Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden voor de voorjaarsvergadering van de Wereldbank van 9 tot en met 11 april 2021
26 234 Vergaderingen interim- Committee en Development Committee
Nr. 252
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 22 april 2021
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een
aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 30 maart 2021 over de geannoteerde agenda
voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden voor de voorjaarsvergadering van
de Wereldbank van 9 tot en met 11 april 2021 (Kamerstuk 26 234, nr. 250) en over de brief van 4 december 2020 over het verslag Wereldbank jaarvergadering
2020 (Kamerstuk 26 234, nr. 248).
De vragen en opmerkingen zijn op 1 april 2021 aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 8 april 2021 zijn de vragen
beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon
Adjunct-griffier van de commissie, Meijers
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Inbreng VVD-fractie
Inbreng D66-fractie
Inbreng CDA-fractie
Inbreng SP-fractie
Inbreng GroenLinks-fractie
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Inbreng VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de toegezonden geannoteerde agenda.
Zij hebben daarover enkele vragen.
Welke mogelijkheden heeft de Wereldbank om via herprioritering additionele financiering
beschikbaar te stellen om zo de vaccinatiecampagne in lage- en middeninkomenslanden
te versnellen?
1. Antwoord kabinet
De Wereldbank heeft in oktober 2.020 USD 12 miljard USD beschikbaar gemaakt voor de
aankoop en distributie van vaccins, het ondersteunen van het vaccinatieprogramma en
voor het versterken van gezondheidssystemen. Inmiddels is hiervan USD 1,6 miljard
besteed aan de aankoop van vaccins voor Afghanistan, Bangladesh, Filipijnen, Kaapverdië,
Libanon, Mongolië, Nepal, Tadzjikistan en Tunesië.
De internationale vaccinatiecampagne in lage- en lage-middeninkomenslanden geschiedt
via ACT-Accelerator en vaccinpijler COVAX AMC. De Nederlandse inzet bij de Wereldbank
is dat de activiteiten voor het tegengaan van de verspreiding van COVID-19 complementair
moeten zijn aan het COVAX AMC.
Ten aanzien van schuldenproblematiek zijn de leden van de VVD-fractie zeer terughoudend
over kwijtscheldingen, aangezien het verleden leert dat de ontstane ruimte vaak wordt
gebruikt om nieuwe schulden bij andere crediteuren aan te gaan, bijvoorbeeld uit China.
De leden van de VVD-fractie zijn dan ook verheugd dat de Minister voornemens is om
aan te dringen op deelname van alle schuldeisers, inclusief private, aan het Debt Service Suspension Initiative (DSSI) en het Common Framework for Debt Treatment Beyond the DSSI (CF). Ten aanzien van het DSSI vragen de leden van de VVD-fractie of niet-leden van
de Club van Parijs, en specifiek China, hier naar rato van hun aandeel in de schuldenlast
aan meedoen, of dat zij een lagere bijdrage leveren. De leden van de VVD-fractie vragen
de Minister ook of zij het ermee eens is dat China naar rato zou moeten bijdragen,
en of zij daar zo nodig op kan aandringen.
2. Antwoord kabinet
Het uitgangspunt van de Nederlandse inzet is dat publieke en private crediteuren hun
aandeel bijdragen aan schuldmaatregelen, waarbij de private sector tenminste zoveel
moet bijdragen als publieke crediteuren, in lijn met de principes van de
comparability of treatment
van de Club van Parijs. Dat is van belang om de effectiviteit van dergelijke regelingen
te verhogen en te waarborgen dat deze ten gunste komen van de landen met schulden
en niet van andere crediteuren. Ook China heeft zich gecommitteerd aan het
Debt Service Suspension Initiative (
(DSSI) en
Common Framework
(CF), al blijft er discussie bestaan over de precieze reikwijdte van de regelingen
voor China, specifiek over de vraag of de
China Development Bank
geldt als een officiële bilaterale crediteur, en daarmee binnen de reikwijdte van
de regeling valt. Nederland is van mening dat leningen die zijn verstrekt door de
China Development Bank
volledig onder het DSSI moeten vallen1. Omdat een overzicht van China’s leningenportefeuille niet beschikbaar is, valt niet
met zekerheid te zeggen of China naar rato van het eigen aandeel bijdraagt. Het gesprek
met China hierover wordt gevoerd in de Club van Parijs en de G20. Uit gegevens van
de Wereldbank blijkt dat China in absolute zin een substantiële bijdrage aan het DSSI
levert.2
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Minister aankijkt tegen de klachten dat
China te weinig transparant is over de schulden van Afrikaanse landen, omdat een relatief
groot deel van deze leningen is uitgegeven door instellingen die in ieder geval in
naam tot de private sector behoren. Is de Minister bereid om samen met gelijkgezinde
landen aan te dringen op grotere Chinese transparantie? Verwacht zij dat het Multipronged Approach to Address Debt Vulnerabilities hier een oplossing voor biedt? Is zij daarnaast ook bereid om aan te dringen op het
meetellen van (een deel van) deze private schulden als niet-privaat bij het Debt Service Suspension Initiative, aangezien het regelmatig gaat om entiteiten die in de praktijk onder overheidssturing
opereren en dus geen zuiver private sector zijn?
3. Antwoord kabinet
Nederland ziet transparantie als essentiële voorwaarde om de schuldhoudbaarheidspositie
van landen in kaart te kunnen brengen. Samen met gelijkgezinde landen dringt Nederland
binnen de G20 en de Club van Parijs aan op transparantie vanuit crediteuren en debiteuren
over de openstaande schulden, dus ook vanuit China. Zoals aangegeven onder vraag 2
bestaat er een verschil van mening met China ten aanzien van de vraag of leningen
verstrekt door de China Development Bank kwalificeren als bilaterale leningen binnen
de reikwijdte van de regeling. Nederland is van mening dat schulden die zijn verstrekt
door de private instellingen die staatsbeleid uitvoeren onder het DSSI zouden moeten
vallen. Het gesprek hierover wordt gevoerd in de Club van Parijs en de G20, onder
andere met China. Aanvullend bilateraal aandringen door Nederland acht ik niet opportuun.
Inmiddels heeft de China Development Bank (in ieder geval ten dele) uitstel van betaling
verleend aan landen die hiertoe een verzoek hebben gedaan bij de China Development
Bank. De verwachting is dat deze praktijk ook onder de verlenging van het DSSI wordt
voortgezet.
Transparantie vergroten is één van de vier pijlers van de
Joint WBG-IMF Multipronged Approach to Address Debt Vulnerabilities. Onder deze pijler werken het IMF en de Wereldbank aan het verbeteren van databeschikbaarheid,
door meer gedetailleerde dataverzameling bij de instituties en capaciteitsopbouw in
lage inkomenslanden op het vlak van systemen, vastlegging en rapportage. Nederland
draagt bij aan deze technische assistentie, zoals ook gemeld aan uw Kamer.3 Verder werken IMF en Wereldbank aan herzieningen van het eigen beleid die moeten
leiden tot verbeterde toegang tot data – zoals hogere eisen voor de datavoorziening
aan het Fonds en grotere transparantie met inbegrip van grotere transparantie over
uitstaande Chinese schulden.
Ten aanzien van het middelentekort van de International Development Association (IDA) vragen de leden van de VVD-fractie om een inschatting van de financiële gevolgen
voor Nederland van de verzoeken om extra middelen die rond de voorjaarsvergadering
gepland staan.
4. Antwoord kabinet
Om het middelentekort van
International Development Association
(IDA) op te vangen, wordt de twintigste middelenaanvulling (IDA20) een jaar naar
voren gehaald (van 2023 naar 2022). Doordat de afronding van de onderhandelingen voor
IDA20 in december 2021 is voorzien, wordt het tekort voor de latere jaren van het
oorspronkelijke IDA19 programma op deze manier opgevangen.
Met de driejaarlijkse middelenaanvullingen van IDA wordt regulier rekening gehouden
in de begroting door het opnemen van stelposten op de begroting van het Ministerie
van Financiën. Hierbij wordt de gehele verplichting voor een middelenaanvulling een
jaar eerder aangegaan.
De Kamer zal hier bij de eerste suppletoire begroting van Financiën nader over worden
geïnformeerd.
Inbreng D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de inzet van
het kabinet voor de voorjaarsvergadering van de Wereldbankgroep 2021 en het verslag
van de jaarvergadering van de Wereldbank in 2020. Zij hebben nog enkele vragen over
de Nederlandse inzet met betrekking tot de beschikbaarheid en distributie van vaccins
in ontwikkelingslanden.
Rol van de Wereldbank bij het opvangen van de negatieve gevolgen van de COVID-19-crisis
met een focus op vaccins
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de beschikbaarheid en de distributie
van vaccins in ontwikkelingslanden. Zij lezen in de geannoteerde agenda dat op basis
van de huidige cijfers de meeste Afrikaanse landen pas eind 2022 of begin 2023 een
vaccinatiegraad van 60% van de bevolking zullen behalen.
Kan de Minister een update geven van de levering van vaccins via de COVAX-faciliteit?
5. Antwoord kabinet
De internationale coördinatie van de wereldwijde verdeling van vaccins gaat via COVAX,
voor ontwikkelingslanden via COVAX AMC op basis van het
WHO allocation and prioritization framework
. COVAX AMC is in februari 2021 begonnen met het leveren van vaccins aan lage- en
lage-middeninkomenslanden. Op 1 april 2021 had COVAX 33 miljoen vaccins geleverd aan
74 deelnemende landen.
In hoeverre wordt de 12 miljard USD die de Wereldbank beschikbaar stelt voor aankoop
en distributie van vaccins via of in afstemming met COVAX besteed?
6. Antwoord kabinet
Zie het antwoord op vraag 1.
De Wereldbank voorziet in bredere financiering en richt zich vooral op het gereed
maken en versterken van nationale gezondheidssystemen voor vaccinatiecampagnes en
op de distributie van vaccins. COVAX AMC regelt namelijk alleen de levering van vaccins
tot aan de belangrijkste aanvoerhaven in de ontvangende landen. Om het vaccinprogramma
succesvol te kunnen uitrollen, moet ook in de lokale distributie voorzien worden.
Gelet op de coördinerende rol van COVAX en om complementariteit te bewerkstelligen
vindt regelmatig overleg en afstemming plaats tussen Gavi en de Wereldbank.
Heeft de Minister er vertrouwen in dat de doelstelling om 20% van de bevolking in
de lage- en middeninkomens landen tegen eind 2021 te vaccineren behaald zal worden?
7. Antwoord kabinet
COVAX AMC heeft met USD 6,3 miljard aan financiering 1,3 miljard vaccindoses zeker
gesteld voor levering in 2021 aan 92 lage- en middeninkomenslanden. Op basis hiervan
verwacht Gavi, als co-leider van COVAX, dat deze landen de meest kwetsbare 20% van
de bevolking voor het eind van het jaar kunnen vaccineren. Dit lijkt haalbaar.
Uit een enquête afgenomen door de People’s Vaccine Alliance blijkt dat een groot deel van de epidemiologen wijst op het risico dat door een lage
vaccinatiegraad in ontwikkelingslanden de kans op nieuwe varianten van COVID-19 toeneemt.
