%
5%
Japanse
3%
3%
2%
2%
Zuid-Koreaanse
3%
3%
2%
2%
Vietnamese
2%
4%
3%
5%
Indonesische
2%
3%
2%
2%
Russische
2%
2%
1%
2%
Turkse
2%
2%
1%
3%
Surinaamse
2%
2%
1%
2%
Braziliaanse
1%
2%
1%
1%
Canadese
1%
2%
1%
1%
Oekraïense
1%
1%
1%
1%
Iraanse
1%
1%
1%
2%
Nigeriaanse
<1%
1%
1%
2%
Overig
22%
21%
15%
23%
Afgerond op hele percentagepunten
Wervingsinspanningen
De leden van de VVD-fractie vragen om een nadere toelichting hoe de zogenoemde facultatieve
                        weigeringsgrond op het prioriteitgenietend arbeidsaanbod gaat werken en wat de rol
                        is van de sociale partners bij de totstandkoming en de naleving van deze criteria.
Ook de leden van de GroenLinks-fractie vragen welke criteria UWV-medewerkers zullen
                        hanteren wanneer zij hun nieuwe discretionaire bevoegdheid gebruiken om ook bij onvoldoende
                        bewijs «voldoende wervingsinspanningen» een werkvergunning toe te kennen.
De leden van de SGP-fractie hebben vraagtekens bij de voorgestelde wijziging om de
                        dwingendrechtelijke afwijzingsgrond bij onvoldoende wervingsinspanningen om te zetten
                        in een facultatieve afwijzingsgrond (wijziging van artikel 8 Wav). Zij vragen zich
                        af of dit geen gemakzucht in de hand werkt, zeker als het gaat om de situatie waarin
                        de werkgever onvoldoende inspanningen heeft verricht en vragen om een nadere motivering.
Deze weigeringsgrond zal ook na deze wetswijziging in de regel worden toegepast tenzij
                     gelet op de individuele omstandigheden van het geval, de tegenwerping hiervan onevenredig
                     zou zijn. Het is aan de werkgever om dit aannemelijk te maken. Hierbij kan bijvoorbeeld
                     worden gedacht aan een situatie waarbij de werkgever voldoet aan de overige voorwaarden,
                     waaronder het tijdig melden van de vacature, en UWV vaststelt dat geen prioriteitgenietend
                     aanbod aanwezig is. Het verrichten van wervingsinspanningen zal in dat geval tot geen
                     resultaat leiden. Het kan in dergelijke gevallen onwenselijk zijn om af te wijzen.
                     Verder kan bij calamiteiten, tijdelijke projecten of bij nieuwe aanvragen in verband
                     met de uitloop van een tijdelijk project worden voorbijgegaan aan deze toets. In het
                     geval dat UWV deze weigeringsgrond niet tegenwerpt en derhalve een twv/gvva wordt
                     verleend is er de mogelijkheid om deze twv/gvva te verlenen onder voorschrift. Het
                     is aan UWV om te bepalen of van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt. Het voorschrift
                     heeft dan als doel om de werkgever gedurende de periode dat de twv/gvva is verleend
                     wervingsinspanningen blijft ondernemen. Bij een verlenging of opvolgende aanvraag
                     zal de werkgever dan moeten aantonen waarom hij gedurende de looptijd van de vergunning
                     er niet in is geslaagd de arbeidsplaats door prioriteitgenietend aanbod te vervullen.
                     Aangezien in de regel deze afwijzingsgrond ook na deze wetswijziging zal worden tegengeworpen
                     is niet de verwachting dat deze wijziging gemakzucht door werkgevers in de hand werkt.
                     Deze nadere regels zullen worden neergelegd in de RuWav 2014, hierin wordt bepaald
                     hoe UWV moet toetsen. Hierbij hebben de sociale partners geen rol. Goede voorlichting
                     aan werkgevers en sociale partners over de wijze van toetsen is van belang.
                  
