Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de derde kwartaalrapportage CBS stikstof- en fosfaatexcretie (Kamerstuk 35334-125)
35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 139
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 april 2021
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over
de brief van 12 november 2020 over de derde kwartaalrapportage CBS stikstof- en fosfaatexcretie
(Kamerstuk 35 334, nr. 125).
De vragen en opmerkingen zijn op 3 december 2020 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 13 april 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
Adjunct-griffier van de commissie, Verhoev
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vraag:
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de derde kwartaalrapportage en
hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden zien een positieve ontwikkeling
van de fosfaatexcretie. De derde kwartaalrapportage laat zien dat de fosfaatproductie
verder gedaald is en daarmee kunnen de aanvullende maatregelen die de regering getroffen
heeft om onder het fosfaatplafond uit te komen vervallen.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de Minister bedoelt met de opmerking dat de
«melkveehouderij wat betreft de stikstofexcretie scherp aan de wind zeilt». Deze leden
lezen dat de stijging van de stikstofexcretie in vergelijking met vorig jaar wordt
veroorzaakt doordat er meer jongvee wordt gehouden. Zij spreken de verwachting uit
dat melkveehouders meer jongvee houden vanwege de huidige coronacrisis en het wegvallen
van een deel van de markt (horeca). Kan de Minister daarop reflecteren en hoe wordt
hiermee rekening gehouden? Welke andere (markt)factoren spelen een rol bij het langer
aanhouden van het jongvee?
Antwoord/reactie Minister:
De oorzaak van de hogere stikstofexcretie zit vooral in het houden van meer dieren
in de melkveehouderij. De kwartaalrapportage is onlangs in een bestuurlijk overleg
ook met sectorpartijen besproken. Hierin werd aangegeven dat het aanhouden van meer
jongvee niet te maken heeft met de corona-crisis, maar een meer structurele correctie
op de situatie van de afgelopen jaren is, waarin boeren onder het fosfaatreductieplan
en na de introductie van het fosfaatrechtenstelsel zeer selectief waren bij het aanhouden
van jongvee. Deze verklaring duidt erop dat deze hogere dieraantallen en de bijbehorende
hogere stikstofexcretie niet vanzelf zullen verdwijnen.
Vraag:
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om een reactie op het artikel «CBb:
RVO beslist te veel volgens de letter van de wet».1 Wat betekent deze recente uitspraak voor andere nog lopende zaken bij het College
van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb)? Deze leden weten dat er op 28 oktober 2020
nog 750 beroepsprocedures bij de CBb liepen (Kamerstuk 31 490, nr. 287), hoeveel beroepsprocedures lopen er op dit moment nog? Zij vragen tevens hoeveel
bezwaren er nog niet zijn afgehandeld. Waarom zijn deze bezwaren nog niet afgehandeld
en wanneer verwacht de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) de bezwaren wel
volledig te hebben afgehandeld? Kan de Minister uitgebreid reflecteren op de afwikkeling
van de bezwaar- en beroepsprocedures? Deelt de Minister de mening van deze leden dat
de afhandeling traag gaat en dit tot veel onduidelijkheid, onzekerheid en ongenoegen
in de sector leidt? Kan de Minister een datum noemen waarop deze zaak afgehandeld
zou moeten zijn? Wat is ervoor nodig om deze deadline te halen? Deelt de Minister
de mening dat extra inzet op afhandeling noodzakelijk is omdat de opening van de fosfaatbank
gekoppeld is aan de afwikkeling van de bezwaren door RVO?
Antwoord/reactie Minister:
De recente uitspraken van het CBb waarnaar wordt verwezen, hebben betrekking op beroepszaken
die gevoerd zijn in het kader van het fosfaatreductieplan. Bij de toepassing van (de
hardheidsclausule in) het fosfaatreductieplan en de toepassing van het fosfaatrechtenstelsel
is RVO steeds nagegaan of er sprake was van een individuele disproportionele last.
RVO zal dit ook onverminderd blijven doen voor de nog resterende zaken. Uiteraard
worden daarbij de uitspraken van het CBb in acht genomen.