De leden van de D66-fractie constateren dat het probleem voor veel ontwikkelingslanden
niet alleen de financiering is, maar ook schaarste die ontstaat door het alleenrecht
op productie van farmaceutische bedrijven. De Kamer nam daartoe de motie aan van de
leden Marijnissen en Jetten over een klemmend beroep op farmaceuten om hun rechten
en kennis te delen (Kamerstuk 25 295, nr. 959). Kan de Minister toelichten hoe het staat met de uitvoering van de motie zoals aangekondigd
in de het schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda van de informele EU-Gezondheidsraad
16 maart 2021 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 605)? Is de Minister bereid zich ook binnen de Wereldbankvergadering hard te maken voor
het klemmende beroep waar de motie om vraagt?
8. Antwoord kabinet
Het kabinet onderkent het belang om de mondiale vaccinproductie op te voeren. Aangezien
de productie van de vaccins erg ingewikkeld is, is vrijwillige samenwerking van farmaceutische
bedrijven essentieel. Een voorbeeld is de licentie tussen AstraZeneca en het Serum
Institute of India voor de productie van 1 miljard vaccindoses voor ontwikkelingslanden.
Nederland bevordert dergelijke samenwerking tussen farmaceutische bedrijven door de
inzet van de speciale vaccingezant, Hans Schikan. Het kabinet heeft hem gevraagd om
in een kort tijdsbestek een nader beeld te schetsen van eventueel in Nederland voorhanden
zijnde (productie)capaciteit, die benut zou kunnen worden voor de opschaling van de
productie van COVID-19-vaccins. Ook heeft de gezant nadrukkelijk gekeken of farmaceuten
nog meer sub-licenties kunnen verstrekken aan zo veel mogelijk geschikte producenten.
Daarnaast, zoals aangegeven in de stand van zakenbrief COVID-19 van 23 februari 2021
(Kamerstuk
25 295, nr. 995), zal met de WHO verder worden gesproken over de invulling van C-TAP, waarbij ook
wordt uitgekeken naar de uitkomsten van de consultaties die de WHO de afgelopen maanden
heeft gehad met organisaties uit het maatschappelijk middenveld. In dezelfde brief
is toegezegd dat Nederland met Portugal zal spreken over de mogelijkheid om in het
kader van het Europese voorzitterschap een symposium te organiseren over C-TAP.
Het kabinet is van mening dat hiermee ook invulling gegeven wordt aan de motie van
de leden Marijnissen (SP) en Jetten (D66) over een klemmend beroep op farmaceuten
om hun rechten en kennis te delen (Kamerstuk
25 295, nr. 959).
Opschorting van internationaal patentrecht in de WTO zou de verhoging van de vaccinproductie
belemmeren. Voor het verhogen van de vaccinproductie is het stelsel van intellectueel
eigendom juist van cruciaal belang. Het zorgt ervoor dat farmaceutische bedrijven
hun onderzoeksresultaten delen, terwijl die anders geheim zouden blijven, en biedt
bedrijven een juridisch kader voor samenwerking. Daarnaast is nog meer vaccinonderzoek
nodig voor nieuwe COVID-varianten en andere ziekten. Het kabinet wil geen maatregelen
nemen die innovatie en investeringen in vaccins en geneesmiddelen tegengaan, en steunt
daarom het EU-standpunt dat het voorstel tot opschorting niet zou helpen tegen de
pandemie.
Inbreng CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wie Nederland zal vertegenwoordigen
tijdens de voorjaarsvergadering van de Wereldbank.
9. Antwoord kabinet
Minister Kaag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zal Nederland
vertegenwoordigen tijdens de voorjaarsvergadering van de Wereldbank.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven in hoeverre westerse landen
meer zijn gaan uitgeven aan ontwikkelingssamenwerking (ODA) ter bestrijding van de
pandemie en indien beschikbaar of de Minister daar een overzicht van zou kunnen delen
met de Kamer.
10. Antwoord kabinet
Over het kalenderjaar 2020 zijn nog geen internationale realisatiecijfers beschikbaar.
De publicatie van de OESO-DAC hierover wordt medio april verwacht.
De leden van de CDA-fractie achten het in stand houden van de mondiale productieketens
van belang voor het beperken van economische schade en een spoedig economisch herstel.
Deze leden vragen de Minister op welke manier de Bank inzet op behoud van productieketens.
Kan de Minister aangeven welke landen deze mondiale aansluiting aan het missen zijn?
11. Antwoord kabinet
De Wereldbank zet op diverse manieren in op behoud van productieketens. In het COVID-19-responsprogramma
van de Wereldbank is onder meer USD 8 miljard vrijgemaakt voor de
International Finance Corporation
(IFC). Hiermee wordt het zekerstellen van handelsfinanciering beoogd en de financiering
van bedrijven in mondiale productieketens door middel van leningen en beleggingen.
Ook de
Multilateral Investment Guarantee Agency
(MIGA) heeft middelen vrijgemaakt, onder meer voor het verzekeren van handel in medische
goederen en MKB-financiering in productieketens. Verder levert de Wereldbank beleidsadvies
aan overheden in ontwikkelingslanden en technische assistentie voor handelsfacilitatie,
onder meer gericht op het verzekeren van grensoverschrijdende handel in Afrika.4
De totale impact van de COVID-19 pandemie op internationale productieketens is nog
niet te overzien. In de loop van 2020 is de wereldhandel in goederen in termen van
het totaal volume echter hersteld van de eerste impact van de COVID-crisis; alleen
het herstel van handel van Afrika blijft op dit moment achter5, alsook de handel in diensten, zoals toerisme, waar ontwikkelingslanden veel nadeel
van ondervinden. Al snel na het uitbreken van de pandemie werden kwetsbaarheden duidelijk,
waaronder die in de textielsector en landbouw (vooral Zuid- en Zuidoost-Azië en Afrika).
Hierbij gaat het om vraaguitval, productiebeperkingen door
lockdowns
en moeilijkheden in de distributie.
De Bank stelt dat als gevolg van de COVID-19-crisis meer dan 100 miljoen mensen in
extreme armoede zullen terugvallen. Hierbij zijn de meest kwetsbaren in de samenleving
het meest gedupeerd. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat Nederland
zal inbrengen aangaande deze situatie.
12. Antwoord kabinet
Het kabinet is op de hoogte van de prognose van de Wereldbank, waarbij
115 miljoen
extra mensen dit jaar het risico lopen in extreme armoede te vervallen. Zoals ik
in een eerder bericht heb benadrukt6, vraagt dit om extra inspanningen van internationale instellingen en bilaterale donoren
om de juiste economische voorwaarden te scheppen voor het herstel van arme landen.
Juist nu is het van belang te zorgen dat ontwikkelingsfinanciering bijdraagt aan het
behalen van de
Sustainable Development Goals
(SDG’s), waar het bestrijden van extreme armoede één van de doelen is, in lijn met
het principe
Leave No One Behind.
Nederland zal blijven benadrukken dat de Wereldbank selectiever dient te zijn in het
gebruik van haar middelen door zich vooral te richten op de armste delen van de bevolking
en op de hoogste noden, in het bijzonder in fragiele staten en conflictgebieden. Gezien
de impact van COVID-19 hecht Nederland aan herstelaanpak gericht op het bestrijden
van ongelijkheid en behoud en scheppen van werkgelegenheid, waar vooral meisjes en
vrouwen speciale aandacht verdienen. Hierbij bepalen productief en waardig werk, sociale
bescherming, rechten op het werk en sociale dialoog de agenda. In het kader van Building
Back Better stelt Nederland ook koolstafarme, weerbare groei voorop – zodat voorkomen
wordt dat wederopbouw leidt tot de volgende (klimaat)crisis waarbij armen wederom
het hardst geraakt worden. Nederland moedigt daarnaast de inspanningen van de Wereldbank
aan om de betrokkenheid van burgers te waarborgen: plaatselijke actoren zijn immers
de sleutel tot veerkracht, eigen inbreng en doeltreffendheid.
Op basis van de huidige cijfers zouden de meeste Afrikaanse landen pas eind 2022 of
begin 2023 een wijdverspreide vaccinatiegraad behalen. De leden van de CDA-fractie
vragen de Minister de studie van deze cijfers met de Kamer te delen. Op het gebied
van de aankoop en verdeling van vaccins is de Bank aangesloten bij COVAX. Nederland
behoort wat betreft donatie aan de Access to COVID-19 Tools Accelerator (ACT-A) tot de top-15 van publieke donoren. De leden van de CDA-fractie vragen de
Minister welke positie China inneemt in deze ranking en vragen de Minister tijdens
de vergadering tevens een oproep te doen voor meer donaties door rijke landen.
13. Antwoord kabinet
Deze resultaten blijken uit het rapport van de Economist Intelligence Unit, Q1 Global Forecast 2021 Coronavirus Vaccines: Expect
Delays, te vinden via onderstaande links naar The Economist:
– https://www.eiu.com/n/85-poor-countries-will-not-have-access-to-coronav…
– https://www.eiu.com/n/campaigns/q1-global-forecast-2021/#mktoForm_anchor
China heeft tot nu toe niet financieel bijgedragen aan COVAX AMC. Evenmin vinden er
leveranties via COVAX in natura plaats. Hiervoor geldt dat Chinese vaccins nog niet
door de WHO zijn goedgekeurd en daarom niet door COVAX kunnen worden ingezet.
Om tegemoet te komen aan de financieringsbehoefte van ACT-A, waar de vaccinpijler
COVAX AMC onder valt, is er nog een bedrag van USD 22,1 miljard euro nodig. Nederland
blijft zich samen met gelijkgezinde landen in de verschillende internationale fora
uitspreken voor solidaire toegang tot vaccins via steun aan ACT-A en COVAX.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre de Bank een rol speelt
in de verspreiding en donatie van overtollige vaccins in het Westen.
14. Antwoord kabinet
De internationale coördinatie van de wereldwijde verdeling van vaccins gaat via COVAX,
voor ontwikkelingslanden via COVAX AMC. Hierbij is het
allocation and prioritization framework
van de WHO leidend. De Wereldbank speelt een rol bij de financiering van de aankoop
en de lokale distributie van vaccins in diverse ontvangende landen van het COVAX AMC.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister voorts in hoeverre de Bank betrokken
is bij de ontwikkeling van een mondiale strategie voor het versterken van de gezondheidssystemen
in lage inkomenslanden.
15. Antwoord kabinet
Als onderdeel van de internationale reactie op de COVID-19-pandemie, werkt de Wereldbank
samen met de WHO, GFATM, GAVI en andere internationale partners in de
ACT-Accelerator
. De
Health Systems connector
is één van de vier onderdelen van de
ACT-Accelerator
en richt zich op het identificeren en wegnemen van knelpunten in gezondheidszorgsystemen
die een effectieve distributie van COVID-19-vaccins in de weg staan.
Het versterken van gezondheidszorgsystemen maakt integraal onderdeel uit van de visie
van de Wereldbank op het gebied van groen en inclusief herstel. Volgens deze visie
dragen sterke gezondheidssystemen bij aan het opvangen van toekomstige gezondheidscrises
en het versterken van menselijk kapitaal. Nederland steunt deze visie.
Uiteindelijk beslissen landen zelf op welke wijze zij hun eigen middelen inzetten
en het beschikbare financiële instrumentarium van de Wereldbank gebruiken. Met technische
assistentie, subsidies en financiële prikkels stimuleert de Wereldbank landen echter
om meer middelen te besteden aan het versterken van hun gezondheidszorgsystemen. Dit
gebeurt bijvoorbeeld via de
Global Financing Facility for Every Woman Every Child,
waar ook Nederland een bijdrage aan levert.
