Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ouwehand over de ontdekking dat het vogelgriepvirus H5N8 op mensen is overgesprongen en de rol van Nederland bij het vergroten van de wereldwijde risico’s op zoönose-uitbraken
Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de ontdekking dat het vogelgriepvirus H5N8 op mensen is overgesprongen en de rol van Nederland bij het vergroten van de wereldwijde risico’s op zoönose-uitbraken (ingezonden 23 februari 2021).
Antwoord van Minister Van Ark (Medische Zorg), mede namens de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 8 april 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2020–2021, nr. 2031.
Vraag 1
Heeft u meegekregen dat zeker zeven mensen in Rusland besmet zijn geraakt met het
vogelgriepvirus, nadat virusvariant H5N8 van dier op mens is overgesprongen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat hiermee voor het eerst is vastgesteld dat niet alleen de vogelgriepvarianten
H5N1, H7N9 en H9N2 voor mensen gevaarlijk zijn, maar ook de variant H5N8?
Antwoord 2
Nee. Het hoogpathogene vogelgriep (HPAI) serotype H7N7, dat in 2003 in Nederland veel
uitbraken veroorzaakte, was voor mensen niet ongevaarlijk. Het is wel voor het eerst
dat H5N8 bij mensen gevonden werd.
Vraag 3
Heeft u gelezen dat Dr. Anna Popova, hoofd van de Russische gezondheidsdienst Rospotrebnadzor,
waarschuwt dat het een kwestie van tijd is dat het virus zodanig verder muteert dat
het van mens op mens overdraagbaar wordt?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Herinnert u zich dat onder andere de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) waarschuwt
dat de mortaliteit van vogelgriepvirusvariant H5N1 onder mensen 60% is?
Antwoord 4
Ja, de WHO geeft aan dat wanneer mensen zijn geïnfecteerd met dit specifieke virus,
de mortaliteit ongeveer 60% is.
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat in de afgelopen jaren vogelgriepvarianten H5N1, H7N9 en H5N8
in de Nederlandse pluimveehouderij zijn rondgegaan?
Antwoord 5
Ja. HP H5N1 is op 1 bedrijf gevonden in 2020. Er is 1 keer een H7N9 besmetting geweest
in 2016 en dat betrof laag pathogene vogelgriep (LPAI). H5N8 is op meerdere bedrijven
gevonden in 2016–2017 en 2020–2021. Geen van deze virussen was verwant aan zoönotische
stammen.
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat de variant H5N8, hetzelfde virus dat in Rusland mensen heeft
besmet, sinds oktober 2020 ook weer in de Nederlandse pluimveehouderij rondwaart en
heeft gezorgd voor diverse uitbraken in kippen- en eendenstallen, zoals afgelopen
zaterdag nog in Noord-Brabant?2
Antwoord 6
De in Nederland gevonden virussen betreffen inderdaad een HPAI H5N8 virus. De virussen
die dit seizoen in Nederland zijn gevonden, vallen echter in een ander genetisch cluster
dan de recent in Rusland gevonden virussen met verschillen in opbouw van eiwitten.
Het zijn verschillende varianten van H5N8 en de bevindingen in Rusland zijn niet zo
maar door te trekken naar de situatie in Nederland. Er zijn geen aanwijzingen dat
de stam die in Nederland heeft gecirculeerd besmettelijker is voor mensen dan bij
aanvang van de uitbraken in 2020 door het RIVM is ingeschat, namelijk «laag». De internationale
berichtgeving rept niet van ziekte bij betrokken werknemers.
Vraag 7
Heeft u het artikel «De volgende pandemie wordt uitgebroed in kolossale kippenstallen»
gelezen, waarin vogelgriepexpert professor Thijs Kuiken de journalist «een spoedcursus»
geeft over het ontstaan van dodelijke vogelgriepvirussen en wat we daaraan kunnen
doen?3 Wanneer heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kennisgenomen
van dit artikel?
Antwoord 7
Ja. Op 25 november 2020 is kennisgenomen van het artikel.
Vraag 8
Vindt u dat het artikel een juiste weergave van de feiten over vogelgriep is en vindt
u dat de analyse van het risico op het ontstaan van een nieuwe zoönotische pandemie
in de pluimveehouderij klopt? Zo nee, welke feiten en welke onderdelen van de analyse
kloppen volgens u niet?
Antwoord 8
De aannames en analyses die in het artikel staan kan ik niet allemaal verifiëren.
