Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over het hoge gebruik van landbouwgif door de sierteeltsector en de slechte naleving van de betreffende wet- en regelgeving
Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het hoge gebruik van landbouwgif door de sierteeltsector en de slechte naleving van de betreffende wet- en regelgeving (ingezonden 23 maart 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 13 april
2021).
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat lelies en tulpen (na aardappels) tot de meest intensief bespoten
gewassen behoren en dat het gebruik van landbouwgif ook in de glassierteelt relatief
hoog is?1
Antwoord 1
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voert elke vier jaar een enquête uit
om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de agrarische sector in beeld te brengen.
De meest recente gegevens zijn van het jaar 20162. Hieruit blijkt dat het gebruik per hectare in de teelt van lelies het hoogst is
(125 kg per hectare, waarvan 93 kilogram minerale olie). Het gebruik per hectare in
de teelt van tulp en bloemen onder glas is respectievelijk 27 en 30 kg.
Voor de hierboven genoemde gewassen is het gebruik per hectare lager dan in 2012.
Vraag 2 en 3
Kunt u bevestigen dat het areaal aan sierteeltgewassen sinds 2012 is toegenomen, waarmee
ook het gebruik van landbouwgif per hectare is toegenomen?
Wat is het huidige sierteeltareaal, uitgesplitst naar open teelt en glassierteelt?
Wat is daarvan het areaal bollenvelden en op welk deel worden lelies geteeld?
Antwoord 2 en 3
Het areaal bloembollenteelt is in de periode 2012 tot en met 2019 toegenomen van 23.488
hectare naar 27.218 hectare. Het areaal voor de teelt van lelies is ook toegenomen,
namelijk van 5.090 hectare naar 6.021 hectare3. Het areaal snijbloemen is in dezelfde periode afgenomen van 2.306 hectare naar 1.821
hectare4. Het areaal pot- en perkplanten is in dezelfde periode ongeveer gelijk gebleven (1.799
hectare in 2012 en 1.764 hectare in 2019)5.
Voor de bloembollen en -knollen en de bloemen onder glas geldt dat het gebruik per
hectare in 2016 lager is dan in 2012.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat het Bureau Risicobeoordeling & onderzoek (bureau) van de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) schrijft: «met name zijn er risico’s door het onjuist
gebruik van middelen en van het gebruik van niet-toegelaten middelen in de sierteelt.
Het (illegaal) gebruik van middelen in de sector kan bijvoorbeeld tot schadelijke
effecten bij bijen leiden»?6
Antwoord 4
Ja, dit citaat is lezen op blz. 17 van de publicatie «Advies over de risico's van
de sierteeltketen».
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat in 2019 slechts 1,5% van de bedrijven die met landbouwgif werken
hierop is gecontroleerd door de NVWA?7
Antwoord 5
Ik heb uw Kamer geïnformeerd dat in 2019 circa 1,5% van de land- en tuinbouwbedrijven
(exclusief veehouderijbedrijven) is gecontroleerd op het juist gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Uitgesplitst naar sector lag de toezichtintensiteit in de akkerbouw op 1% en in de
tuinbouw op 2% (Kamerstuk 33 835, nr. 173).
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat de NVWA in 2019 een nalevingspercentage van de wet- en regelgeving
betreffende landbouwgif vond van 67%, wat betekent dat de rest, zijnde een derde,
van de telers de regels overtreedt?8
Antwoord 6
In heb uw Kamer op 20 mei 2020 geïnformeerd over enkele actualiteiten op het terrein
van gewasbescherming. Een van deze actualiteiten betrof het toezicht op de naleving
van wet- en regelgeving bij het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen in de akkerbouw,
vollegrondsgroenten, bloembollen, fruit- en boomkwekerijgewassen. Deze inspecties
richtten zich met name op het gebruik van spuittechnieken om de verwaaiing van spuitvloeistof
naar bijvoorbeeld het oppervlaktewater te voorkomen. Dit leidde tot een nalevingsindicatie
van 67%, hetgeen betekent dat de overige gecontroleerde agrarische ondernemers de
wet- en regelgeving bij het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen niet naleefden.
Ik vind het uiteraard onacceptabel dat wet- en regelgeving niet door iedereen wordt
nageleefd. Ik heb de NVWA daarom gevraagd mij te informeren over hun analyse van de
achterliggende redenen en een bijbehorende voortvarende aanpak om naleving te verbeteren.
(Kamerstuk 27 858, nr. 509).
De NVWA bespreekt de resultaten van de verschillende typen controles, zoals administratieve
verplichtingen, gebruik van toegelaten middelen en het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen,
met de betrokken sectoren, om de naleving door de sectoren te verbeteren.
Vraag 7
Kunt u bevestigen dat er in 2017 geen boetes uitgedeeld zijn voor het niet invullen
van de gewasbeschermingsmonitor, hoewel 20% van de gecontroleerde gebruikers deze
gewasbeschermingsmonitor niet (volledig) had ingevuld? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd?9
Antwoord 7
Het specifiek interventiebeleid biociden en gewasbeschermingsmiddelen van de NVWA
houdt rekening met de ernst van het gevaar of het risico op gevaar voor mens, dier
en milieu, de mate waarin de overtreding hersteld kan worden en of er sprake is van
ondermijnend gedrag. Voor het niet (volledig) bijhouden van de gewasbeschermingsmonitor
is in het interventiebeleid opgenomen om iemand die voor het eerst een overtreding
begaat een schriftelijke waarschuwing te geven en niet te beboeten.