Zoals ik ook in eerdere berichtgevingen heb aangegeven, kan er sprake zijn van een
individuele disproportionele last als een melkveehouder wordt geconfronteerd met feiten
en omstandigheden die niet voor alle veehouders gelden en die meebrengen dat hij in
bijzondere mate wordt getroffen door de maatregel. Dit zijn veelal complexe zaken
waarbij veelvuldig wordt geschakeld met de melkveehouder voordat RVO tot een gemotiveerde
beslissing komt of er inderdaad sprake is van een individuele disproportionele last.
Hieronder geef ik een uiteenzetting van alle bezwaar en beroepszaken uitgesplitst
naar fosfaatreductieplan en het stelsel van fosfaatrechten.
Fosfaatreductieplan:
Bezwaar
Er zijn voor het fosfaatreductieplan in totaal 11557 bezwaardossiers geregistreerd.
Van deze 11557 dossiers zijn er nog 4 bezwaren in behandeling die zijn gericht tegen
de initiële besluiten.
Beroep
Er zijn voor het fosfaatreductieplan in totaal 1427 beroepsdossiers geregistreerd,
inclusief voorlopige voorzieningen. Van deze 1427 dossiers zijn er 273 nog in behandeling.
Voor de afhandeling van de beroepen is RVO afhankelijk van de planning van het CBb.
De zittingen bij het CBb zijn gepland tot eind februari 2021. Naar verwachting zal
in het voorjaar in nagenoeg alle beroepszaken een uitspraak zijn gedaan.
Fosfaatrechtenstelsel:
Bezwaar
Er zijn voor het fosfaatrechtenstelsel in totaal 9080 bezwaarschriften geregistreerd.
Van deze 9080 dossiers zijn er nog 18 bezwaren in behandeling die zijn gericht tegen
de vaststelling van het fosfaatrecht en/of mede een ontheffingsverzoek bevatten. Naar
verwachting zullen deze bezwaren in het voorjaar van 2021 zijn afgehandeld, als er
geen reden voor aanhouding meer is, zoals procesafspraken en wachten op aanvullende
informatie.
Beroep
Er zijn voor het fosfaatrechtenstelsel in totaal 2092 beroepsdossiers geregistreerd,
inclusief voorlopige voorzieningen. Van deze 2092 dossiers zijn er 649 nog in behandeling.
Voor de afhandeling van beroepen is RVO afhankelijk van de planning van het CBb. De
zittingen bij het CBb inzake het fosfaatrechtenstelsel gaan in projectvorm in ieder
geval nog door tot 1 juli 2021. Daarna zullen er nog ongeveer 100 zaken over zijn
die in de reguliere zittingsplanning worden meegenomen.
Vraag:
De leden van de VVD-fractie vragen naar de stand van zaken rond de fosfaatbank. Hoe
verloopt het proces (van voorbereiding) tot openstelling fosfaatbank nu RVO bijna
alle bezwaren heeft afgehandeld en de fosfaatproductie onder het plafond zit? Deze
leden verwijzen op dit punt naar de motie van de leden Geurts en Lodders (Kamerstuk
33 037, nr. 315) die de regering verzoekt de fosfaatbank niet eerder open te stellen dan na afwikkeling
van alle bezwaren door RVO zodat alle melkveehouders, inclusief de knelgevallen, mee
kunnen dingen naar een ontheffing vanuit de fosfaatbank.
Antwoord/reactie Minister:
In de loop van 2021 worden nog honderden beroepsprocedures in het kader van het fosfaatrechtenstelsel
afgehandeld, wat kan leiden tot extra toe te kennen fosfaatrechten. Tegelijkertijd
lijkt de prognose van de fosfaat- en stikstofexcretie over 2020, zoals op 15 februari
jl. gepubliceerd door het CBS, erop te wijzen dat de melkveehouderij afstevent op
een lichte overschrijding van het sectorale stikstofplafond.
Voor mij is dat reden om nu een pas op de plaatst te maken wat betreft de openstelling
van de van de fosfaatbank en dit aan mijn opvolger te laten. Wel zullen de fosfaatrechten
die in 2021 worden afgeroomd niet langer worden doorgehaald. Het afromingspercentage
van fosfaatrechten bij transacties blijft nog op 20% staan, zoals gemeld aan uw Kamer
in mijn brief van 11 februari.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de derde kwartaalrapportage van
het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over de stikstof- en fosfaatexcretie
door de Nederlandse veestapel en hebben hierover geen vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de derde CBS-kwartaalrapportage
over de stikstof- en fosfaatexcretie door de Nederlandse veestapel en hebben hier
nog enkele vragen over.