Duur tewerkstellingsvergunning
De leden van de CDA-fractie vragen wat er gebeurt met de vergunning in het geval van
                        tussentijds faillissement of bedrijfsovername. Daarnaast vragen de leden wat gebeurt
                        als er binnen de periode van 3 jaar de arbeidsmarkt tussentijds rigoureus verandert.
                        Daarnaast vragen de leden van de SGP-fractie in hoeverre de mogelijkheid van een snelle
                        wijziging van de omstandigheden op de arbeidsmarkt voldoende is verdisconteerd in
                        een toets om de twee jaar.
Bij faillissement of bedrijfsovername moet de werkgever dit melden bij IND/UWV omdat
                     dan geen gebruik meer wordt gemaakt van de vergunning. Vervolgens wordt de twv/gvva
                     ingetrokken en een nieuwe werkgever zal een nieuwe twv/gvva moeten aanvragen. Een
                     tussentijdse verandering van de arbeidsmarkt heeft geen gevolgen voor de geldigheid
                     van een reeds afgegeven twv/gvva. Echter, bij een volledige arbeidsmarkttoets zal
                     in het BuWav de maximale duur van de twv/gvva twee jaar bedragen en derhalve vindt
                     de toets aan de situatie op de arbeidsmarkt elke twee jaar plaats en kan voldoende
                     worden meebewogen met de (rigoureus) veranderende arbeidsmarkt.
                  
De leden van de D66-fractie vragen in welke situaties gevallen zullen worden aangewezen
                        waarbij de vergunning voor minder dan drie jaar kan worden afgegeven en of er ook
                        voorhang geldt voor deze beperking van de mogelijkheid om de twv voor drie jaar af
                        te geven.
In afwijking van de hoofdregel, zal in het BuWav worden geregeld dat een twv voor
                     ten hoogste twee jaar kan worden verleend bij aanvragen waarbij door UWV is getoetst
                     of er prioriteitgenietend aanbod aanwezig is en of de vacature tijdig kenbaar is gemaakt
                     (volledige arbeidsmarkttoets). Er geldt geen voorhangprocedure voor deze BuWav-bepaling.
                  
De leden van de SGP-fractie vragen waarom is gekozen voor een toets om de twee jaar.
                        Daarnaast vragen de leden van de SGP-fractie hoe kritisch wordt getoetst als de termijn
                        naar drie jaar gaat, mede gelet op de onwenselijkheid van een substantiële toename
                        van het aantal (arbeids)migranten. Welke rationale redenen ligt ten grondslag aan
                        de keuze voor de termijn van drie jaar?
De leden van de SP-fractie hebben ook vraagtekens bij het verlengen van de duur van
                        de tewerkstellingsvergunningen en verzoeken en verzoeken de regering uit te leggen
                        waarom een duur van drie jaar beter zou passen bij een flexibele regeling dan een
                        duur van één jaar.
Door in de Wav te regelen dat een twv voor de duur van ten hoogste drie jaar wordt
                     verleend, kan in de lagere regelgeving worden bepaald wanneer welke maximale duur
                     wenselijk is. Hiermee wordt aangesloten bij de ambitie om de regelgeving toekomstbestendig
                     en flexibel te maken. Verder kan worden meebewogen met de conjunctuur van de economie,
                     hetgeen de toekomstbestendigheid ten goede komt. In het BuWav wordt opgenomen dat
                     aan de groep waarvoor een arbeidsmarkttoets geldt een twv met de maximale duur van
                     twee jaar wordt verleend. Hiermee wordt enerzijds tegemoet gekomen aan de zorgen van
                     werknemersorganisaties dat het een te grote sprong is om van één naar drie jaar te
                     gaan omdat in drie jaar veel veranderd kan zijn op de arbeidsmarkt. Immers, elke twee
                     jaar zal opnieuw worden gekeken naar de situatie op de arbeidsmarkt en de werkgever
                     blijft geprikkeld om zelf prioriteitgenietend aanbod te zoeken en te werven. Anderzijds
                     wordt met de wijziging getracht tegemoet te komen aan de wensen van werkgeversorganisaties
                     om de hoofdregel minder beperkend te maken. Door de twv voor langere duur te verlenen,
                     maar ten hoogste voor twee jaar, is de verwachting dat de hoofdregel van de Wav als
                     minder beperkend wordt ervaren en vaker een vergunning wordt aangevraagd voor moeilijk
                     vervulbare vacatures. De wijziging van de duur van de twv heeft geen invloed wijze
                     waarop wordt getoetst of een twv wordt verleend.
                  
Daarnaast hebben de leden van de SP-fractie vragen of de regering zicht heeft op welke
                        verschuivingen er jaarlijks plaatsvinden op de arbeidsmarkt in de sectoren waar onderliggend
                        wetsvoorstel een oplossing voor zou moeten bieden. Hoeveel van de tewerkstellingsvergunningen
                        zijn de afgelopen jaren verlengd? Hoeveel tewerkstellingsvergunningen hebben deze
                        verlenging niet toegekend gekregen omdat de sectorale arbeidsmarkt ondertussen veranderd
                        was? In welke sectoren waren de verlengingen en de afwijzingen? Uit welke landen,
                        in procenten, kwamen de mensen waarvan de vergunning niet werd verlengd?
Een twv kan niet worden verlengd, maar er kan wel een nieuwe twv worden aangevraagd.
                     Een gvva kan wel worden verlengd. Het UWV maakt in de registratie onderscheid tussen
                     twv’s en adviezen gvva. Echter, bij de adviezen gvva (zowel de verleningen als de
                     weigeringen) wordt niet geregistreerd of het een verlenging betreft. Dit maakt voor
                     de toets aan de afwijzingsgronden van de Wav ook niet uit omdat ook bij een verlenging
                     aan alle toepasselijke voorwaarden van de Wav wordt getoetst. Gelet hierop kan op
                     deze vragen geen antwoord worden gegeven.
                  