De publieke schuldquote in lage-inkomenslanden is gestegen tot 52,1% bbp in 2020 en
60,8% bbp in 2021 volgens het IMF en de Bank. De leden van de CDA-fractie vragen de
Minister deze cijfers te specificeren voor de Afrikaanse landen.
16. Antwoord kabinet
Schuldquota van Afrikaanse landen kan uw Kamer vinden in de IMF-publicatie
Fiscal Monitor
. Onderstaande tabel met een overzicht van schuldquota van Afrikaanse landen, is samengesteld
op basis van de data die op 8 april 2021 op de website van het rapport vermeld stonden7. Hierbij moet worden opgemerkt dat de mate waarin een totale schuldquote houdbaar
is, mede afhankelijk is van de macro-economische stabiliteit en de kwaliteit van bestuur.
Daarnaast wordt bij schuldhoudbaarheidsanalyses gekeken naar factoren zoals de
timing
van aflossingen op schulden en het aandeel van buitenlandse schuld.
Bruto schuldpositie als % van bbp
2021
Algerijë
63,31
Angola
110,74
Benin
47,73
Botswana
26,08
Burkina Faso
46,79
Burundi
75,59
Kaapverdië
137,57
Kameroen
42,53
Centraal Afrikaanse Republiek
42,23
Tsjaad
41,69
Congo, Democratische Republiek
12,38
Congo-Brazzaville
90,45
Côte d'Ivoire
46,28
Djibouti
40,23
Egypte
92,85
Equatoriaal-Guinea
44,05
Eritrea
175,57
Swaziland
53,53
Ethiopië
56,03
Gabon
71,05
Gambia
73,91
Ghana
81,46
Guinée
42,27
Guinée-Bissau
78,07
Kenia
71,47
Lesotho
49,79
Liberia
56,95
Madagascar
46,87
Malawi
76,77
Mali
46,13
Mauritanië
56,27
Mauritius
91,48
Marokko
77,13
Mozambique
125,30
Namibië
72,85
Niger
44,51
Nigeria
31,94
Rwanda
66,04
Senegal
66,83
Sierra Leone
70,37
Zuid-Afrika
80,78
Zuid-Sudan
46,97
Sudan
211,65
São Tomé en Príncipe
72,36
Tanzania
37,90
Togo
59,96
Tonga
43,71
Tunesië
91,19
Uganda
48,83
Zambia
118,73
Zimbabwe
51,35
Deze leden vragen tevens welke gevolgen de toenemende mondiale schuldenlast kan hebben
voor de EU en of er wederom gevaar dreigt voor een domino-effect zoals dat ook tijdens
de vorige schuldencrisis het geval was.
17. Antwoord kabinet
De impact van de toegenomen wereldwijde schuldenlast is niet eenvoudig te vergelijken
met de problematiek van EU-lidstaten sinds de financiële crisis van 2008–2009. Met
name de sterke verwevenheid van EU-lidstaten, mede door de Economische en Monetaire
Unie (EMU), is van een andere orde dan de verwevenheid tussen de EU en landen die
nu met schuldenproblematiek kampen. Lage-inkomenslanden die nu
debt distress
kennen, hebben gegeven hun aandeel in de mondiale economie weinig invloed op de mondiale
financieel-economische stabiliteit. Deze landen kampten veelal al voor COVID-19 met
een zware schuldenlast. Het zwaartepunt van de problematiek ligt op dit moment bij
de lage-inkomenslanden. Vanzelfsprekend kan een omvangrijke schuldencrisis in het
geval van groei van de schuldenlast bij grote middeninkomenslanden (Emerging Market Economies, of EME’s) wel een effect hebben op de mondiale economie en daarmee de EU. Zo kan
dat onder andere een effect hebben op mondiale financiële- en handelsstromen.
De leden van de CDA-fractie ondersteunen de agenda van de Bank om in het herstel van
de huidige crisis een kans te zien in het bereiken van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen
(SDG’s) en ondersteunen hierin net als het kabinet het «leave no one behind»-principe. Deze leden vragen de Minister of duidelijk is welke schade de SDG’s hebben
opgelopen. Hoe ver zijn we per SDG teruggevallen of waar hebben we ondanks de crisis
juist positieve stappen kunnen zetten? Deze leden vragen de Minister indien beschikbaar
een dergelijk overzicht met de Kamer te delen.
18. Antwoord kabinet
Verschillende rapporten wijzen erop dat de COVID-19-crisis een grote impact heeft
op het behalen van de SDG’s wereldwijd. Zo gaf het
Sustainable Development Report 20208, dat vorig jaar juni gepubliceerd werd door het
Sustainable Development Solutions Network
en de
Bertelsmann Stiftung
, aan dat de crisis een forse tegenvaller is voor de mondiale ambities om de SDG’s
in 2030 te behalen, met name voor arme landen en meest kwetsbare bevolkingsgroepen.
Het rapport reflecteert op de zichtbare negatieve korte-termijn-effecten van de crisis
zoals op SDG 1 (geen armoede), SDG 2 (geen honger) en SDG 3 (goede gezondheid en welzijn),
SDG 8 (waardig werk en economische groei) en SDG 10 (ongelijkheid verminderen). Het
Human Development Report 2020
, uitgekomen in december vorig jaar, bevestigt dit beeld en wijst tevens op negatieve
effecten wereldwijd van de crisis voor gelijke toegang tot goed onderwijs (SDG 4)
en de rechtstaat (SDG 16). COVID-19 heeft ook de financiering voor de SDG’s beïnvloed.
In het rapport
Global Outlook on Financing for Sustainable Development 2021
9
geeft de OESO aan dat de jaarlijkse SDG-financieringskloof is toegenomen van USD 2,5
biljoen tot USD 4,2 biljoen. Deze toename wordt veroorzaakt door USD 1 biljoen aan
extra financieringsbehoeften van ontwikkelingslanden voor de crisisaanpak en een afname
van externe private financiering ter grootte van USD 700 miljard. Wereldwijd wordt
de balans opgemaakt ten aanzien van de lange-termijn impact van de crisis op de voortgang
van de doelen. Het
High Level Political Forum for Sustainable Development
(ook bekend als de jaarlijkse SDG-Top) van de VN zal dit jaar volledig in het teken
staan van de impact van de coronacrisis en zich daarbij richten op hoe duurzaam, inclusief
en weerbaar herstel eruit moet gaan zien.
De Minister geeft aan dat in de gang naar herstel van de huidige crisis de positie
van meisjes en vrouwen speciale aandacht verdient. De leden van de CDA-fractie vragen
de Minister aan te geven welke rol de Bank daarin kan spelen en hoe dat aansluit bij
de Nederlandse inzet.
19. Antwoord kabinet
Nederland maakt zich zorgen over de impact van COVID-19 op gendergelijkheid en seksuele
en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), en het daaraan gelieerde risico op
ondermijning van de hard-bevochten vooruitgang van de afgelopen jaren. De sociaaleconomische
impact vergroot bestaande ongelijkheden op het gebied van gender. Zo worden vrouwen
sterk getroffen door inkomensverlies, omdat veel vrouwen in de informele economie
werken en in onzekere sectoren. Ook hebben vrouwen veelal geen toegang tot sociale
vangnetten. Nederland maakt zich dan ook hard voor het betrekken van vrouwen en meisjes
in de formele besluitvormingsprocessen rondom COVID-19 beleid en (steun)maatregelen.
In het document
From COVID-19 Crisis Response to Restricted Recovery. Saving Lives while supporting
Green, Resilient and Inclusive Development10, dat ten grondslag ligt aan het duurzame, inclusieve en groene herstelbeleid van
de Bank, wordt specifiek aandacht gegeven aan vrouwen en meisjes bij bijvoorbeeld
de aanpak op het gebied van ontwikkeling van menselijk kapitaal (zoals scholen, gezondheid
en sanitatie) en worden vrouwen centraal gesteld in deze aanpak als «Powerful agents of change».
Nederland heeft sinds de start van de crisis ervoor gepleit dat de Bank een strategie
formuleert om landen te ondersteunen in een duurzame en inclusieve vormgeving van
herstel in lijn met Agenda 2030 en de doelen van het klimaatakkoord van Parijs. Met
het gepresenteerde herstelbeleid biedt de Bank een geïntegreerde aanpak voor zowel
de COVID-19-crisis als de klimaatcrisis met als focus natuurlijk kapitaal («groen»),
weerbaarheid en inclusieve ontwikkeling. Investeringen in menselijk kapitaal, waaronder
gezondheid, onderwijs en sociale vangnetten, zijn daarin een belangrijk onderdeel.
Nederland blijft hierbij aandacht vragen voor verbetering van de positie van meisjes
en vrouwen en gendergelijkheid.
De Minister stelt dat er een kans is om te investeren in sectoren die bijdragen aan
klimaatmitigatie en -adaptatie, en om steun aan fossiele brandstoffen uit te faseren.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister dit toe te lichten en daarbij nadrukkelijk
in te gaan op welke rol de Bank speelt in het mogelijk uitfaseren van fossiele brandstoffen.
20. Antwoord kabinet
Zoals aangegeven in de Kamerbrief «Internationaal financieren in perspectief» (Kamerstuk
34 952, nr. 44) ziet Nederland een leidende rol voor multilaterale banken in de financiering van
de energietransitie en koolstofarme ontwikkelingspaden. Daarom zet Nederland binnen
deze instellingen in op zo ambitieus mogelijke klimaatfinancieringsdoelstellingen
en uitfasering van financiering van fossiele brandstoffenprojecten.
De energieportefeuille van de Wereldbankgroep is de afgelopen jaren sterk verschoven
van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energie en versterking van elektriciteitsnetten.
In het fiscale jaar 2019 van de Wereldbank bedroeg het aandeel fossiele energiefinancieringen
ongeveer 12% van de nieuwe energiefinancieringen. Van de financiering voor elektriciteitsproductie
was 92,3% gericht op hernieuwbare energie in de fiscale jaren 2016 tot en met 2020.
De Wereldbank heeft in december 2017 aangekondigd dat het na 2019 niet langer projecten
op het gebied van upstream olie en gas financiert.
Nederland roept de Wereldbank op om de activiteiten in lijn te brengen met de doelen
van Parijs («
Paris Alignment») en helderheid te verschaffen over de uitfasering van fossiele financieringen op
het pad naar het behalen van SDG 7 in 2030 en het mondiale doel van netto klimaatneutraal
in 2050.
Tevens vragen deze leden in hoeverre de Bank rekening houdt met de noodzaak van het
gebruik van fossiele brandstoffen in de fragiele economieën van lage inkomenslanden.
Deze uitfasering door de Bank mag niet ten koste gaan van prille economische groei
na deze economische crisis.
21. Antwoord kabinet
De huidige crisis raakt alle landen. Lage-inkomenslanden zien buitenlandse investeringen
in hun energiesector teruglopen en hebben door de crisis zelf minder ruimte om te
investeren in hun duurzame energiedoelen. Ontwikkelingslanden met grote economische
afhankelijkheid van inkomsten uit fossiele brandstoffen zijn in toenemende kwetsbaar
door de toenemende volatiliteit van de internationale olieprijs. Deze trends onderstrepen
voor het kabinet het belang om lage inkomenslanden te helpen met de benodigde investeringen
voor toegang tot duurzame energie en producerende ontwikkelingslanden te helpen de
afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen en de economie te diversifiëren.