Vraag:
De leden van de D66-fractie lezen dat de melkveehouderij het sectorale stikstofplafond
heeft overschreden en dat de excretie ten opzichte van 2019 fors is gestegen. Wat
is de reden van deze stijging? Heeft het overschrijden van het sectorale plafond gevolgen
voor de derogatie? Welke maatregelen treft de melkveehouderij om de stikstofexcretie
zo snel mogelijk onder het sectorale plafond te krijgen?
Antwoord/reactie Minister:
Of de melkveehouderij het sectorale stikstofplafond ook daadwerkelijk heeft overschreden
zal blijken in de definitieve cijfers over 2020, die het CBS in juni 2021 presenteert.
De huidige kwartaalrapportages zijn gebaseerd op voorlopige cijfers. Wel is het zorgelijk
dat de melkveehouderij drie kwartaalrapportages op rij boven het sectorale stikstofplafond
opereert. De hogere excretie heeft meerdere oorzaken. De belangrijkste oorzaken voor
deze toename zijn een toename van het aantal melkkoeien en jongvee, verminderde beschikbaarheid
van snijmaïs door afname van het maïsareaal en een grotere voederbehoefte van melkkoeien
door de toegenomen melkproductie per koe.
De productie van meststoffen is conform het 6e Actieprogramma in de Meststoffenwet
gemaximeerd op de nationale en sectorale plafonds. Daaruit volgt dat bij overschrijding
gehandeld moet worden om de overschrijding ongedaan te maken. Gelet op de link met
het 6e Actieprogramma en indirect de derogatiebeschikking (die onverkorte uitvoering
van het 6e Actieprogramma veronderstelt) zal ook de Europese Commissie erop aandringen
dat een overschrijding, als de definitieve cijfers hierop wijzen, wordt teniet gedaan.
Conform artikel 33Ab van de Meststoffenwet zal ik bij een overschrijding moeten bepalen
wat er nodig is om een overschrijding ongedaan te maken. De Meststoffenwet biedt de
mogelijkheid om de oorzaak van de overschrijding hierbij te betrekken. Uiteraard heeft
het mijn voorkeur geen ingrijpende maatregel in te zetten indien de overschrijding
ook op een minder ingrijpende wijze ongedaan kan worden gemaakt. Ik verwacht vooralsnog
dat de inzet op het stikstofdossier, waaronder voermaatregelen en de beoogde Landelijke
beëindigingsregeling, ervoor kan zorgen dat een eventuele overschrijding teniet wordt
gedaan.
Vraag:
Het sectorplafond voor de categorie overig is zowel voor fosfaat en stikstof niet
overschreden. Tevens hebben de leden van de D66-fractie begrepen dat de geitensector
nog steeds groeit, ondanks de geitenstop in alle provincies. Is deze groei terug te
zien in de stikstof- en fosfaatexcretie ten opzichte van voorgaande jaren? Kan de
Minister toelichten hoe het mogelijk is dat de geitensector nog steeds groeit ondanks
de geitenstop?
Antwoord/reactie Minister:
De categorie overig omvat alle andere diersectoren dan de sectoren melkvee, varkens
en pluimvee. De geitenhouderij en de kalverhouderij zijn sectoren binnen de categorie
overig. De categorie overig laat in 2020 voorlopig een lagere excretie zien dan in
2019. Dit komt voornamelijk door minder gehouden dieren in de kalverhouderij. Dit
lijkt een direct gevolg van de afgenomen vraag naar kalfsvlees in de horeca en het
buitenland.
De categorie overig omvat meerdere sectoren en kent (dus) geen eigen sectoraal plafond.