4. Positie van werknemers versterken
               
De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader toe te lichten hoe de uitzondering
                        voor startende ondernemers gaat werken en hoe startende ondernemers hierover worden
                        geïnformeerd.
De leden van de D66-fractie vragen op welke manier de toets in praktijk gaat werken
                        voor startende ondernemingen die aannemelijk moeten maken dat er in de toekomst economische
                        activiteiten zullen plaatsvinden.
Indien de aanvraag wordt gedaan door een startende onderneming die nog geen economische
                     activiteiten verricht, dan kan het UWV aan de werkgever een voorschrift opleggen om
                     na een bepaalde periode aan te tonen dat er daadwerkelijk economische activiteiten
                     zijn gestart. Gedacht kan worden aan het overleggen van een verklaring dat de onderneming
                     bekend is bij de Belastingdienst, en/of informatie dat de start van de onderneming
                     daadwerkelijk heeft plaatsgevonden zodat de vreemdeling de arbeid kan verrichten waarvoor
                     de vergunning is verleend. Van de mogelijkheid om na een bepaalde periode aan te tonen
                     dat er daadwerkelijk economische activiteiten zijn gestart wordt alleen gebruik gemaakt
                     als aannemelijk is gemaakt dat de werkgever in de toekomst economische activiteiten
                     zal gaan verrichten en de werkgever heeft verklaard bereid te zijn de benodigde inspanningen
                     te verrichten. De werkgever is dan gehouden om binnen een in het individuele geval
                     vast te stellen redelijke termijn stukken te overleggen aan het UWV die de start van
                     de economische activiteiten onderbouwen. Indien hieruit blijkt dat er geen economische
                     activiteiten zijn kan de twv/gvva op grond van artikel 13, onder b, van de Wav worden
                     ingetrokken.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of ook is overwogen om over te schakelen
                        op een persoonsgebonden werkvergunning en een meldplicht voor werkgevers.
Doelstelling van de Wav is het afstemmen van arbeidsmigratie op de concrete behoefte
                     op de arbeidsmarkt. Hierbij is derhalve de vraag van de werkgever en in welke mate
                     de werkgever getracht heeft zijn vacature met prioriteitgenietend aanbod in te vullen
                     en of hij passende arbeidsvoorwaarden biedt, leidend voor het al dan niet verlenen
                     van de twv/gvva. Een persoonsgebonden werkgevergunning past niet bij deze systematiek
                     en doelstelling van de Wav en is daarom niet overwogen.
                  
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering bereid is om aan artikel
                        2a BuWav een bepaling toe te voegen die het mogelijk maakt om asielzoekers met een
                        nationaliteit waarmee zij volgens de IND kansrijke asielzoeker zijn, eerder toegang
                        tot arbeid te verlenen, bijvoorbeeld al na twee maanden. Voorts vragen de leden of
                        de regering bereid is de beperking tot 24 weken arbeid neergelegd in artikel 2a, eerste
                        lid onder a BuWav te schrappen wegens strijd met het unierecht.
Het versoepelen van wettelijke kaders waarbij bijvoorbeeld werken na twee maanden
                     wordt toegestaan, is niet eenvoudig te realiseren. Een asielzoeker bouwt dan eerder
                     banden en rechten op met Nederland en dat maakt terugkeer bij het niet verlenen van
                     een asielstatus moeilijker. Bovendien is het lastig om juridisch vast te stellen wanneer
                     een asielzoeker als «kansrijk» is aan te merken en om op basis hiervan een onderscheid
                     te maken. Dat zou betekenen dat aanpassingen aan wet- en regelgeving voor alle asielzoekers
                     zouden gaan gelden. In plaats van het aanpassen van wet- en regelgeving zet de regering
                     daarom steviger in op activering en participatie vanaf dag één. Dat gebeurt middels
                     een brede waaier aan projecten en programma’s bij het COA voor zowel asielzoekers
                     als asielstatushouders.
                  