Nederland ondersteunt daartoe het werk van de Wereldbank om ontwikkelingslanden te
helpen om de energietransitie op een verantwoorde, eerlijke en inclusieve wijze te
laten plaatsvinden, onder andere door financieel bij te dragen aan het
Energy Sector Management Assistance Program
van de Wereldbank.
Inbreng SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben
hierover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie lezen in het verslag van de jaarvergadering van de Wereldbank
van 2020 dat hierbij USD 12 miljard voor de aankoop en distributie van vaccins is
goedgekeurd. Zij vragen zich af wat er met dit budget is gebeurd. Zijn hier inmiddels
vaccins van gekocht? Zo ja, hoeveel doses en hoe zijn deze verdeeld?
22. Antwoord kabinet
In oktober 2020 heeft de Wereldbank een bijdrage van USD 12 miljard toegezegd ter
bestrijding van de COVID-19-pandemie in ontwikkelingslanden. Deze bijdrage richt zich
vooral op het gereed maken en versterken van nationale gezondheidssystemen voor vaccinatiecampagnes
en op aankoop en distributie van vaccins. De bijdrage is vrijgemaakt binnen een breder
steunpakket van USD 160 miljard dat bedoeld is om coronasteun aan ontwikkelingslanden
te bieden. Tot nog toe heeft de Wereldbank projecten voor vaccins in Afghanistan,
Bangladesh, Ecuador, Ethiopië, Filippijnen, Kaapverdië, Libanon, Mongolië, Nepal,
Tadzjikistan en Tunesië goedgekeurd. In totaal heeft de Wereldbank tot op heden USD
2 miljard aan ondersteuning van vaccinatie-activiteiten besteed. Zie ook het antwoord
op vragen 1 en 6.
De leden van de SP-fractie zijn zeer verontrust over de mededeling dat lage- en middeninkomenslanden
sterk achterlopen op hoge inkomenslanden op het gebied van COVID-vaccinaties en dat
Afrikaanse landen naar verwachting waarschijnlijk pas eind 2022 of begin 2023 een
vaccinatiegraad van 60% zullen halen. Dit is extra verontrustend in het kader van
de recente berichtgeving door Oxfam Novib, die waarschuwde dat het virus hierdoor
dusdanig kan muteren dat de huidige vaccins ineffectief zullen worden.11 Is de Minister het met de leden van de SP-fractie eens dat het om deze redenen enorm
belangrijk is om de toegang tot vaccins voor lage- en middeninkomenslanden te vergroten,
bijvoorbeeld door de patentbescherming van de vaccins op te schorten en farmaceuten
te dwingen hun kennis over vaccinproductie te delen, zodat meer fabrikanten deze kunnen
gaan produceren?
23. Antwoord kabinet
Het kabinet is van mening dat alle geschikte productiecapaciteit moet worden benut
waar dat mogelijk is. Het voorstel van de
TRIPS-waiver
suggereert ten onrechte dat opschorting van intellectuele eigendomsrechten dat doel
zou bereiken. Eén van de voornaamste bezwaren tegen de opschorting is dat deze de
huidige vrijwillige samenwerking en de noodzakelijke overdracht van rechten en kennis
niet zal bevorderen. Om meer vaccins te produceren is vrijwillige samenwerking nodig
tussen farmaceutische bedrijven, omdat het om zeer complexe productieprocessen gaat,
die niet zomaar gereproduceerd kunnen worden. Het ontbreken van bescherming kan verdere
samenwerking juist blokkeren, ten nadele van iedereen, juist op een moment dat we
overdracht van kennis het meest nodig hebben. Meer investeringen door farmaceutische
bedrijven zijn daarnaast broodnodig om bijvoorbeeld nieuwe varianten van het coronavirus
te kunnen bestrijden. Dit is mogelijk niet de laatste pandemie waar we mee zullen
kampen. Het kabinet wil daarom geen maatregelen nemen die afbreuk doen aan de prikkels
voor innovatie en investeringen in vaccins en geneesmiddelen. Zie verder het antwoord
op vraag 8.
De leden van de SP-fractie lezen dat er in deze vergadering zal worden besloten over
verlenging van het Debt Service Suspension Initiative (DSSI). Is de Minister het ermee eens dat verlenging van het DSSI tot tenminste het
einde van 2021 noodzakelijk is, aangezien lage en middeninkomenslanden nog steeds
te kampen hebben met de effecten van de coronacrisis en hun schulden afgelopen jaar
nog verder zijn opgelopen?
24. Antwoord kabinet
Vanwege de voortdurende onzekerheid over het verloop van de pandemie steunt Nederland
een tweede verlenging van het DSSI tot het einde van 2021 zoals ook door de G20 besloten.
De reikwijdte van het DSSI betreft alleen lage-inkomenslanden, de landen die in aanmerking
komen voor financiering van IDA van de Wereldbank.
Hoe komt het dat niet alle landen die in aanmerking komen voor het DSSI en hier profijt
van zouden kunnen hebben van deze mogelijkheid gebruik maken?
25. Antwoord kabinet
Alleen lage-inkomenslanden die in aanmerking komen voor financiering van Wereldbank/IDA
vallen binnen de reikwijdte van de regeling.
Het DSSI is voorts een vraaggestuurde regeling. De Wereldbank geeft aan dat momenteel
46 van de 73 landen die in aanmerking komen voor het DSSI een aanvraag hebben ingediend.
Landen kunnen diverse redenen hebben om af te zien van een aanvraag, bijvoorbeeld
omdat zij niet kampen met liquiditeitsproblemen of omdat zij weinig bilaterale leningen
hebben (en daardoor nauwelijks profiteren van het DSSI).
Hoe groot is de schuldnood van middeninkomenslanden en hoe heeft deze zich ontwikkeld
tijdens de coronacrisis? Ziet de Minister hier noodzaak om deze landen ook in aanmerking
te laten komen voor het DSSI?
26. Antwoord kabinet
De groep middeninkomenslanden (MIC’s) is divers, maar veel van deze landen zijn zwaar
getroffen door de impact van de pandemie. Het herstel in deze landen zou volgens de
IMF World Economic Outlook
(WEO) van april 2021 langer kunnen duren dan in ontwikkelde economieën12. Dit heeft gevolgen voor de schuldhoudbaarheid op lange termijn van deze groep landen
en in een aantal gevallen kan al gesproken worden van schuldenproblematiek. Het DSSI
is echter opgezet als instrument om snel begrotingsruimte te creëren in de onzekere
periode na de uitbraak van de COVID-19-pandemie en om te voorkomen dat acute liquiditeitsproblemen
onnodig zouden leiden tot een meer structurele schuldhoudbaarheidsproblematiek bij
een beperkte groep lage inkomenslanden. MIC’s hebben doorgaans betere toegang tot
kapitaalmarkten en meer financieringsmogelijkheden dan lage-inkomenslanden, waardoor,
mede gezien de beperkt beschikbare middelen, de noodzaak en mogelijkheid om deze landen
in aanmerking te laten komen voor een instrument als DSSI minder groot is.
In antwoord op een eerdere vraag van de leden van de SP-fractie13 stelde de Minister dat private crediteuren wel geacht worden deel te nemen aan het
DSSI, conform de zogenaamde «comparability of treatment»-clausule, waardoor aanvragende landen ten minste een gelijk niveau van schuldverlichting
moeten eisen aan niet-deelnemende crediteuren. Bovendien wordt bij landen die gebruik
maken van het DSSI ook als voorwaarde gesteld dat geld dat vrijkomt door schuldopschorting
moet worden aangewend om sociale, gezondheids- en economische uitgaven te verhogen.
In de geannoteerde agenda lezen de leden van de SP-fractie echter dat het feit dat
private crediteuren niet meedoen aan het DSSI de vrijgespeelde begrotingsruimte van
de betrokken landen deels weer tenietdoet «wanneer deze ruimte ingezet wordt om leningen
van deze crediteuren af te lossen». Hoe verhoudt dit zich tot het eerdere antwoord
van de Minister?
27. Antwoord kabinet
Ondanks een oproep aan de private crediteuren om deel te nemen aan het DSSI is dergelijke
deelname in de praktijk uitgebleven. Landen die het DSSI aanvragen blijken huiverig
om ook hun private crediteuren om schuldverlichting te vragen uit vrees voor negatieve
gevolgen voor hun kredietwaardigheidsbeoordeling. Een afwaardering leidt doorgaans
tot hogere financieringskosten en mogelijk tot het verlies van toegang tot internationale
kapitaalmarkten, voor het deel van DSSI-landen dat daar toegang toe heeft. IMF en
Wereldbank hebben vanwege hun aanwezigheid in en kennis van DSSI-landen veel tijd
besteed aan het onder de aandacht brengen en toelichten van het initiatief en het
wegnemen van vragen en onduidelijkheden over implementatie van betalingsuitstel. Nederland
heeft begrip voor de zorgen van debiteurenlanden, maar acht het cruciaal dat alle
crediteuren naar rato bijdragen aan schuldverlichtingsinitiatieven. Nederland steunt
de oproep van de G20 en de Club van Parijs aan private crediteuren om hun verantwoordelijkheid
alsnog te nemen. Ook zet Nederland in op volledige deelname van de private sector
onder het
Common Framework.
In hoeverre wordt er daadwerkelijk aan de bovengenoemde voorwaarden voldaan en hoeveel
middelen zijn hiermee in totaal extra vrijgemaakt om de pandemie en de economische
crisis aan te pakken?
28. Antwoord kabinet
In 2020 is voor USD 5,7 miljard aan schuldaflossing uitgesteld onder het DSSI. Landen
die een aanvraag onder het DSSI indienen, stemmen in om de hiermee vrijgekomen middelen
aan te wenden voor sociale- of gezondheidsuitgaven. IMF en Wereldbank houden hier
toezicht op als onderdeel van hun bredere monitoring.
De leden van de SP-fractie lezen ook dat het kabinet aandringt op deelname van private
crediteuren aan het DSSI. Hoe komt het dat het tot nu toe niet is gelukt om hen te
overtuigen en/of te stimuleren om hieraan mee te doen? Welke stappen kunnen Nederland,
de leden van de Club van Parijs of de Wereldbank zetten om dit alsnog te bereiken?
Voor de leden van de SP-fractie is het van belang dat schuldenproblematiek van ontwikkelingslanden
niet enkel tijdelijk wordt verzacht, maar dat er ook een echte oplossing komt voor
landen met onhoudbare schulden. Daarom vinden zij de aankondiging van het Common Framework for Debt Treatments beyond the DSSI een stap in de juiste richting. Daarom zouden zij graag willen weten hoe het inmiddels
staat met dit initiatief. Hoe worden private en multilaterale schuldeisers bijvoorbeeld
betrokken? Zullen zij ook schulden (deels) gaan kwijtschelden wanneer dit nodig is?