Wel wordt doorgaans gekeken of de categorie overig niet meer produceert dan het nationale
plafond minus de sectorale plafonds van de drie grote veehouderijen (melkvee, pluimvee
en varkens). Dit is vooralsnog niet het geval, de excretie van de categorie overig
is zelfs gedaald ten opzichte van 2019, ondanks een lichte stijging van de excretie
in de geitenhouderij. Hierbij moet worden opgemerkt dat de excretie door de geitenhouderij,
ondanks de groei in die sector, nog altijd een stuk kleiner is dan sommige andere
sectoren in de categorie overig, zoals de kalverhouderij.
Het klopt dat in de meeste provincies een bouwstop geldt voor geitenhouderijen. Wel
is er nog enige groei in deze sector mogelijk doordat ondernemers gebruik maken van
reeds afgegeven vergunningen, of binnen bestaande vergunningen meer dieren houden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden het uiterst onverantwoord
dat de melkveesector in het eerste tot en met het derde kwartaal van 2020 het stikstofplafond
overschrijdt. En alsof Nederland niet in een diepe stikstofcrisis verkeert, onderneemt
de Minister nog geen actie. Voor deze leden is die afwachtende houding niet uit te
leggen.
De leden van de Partij voor de Dierenfractie zijn van mening dat de stikstofexcretieplafonds,
zoals vastgelegd voor de verschillende sectoren, nu al veel te hoog liggen. Zelfs
wanneer de veehouderijsectoren qua uitstoot onder deze excretieplafonds blijven, is
de stikstofdepositie die daaruit voortvloeit voor de meeste natuurgebieden veel te
hoog. Deze leden pleiten er dan ook voor om de plafonds per sector stapsgewijs te
verlagen, zodat de uitstoot onze beschermde natuurgebieden uiteindelijk niet langer
zal overbelasten.
Vraag:
Maar ondanks dat deze stikstofplafonds zo hoog liggen, wordt het plafond voor de melkveehouderij
alsnog overschreden. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister
hoe dat mogelijk is: is de melkveehouderij aan het einde van 2019 en in 2020 uitgebreid
en zo ja, hoe werd dat mogelijk gemaakt? Of wordt de overschrijding verklaard doordat
met eenzelfde aantal koeien meer melk geproduceerd wordt?
Antwoord/reactie Minister:
De hogere excretie heeft meerdere oorzaken. De belangrijkste oorzaken voor deze toename
zijn een toename van het aantal melkkoeien en jongvee in 2020, verminderde beschikbaarheid
van snijmaïs door afname van het maïsareaal en een grotere voederbehoefte van melkkoeien
door de toegenomen melkproductie per koe.
Vraag:
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren herinneren de Minister eraan
dat het wettelijk vastleggen van de sectorplafonds een voorwaarde was om derogatie
op de Nitraatrichtlijn te krijgen. Kan de Minister vertellen wat de consequenties
vanuit het Europese Nitraatcomité zijn wanneer uit de definitieve cijfers over 2020
blijkt dat de melkveesector het stikstofplafond heeft overschreden? Wat zal de consequentie
zijn voor de derogatie in 2021 en de jaren daarna? Welke actie onderneemt de Minister
nu om die consequenties te voorkomen?
Kan de Minister bevestigen dat, wanneer Nederland niet langer op deze uitzonderingspositie
kan rekenen om meer mest uit te mogen rijden, dit kan betekenen dat er op korte termijn
dieren (vervroegd) afgevoerd moeten worden naar de slacht? Kan de Minister bevestigen
dat dat zou kunnen gaan om wel 20% van het aantal melkkoeien, omdat er voor hun mest
geen ruimte meer is om deze uit te rijden? En deelt de Minister het inzicht dat een
dergelijk groot drama voorkomen kan worden door zo snel mogelijk fokbeperkingen voor
melkvee in te stellen?
Tijdens het algemeen overleg Mestbeleid op 4 november 2020 (Kamerstuk 33 037, nr. 377) antwoordde de Minister op vragen van de Partij voor de Dieren-fractie dat zij de
melkveesector waarschuwt dat deze aan het einde van dit jaar onder het stikstofplafond
terecht moet komen. Op basis waarvan denkt de Minister dat de sector zelf actie gaat
ondernemen en welke actie is dat? Deze leden brengen bij de Minister in herinnering
dat ook bij het loslaten van het melkquotum de sector zichzelf niet in de hand had
en snel de fosfaatnormen overschreed. Zij vinden het volstrekt onverantwoord dat de
Minister de verantwoordelijkheid opnieuw bij de sector legt.