De regering ziet geen aanleiding om de beperking van de arbeidsduur van asielzoekers
                  op te heffen. Deze beperking verhindert niet dat een asielzoeker – in lijn met de
                  Opvangrichtlijn – effectieve, daadwerkelijke toegang tot de arbeidsmarkt heeft. Asielzoekers
                  mogen in Nederland arbeid verrichten wanneer de asielaanvraag ten minste zes maanden
                  in behandeling is en er nog geen definitief besluit is genomen (artikel 2a, eerste
                  lid, onder a, BuWav). Dit is in lijn met de Opvangrichtlijn, die voorschrijft dat
                  een asielzoeker ten laatste negen maanden na de datum waarop het verzoek om internationale
                  bescherming is ingediend, toegang moet hebben tot de arbeidsmarkt.
               
5. Financiële gevolgen en administratieve lasten
               
De leden van de SGP-fractie vragen om welke redenen is gekozen voor deze aanvullende
                        verplichting bovenop de bestaande verplichting op grond van artikel 7a van de Wet
                        Minimumloon (WML) en artikel 1d BuWav terwijl er reeds sprake was van een verplichting
                        om het wettelijke minimumloon en het kennismigrantensalaris giraal te betalen.
Bij girale betaling bestaat grotere zekerheid dat de vreemdeling vrijelijk over zijn
                     loon kan beschikken dan bij contante betaling. Tevens kan het toezicht op naleving
                     van de juiste beloning effectiever plaatsvinden. Dit is bij contante uitbetaling veel
                     minder het geval waardoor contante loonuitbetaling zeer fraudegevoelig is. Daarnaast
                     zijn er gevallen waarin niet kan worden vastgesteld of daadwerkelijk het vooraf opgegeven
                     loon wordt ontvangen, omdat het overeengekomen loon niet structureel wordt uitbetaald,
                     maar bijvoorbeeld door middel van nabetalingen. Aangezien van belang is dat de vreemdeling
                     kan rekenen op consistente uitbetaling van het overeengekomen loon, en niet enkel
                     het WML, wordt in de Wav toegevoegd dat de werkgever verplicht is het loon bedoeld
                     in artikel 7 over een periode van ten hoogste een maand, bij te schrijven op een bankrekening,
                     bestemd voor girale betaling, op naam van de vreemdeling.
                  
6. Uitvoerings- en handhavingstoets
               
De leden van de D66-fractie vragen wat bij dit wetsvoorstel precies de verdeling is
                        in de uitvoering tussen het UWV en de IND. Het is deze leden niet helemaal duidelijk
                        hoe het komt dat de IND een uitvoerige uitvoeringstoets heeft opgeleverd met als belangrijkste
                        punt dat de meeste wijzigingen niet aan hen raken, en dat bij het UWV een veel minder
                        uitvoerige uitvoeringstoets is opgeleverd. Daarnaast vragen de leden welke uitvoeringstoetsen
                        vertrouwelijk ter inzage zijn gelegd, en wat daarvoor de reden is.
Het huidige wetsvoorstel wijzigt niets aan de verdeling in de uitvoering tussen de
                     IND en het UWV. Voor arbeid van maximaal drie maanden of als de vreemdeling al in
                     het bezit is van een verblijfsvergunning, vraagt de werkgever een twv aan bij het
                     UWV. Indien een werkgever een vreemdeling voor langer dan drie maanden arbeid wil
                     laten verrichten dan moet hij een gvva aanvragen bij de IND. Deze vergunning geeft
                     de vreemdeling het recht om te werken en te verblijven in Nederland. De IND vraagt
                     vervolgens advies aan het UWV over de toelating tot de arbeidsmarkt. In de Wav en
                     de vreemdelingenwetgeving is bepaald dat het UWV de verzoeken om advies toetst aan
                     de Wav. Een adviesverzoek wordt aan dezelfde voorwaarden getoetst als een aanvraag
                     twv.
                  
Als het UWV meer informatie nodig heeft, neemt het UWV rechtstreeks contact met de
                  werkgever op. Het UWV heeft voor de adviesprocedure een wettelijke termijn van vijf
                  weken. Zodra het UWV een advies heeft opgesteld, stuurt het UWV dat naar de IND. De
                  IND betrekt dit advies bij haar beslissing op de aanvraag gvva. De IND toetst de aanvraag
                  aan de voorwaarden van de vreemdelingenwetgeving en het UWV toetst aan de Wav. De
                  IND is verantwoordelijk voor de uitvoering van de gvva.
               