29. Antwoord kabinet
Eind 2020 werd het
Common Framework
(CF) door de G20 en de Club van Parijs overeengekomen om meer structurele oplossingen
voor kwetsbare schulden mogelijk te maken dan onder het DSSI. Nederland is van mening
dat de verlenging tot eind 2021 de laatste verlenging van het DSSI zou moeten zijn,
zoals ook besloten door de G20, en dat landen in de loop van 2021 gebaat zijn bij
overgang naar structurele oplossingen voor de resterende problematiek, zoals een
Upper Credit Tranche quality
(UCT) programma van het IMF, vooral landen die kampen met hoge schuldkwetsbaarheden.
Vooralsnog hebben drie landen een aanvraag ingediend voor een CF-behandeling en wordt
de eerste toepassing op korte termijn verwacht. Zoals bij vraag 27 benoemd is, is
private sector deelname aan het DSSI in de praktijk grotendeels uitgebleven, omdat
landen die het DSSI aanvragen soms terughoudend zijn om ook aan private crediteuren
om uitstel van schuldaflossing te vragen uit vrees voor negatieve gevolgen voor hun
kredietwaardigheidsbeoordeling. Onder het DSSI worden lage-inkomenslanden
aangemoedigd
om een vergelijkbare behandeling te vragen aan hun private crediteuren. Het CF is
dwingender en
eist
dat lage-inkomenslanden dat doen. Dat de private sector bekend is met dit onderscheid
blijkt onder andere uit het feit dat de
credit rating
van Ethiopië werd afgewaardeerd toen dat land een CF aanvraag deed.14 De leden van de Club van Parijs voeren periodiek gesprekken met vertegenwoordigers
van de private sector om te spreken over de implementatie van het raamwerk. Nederland
zet daarbij in op het beter betrekken van de private sector bij schuldbehandelingen
om zo ook het eigenaarschap van die zijde te vergroten.
Wat betreft de vraag over het kwijtschelden van schulden; een verdergaande schuldherstructurering
waarbij een afschrijving op de schuld plaatsvindt kan onder het CF alleen plaatsvinden
als het IMF en de Wereldbank van mening zijn dat een afschrijving nodig is en als
de lasten van een afschrijving eerlijk verdeeld kunnen worden onder publieke en private
crediteuren.
Zij lezen in de geannoteerde agenda dat de hoogte van de financiering door de Wereldbank
binnen het Common Framework gekoppeld zal worden aan resultaatafspraken onder het Sustainable Development Finance Policy (SDFP). Zij vragen zich af wat deze resultaatafspraken zullen inhouden. Wordt er bijvoorbeeld
van landen verwacht dat zij gaan bezuinigen op de overheidsuitgaven in ruil voor steun
van de Wereldbank?
30. Antwoord kabinet
Er is geen direct verband tussen maatregelen onder het
Common Framework
en IDA’s
Sustainable Development Finance Policy
(SDFP). In de geannoteerde agenda wordt verwezen naar prikkels in de SDFP van de
Wereldbank op het gebied van transparantie en duurzaamheid van financieringsbeslissingen.
Er worden resultaatafspraken gemaakt op dat gebied, gekoppeld aan de hoogte van financiering
door de Wereldbank. Landen worden vervolgens met technische assistentie ondersteund
om deze doelstellingen te halen. Deze maatregelen moeten er toe bijdragen dat voorkomen
wordt dat landen te veel lenen of tegen te hoge kosten lenen. Het gaat hierbij dus
niet om bezuinigingen.
Zal er binnen het Common Framework ook worden gekeken naar manieren om de schulden van lage inkomenslanden tegen te
gaan door belastingontwijking door multinationals tegen te gaan? Is de Minister het
met de leden van de SP-fractie eens dat Nederland op dit gebied ook een grote verantwoordelijkheid
heeft, aangezien Nederland volgens het Tax Justice Network nog steeds in de top-4 staat van landen die belastingontwijking het meest faciliteren?15
31. Antwoord kabinet
Het tegengaan van belastingontwijking door multinationals is geen onderdeel van het
Common Framework
(CF).
In internationaal verband wordt op dit moment gewerkt aan een herziening van het internationale
belastingsysteem, mede om belastingontwijking tegen te gaan. Dit gebeurt in het
Inclusive Framework
georganiseerd door de OESO, waarin 139 landen op gelijke voet samenwerken. Daarnaast
neemt Nederland zelf maatregelen tegen belastingontwijking. Ik verwijs in dit verband
naar de
factsheet
maatregelen tegen belastingontwijking16.
Wanneer verwacht de Minister dat het Common Framework in werking zal treden?
32. Antwoord kabinet
Eind 2020 trad het
Common Framework
in werking.
De leden van de SP-fractie lezen dat het voor Nederland belangrijk is dat er in de
discussie over de schuldenproblematiek aandacht is voor «een groen, inclusief en weerbaar
herstel uit de COVID-19 crisis, het bereiken van de SDG’s en de doelen van het klimaatakkoord
van Parijs». Zij zijn het daar vanzelfsprekend mee eens. Wel vragen zij zich af wat
er volgens de Minister precies moet gebeuren om dit mogelijk te maken. Betekent dit
bijvoorbeeld dat Nederland wil voorkomen dat er bezuinigd moet worden op de overheidsuitgaven
van deze landen en dat de negatieve impact van multinationals in ontwikkelingslanden
harder moet worden aangepakt vanuit hoge inkomenslanden zoals Nederland?
33. Antwoord kabinet
Indien wordt besloten tot schuldherstructurering is de Nederlandse inzet gericht op
een coherente aanpak die structurele oplossingen moet bieden die een herhaling van
eerdere problemen moet voorkomen en die voor voldoende budgettaire ruimte moet zorgen.
Herstructureringen gaan daarom in beginsel gepaard met hervormingsprogramma’s van
het IMF. Deze programma’s moeten er onder andere op toezien dat nieuw aangegane schulden
bijdragen aan productiviteitsgroei, zodat deze niet opnieuw onhoudbaar worden.
De aanpak van de huidige schuldenproblematiek in klantlanden van de Wereldbank dient
coherent te zijn met de ambitie om landen te helpen groener, inclusiever en weerbaarder
uit de crisis te komen. Concreet zet Nederland bijvoorbeeld in op systematische integratie
van klimaat-gerelateerde economische financiële risico’s in onder andere beleid, de
schuldhoudbaarheidsanalyses en de steunprogramma’s van het IMF. Bij financieel-economische
problematiek dient, in het kader van een brede macro-economische aanpak, echter ook
gekeken worden naar mogelijke bezuinigingen op overheidsuitgaven, die kunnen bijdragen
aan economisch herstel op de langer termijn.
Daarnaast zet Nederland zich ervoor in dat landen voldoende budgettaire ruimte krijgen,
met behulp van steun van de internationale financiële instellingen waaronder de Wereldbank,
om cruciale uitgaven en investeringen te kunnen doen die bijdragen aan het behalen
van de SDG’s en de doelen van het klimaatakkoord van Parijs. Met steun van onder andere
Nederland, hebben de Wereldbank, IMF en de OESO het initiatief genomen tot een samenwerkingsplatform
gericht op het ontwikkelen van innovatieve oplossingen voor een landenspecifieke,
geïntegreerde aanpak op het gebied van schulden, klimaat en natuur.
Ten slotte verwacht het kabinet dat Nederlandse bedrijven gepaste zorgvuldigheid toepassen
in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en
UN Guiding Principles on Business and Human Rights
. Op 16 oktober 2020 heeft het kabinet de beleidsnota «Van voorlichten tot verplichten:
een nieuwe impuls voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemerschap»
(Kamerstuk
26 485, nr. 337) gedeeld met uw Kamer. In de nota geeft het kabinet aan in te zetten op een brede
gepaste zorgvuldigheidsverplichting, bij voorkeur op Europees niveau. De Nederlands
inzet op schuldenproblematiek voor groen, inclusief en weerbaar herstel is hier niet
specifiek op gericht.
De leden van de SP-fractie zijn positief over de aankondiging dat Nederland de Wereldbank
zal oproepen om een datum vast te stellen waarop haar financieringen volledig in lijn
zijn met het Parijs-akkoord. Wel vragen zij zich af wat volgens het kabinet deze datum
zou moeten zijn. Is de Minister het met deze leden eens dat dit zo vroeg mogelijk
zou moeten zijn, gezien de enorme urgentie van het klimaatprobleem?
34. Antwoord kabinet
Het kabinet vraagt van de Wereldbank uiterlijk in 2023 alle financieringen in lijn
met het klimaatakkoord van Parijs te brengen en vraagt de Wereldbank zich daar nog
voor de COP26 klimaattop in Glasgow op 1-12 november a.s. aan te committeren. De Wereldbank
werkt dit uit in haar nieuwe klimaatactieplan, dat volgens planning in mei 2021 zal
worden gepubliceerd.
De leden van de SP-fractie lezen dat Nederland heeft afgesproken dat de twintigste
middelenaanvulling van IDA (IDA-20) met een jaar zal worden vervroegd. Zij begrijpen
de noodzaak van een oplossing voor het tekort van het budget voor de allerarmste landen
en steunen daarom dit besluit. Wel vragen zij zich af wat dit betekent voor het Nederlandse
OS-budget. Gaat er door dit besluit extra geld naar IDA vanuit dit budget? Zo ja,
uit welk deel van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
wordt dit gefinancierd?
35. Antwoord kabinet
Zie ook het antwoord op vraag 4.
De bijdragen aan IDA zijn verdeeld over twee begrotingen. De zogenaamde kernbijdrage
aan IDA staat op de begroting van het Ministerie van Financiën (IX). Bijdragen ten
behoeve van HIPC en
arrears clearance
zijn afkomstig van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(XVII). Al deze bijdragen zijn ODA en vallen onder het OS-budget. Met de driejaarlijkse
middelenaanvullingen van IDA wordt rekening gehouden in de begroting door het opnemen
van stelposten. Ook voor IDA20 zijn er reeds stelposten in beide begrotingen opgenomen
die ingepast zijn onder het OS-budget. Deze stelposten zijn niet gewijzigd, er gaat
daardoor geen extra ODA-budget naar IDA. Wel zal de verplichting voor een middelenaanvulling
een jaar eerder worden aangegaan.
De Kamer zal hier bij de eerste suppletoire begroting van Financiën nader over worden
geïnformeerd.
Inbreng GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de voorjaarsvergadering van de Wereldbank en de inzet van het Koninkrijk
der Nederlanden daarbij. Deze leden onderschrijven het grote belang van de Wereldbankgroep
bij het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) en de doelstellingen van
het klimaatakkoord van Parijs. Het belang van de Wereldbank is in de nasleep van de
COVID-19-pandemie alleen maar verder toegenomen, gelet op de ernstige gevolgen voor
lage en middeninkomenslanden en de toegenomen armoede en ongelijkheid. Deze leden
hebben nog enkele vragen bij de agenda en kabinetsinzet.
Gevolgen COVID-19 crisis met een focus op vaccins
De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevreden dat het vraagstuk van vaccins voor
ontwikkelingslanden prominent op de agenda staat. Het feit dat de rijke landen hun
financiële en organisatorische capaciteiten hebben ingezet om het grootste deel van
de tot op heden beschikbare vaccins te bemachtigen zal leiden tot grotere ongelijkheid
tussen rijke en arme landen. Dat is onwenselijk, zo vinden deze leden. Daarnaast vormt
het ook een groot risico voor alle landen, inclusief rijke landen zoals Nederland.