Tot slot benadrukken de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren dat het
in het belang van dierenwelzijn, het klimaat, de stikstofcrisis en het verkleinen
van het risico op zoönosen noodzakelijk is om snel veel minder dieren te fokken, te
gebruiken en te doden in de veehouderij. Met een forse reductie van het aantal dieren
in de veehouderij verkleinen we het mestoverschot en zal het niet langer nodig zijn
om bij het Nitraatcomité te bedelen om de uitzonderingspositie die derogatie heet.
De Minister moet hiervoor nu haar verantwoordelijkheid nemen en niet wachten tot de
sector in actie komt of op repercussies uit Brussel. Het is noodzakelijk dat de Minister
nu fokbeperkingen instelt voor melkvee. Graag horen deze leden van de Minister of
en hoe zij hier vorm aan gaat geven.
Antwoord/reactie Minister:
De productie van meststoffen is conform het 6e Actieprogramma in de Meststoffenwet
gemaximeerd op de nationale en sectorale plafonds. Daaruit volgt dat bij overschrijding
gehandeld moet worden om de overschrijding ongedaan te maken. Gelet op de link met
het 6e Actieprogramma en indirect de derogatiebeschikking (die onverkorte uitvoering
van het 6e Actieprogramma veronderstelt) zal ook de Europese Commissie een snelle
terugdringing van de overschrijding verwachten wanneer uit de definitieve cijfers
blijkt dat hier sprake van is.
Uiteraard heeft het mijn voorkeur een ingrijpende maatregel als een generieke korting
niet in te zetten indien de overschrijding ook op een minder ingrijpende wijze ongedaan
kan worden gemaakt. Ik verwacht vooralsnog dat de inzet op het stikstofdossier, waaronder
voermaatregelen en de beoogde Landelijke beëindigingsregeling, ervoor kan zorgen dat
een eventuele overschrijding teniet wordt gedaan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP- fractie
De leden van de SGP-fractie horen graag of het afromingspercentage van fosfaatrechten
bij transacties op korte termijn teruggezet wordt van 20 naar 10%.
De leden van de SGP-fractie horen graag of het wetsvoorstel waarmee het mogelijk wordt
gemaakt om per jaar een beperkte hoeveelheid fosfaatrechten te leasen voor de korte
termijn zonder dat hierover afroming plaatsvindt op korte termijn naar de Kamer wordt
gestuurd.
Antwoord/reactie van de Minister
Het aantal rechten in de melkveehouderij is door de afroming in de laatste maand van
2020 onder het fosfaatproductieplafond gekomen. In de loop van 2021 worden nog honderden
beroepsprocedures in het kader van het fosfaatrechtenstelsel afgehandeld, wat kan
leiden tot extra toe te kennen fosfaatrechten. Tegelijkertijd lijkt de prognose van
de fosfaat- en stikstofexcretie over 2020, zoals op 15 februari jl. gepubliceerd door
het CBS, erop te wijzen dat de melkveehouderij afstevent op een lichte overschrijding
van het sectorale stikstofplafond.
Voor mij is dat reden om nu een pas op de plaatst te maken wat betreft de openstelling
van de van de fosfaatbank en dit aan mijn opvolger te laten. Wel zullen de fosfaatrechten
die in 2021 worden afgeroomd niet langer worden doorgehaald. Het afromingspercentage
van fosfaatrechten bij transacties blijft nog op 20 procent staan, zoals gemeld aan
uw Kamer in mijn brief van 15 februari (Kamerstuk 35 334, nr. 136).
Wat betreft de mogelijkheid voor gedeeltelijk afromingsvrije lease kan ik melden dat
dat het wetsvoorstel hiervoor in voorbereiding is en dat binnenkort in verband met
eventuele staatssteunaspecten ambtelijk overleg plaatsvindt met de Europese Commissie.
Nadat dit is doorlopen en nader rapport over het advies van de Raad van State over
het wetsvoorstel is uitgebracht, kan ik het wetsvoorstel aan uw Kamer voorleggen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
M. Verhoev, adjunct-griffier