De uitvoeringstoets van de IND is opgesteld volgens een vast format dat binnen de
                  IND wordt gehanteerd met vaste onderdelen zoals beschrijving van de huidige situatie
                  en het proces. Ook wordt de mogelijke impact op de uitvoering en organisatie van de
                  IND beschreven. Ook het UWV beoordeelt een wetsvoorstel volgens een vast aantal vragen
                  wat heeft geresulteerd in een aantal conclusies over de gevolgen van de voorgenomen
                  wijziging op uitvoerbaarheid, effecten op regeldruk, op ICT en de financiële gevolgen.
               
Er zijn geen uitvoeringstoetsen vertrouwelijk ter inzage gelegd.
De leden van de D66-fractie vragen of het toezicht op signalen dat de kennismigrantenregeling
                        fraudegevoelig zou zijn5 onder UWV of onder de IND valt. Zij vragen om een korte eerste reactie op de berichtgeving.
Het toezicht op erkend referenten valt voor wat betreft het naleven van de verplichtingen
                     op grond van de Vreemdelingenwet 2000 onder de IND. Het toezicht voor wat betreft
                     de naleving van de verplichtingen uit de arbeidswetten (Wav, WML, etc.) valt onder
                     de Inspectie SZW. Het toezicht op de naleving van de kennismigrantenregeling valt
                     onder de IND, Inspectie SZW en de Vreemdelingenpolitie (AVIM), elke organisatie vanuit
                     de eigen wettelijke taak.
                  
De kennismigrantenregeling is er om de Nederlandse kenniseconomie te stimuleren en
                  hoogopgeleide kenniswerkers aan te trekken en te behouden. De regeling is snel, efficiënt
                  en toegankelijk. Dat wordt gewaardeerd, door zowel bedrijven als kennismigranten zelf.
                  Het misbruiken van deze regeling voor andere (kwalijke) doeleinden is onacceptabel
                  en er wordt dan ook hard gewerkt om misbruik uit te sluiten en aan te pakken. De IND
                  heeft sinds het rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid uit november 20176 meer prioriteit gegeven aan handhaving en voert binnen zijn wettelijke bevoegdheden
                  een breed scala aan controles uit, al dan niet in samenwerking met de Inspectie SZW.
                  Het doel is om de komst van kenniswerkers te blijven faciliteren terwijl organisaties
                  en mensen die kwaad in de zin hebben geweerd worden. De balans tussen dienstverlening
                  en handhaving is precair en is onderwerp van gesprek tussen het Ministerie van Justitie
                  en Veiligheid en de IND.
               
7. Internetconsultatie
               
De leden van de CDA-fractie vragen of kan worden toegelicht waarom werkgeversorganisaties
                        aangeven dat zij in de praktijk verwachten dat er weinig van de flexibilisering terecht
                        zal komen.
Werkgeversorganisaties hebben geconstateerd dat sinds de wijzigingen van de Wav in
                     2014, Nederland op slot is voor werknemers van 30 jaar of ouder die minder verdienen
                     dan het salaris van kennismigranten. De werkgeversorganisaties vinden het dan ook
                     een goede zaak wanneer de dwingende weigeringsgrond gewijzigd wordt in een facultatieve
                     weigeringsgrond. Echter, zij achten de verlenging van de duur van de twv van één naar
                     drie jaar noodzakelijk omdat volgens hen een optimale arbeidsrelatie meestal ontstaat
                     vanaf het tweede jaar.
                  
In het huidige voorstel wordt de grens verhoogd naar drie jaar, maar wordt tevens
                     direct geregeld dat voor reguliere vergunningen de maximale duur wordt afgetopt op
                     twee jaar. Werkgevers zouden het juister vinden als ook voor de reguliere twv’s een
                     termijn van drie jaar zou gaan gelden. De werkgeversorganisaties spreken de hoop uit
                     dat de flexibele regelgeving meebeweegt op de momenten dat dit nodig is.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven waarom de toename van
                        derdelanders die werkzaam zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt maar gedetacheerd worden
                        vanuit andere lidstaten een andere situatie is dan behandeld in het wetsvoorstel.
                        De leden vragen of de wet hierin toch een rol kan spelen.
Binnen Nederland zijn er verschillende juridische kaders van toepassing op de toelating
                     van arbeidsmigranten in Nederland, zoals de Europese interne markt regelgeving inzake
                     het vrij verkeer van werknemers en het vrij verkeer van diensten en het nationale
                     kader in de Wav die toegang van derdelanders tot de Nederlandse arbeidsmarkt regelt.
                  
Het doel van de Wav is een restrictief toelatingsbeleid dat is toegesneden op de behoeften
                  van de Nederlandse arbeidsmarkt. Het is echter volgens het Europese Hof van Justitie
                  niet toegestaan dat lidstaten in hun nationale regelgeving, zoals de Wav, eisen stellen
                  die het vrij verkeer van diensten binnen de EU inperken of ontmoedigen. Zo mogen lidstaten
                  bijvoorbeeld geen twv eisen van derde landers die beschikken over een twv die is afgegeven
                  door een andere lidstaat, zoals ook de Raad van State in zijn voorlichting van 19 november
                  jl. vaststelt7.
               
De leden van de CDA-fractie vragen of er volgens de regering nu sprake is van voldoende
                        en effectieve handhaving.
Illegale tewerkstelling is een beboetbare overtreding. Op grond van de Wav is het
                     een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder
                     de juiste vergunningen. In eerste instantie gaat het er om dat werkgevers de Wav naleven.
                     Als toezichthouders op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn
                     ambtenaren van de Inspectie SZW en de Nationale Politie aangewezen.
                  
Het huidige – demissionaire – kabinet heeft in het Regeerakkoord extra middelen, oplopend
                  tot 50,5 miljoen euro per jaar in 2023 vrijgemaakt voor de versterking van de handhavingsketen
                  van de Inspectie SZW conform het Inspectie Controle Framework (ICF) dat in mei 2017
                  aan uw Kamer is aangeboden. Het ICF formuleert een viertal doelen voor de versterking
                  van de inspectieketen. De aanpak van illegale tewerkstelling valt binnen het doel
                  «Eerlijk werk». Alle programma’s die gericht zijn op de bestrijding van oneerlijk
                  werk worden uitgebreid, wat leidt tot een verdubbeling van de inspectiedekking in
                  2023.
               
De beoordeling in termen van voldoende en effectief vindt plaats in begroting en jaarverslagen.
                  Het leidmotief van de Inspectie SZW is werken aan (maatschappelijk) effect. Een indicatie
                  voor het beoogde maatschappelijk effect is het handhavingspercentage. Het handhavingspercentage
                  bij eerste inspectie geeft inzicht in de mate waarin de Inspectie SZW erin slaagt
                  om met een risicogerichte aanpak werkgevers te bezoeken die de wet overtreden. Het
                  streven is dat bij een eerste inspectie bij meer dan de helft van de bezochte bedrijven
                  hiervan sprake is. Het handhavingspercentage bij herinspectie zegt iets over de mate
                  waarin de Inspectie SZW erin slaagt om een gedragsverandering te realiseren bij werkgevers
                  die de regels niet naleefden. Uit het jaarverslag van de Inspectie SZW van 20198 blijkt dat het handhavingspercentage «Eerlijk werk», waaronder ook de handhaving
                  van de Wav valt, bij de eerste inspectie in 2019 47% was en bij herinspectie in 2019
                  42% was. Medio mei ontvangt u het Jaarverslag 2020 van de Inspectie SZW waarin ook
                  het handhavingspercentage voor 2020 is opgenomen.
               
Gelet hierop is de regering van mening dat er sprake is van voldoende en effectieve
                  handhaving van de Wav.
               
8. Advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ)
               
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten wat de uitkomst was
                        van het overleg met UWV over het begrip «traject» en welke juridische consequentie
                        een eventuele begripswijziging heeft.
Er wordt nog bezien of er aanleiding is om te begrip «traject» te verduidelijken en
                     of dit eventueel juridische consequenties heeft.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen aan de regering of zij nader kunnen toelichten
                        waarom in eerste instantie niet is ingegaan op het advies van de ACVZ.
Er is in eerste instantie gekozen om enkel inhoudelijk in te gaan op de aanbevelingen
                     van de ACVZ die direct betrekking hadden op het huidige voorstel tot aanpassing van
                     de Wav. Gelet op de overweging van de Afdeling advisering van de Raad van State is
                     besloten om toch op alle aanbevelingen in te gaan.
                  
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering van mening is dat een aanpassing
                        van de definitie gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid zoals voorgesteld
                        door de ACVZ niet zou passen bij de Nederlandse wetssystematiek rond de toegang tot
                        de arbeidsmarkt. Tevens stelt de regering dat er bovendien geen juridische noodzaak
                        voor is, aangezien reeds wordt voldaan aan Richtlijn 2011/98/EU. Kan de regering dit
                        standpunt nader onderbouwen?
De definitie van gecombineerde vergunning zoals opgenomen in artikel 1, onder h, van
                     de Wav en artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000 is op hoofdlijnen ontleend aan de
                     definitie uit Richtlijn 2011/98/EU, maar aangepast aan de Nederlandse praktijk (zie
                     ook Kamerstukken II, 2013/14, 33 749, nr. 3). Kennismigranten, onderzoekers en Europese blauwe kaarthouders vallen buiten het
                     bereik van de definitie van gecombineerde vergunning, omdat voor deze groepen op basis
                     van het BuWav vrijstellingen van de twv-plicht gelden en er dus – conform Richtlijn
                     2011/98/EU – al sprake is van één vergunning voor verblijf en arbeid.
                  
De leden van de D66-fractie hebben nog een aantal vragen over de adviezen van de Adviescommissie
                        voor Vreemdelingenzaken (ACVZ). Zij hebben ten eerste een vraag over het advies om
                        «aanwezig» prioritair aanbod te vervangen door «beschikbaar» prioritair aanbod. Zij
                        vragen of er met de wetswijziging in 2014 ook in de praktijk een verandering is geweest
                        door het wisselen van toetsen op beschikbaar of prioritair aanbod. Genoemde leden
                        vragen op welke manier de beschikbaarheid van dat aanbod eerder werd getoetst, en
                        welke middelen het UWV wel zou hebben om dat te kunnen doen.
Onder de situatie voor de wetswijziging van 2014 lag een zware bewijslast bij het
                     UWV om aan te tonen dat een door UWV voorgedragen kandidaat wel geschikt was om de
                     vacature te vervullen, als de werkgever had gezegd dat dit niet het geval is. Een
                     aanvraag kon alleen worden afgewezen als UWV kon aantonen dat er daadwerkelijk kandidaten
                     voor de specifieke functie stonden ingeschreven. UWV selecteerde daarom werkzoekenden
                     en bood deze aan bij de werkgever. Bij de herziening van de Wav per 1 januari 2014
                     is de toets op prioriteitgenietend arbeidsaanbod aangescherpt. Doel van het restrictievere
                     beleid is onder meer het zodanig afstemmen van arbeidsmigratie op de concrete behoefte
                     op de arbeidsmarkt zodat verdringing van prioriteitgenietend aanbod wordt voorkomen.
                     De mogelijkheden om arbeidsaanbod in Nederland en de EU in te zetten moeten maximaal
                     worden benut. Van werkgevers wordt daarom verwacht dat zij het aanwezige aanbod zelf
                     onderzoeken en benaderen, zullen inzetten en waar nodig zelf opleiden. Het is aan
                     de werkgever om bij een aanvraag aan te tonen dat kandidaten niet of onvoldoende geschikt
                     zijn om de vacature te vervullen. UWV hoeft derhalve na de wetswijziging in 2014 het
                     aanbod niet meer te onderzoeken op reële geschiktheid en dit aanbod daadwerkelijk
                     te verwijzen naar de werkgever. Hiermee wordt de eigen verantwoordelijkheid van de
                     werkgever nog meer benadrukt.
                  
Sinds de wetswijziging uit 2014 kan het UWV volstaan met de constatering dat er voldoende
                  prioriteitgenietend arbeidsaanbod aanwezig is voor het vervullen van de vacature,
                  om de aanvraag af te wijzen. Het UWV zal dit doen als er werkzoekenden zijn (al of
                  niet in het bezit van een uitkering) die aan de objectief te stellen functie-eisen
                  voldoen. Of prioriteitgenietend aanbod aanwezig is, blijkt in eerste instantie uit
                  de bestanden van het UWV zelf. Daarnaast zal het UWV ook andere beschikbare informatie
                  over het aanbod in Nederland en de EER gebruiken om vast te stellen of prioriteitgenietend
                  aanbod aanwezig is. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan informatie over aanbod
                  dat (internationale) uitzendbureaus aangeven beschikbaar te hebben en EURES, het Europese
                  netwerk van arbeidsbureaus waarin gegevens over werkzoekenden op de Europese arbeidsmarkt
                  worden uitgewisseld. Deze criteria liggen niet vast, maar maken deel uit van de uitvoeringspraktijk
                  van het UWV. Werkgevers moeten in sommige gevallen sinds 2014 meer moeite doen om
                  kandidaten uit het prioriteitgenietend te werven en (verder) op te leiden, maar zij
                  kunnen daarvoor wél de beschikbare dienstverlening van het UWV gebruiken, zoals werk.nl
                  en de Europese dienstverlening van het UWV (EURES).
               