Zo blijkt uit een recent onderzoek van Oxfam Novib dat het overgrote deel van epidemiologen
inschat dat de meeste van de huidige vaccins over een jaar niet meer effectief zullen
zijn, vanwege mutaties die zullen ontstaan in ontwikkelingslanden als gevolg van de
blijvend lage vaccinatiegraad daar. Deze leden zijn blij dat het kabinet dit risico
ook signaleert in de geannoteerde agenda, maar zijn ook verbaasd dat dit zich niet
lijkt door te vertalen naar een hogere mate van urgentie. Wat vindt het kabinet ervan
dat COVAX momenteel streeft naar vaccinatie van 20% van de bevolking van lage- en
middeninkomenslanden tegen eind 2021? Is dat in het licht van het aangestipte risico
op mutaties niet onverantwoord laag, zo vragen deze leden?
36. Antwoord kabinet
Het kabinet deelt het standpunt dat het van het grootste belang is zo snel mogelijk
te zorgen dat de kwetsbaarste bevolking wereldwijd gevaccineerd is. Hierdoor kan de
verdere verspreiding van het virus tegen worden gegaan, hetgeen zal helpen eventuele
mutaties te voorkomen. Dit is in het belang van kwetsbare groepen in ontwikkelingslanden
alsook in het belang van de wereldeconomie. Met COVAX wordt beoogd om groepen met
hoog risico en
frontline
gezondheidspersoneel over de hele wereld (in zowel rijke en arme landen) als eerste
te vaccineren. Dit komt neer op ca. 20% van een bevolking per land. De WHO ziet dit
als efficiëntste aanpak om wereldwijd zowel infecties als sterfelijkheid te beperken.
Dit is vastgelegd in het WHO
SAGE values framework for the allocation and prioritization of COVID-19 vaccinations17
. COVAX heeft met de huidige financiering inmiddels 1,3 miljard vaccindoses verzekerd
waarmee via COVAX AMC 20% van de bevolking in 92 lage en lage-middeninkomenslanden
gevaccineerd kan worden. Om de dekkingsgraad verder op te schroeven is additionele
financiering nodig. Hiertoe wordt op 15 april a.s. een lancering van de AMC investment
opportunity georganiseerd.
Deze vraag vertaalt zich wat betreft de leden van de GroenLinks-fractie ook door naar
de financiële middelen. Het kabinet stelt dat de totale toezeggingen tot op heden
6,2 miljard US dollar bedragen, maar de funding tracker van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor de Access to COVID-19 Tools Accelerators (ACT-A) lijkt te wijzen op 11,1 miljard US dollar. Wat verklaart het verschil, zo
vragen deze leden? Wat is nu precies het totale financieringstekort voor ACT-A voor
2021? Klopt het dat dit meer dan 20 miljard dollar bedraagt, op een totale behoefte
van 38 miljard dollar, alleen al om die 20% vaccinatiegraad in ontwikkelingslanden
te bereiken? Nemen we met dit tekort niet een enorm risico, ook voor de Nederlandse
bevolking, dat we over een jaar weer terug bij af zijn door een gemuteerde variant
die de werking van de huidige vaccins ondermijnt? Zo nee, waarom niet? Is het kabinet
bereid om een klemmende oproep te doen tijdens de voorjaarsvergadering van de Wereldbank
om het financieringstekort zoveel als mogelijk te dichten?
37. Antwoord kabinet
Het financieringstekort voor de
Access to Covid Tools Accelerator
(ACT-A), het mondiale coördinatiemechanisme om lage- en middeninkomenslanden (LMICs),
te voorzien van vaccins, beschermende middelen, diagnostische tests en geneesmiddelen
bedraagt 22,1 miljard USD. Individuele landen en de EU hebben inmiddels USD 11,1 miljard
bijeengebracht voor ACT-A, hiervan is USD 6,3 miljard bestemd voor vaccinpijler COVAX-AMC.
In aanvulling op ACT-A heeft de Wereldbank tijdens de jaarvergadering in 2.020 USD
12 miljard toegezegd
ter bestrijding van de COVID-19-pandemie in ontwikkelingslanden. Snel opschalen van
vaccinaties in lage- en lage-middeninkomenslanden is niet alleen van groot belang
voor meest kwetsbaren in deze landen, maar ook van groot economisch en gezondheidsbelang
voor Nederland. Mutaties van het virus kunnen de effectiviteit van huidige vaccins
verminderen. Om resterende benodigde middelen voor COVAX AMC bijeen te brengen vindt
op 15 april a.s. een lancering van de AMC investment opportunity plaats. De noodzaak
van financiering van ACT-A zal eveneens besproken worden tijdens de G20 Global Health
Summit in mei.
Nederland blijft het belang van volledige financiering bepleiten.
Ook vragen deze leden wat nu precies de bindende beperking is met betrekking tot het
beschikbaar stellen van vaccins voor ontwikkelingslanden. Deelt het kabinet de mening
dat de productie hierbij het belangrijkste element is? Zo ja, wat is het bindende
knelpunt voor een radicale opschaling van de wereldwijde productie, zo vragen deze
leden. Stelt het kabinet zich nog altijd op het standpunt dat de octrooibescherming
geen knelpunt vormt? Zo ja, kan de Minister aangeven uit welke onafhankelijke studies
dit blijkt?
38. Antwoord kabinet
Het kabinet deelt het standpunt dat snelle beschikbaarheid van vaccins cruciaal is
om de pandemie te beteugelen. De snelle beschikbaarheid en het opschalen van de productiecapaciteit
van vaccins wordt echter niet bereikt door het opschorten van het patentrecht. Het
stelsel van intellectuele eigendom is juist van cruciaal belang. Het zorgt niet alleen
voor exclusiviteit voor de rechthebbende, maar ook voor de publicatie en verspreiding
van onderzoeksresultaten, die anders geheim zouden blijven. Het biedt ook een juridisch
kader voor samenwerking en het delen van rechten en kennis.
Het kabinet heeft geen indicaties ontvangen van andere WTO-leden dat het octrooirecht
een barrière vormt voor het vergroten van de productie van COVID-19-vaccins. Het eventueel
opschorten van internationale verdragsverplichtingen zou ten minste voldoende onderbouwd
moeten worden met concrete casussen die aantonen dat zo’n opschorting noodzakelijk
is. Het kabinet is ook niet bekend met studies die overtuigend aantonen dat octrooien
een barrière vormen, de huidige TRIPS-flexibiliteiten onvoldoende ruimte bieden en
het opschorten van octrooibescherming zou kunnen leiden tot verhoging van de wereldwijde
vaccinproductie.
In lijn met de motie van de leden Marijnissen en Jetten (Kamerstuk 25295, no. 959)
ziet het kabinet juist dat farmaceuten samenwerkingsverbanden zoeken om hun vaccins
mee te produceren. Sanofi gaat een deel van de productie van het Pfizer vaccin verzorgen,
CureVac met Bayer en Rentschler Biopharma SE, AstraZeneca laat onder andere zijn vaccin
produceren door Halix. De farmaceuten waar de EU nu contracten mee heeft gesloten
zoeken juist andere producenten om ervoor te zorgen dat de productie opgeschaald wordt.
Om vraag en aanbod van de productiecapaciteit zoveel mogelijk bij elkaar te brengen,
is door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een vaccingezant aangesteld,
Hans Schikan. Het kabinet heeft hem gevraagd om in een kort tijdsbestek een nader
beeld te schetsen van eventueel in Nederland voorhanden zijnde (productie)capaciteit,
die benut zou kunnen worden voor de opschaling van de productie van COVID-19-vaccins.
Daarnaast verwacht het kabinet dat het werk van de gezant ook een Europees perspectief
heeft. In dit kader wordt door de gezant ook nadrukkelijk gekeken of farmaceuten nog
meer sub-licenties kunnen verstrekken aan zo veel mogelijk geschikte producenten.
Het rapport van de vaccingezant geeft meer inzicht in de achtergronden van de overwegingen18.
Wat is de reactie van de Minister op het artikel van de directeur van de WHO, de heer
Tedros Ghebreyesus, in the Guardian, waarin hij stelt dat een waiver in WTO-verband van de patenten op COVID-19 vaccins wel degelijk kan helpen om de wereldwijde
productie uit te breiden?19 Is de Minister bereid om dit onderwerp ter sprake te brengen bij de voorjaarsvergadering
van de Wereldbank en zich alsnog in te zetten voor ondersteuning van het voorstel
van India en Zuid-Afrika om te komen tot een tijdelijke opschorting van intellectueel
eigendom rechten rond COVID-19-vaccins? Klopt het dat de Amerikaanse president Biden
dit nu ook overweegt?
39. Antwoord kabinet
Binnen de WTO wordt gediscussieerd over een voorstel van Zuid-Afrika en India om intellectuele
eigendomsrechten op vaccins en andere COVID-19-gerelateerde producten en medicijnen
tijdelijk op te heffen (de «TRIPS-waiver»). Volgens EU en Nederland zou een dergelijke
waiver
echter niet leiden tot het opschroeven van de wereldwijde productiecapaciteit voor
vaccins. Alleen vrijwillige samenwerking tussen farmaceutische bedrijven kan dit doel
bereiken, mede vanwege de gecompliceerde technische productieprocessen voor vaccins.
Zie ook het antwoord op vraag 23. Daarom moet met name gestimuleerd worden dat farmaceutische
bedrijven vrijwillig hun kennis en technologie delen. Hiertoe is vaccingezant Hans
Schikan aangesteld.
In de Verenigde Staten speelt dezelfde discussie. Tot op heden hebben de VS hetzelfde
standpunt ingenomen, omdat de bestaande wetgeving rondom intellectueel eigendom toereikend
wordt geacht.
Deze leden vragen ook of het kabinet bekend is met de studie van de Institute for Global Change, waarin staat dat naar schatting slechts een klein deel van de wereldwijde vaccinproductiecapaciteit
momenteel wordt ingezet voor COVID-19 vaccins.20 Is de Minister bereid om de Wereldbank op te roepen de leiding te nemen voor het
coördineren van een wereldwijde strategische industriepolitiek om de productie van
COVID-19-vaccins zoveel en zo snel als mogelijk op te schalen, zonder daarbij tekorten
van andere soorten vaccins te veroorzaken?
40. Antwoord kabinet
Het kabinet zet in op het vergroten van de wereldwijde productiecapaciteit voor COVID-19-vaccins
door middel van vrijwillige samenwerking tussen landen en tussen farmaceutische bedrijven.
Nederland werkt hierbij nauw samen met verschillende internationale organisaties en
instituties, waaronder de Wereldgezondheidsorganisatie, COVAX, de Coalition for Epidemic
Preparedness Innovations (CEPI), GAVI en ook de Wereldbank om de benodigde financiering
bij elkaar te brengen en de productiecapaciteit te vergroten. Nederland spreekt zich
in verschillende gremia uit voor het vergroten van de productiecapaciteit. Hierbij
is het kabinet bekend met de studie van het Institute for Global Change. De Wereldbank
is echter niet het juiste forum om de wereldwijde inzet voor het opschalen van de
vaccinproductie te coördineren of industriepolitiek vorm te geven. Dit zou tot dubbelingen
leiden met de bestaande coördinatie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en COVAX
om vaccins en geneesmiddelen wereldwijd beschikbaar te maken en de mondiale productiecapaciteit
te vergroten.
