Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Smeets, Kuik, Jasper van Dijk, Ceder en Piri over het bericht ‘Tina en Jacob moeten weg!’
Vragen van de leden Smeets (D66), Kuik (CDA), Jasper van Dijk (SP), Ceder (ChristenUnie) en Piri (PvdA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Tina en Jacob moeten weg!» (ingezonden 8 april 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 14 april
2021).
Vraag 1
Kent u het artikel «Tina en Jacob moeten weg!»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoeveel Armeense Syriërs bevinden zich in Nederland? Hoeveel van hen zitten nog in
een procedure en hoeveel van hen hebben een verblijfsvergunning? Hoeveel van hen hebben
een brief van de IND ontvangen over het voornemen tot het intrekken van hun verblijfsvergunning
en in hoeveel zaken is hier al een definitief besluit over genomen?
Antwoord 2
De gevraagde cijfermatige gegeven kunnen niet verstrekt worden. In het geautomatiseerde
informatie- en registratiesysteem indigo van de IND wordt geen registratie bijgehouden
van specifieke groepen binnen een nationaliteit, zoals in onderhavig geval de groep
van Etnische Armenen afkomstig uit Syrië.
Vraag 3
Klopt het dat van de groep die deze brief heeft ontvangen, uiteindelijk een deel toch
hun verblijfsvergunning mag houden en een deel niet? Kunt u hier een verklaring voor
geven?
Antwoord 3
In algemene zin kan ik uw kamer hierover melden dat in zaken van vreemdelingen waarbij
achteraf na het verlenen van de vergunning wordt geconstateerd dat de vreemdeling
mogelijk geen recht (meer) heeft op asielbescherming de zaak opnieuw wordt beoordeeld.
Een herbeoordeling van de zaak kan ook plaatsvinden indien achteraf bekend wordt dat
een vreemdeling een tweede nationaliteit heeft (gehad).
Een herbeoordeling zal enkel worden opgestart wanneer er voldoende aanwijzingen zijn
dat er mogelijk sprake is van een intrekkingsgrond op grond waarvan de statushouder
geen recht (meer) heeft op de reeds verleende asielvergunning. Iedere herbeoordeling
vindt plaats op basis van de individuele omstandigheden van de zaak. Een aanvullend
(extern) onderzoek kan deel uit maken van de individuele beoordeling. De bewijslast
of er een intrekkingsgrond voordoet ligt bij de IND.
Bij de vraag of de intrekking van een verblijfsvergunning aan de orde is, kijkt de
IND altijd naar de feiten en omstandigheden in de onderliggende zaak. De procedure
en het onderzoek worden heel zorgvuldig en op basis van de individuele omstandigheden
(ex nunc en ex tunc) uitgevoerd, ook hier met waarborgen voor de rechten van de vreemdeling.
Als in het ene geval een verblijfsvergunning wel wordt ingetrokken, maar in het andere
geval niet, dan liggen hier verschillende en mogelijk bijzondere omstandigheden aan
ten grondslag. Zo kan het bijv. zijn dat het tegenwerpen van een veilig derde land
in het individuele geval niet redelijk wordt geacht vanwege verschillende bijzondere
individuele omstandigheden of dat er op grond van artikel 8 EVRM alsnog verblijf moet
worden toegestaan. Ook komt het voor dat de IND onvoldoende kan aantonen dat de vreemdeling
in het bezit is of is geweest van de Armeense nationaliteit. Dat betekent dat ook
de uitkomst in deze procedures kunnen verschillen en bij sommige zaken een intrekking
van de asielvergunning wordt doorgezet, terwijl in andere zaken daartoe onvoldoende
aanleiding of mogelijkheid wordt gezien.
Een dergelijke herbeoordeling vind ik rechtvaardig vanuit een oogpunt van rechtsgelijkheid
en volgt uit het (internationaal) asielrecht2. Als blijkt dat een vreemdeling die verzoekt om bescherming een tweede nationaliteit
heeft en naar dat land kan vertrekken, wordt geen asielvergunning verleend. Als iemand
die kennis niet eerder in het kader van zijn asielprocedure naar voren heeft gebracht
en die pas na de asielverlening blijkt, is het vanuit een oogpunt van rechtsgelijkheid
rechtvaardig de asielstatus opnieuw te beoordelen en waar van toepassing in te trekken.