Dit past binnen de verantwoordelijkheidsverdeling op de arbeidsmarkt, waarbij werkgevers
                  verantwoordelijk zijn voor de vervulling van hun vacatures en uitkeringsgerechtigden
                  de plicht hebben de baan te accepteren die hen wordt aangeboden. De toets aan aanwezigheid
                  van aanbod beoogt de werkgevers ertoe te bewegen gebruik te maken van het beschikbare
                  arbeidsaanbod in Nederland en de Europese Economische Ruimte. Wanneer een twv wordt
                  verleend betekent dit dat er op dat moment geen prioriteitgenietend aanbod op de arbeidsmarkt
                  aanwezig is.
               
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie of de regering nader in kan gaan op het
                        advies van de ACVZ om een brede adviescommissie in te stellen die kan adviseren over
                        tekortberoepen waar arbeidsmigratie juist een oplossing kan bieden.
Het doel van de Wav is het zodanig afstemmen van arbeidsmigratie op de concrete behoefte
                     op de arbeidsmarkt. De regelgeving biedt derhalve nu al de ruimte om, indien er geen
                     prioriteitgenietend aanbod is, een twv/gvva te verlenen. De regering ziet dan ook
                     geen aanleiding tot het instellen van een brede adviescommissie.
                  
De leden van de D66-fractie hebben ook nog enkele vragen over het advies van de ACVZ
                        om het BuWav in overeenstemming te brengen met de Opvangrichtlijn. Genoemde leden
                        vragen of er eerder rechtszaken zijn geweest die gingen over de vraag of de BuWav
                        met de mogelijkheid van 24 weken arbeid per jaar in strijd is met de Opvangrichtlijn,
                        en of er anders een andere manier is om dit juridisch te toetsen. Zij vragen of de
                        Opvangrichtlijn ook zo gelezen moet worden dat na negen maanden er geen enkele belemmering
                        meer mag zijn voor de toegang tot de arbeidsmarkt, en of in dat licht de beperking
                        in duur niet in strijd is. Daarnaast vragen deze leden wat er praktisch zou gebeuren
                        als er WW-recht zou ontstaan en de asielaanvraag daarna zou worden afgewezen.
Deze beperking van 24 weken verhindert niet dat een asielzoeker – in lijn met de Opvangrichtlijn
                     – effectieve, daadwerkelijke toegang tot de arbeidsmarkt heeft. Asielzoekers mogen
                     in Nederland arbeid verrichten wanneer de asielaanvraag ten minste zes maanden in
                     behandeling is en er nog geen definitief besluit is genomen (artikel 2a, eerste lid,
                     onder a, BuWav). Dit is in lijn met de Opvangrichtlijn, die voorschrijft dat een asielzoeker
                     ten laatste negen maanden na de datum waarop het verzoek om internationale bescherming
                     is ingediend, toegang moet hebben tot de arbeidsmarkt. Via navraag bij UWV is de regering
                     op de hoogte van een zaak waarbij beroep was ingesteld tegen een besluit waarin een
                     tewerkstellingsvergunning voor 24 weken was verleend, maar de aanvraag tot het verlenen
                     van een tewerkstellingsvergunning voor de duur van een jaar was afgewezen. Hierin
                     is de beperking van 24 weken per jaar aan de rechtbank voorgelegd. Het beroep is niet-ontvankelijk
                     verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang. Deze uitspraak is niet gepubliceerd.
                  
Wanneer een persoon niet langer is toegestaan in Nederland te verblijven omdat zijn
                  asielaanvraag wordt afgewezen, houdt hij geen rechtmatig verblijf in de zin van artikel
                  8 Vreemdelingenwet 2000. Op basis van artikel 19 lid 1 aanhef en onder f van de Werkloosheidswet
                  (WW), wordt hij alsdan uitgesloten van het recht op een WW-uitkering en niet langer
                  aangemerkt als verzekerde in de zin van de WW.
               
– Artikelsgewijs
De leden van de D66-fractie en SGP-fractie vragen tot slot wat de beoogde inwerkingtredingsdatum
                        is voor de verschillende artikelen.
De beoogde inwerkingtredingsdatum voor het wetsvoorstel en de Buwav-wijziging is zo
                     mogelijk 1 januari 2022.
                  
De leden van de SGP-fractie vragen op welke wijze wordt gemonitord of de doelstelling
                        van het wetsvoorstel wordt bereikt. Op welke wijze worden daarbij ook de effecten
                        van dit wetsvoorstel op het migratiesaldo betrokken?
UWV monitort jaarlijks de aantallen afgegeven en geweigerde twv’s dan wel positieve
                     adviezen en negatieve adviezen. Het is echter lastig om de effecten van de wetswijziging
                     te onderscheiden van het effect van conjuncturele veranderingen.
                  
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
                  W. Koolmees
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.