Er zijn in 2017 in totaal 3 boetes opgelegd, omdat er sprake was van herhaalde overtreding.
De overige overtredingen waren eerste overtredingen en zijn afgedaan met een schriftelijke
waarschuwing.
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat er in Nederland een bloeiende handel bestaat in illegale pesticiden
en dat het Bureau voor Intellectuele Eigendom van de Europese Unie ervan uitgaat dat
13,8% van de Europese markt voor landbouwgif uit illegale middelen bestaat?10
Antwoord 8
Er is sprake van illegale handel in gewasbeschermingsmiddelen vanuit landen buiten
de Europese Unie en dit baart mij zorgen, omdat het gebruik van deze middelen zou
kunnen leiden tot risico’s voor mens, dier en milieu. De inzet is om deze illegale
middelen op te sporen en te vernietigen en uiteraard om de overtreders aan te pakken.
Dit gebeurt niet alleen in nationaal verband via een nauwe samenwerking tussen de
douane en de NVWA, maar ook in Europees verband via het uitwisselen van signalen over
illegale handel. Dit heeft ertoe geleid dat in de periode 2015 tot en met 2019 ongeveer
300 ton illegale biociden en gewasbeschermingsmiddelen in beslag is genomen en vernietigd
(Kamerstuk 27 858, nr. 523).
Het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie heeft in 2017 een rapport
gepubliceerd, waarin een inschatting wordt gemaakt van het economische verlies van
de industrie door de aanwezigheid van illegale biociden en gewasbeschermingsmiddelen.
Deze inschatting leidt tot een gemiddeld verlies van afzet van 13,8% voor alle 28
lidstaten van de Europese Unie.11
Vraag 9
Welke actie gaat u ondernemen om een groter deel van de bedrijven dat met landbouwgif
werkt te controleren, om de naleving van wet- en regelgeving door telers te verhogen
en om de controle op de handel in illegale middelen te intensiveren? Welke voorbereidingen
gaat u treffen zodat u of uw ambtsopvolger na de komende formatie snel actie kan ondernemen
op deze punten?
Antwoord 9
De NVWA werkt risicogericht en baseert zich daarbij op de risico-indeling van de verschillende
onderdelen van de keten en de verschillende sectoren. Deze risico-indeling wordt regelmatig
herijkt op basis van de uitkomst van onder andere de nalevingscontroles, toepassingscontroles,
doelgroepenanalyses en ketenanalyses.
Daarnaast voert de NVWA herinspecties uit bij niet-naleving, gesprekken met de sectoren
over het verbeteren van de naleving en voert zij analyses uit naar achterliggende
redenen van niet-naleving.
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 8 voor het toezicht op de handel in illegale
gewasbeschermingsmiddelen.
Vraag 10
Waarom heeft u er vorig jaar voor gekozen om geen voorwaarden te verbinden aan de
Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 voor de sierteelt, zoals
het verplicht reduceren van het gifgebruik? Deelt u de mening dat dit een gemiste
kans is om de sierteelt te verduurzamen en dat dit dus geen efficiënte besteding van
belastinggeld was?
Antwoord 10
De Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 ondersteunt bedrijven
met toekomstperspectief om de sector zo goed mogelijk door de coronacrisis heen te
helpen. Dat is ook nodig om na deze crisis weer de investeringen te kunnen doen die
voor verdergaande verduurzaming (zoals klimaat en gewasbescherming) nodig zijn. De
steunmaatregelen zijn bedoeld voor het ledigen van de acute financiële nood die ontstond
door het wegvallen van de vraag door beperkende maatregelen als gevolg van COVID-19.
Bij deze regeling is een milieuvriendelijke bedrijfsvoering geen extra criterium om
in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming (Kamerstukken 35 442, nr. 3 en 35 452, nr. 3).
Vraag 11
Bent u bereid voorbereidingen te treffen om de gangbare bollenteelt, vanwege het hoge
gifgebruik en uitputting van de bodem terwijl het niet bijdraagt aan de voedselzekerheid,
af te bouwen en de telers te helpen bij het omschakelen naar biologische productie
of naar een plantaardige voedselproductie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Ik richt mij met de betrokken partijen in de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 en
het bijbehorende uitvoeringsprogramma op het realiseren van weerbare planten en teeltsystemen
en het verbinden van land- en tuinbouw met natuur. Dit leidt tot het verminderen van
de behoefte aan gewasbeschermingsmiddelen. Als er dan toch gewasbeschermingsmiddelen
nodig zijn voor het bestrijden van ziekten, plagen en onkruiden, dan bij voorkeur
laag-risicomiddelen, nagenoeg zonder emissies naar het milieu en nagenoeg zonder residuen
op producten voor de voedselconsumptie (Kamerstuk 27 858, nr. 449 en 518).
In de provincie Drenthe start dit teeltseizoen onder regie van de provincie een pilot
in de teelt van lelies. Deze pilot heeft drie doelen:
ontwikkelen van kennis die moet leiden tot een fundamentele verbetering in de verduurzaming
van de lelieteelt;
bevorderen van de dialoog tussen de telers en omwonenden, zodat een open gesprek ontstaat
en begrip voor elkaars situatie;
het beschikbaar krijgen van een middelenpakket met lagere milieubelasting dan de huidige
toegelaten middelen in de teelt van lelies.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.