Vraag 4
Bent u bekend met de uitspraak van de rechtbank Haarlem3 over de geconstateerde rechtsongelijkheid in de wijze waarop de IND met deze zaken
van Armeense Syriërs is om gegaan in het wel of niet definitief intrekken van hun
verblijfsvergunning? Wat is uw reactie hierop? Hoe verklaart en verantwoordt u deze
rechtsongelijkheid?
Antwoord 4
Ik ben bekend met de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem,
van 15 februari 2021 in de zaken NL20.6147 en NL20.6149. Het ging in die zaken niet
om een weigering van de IND om Armeens-Syrische asielzoekers een asielstatus te verlenen,
zoals u lijkt te suggereren in uw vraag. De zaken gingen over een verzoek tot heroverweging
van de eerdere besluiten tot intrekking van een asielstatus van Armeens-Syrische personen.
De rechtbank heeft niet geoordeeld dat er sprake is of lijkt te zijn van rechtsongelijkheid.
Kort gezegd heeft de rechter in die zaak geoordeeld dat de IND het besluit onvoldoende
heeft gemotiveerd inzake het beroep op het gelijkheidsbeginsel en de IND opgedragen
om beter gemotiveerd in te gaan op het beroep op het gelijkheidsbeginsel. De IND probeert
op dit moment te achterhalen op welke zaken exact een beroep wordt gedaan omdat niet
aangegeven is op welke concrete zaken het beroep op het gelijkheidsbeginsel precies
ziet
Vraag 5
Als het enkele bezit van een paspoort voldoende is om binding vast te stellen met
een land, hoe verhoudt zich de formalistische opstelling van de afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State zich dan tot de in het kader van de toeslagenaffaire aangekondigde
reflectie door diezelfde Raad van State op dit punt?
Antwoord 5
Het is vanzelfsprekend niet aan mij om te spreken voor de afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State, maar wel wil ik aangegeven dat ik het niet onredelijk acht
om te concluderen dat iemand een band met een land heeft als hij eerder de nationaliteit
heeft gehad van dat land.
Vraag 6, 7
Is het enkele feit dat iemand ooit een Armeens paspoort bezit c.q. bezat wat u betreft
voldoende reden om deze persoon naar Armenië uit te zetten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op welke manier wordt meegewogen dat de groep Armeense Syriërs uit Syrië afkomstig
is en daar geworteld is c.q. was?
Is bij die afweging nog van belang of er behoudens het paspoort nog enige binding
met Armenië bestaat? Zo nee, waarom niet? Op welke manier wordt rekening gehouden
met de binding van volwassenen, en in het bijzonder minderjarigen, in Nederland?
Antwoord 6, 7
In het asielrecht staat de vraag centraal of de vreemdeling bescherming nodig heeft.
Enkel in dat geval mag internationale asielbescherming, zoals volgt uit de EU-kwalificatierichtlijn
worden verleend.
Indien een vreemdeling twee of meer nationaliteiten heeft, wordt de positie van de
vreemdeling in beide landen bezien en beoordeeld of hij in één van deze landen veilig
kan verblijven. In het geval de vreemdeling in één van de landen veilig kan verblijven
is er geen reden voor asielbescherming in Nederland. Dit is overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag
en ook in overeenstemming met het Unierecht4.
Ook indien de vreemdeling niet (meer) de nationaliteit van dat land heeft, kan de
IND de aanvraag voor asielbescherming afwijzen als dat land als veilig derde land
kan worden aangemerkt. De IND beoordeelt daarvoor of er een zodanige band bestaat
met het betrokken derde land op basis waarvan kan worden geoordeeld dat het voor de
vreemdeling redelijk zou zijn naar dat land te gaan. Daadwerkelijk eerder verblijf
in dat land is niet noodzakelijk of doorslaggevend. Bij het beoordelen van die band
moet de IND een redelijkheidstoets aanleggen waarbij alle individuele omstandigheden
moeten worden meegewogen. Uiteraard toetst de IND in dat kader ook zorgvuldig of het
in het betreffende land, in casu Armenië, voor de betrokken vreemdeling persoonlijk
veilig genoeg is en of hij toegang tot dit land zal krijgen.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Jasper van
Dijk (SP), ingezonden 7 april 2021 (vraagnummer 2021Z05443).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.