Schulden
De leden van de GroenLinks-fractie delen de zorgen van het kabinet over het feit dat
veel lage- en middeninkomenslanden kampen met liquiditeits- en solvabiliteitsproblemen.
Dit gaat ten koste van de mogelijkheden om de gevolgen van de pandemie op te vangen
en kwetsbare groepen te ondersteunen. Is het kabinet het eens met de recente uitspraken
van secretaris-generaal van de VN Guterres dat de wereldwijde respons op dit vlak
ernstig tekort is geschoten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat de Minister bepleiten
bij de voorjaarsvergadering van de Wereldbank om dit te veranderen?
41. Antwoord kabinet
De Secretaris-Generaal van de VN (SGVN) Guterres omschreef de situatie tijdens zijn
speech bij het
High-Level Event on Debt and Liquidity
op 29 maart 2021 als zeer ernstig en waarschuwde voor te beperkte budgettaire ruimte
om de SDG’s en de doelen van het klimaatakkoord van Parijs te behalen. Zoals beschreven
in het antwoord op vraag 18, onderschrijft het kabinet dat er een grote financieringskloof
is die, met het oog op ODA-begrotingen die onder druk staan, niet eenvoudig te dichten
zal zijn. Het kabinet deelt ook de zorgen over de beperkte budgettaire ruimte, zoals
genoemd in de beantwoording van vraag 33.
Het kabinet is het echter niet eens met een deel van de respons zoals voorgesteld
door de SGVN. Het kabinet is geen voorstander van verlenging van het DSSI, een maatregel
om acute liquiditeitsproblematiek aan te pakken, tot in 2022. Zoals bij vragen 24
en 29 benoemd is Nederland van mening dat de verlenging tot eind 2021 de laatste verlenging
van het DSSI dient te zijn, zoals ook besloten door de G20, en dat landen in de loop
van 2021 gebaat zijn bij overgang naar structurele oplossingen voor de resterende
problematiek, vooral landen die kampen met hoge schuldkwetsbaarheden. In dat kader
roept Nederland ook tijdens de Voorjaarsvergadering op tot verder onderzoek naar de
grondoorzaken van schuldenproblematiek door de Wereldbank. Met de oprichting van het
Common Framework for Debt Treatment Beyond the DSSI
(CF) is een belangrijke stap gezet om solvabiliteitsproblemen aan te pakken. De oproep
van de SGVN om DSSI uit te breiden naar middeninkomenslanden (MIC’s) steunt het kabinet
niet – zie de beantwoording van vraag 26. De SGVN stelt ook dat meer schuldverlichting
mogelijk noodzakelijk is. Zo voeren het IMF en de Wereldbank voor elk land dat een
aanvraag voor een volledig IMF-programma doet een
Debt Sustainability Analysis
(DSA) uit waarmee wordt vastgesteld of de schuld houdbaar is. Zo niet, dan is het
land verplicht eerst een herstructurering uit te onderhandelen met haar crediteuren
alvorens een programma van start kan gaan. Het kabinet ziet het als de taak van het
IMF om
case-by-case
vast te stellen of schuldverlichting inderdaad noodzakelijk is. Ook is het kabinet,
anders dan de SGVN, niet van mening dat een aanpassing van de huidige schuldenarchitectuur
nu aan de orde is. Het CF moet nu eerst worden toegepast.
Wat vindt het kabinet van het voorstel om het Debt Service Suspension Initiative (DSSI) tot eind 2021 te verlengen, zo vragen deze leden? Denkt de Minister dat de
problemen aan het eind van 2021 voorbij zullen zijn? Zo niet, is het dan niet beter
om duidelijkheid te verschaffen en het DSSI in één keer te verlengen tot mid- of eind
2022? Is de Minister bereid om daarvoor te pleiten bij de voorjaarsvergadering van
de Wereldbank?
42. Antwoord kabinet
Vanwege de voortdurende onzekerheid over het verloop van de pandemie steunt Nederland
een tweede verlenging van het DSSI tot het einde van 2021, zoals ook besloten door
de G20. Een verdere verlenging ligt niet in de rede. De regeling is bedacht als instrument
om snel begrotingsruimte te creëren in de onzekere periode na de uitbraak van de COVID-19-pandemie
en om te voorkomen dat liquiditeitsproblemen onnodig zouden leiden tot structurele
schuldhoudbaarheidsproblematiek. Inmiddels heeft de G20 met het
Common Framework on Debt Treatments beyond the DSSI
(CF) een raamwerk ontwikkeld dat een meer structurele aanpak van schulden mogelijk
maakt. Nederland moedigt de landen die aanhoudend kampen met een kwetsbare schuldenpositie
aan om een CF-aanvraag te doen.
De voornoemde leden delen van harte de inzet van het kabinet dat private crediteuren
ook zouden moeten deelnemen aan het DSSI. Het kabinet schrijft hier opnieuw op te
zullen aandringen. Deze leden merken op dat dat nu al maanden het geval is. Is er
enige vooruitgang geboekt in deze discussie de afgelopen maanden? Op welke manier
kan de druk op private crediteuren worden verhoogd?
43. Antwoord kabinet
Onder het DSSI worden lage-inkomenslanden
aangemoedigd
om een vergelijkbare behandeling te vragen aan hun private crediteuren. Het
Common Framework for Debt Treatment Beyond the DSSI
(CF) is dwingender en
eist
dat lage-inkomenslanden dat doen. Dat de private sector bekend is met dit onderscheid
blijkt onder andere uit het feit dat de
credit rating
van Ethiopië werd afgewaardeerd toen dat land een CF aanvraag deed.21 Daarbij moet worden opgemerkt dat dit contracten betreffen tussen lenende landen
en private crediteuren en dat de mogelijkheden om hier druk op uit te oefenen beperkt
zijn. Uiteraard blijft Nederland zich hiervoor inzetten. De leden van de Club van
Parijs voeren periodiek gesprekken met vertegenwoordigers van de private sector om
te spreken over de implementatie van het raamwerk. Nederland zet er daarbij op in
op het hen volledig betrekken bij schuldbehandelingen – het CF vereist ook dat private
crediteuren minstens een vergelijkbare bijdrage leveren.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat het DSSI ook tekortschiet met
betrekking tot de landen die ervoor in aanmerking komen. Verschillende middeninkomenslanden
hebben te maken met de schuldenproblematiek maar komen nu niet in aanmerking voor
het DSSI. Het grootste deel van het aantal mensen dat als gevolg van de COVID-19 pandemie
is teruggevallen in extreme armoede komt juist op het conto van middeninkomenslanden,
zo constateren deze leden. Is het dan niet tijd om het DSSI ook voor deze landen open
te stellen, zodat zij schaarse middelen kunnen besteden aan sociale vangnetten in
plaats van het overmaken van geld aan crediteuren, zo vragen deze leden? Welke andere
instrumenten zijn beschikbaar om in te zetten wanneer, zoals IMF-directeur Georgieva
deze week waarschuwde, opkomende economieën in de problemen komen als de rentes beginnen
te stijgen?
44. Antwoord kabinet
Doel van het DSSI was het creëren van een instrument om snel begrotingsruimte te creëren
in de onzekere periode na de uitbraak van de COVID-19- pandemie en om te voorkomen
dat liquiditeitsproblemen zouden leiden tot structurele schuldhoudbaarheidsproblematiek.
Middeninkomenslanden hebben doorgaans betere toegang tot kapitaalmarkten en meer financieringsmogelijkheden
dan lage-inkomenslanden, waardoor de noodzaak om deze landen in aanmerking te laten
komen voor het DSSI minder is. Mochten opkomende economieën in de problemen raken
door stijgende rentes, dan kunnen ze gebruik maken van de bestaande route richting
IMF-programma’s.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn ook benieuwd naar recente ontwikkelingen rond
het Common Framework. Wat is er sinds de overeenstemming eind 2020 gebeurd rond dit instrument? Ook met
betrekking tot dit instrument vragen deze leden of het niet zou moeten worden uitgebreid
naar middeninkomenslanden?
45. Antwoord kabinet
Eind 2020 werd het
Common Framework
(CF) door de G20 en Club van Parijs gelanceerd om meer structurele oplossingen voor
landen met kwetsbare publieke schulden mogelijk te maken dan onder het DSSI. Vooralsnog
hebben drie landen een aanvraag ingediend voor een CF-behandeling en wordt de eerste
toepassing op korte termijn verwacht. Het DSSI en CF zijn de eerste schuldverlichtingsinitiatieven
waarbij crediteuren binnen de Club van Parijs en G20 gezamenlijk optreden. Vooralsnog
lijkt er onvoldoende steun voor een vergelijkbare, brede multilaterale samenwerking
voor middeninkomenslanden. Nederland hoopt evenwel dat op de iets langere termijn
ook voor middeninkomenslanden die kampen met onhoudbare schulden een oplossing kan
worden gevonden die kan rekenen op steun van zowel de Club van Parijs als de G20.
Momenteel is dit echter nog niet aan de orde. Zie ook antwoord op vraag 44.
Het kabinet benadrukt verder terecht het belang van transparantie over schulden, maar
legt die uitdaging vooral neer bij arme landen zelf, zo lijkt het. Is het niet het
geval, zo vragen deze leden, dat gebrek aan transparantie vaak eerder een voorwaarde
is van de crediteur? Zo speelde één van de grootste schandalen rond verborgen gehouden
schulden van het afgelopen decennium zich af in Mozambique, waar Europese banken in
het geheim leningen hadden verstrekt. Welke mogelijkheid ziet het kabinet om transparantie
vanuit Europese private crediteuren af te dwingen door middel van wetgeving? En op
welke manier is China aangesproken op transparantie over leningen aan andere landen?
Wat is de Chinese reactie?
46. Antwoord kabinet
Nederland ziet transparantie als een essentiële voorwaarde om schuldhoudbaarheid in
kaart te brengen, regeringen daarover verantwoording af te laten leggen aan hun burgers
en zodoende verantwoorde financieringsmethoden te garanderen. Het kabinet ziet het
als zodanig inderdaad in eerste instantie als een verantwoordelijkheid van debiteurenlanden.
De internationale financiële instellingen moeten hen daarbij ondersteunen.
Ook crediteuren hebben een belangrijke verantwoordelijkheid om schuldtransparantie
verder te vergroten. Zij beseffen vaak dat transparantie ook in hun eigen belang is.
Voor verstandige investeringsbeslissingen is het immers cruciaal om een volledig overzicht
te hebben van de publieke schuld van een land. Een groot aantal crediteuren maakt
daarom financieringen ook al openbaar. EU-regelgeving hierop zou beperkte impact hebben,
omdat veel schuldovereenkomsten binnen de jurisdicties van het VK en de VS vallen.
Data over crediteuren- en debiteurenlanden zijn echter niet optimaal aan elkaar verbonden.
Nederland kijkt dan ook positief naar de ontwikkeling van een
debt data repository
, een database die op dit moment wordt opgezet door de OESO, waarin crediteuren hun
financieringen registreren. Daarnaast publiceren het IMF en de Wereldbank centrale
schulddatabases en bevordert het Fonds het gebruik van internationale standaarden
om definities van schuldindicatoren voor databases te harmoniseren.
Voor meer toelichting en beantwoording van de vragen over de rol van China, zie antwoord
op vragen 2 en 3. Het kabinet wil dat China zich aansluit bij initiatieven om transparantie
te vergroten. Het gesprek hierover met China is gaande in de Club van Parijs en de
G20.