De expertgroep zoönosen, die onlangs onder leiding van dhr. drs. Henk Bekedam van
start is gegaan, zal ook de zoönotische risico’s van vogelgriep beoordelen en wegen.
Mede op basis van het rapport van deze expertgroep zal het kabinet reageren op vragen
over het risico op het ontstaan van een nieuwe zoönotische pandemie.
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat vanwege H5N8-uitbraken in Nederland sinds oktober 2020 inmiddels
meer dan 733.000 dieren zijn vergast bij vijftien bedrijven en één hobbydierhouder?4
Antwoord 9
In totaal zijn er 733.420 dieren geruimd ten gevolge van uitbraken met vogelgriep
sinds oktober 2020. Dit betrof naast uitbraken met H5N8, een uitbraak met H5N1 en
een uitbraak met LPAI H5N2. Drie bedrijven werden preventief geruimd.
Vraag 10
Kunt u bevestigen dat de belastingbetaler een groot deel van de kosten van het monitoren
en bestrijden van dierziekten moet betalen, via het zogenaamde «Diergezondheidsfonds»?
Wat zijn tot nu toe de totale kosten van het vergassen van deze dieren en de vergoedingen
die worden betaald aan de betrokken pluimveebedrijven? Hoe hoog is het bedrag dat
door de belastingbetaler wordt betaald?
Antwoord 10
Het Diergezondheidsfonds is ingesteld om dierziekten effectief te bestrijden en zo
verspreiding van de ziekte te voorkomen. De kosten voor het testen van ogenschijnlijk
gezonde dieren (monitoring) en verdachte dieren (verdenkingen), en het doden en vernietigen
van besmette dieren (bestrijding) van professionele houders worden – na aftrek van
de Europese subsidie en tot het plafondbedrag – volledig gedragen door de pluimveesector.
De overheid vergoedt wel de kosten voor het testen en doden van hobbymatig gehouden
dieren. De kosten van het testen van dieren bij geringe verhoogde sterfte, zonder
duidelijke verdenking op vogelgriep (early warning) wordt gedeeld tussen EU, overheid
en pluimveesector. De kosten voor het doden van besmette dieren en de tegemoetkoming
in schade tijdens de huidige HPAI uitbraak (tot en met de uitbraak van in Sint-Oedenrode
op 20 februari jl.) worden geschat op € 4.752.827,=. De bijdrage van het Ministerie
van LNV is naar verwachting maximaal € 100.000,=. Deze overige kosten worden – na
aftrek van de Europese subsidie – gedragen door de pluimveesector.
Vraag 11
Kunt u bevestigen dat stallen die vanwege vogelgriep zijn «geruimd», dat wil zeggen:
waarin alle dieren zijn vergast, doorgaans gewoon weer worden volgezet met nieuwe
dieren? Vindt u dat verantwoord? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Antwoord 11
Als een stal door de NVWA op basis van voorgeschreven en op Europese regelgeving gebaseerde
protocollen is vrijgegeven en er gelden geen vervoersbeperkingen meer in dat gebied,
betekent het dat er opnieuw kippen kunnen worden opgezet. Dat is een verantwoorde
werkwijze. Het is in Nederland niet voorgekomen dat er ten gevolge van een onvoldoende
reiniging en ontsmetting, herbesmetting optrad.
Vraag 12
Bent u bereid te besluiten dat deze stallen niet opnieuw mogen worden gevuld? Zo ja,
hoe? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Nee, aangezien de voorgeschreven procedures erop gericht zijn dat geen herbesmetting
optreedt.
Vraag 13
Was of is het u of ambtenaren van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
bekend dat Nederlandse «vermeerderingsbedrijven» (waar hennen en hanen worden gebruikt
om bevruchte eieren te leggen waar plofkippen, leghennen of ouderdieren voor de vleeskuiken-
of eiersector uitkomen) per jaar ongeveer 540 miljoen van deze broedeieren exporteren
en dat Rusland de grootste afzetmarkt is buiten de Europese Unie (EU)?5 Zo ja, sinds wanneer?
Antwoord 13
Dit type informatie is openbaar en wordt bijgehouden door het Centraal Bureau voor
de Statistiek. Het Ministerie van LNV is hier specifiek van op de hoogte omdat voor
deze exporten gezondheidscertificaten moeten worden afgegeven. De NVWA en haar voorgangers
geven, indien de broedeieren aan alle gestelde voorwaarden voldoen, deze gezondheidscertificaten
af.
Vraag 14
Kunt u bevestigen dat Nederland daarmee actief meewerkt aan het opbouwen dan wel in
de benen houden van pluimvee-industrieën in andere landen?
Antwoord 14
Deze vraag kan ik niet beantwoorden. Ik kan niet beoordelen of en in hoeverre het
wegvallen van de export van broedeieren uit Nederland van invloed zou zijn op pluimveesectoren
in andere landen.
Vraag 15
Was of is het u of ambtenaren van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
bekend dat Rusland al jaren te maken heeft met veelvuldige uitbraken van het vogelgriepvirus
en dat daar in de afgelopen jaren veel grote pluimveebedrijven, onder andere bedrijven
met ouderdieren, zijn «geruimd»? Zo ja, sinds wanneer?
Antwoord 15
Ja, dat is bekend. Landen die lid zijn van de Wereldorganisatie voor Diergezondheid
(OIE) melden uitbraken van belangrijke dierziekten aan de OIE. Deze informatie is
beschikbaar voor de leden. Ook via andere bronnen kunnen uitbraken van vogelgriep
wereldwijd worden gevolgd, bijvoorbeeld via ProMED (https://promedmail.org/). Deze informatie is zowel bekend bij het Ministerie van LNV als het Ministerie van
VWS.
Vraag 16
Is het u of ambtenaren van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bekend
dat Nederlandse bedrijven in 2018 al 242 miljoen broedeieren naar Rusland exporteerden
en dat dit aantal mede door de uitbraken sinds 2019 nog verder is toegenomen?6 7
Antwoord 16
Nee, deze specifieke informatie is wel bekend bij het Ministerie van LNV.
Vraag 17
Is het u of ambtenaren van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bekend
dat door de vogelgriepuitbraken in de Nederlandse pluimveehouderij dit najaar de export
van Nederlandse broedeieren en eendagskuikens naar landen buiten de EU grotendeels
instortte?
Antwoord 17
Ja. Een uitbraak van HPAI in Nederland heeft gevolgen voor de export van eendagskuikens
en broedeieren en van pluimveevlees naar landen buiten de EU. Aan de exportvoorwaarden,
die zijn vastgelegd in exportcertificaten, kan in zo’n geval niet worden voldaan waardoor
de NVWA niet certificeert voor bepaalde bestemmingen. Daarnaast sluiten sommige derde
landen hun grenzen voor producten uit Nederland of uit delen van Nederland. De gevolgen
voor de export van betrokken bedrijven in Nederland zijn ingrijpend.
Vraag 18
Is het u of ambtenaren van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bekend
dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit actief is gaan lobbyen
om de handelsbelemmeringen op te heffen, toen ook Rusland onze broedeieren niet meer
wilde hebben?
Antwoord 18
Ja, LNV zet zich in om handelsbelemmeringen met derde landen, die het gevolg zijn
van dierziekte-uitbraken, op te lossen. Daarbij zijn de afspraken en standaarden die
zijn vastgelegd door de Wereldorganisatie voor Diergezondheid (OIE) voor een veilige
handel het uitgangspunt.
Vraag 19
Erkent u dat Nederland door het in de benen houden van de Russische pluimveehouderij,
een beruchte brandhaard voor het vogelgriepvirus, rechtstreeks de kans heeft vergroot
op het ontstaan van nieuwe uitbraken van het vogelgriepvirus, dat via trekvogels in
oktober 2020 opdook in de Nederlandse pluimveehouderij, en waardoor dit als een boemerang
terug is gekomen?
Antwoord 19
Zoals gezegd in antwoord op vraag 14 kan ik niet beoordelen of en in hoeverre de export
van broedeieren uit Nederland van invloed zou zijn op pluimveesectoren in andere landen.
Vraag 20
Wat vindt u ervan dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het niet
nodig vindt om met u te overleggen over de inspanningen van haar ministerie om de
export van broedeieren naar Rusland weer op gang te krijgen, terwijl het vogelgriepvirus
nog volop rondwaart?8
Antwoord 20
Ik overleg intensief met mijn collega van LNV over zoönosen, ook over vogelgriep.
Vraag 21
Vindt u het verantwoord dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
en het Ministerie van Buitenlandse Zaken economische activiteiten blijven najagen
die rechtstreeks gevaren kunnen opleveren voor de volksgezondheid in Nederland, aangezien
u politiek verantwoordelijk bent op het moment dat een nieuwe voor de mens gevaarlijke
infectieziekte (zoönose) ontstaat? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 21
Nederland volgt bij de handel met derde landen de standaarden van de Wereldorganisatie
voor Diergezondheid (OIE) en relevante dierziekten en zoönosen worden in Nederland
bestreden in overeenstemming met de regelgeving van de Europese Unie.
Vraag 22
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) toezicht moet
houden op de preventie en de monitoring van dierziekten?
Antwoord 22
Deels kan ik dat. De NVWA handhaaft de wettelijk voorgeschreven preventie- en monitoringregels.
Veehouders hebben naast de naleving van wettelijke preventieregels ook een grote eigen
verantwoordelijkheid wat betreft de gezondheid van hun dieren.
Vraag 23
Kunt u bevestigen dat de NVWA volgens recent onderzoek van Deloitte onvoldoende capaciteit
en kwaliteit heeft om deze taken uit te voeren, waardoor er volgens Deloitte een grotere
kans is dat er een dierziekte uitbreekt, dat een dierziekte pas later ontdekt wordt
en dat een dierziekte zich verder kan verspreiden?9
Antwoord 23
Deloitte heeft een onderzoek uitgevoerd naar de taken en middelen van de NVWA. Deloitte
geeft aan dat met de thans beschikbare middelen de maatschappelijke opdracht van de
NVWA op 100 van de 152 taken niet naar verwachting of conform eis kan worden uitgevoerd,
onder meer op het gebied van dierziekten (zie Kamerstuk 33 835, nr. 171 d.d. 16 oktober 2020).
Een 24/7 beschikbaarheid van de NVWA en alle contractpartijen die voor de dierziektebestrijding
nodig zijn, draagt zorg voor een snelle en zorgvuldige ruiming van het besmette bedrijf
en het nemen van andere maatregelen zoals in de beleids- en uitvoeringsdraaiboeken
is vastgelegd. Dit vraagt veel capaciteit.
Daarom wordt gewerkt aan verschillende opties om de geconstateerde ontoereikendheid
te verkleinen. Enerzijds door te kijken naar mogelijkheden voor extra capaciteit,
maar ook door te kijken naar het huidige takenpakket van de NVWA en de handhaafbaarheid
van huidige wet- en regelgeving (zie Kamerstuk 33 835, nr. 179 d.d. 29 januari 2021).
Vraag 24
Heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in het najaar van 2020
met u overlegd voordat zij ook de NVWA inzette om de exportmarkten voor broedeieren
weer te openen? Zo ja, wat was uw reactie? Zo nee, hoe kan dat, aangezien de ministeries
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en die van Volksgezondsheids, Welzijn en
Sport samen verantwoordelijk zijn voor de NVWA?
Antwoord 24
Nee, het is niet nodig dat de Minister van LNV specifiek hierover met mij overlegt.
Vraag 25
Zou het niet beter zijn als de NVWA onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport komt te vallen? Zo nee, hoe voorkomt u dan dat
de dienst wordt ingezet voor de economische belangen van de veehouderij, terwijl zij
de wettelijke taken moeten uitvoeren die van belang zijn om onder meer dierziekten
te kunnen opsporen?
Antwoord 25
De NVWA houdt toezicht op het naleven van wet- en regelgeving die belangrijke publieke
waarden als voedselveiligheid, dierenwelzijn en diergezondheid borgt. Dat is niet
anders in geval de NVWA onder verantwoordelijkheid van een ander ministerie zou vallen.
Vraag 26
Kunt u zich herinneren dat de Kamer u als gevolg van de aangenomen motie Ouwehand
doorzettingsmacht heeft gegeven bij niet alleen de bestrijding, maar ook de preventie
van besmettelijke dierziekten die een bedreiging vormen voor de volksgezondheid?10
Antwoord 26
Ja. In de brief van 28 mei 2020 (Kamerstuk 28 286, nr. 1096) is aangegeven dat het Kabinet deze motie heeft ontraden omdat met de huidige werkwijze
al invulling wordt gegeven aan de motie. Als er een bedreiging van de volksgezondheid
uitgaat van dierhouderijen, zoals recent bij de uitbraak van SARS-CoV-2 bij nertsen,
dan wordt gewerkt conform de zoönosenstructuur. Hierbij coördineert VWS de beleids-
en besluitvorming. Dat gaat in samenwerking met het Ministerie van LNV, het RIVM,
lokale bestuurders en GGD’en. De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren geeft het
Kabinet de bevoegdheid om voor de preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten
ter bescherming van de volksgezondheid maatregelen te treffen. De beide ministers
besluiten in goed onderling overleg en behouden daarbij hun eigen beleidsverantwoordelijkheid,
waarbij in alle gevallen de volksgezondheid voorop staat. Op deze wijze is de bescherming
van de volksgezondheid zowel uitgangspunt als doel van alle genomen besluiten.
Vraag 27
Zet u zich in voor de preventie van besmettelijke dierziekten en is daarbij voor u
het voorzorgsbeginsel leidend? Zo ja, waar zie we daar bewijs van? Geldt dit volgens
u ook voor uw collega’s van landbouw en buitenlandse handel?
Antwoord 27
Het beleid voor besmettelijke dierziekten, die geen zoönosen zijn, wordt gemaakt door
het Ministerie van LNV. De preventie van dierziekten is erg belangrijk. Voor bepaalde
ernstige dierziekten zijn daarover internationale afspraken gemaakt en zijn wettelijke
voorschriften gemaakt. Voor de preventie van de meeste dierziekten is de houder zelf
de primair verantwoordelijke. Zie ook het antwoord op vraag 21.
Vraag 28
Bent u bereid te besluiten om te stoppen met de export van broedeieren en eendagskuikens?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 28
Nee, zie voor de motivatie het antwoord op vraag 21.
Vraag 29
Kunt u bevestigen dat het kabinet, als gevolg van de aangenomen motie Ouwehand, voor
het eind van 2020 een analyse klaar had moeten hebben van de grondoorzaken van het
ontstaan van zoönosen, maar dat de expertgroep die deze analyse gaat uitvoeren pas
half februari 2021 in het leven is geroepen en dat de resultaten hiervan pas voor
de zomer van 2021 worden verwacht?11
Antwoord 29
Nee, er is toegezegd dat eind 2020 het plan van aanpak gereed zou zijn. Onder andere
in de Kamerbrief van 21 november 2020 (Kamerstuk 28 286, nr. 1138) is aangegeven dat het kabinet, gelet op de ontwikkelingen en de impact van zoönosen
op mens, dier en maatschappij, vooruit wil blikken en breder gaat bezien wat nodig
is om zoönosen in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen. Het kabinet gaf toen aan
daartoe, samen met een expertgroep die ingesteld wordt, in beeld te brengen wat nodig
is in de breedte van volksgezondheid, diergezondheid en milieu om het risico op het
ontstaan van zoönosen zoveel mogelijk te verkleinen. In de Kamerbrief van 31 december
2020 (Kamerstuk 28 286, nr. 1166) is het plan van aanpak uiteengezet, waarmee ook de motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk
25 295, nr. 452) wordt uitgevoerd. In de Kamerbrief van 12 februari jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 990) is uw Kamer geïnformeerd over het staande beleid en de aanvulling die hierop gedaan
wordt.
Vraag 30
Vindt u het verantwoord om rustig af te wachten tot de zomer van 2021 terwijl wetenschappers
al jaren waarschuwen dat 75% van de nieuwe infectieziekten die de mens bedreigen ontstaat
door de manier waarop de mens omgaat met dieren en de natuur, en dat een nieuwe zoönotische
pandemie elk moment kan ontstaan als we bewezen risico’s als de veehouderij niet aanpakken?
Zo ja, kunt u dat uitleggen? Zo nee, wat gaat u in de tussentijd doen om de risico’s
op het ontstaan van nieuwe zoönosen te verkleinen?
Antwoord 30
Het kabinet wacht niet rustig af, zie het antwoord op vraag 29. Zoals aangegeven in
de Kamerbrief van 12 februari jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 990) is er staand beleid dat wordt versterkt. Zo verkennen we parallel aan de analyse
die de expertgroep uitvoert hoe de inzet in Europees en mondiaal verband kan worden
geïntensiveerd en zetten we in op extra onderzoek. Bovendien evalueren we de zoönosenstructuur
naar aanleiding van SARS-CoV-2 onder nertsen. Het kabinet zal de reactie op de uitkomsten
van de evaluatie van de zoönosenstructuur en de expertgroep in gezamenlijkheid bezien
en voor de zomer de Kamer informeren over de uitkomsten.
Vraag 31
Kunt u deze vragen één voor één en binnen een week beantwoorden?
Antwoord 31
Tot mijn spijt is dit vanwege zorgvuldige afstemming niet haalbaar gebleken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.