Deze leden zijn verder benieuwd of het kabinet al meer informatie heeft over de activiteiten
van aasgierfondsen om met schulden te speculeren. Is het kabinet bereid om dit ook
bij de voorjaarsvergadering van de Wereldbank ter sprake te brengen, en landen op
te roepen om de activiteiten van aasgierfondsen via wetgeving te reguleren?
47. Antwoord kabinet
Naar aanleiding van de toezegging om uw Kamer te informeren over «aasgierfondsen»
heb ik navraag gedaan bij experts (zie AO Handelsbetrekkingen Afrika,
4 januari 2021, Kamerstuk
34 952, nr. 121). Deze navraag wijst uit dat er geen recente gevallen bekend zijn van procesvoering
tussen lenende landen en investeerders in speculatieve schulden, die dreigen een schuldherstructurering
te blokkeren om het rendement op hun investering te vergroten (een van de definities
van «aasgierfondsen»). Het verschijnsel is volgens deze experts zeldzaam – er zijn
slechts enkele gevallen bekend. Hierbij moet worden opgemerkt dat er geen sluitende
juridische definitie van «aasgierfondsen» bestaat. Dat maakt het ontwikkelen van toegesneden
wetgeving complex. De toenemende aanwezigheid van
Collective Action Clauses
in obligatiecontracten heeft bijgedragen aan het spoedige verloop van recente herstructureringen
van private claims.
Ook de toegenomen
bestuurlijke capaciteit van lenende landen heeft ertoe geleid dat processen tegen
«aasgierfondsen» de laatste jaren, voor zover bekend, amper nog voor komen. Om een
bijdrage te leveren aan het verminderen van kwetsbare schuldenposities acht Nederland
een inzet op het vergroten van transparantie zinvoller dan een oproep tot regulering
van «aasgierfondsen». Door middel van dit antwoord wordt tevens invulling gegeven
aan eerdergenoemde toezegging.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd om te lezen dat het kabinet het vergroten
van het aanbod van schuldinstrumenten met een andere risicoverdeling tussen debiteur
en crediteur aanmoedigt. Het kabinet noemt daarbij het voorbeeld van leningen in lokale
valuta. Is het kabinet bereid om de Wereldbank te verzoeken om ook andere innovaties
in de markt voor overheidsschulden te onderzoeken? Hierbij valt bijvoorbeeld te denken
aan obligaties of andere leningen waar terugbetalingen meebewegen met economische
schokken, bijvoorbeeld als gevolg van klimaatrampen, pandemieën of schommelingen in
grondstoffenprijzen.
48. Antwoord kabinet
Er wordt reeds onderzoek door het IMF en de Wereldbank gedaan naar de haalbaarheid
van producten als
state-contingent debt instruments
, producten waarbij de rente gekoppeld kan worden aan de bbp-ontwikkeling van een
land of bijvoorbeeld een grondstofprijs die voor het desbetreffende land relevant
is, en het inbouwen van
natural disaster
clauses
. Het kabinet steunt dat dit onderzoek gedaan wordt. Met name voor het eerste type
product is de markt nog relatief onrijp. Er moet bij onderzoek onder andere aandacht
zijn voor de impact die toepassing van dergelijke producten heeft op de kosten en
de bereidheid bij crediteuren om erin te investeren.
Groen, inclusief en weerbaar herstel
De leden van de GroenLinks-fractie verwelkomen de focus van de Wereldbank op een groen,
inclusief en duurzaam herstel en ondersteunen de mobilisatie en inzet van kapitaal
voor investeringen in duurzame infrastructuur. In dit kader zijn deze leden wel teleurgesteld
dat de wereldwijde steunpakketten zich nog minder richten op groene investeringen
dan de steunpakketten in de nasleep van de financiële crisis van 2008. Zo stelt een
recent rapport van Vivid Economics dat van de 14.9 biljoen dollar aan steunpakketten slechts 1.8 biljoen dollar naar
groene investeringen gaat, terwijl er 2.8 biljoen dollar naar investeringen gaat die
juist zullen leiden tot extra uitstoot en vervuiling. Hoe kijkt het kabinet hiernaar?
49. Antwoord kabinet
Het kabinet ziet dit ook en zal bij de voorjaarsvergadering refereren aan het recente
UNEP rapport «Are we building back better?» dat stelt dat slechts 18% van de mondiaal
aangekondigde herstelfinancieringen kan worden aangemerkt als groen, met name in hoge
inkomenslanden. Nederland dringt bij de Wereldbank aan op snelle doorvertaling van
de geïntroduceerde
Green Resilient and Inclusive Development
aanpak naar de eigen herstelfinanciering, in lijn met Nederlands beleid dat herstel
duurzaam, inclusief en weerbaar moet zijn.
Wat gaat het kabinet ondernemen om het aandeel werkelijk groene en duurzame investeringen
in de steunpakketten in Nederland, de Europese Unie én daarbuiten zo spoedig mogelijk
omhoog te krijgen?
50. Antwoord kabinet
Bij de voorjaarsvergadering van de Wereldbank zal Nederland opnieuw oproepen tot scherpere
sturing op groen en inclusief herstel, aan de hand van de door de Wereldbank gepresenteerde
visie op groene, weerbare en inclusieve ontwikkeling.
Daarnaast financiert Nederland technische ondersteuning om landen te helpen groen
en inclusief herstel vorm te geven, via het NDC Partnership en de speciale
Green and Resilient Recovery
faciliteit van de
Climate Investment Funds
. Deze technische ondersteuning wordt deels uitgevoerd via de Wereldbank.
Deze leden erkennen verder dat beleidshervormingen van belang zijn om groen, inclusief
en weerbaar herstel mogelijk te maken, maar zij hebben wel vragen over de specifieke
hervormingen waar de Wereldbank op in zal zetten. De agenda heeft het daarbij in eerste
instantie over handelsbeleid en begrotingsbeleid. Aan welke hervormingen moeten we
hierbij denken, zo vragen deze leden? Erkent het kabinet dat in sommige gevallen een
restrictiever handelsbeleid, met de bescherming van bepaalde sub-sectoren, juist een
rol kan spelen bij het bewerkstelligen van groen, inclusief en weerbaar herstel in
ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld om kortere voedselketens en lokale werkgelegenheid
te stimuleren? Erkent het kabinet dat het ideale begrotingsbeleid ook sterk afhangt
van de context? Zijn de echt belangrijke hervormingen voor groen, inclusief en duurzaam
herstel niet ook juist gelegen op het gebied van sterkere wet- en regelgeving rond
klimaat en biodiversiteit, of op het gebied van sociale bescherming, zo vragen deze
leden? Is het kabinet bereid deze accenten mee te geven bij de voorjaarsvergadering?
51. Antwoord kabinet
De Wereldbank legt de nadruk op hervormingen, zoals het wegnemen van belemmeringen
die de duurzame groei van de private sector in de weg staan, het stimuleren van eerlijke
concurrentie en innovatie, het tegengaan van ongelijkheid, en het beprijzen van CO2 uitstoot. De Wereldbank zet verder in op kansen voor vergroening en klimaatvriendelijke
handel, het wegnemen van handelsbelemmeringen, het stimuleren van regionale ketens,
met name in Afrika, en investeringen in handelsfinanciering en digitale oplossingen
die bijdragen aan weerbare en duurzame handel en waardketens. Het kabinet steunt die
inzet en is van mening dat handel ook moet bijdragen aan lokale werkgelegenheid. Protectionisme
is niet de oplossing. Internationale samenwerking, waarbij productie- en handelsketens
nog beter op elkaar aansluiten, is dat wel. Ook bevatten WTO-akkoorden bepalingen
waardoor ontwikkelingslanden handelsbarrières gefaseerd kunnen afbouwen en meer beleidsruimte
houden – ook wel bekend als «Special and Differential Treatment».
Wat betreft begrotingsbeleid is de context van een land inderdaad van belang. Nederland
vindt het in algemene zin belangrijk dat landen zorgvuldig afwegingen maken tussen
de intensiveringen van begrotingsuitgaven, de wijze waarop dit gefinancierd wordt
en de eventuele tekorten die landen daarbij aangaan.
Het kabinet hecht aan een herstelaanpak gericht op het behoud en scheppen van werkgelegenheid,
met oog voor achtergestelde groepen, waarbij productief en waardig werk, sociale bescherming,
rechten op het werk en sociale dialoog de agenda bepalen. Voortdurende inzet van de
Wereldbank op menselijk kapitaal is nodig, gezien de impact van COVID-19 op zorgverlening
en onderwijs. De positie van meisjes en vrouwen verdient hierbij speciale aandacht.
Nederland benadrukt verder de kans om te investeren in sectoren die bijdragen aan
klimaatmitigatie en -adaptatie, en om steun aan fossiele brandstoffen uit te faseren
en vraagt de Wereldbank om een aanjagende rol te spelen om te komen tot een coherente
aanpak van de schuldencrisis en de klimaatcrisis.
De voornoemde leden ondersteunen de inzet van Nederland om aandacht te vragen voor
de kwaliteit en inclusiviteit van bestuur, en voor een ambitieus nieuw klimaatplan
van de Bank zelf. Het kabinet schrijft de Bank te zullen oproepen om zich te committeren
aan een datum waarop financieringen volledig in lijn moeten zijn met de doelen van
het klimaatakkoord. Welke datum heeft het kabinet hierbij in gedachte?
52. Antwoord kabinet
Zie het antwoord op vraag 34.
IDA middelentekort
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet wil inzetten op een vervroeging
van de 20e middelenaanvulling (IDA-20), in plaats van een extra aanvulling van IDA-19. In hoeverre
heeft dit gevolgen voor de tijdige beschikbaarheid van benodigde middelen? Is het
niet een optie om in te zetten op een combinatie van beide, zo vragen deze leden?
Deze leden kunnen zich in algemene zin goed vinden in de voorgestelde Nederlandse
inzet voor de onderhandelingen over de beleidsprioriteiten voor IDA-20. Zij vragen
of Nederland daarnaast ook in kan zetten op de bescherming van biodiversiteit, het
scheppen van duurzame werkgelegenheid en het versterken van de positie van vrouwen
en meisjes.
53. Antwoord kabinet
IDA haalt op dit moment middelen van het IDA19 programma (2020–2023) naar voren voor
de COVID-19-respons, waardoor een tekort voor de latere jaren van het IDA19 programma
ontstaat. Door het IDA20 programma een jaar naar voren te halen (van 2023–2026 naar
2022–2025) komen eerder middelen beschikbaar waardoor financiering aan IDA-landen
ook tijdig verstrekt kan worden. Het is daardoor niet nodig het IDA19 programma daarnaast
op te hogen.
Over de beleidsinhoudelijke prioriteiten zal de komende maanden onderhandeld worden.
Onder IDA19 is de ambitie op klimaat verhoogd, met speciale aandacht voor biodiversiteit.
Werkgelegenheid is onderdeel van de thematische focus van IDA19 onder JET (
jobs and economic transformation). Menselijk kapitaal, met bijzondere aandacht voor vrouwen en jongeren, is onder
IDA19 een dwarsdoorsnijdend thema. Deze focus van IDA19 reflecteert de Nederlandse
ontwikkelingsprioriteiten en Nederland zal zich voor deze onderwerpen ook bij de onderhandelingen
van IDA20 inzetten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier