Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Raan en Van den Nieuwenhuijzen over het transparantiebeleid van ontwikkelingsbank FMO en door FMO gefinancierde misstanden in de Democratische Republiek Congo
Vragen van de leden Van Raan (PvdD) en Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks) aan de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Financiën over het transparantiebeleid van ontwikkelingsbank FMO en door FMO gefinancierde misstanden in de Democratische Republiek Congo (ingezonden 16 februari 2021).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking), mede
namens de Minister van Financiën (ontvangen 7 april 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2020–2021, nr. 1988.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Banken stappen uit plantages Congo zonder landroof
op te lossen»1 en het rapport «Finance as Agro-Colonialism» gepubliceerd door elf ngo's, waaronder
Milieudefensie?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u contact gehad met FMO over het rapport en zo ja, wat was de reactie van FMO?
Antwoord 2
Mijn medewerkers hebben contact gehad met FMO over het rapport. FMO maakt zich zorgen
over de lokale situatie bij de plantages van Plantations et Huileries du Congo (PHC)
– met name in en rondom de Lokutu plantage – en begrijpt goed dat er aandacht voor
is vanuit het maatschappelijk middenveld. FMO zet zich sinds haar investering in 2015
in voor verbeteringen in de milieu en sociale standaarden op de PHC plantages en is
in contact met verschillende NGO’s over de situatie aldaar.
Vraag 3
Welk deel van de in totaal 150 miljoen dollar aan leningen die Feronia-PHC sinds 2013
heeft ontvangen van Europese ontwikkelingsbanken is verstrekt door FMO?
Antwoord 3
FMO heeft een lening van USD 16,5 miljoen aan PHC verstrekt. PHC is het Congolese
bedrijf dat tot voor kort het bezit was van Feronia Inc.
Vraag 4 en 6
Klopt het dat FMO en de ontwikkelingsbanken BIO, DEG en EAIF zich in mei 2020 bereid
toonden om 80% van de uitstaande leningen aan Feronia-PHC af te schrijven? Kunt u
verduidelijken welk bedrag de ontwikkelingsbanken precies bereid waren af te schrijven
en wat daarbinnen het aandeel van FMO was? Kunt u delen wat de overwegingen waren
om in te stemmen met deze afschrijving? Kunt u bevestigen dat deze afschrijving plaatsvond
of zal plaatsvinden?
Heeft Feronia-PHC voldaan aan de voorwaarden die door de Europese ontwikkelingsbanken
werden gesteld aan het afschrijven van de lening, namelijk een herziening van het
Environmental & Social Action Plan (ESAP)? Welke herziening moest er volgens de ontwikkelingsbanken
plaatsvinden en hoe is dit door Feronia-PHC geïmplementeerd?
Antwoord 4 en 6
Van FMO heb ik begrepen dat PHC zich al lange tijd in financieel zwaar weer bevindt,
waardoor er onvoldoende geld is om de benodigde verbeteringen ten aanzien van milieu
en sociale standaarden door te voeren. FMO en de andere ontwikkelingsbanken hechten
veel waarde aan deze verbeteringen. Het verbeteren van deze standaarden was een belangrijke
reden voor FMO om in 2015 te investeren in PHC.
FMO geeft aan dat mede naar aanleiding van het zorgwekkende Human Rights Watch rapport
(dat eind 2019 is uitgekomen) een nieuw Environmental and Social Action Plan (ESAP)
is afgesproken tussen de ontwikkelingsbanken en PHC in januari van dit jaar. Een samenvatting
van dit ESAP is te vinden op de PHC website3; het ESAP adresseert de belangrijkste zorgen uit het rapport en gaat in op implementatie
en bijbehorende deadlines. Het ESAP is het resultaat van harde eisen die de ontwikkelingsbanken
hebben gesteld en kan daarmee eveneens gezien worden als een overzicht van de verbeteringen
die volgens de ontwikkelingsbanken moesten plaatsvinden.
Om de lokale omstandigheden en de financiële situatie van PHC te verbeteren, hebben
FMO en de Duitse (DEG) en Belgische (BIO) ontwikkelingsbanken afgesproken met PHC
dat maximaal 80% van de door hun verstrekte leningen afgeschreven zal worden onder
de voorwaarde dat bepaalde mijlpalen binnen het ESAP behaald zijn (max. USD 32,5 miljoen
afschrijving). Wat betreft FMO gaat het om een bedrag van maximaal USD 13,2 miljoen.
In het afgesproken proces wordt steeds een deel van de lening afgeschreven bij het
behalen van een specifieke mijlpaal. Op dit moment hebben nog geen afschrijvingen
op de lening plaatsgevonden.
De financiële situatie van PHC was begin 2020 zo slecht dat een faillissement dreigde
voor zowel PHC als Feronia. Aandeelhouder KKM was bereid extra geld te investeren
om PHC te redden, mits het meerderheidsaandeelhouder zou worden. Dit is gebeurd en
de aandelenstructuur via de Canadese holding Feronia Inc is door middel van een faillissementsprocedure
beëindigd. Tegelijkertijd zijn er onderhandelingen gestart over het herstructureren
van de schulden en dit proces is bijna afgerond.
Bij deze herstructurering hebben sommige crediteuren er voor gekozen om hun leningen
volledig en zonder aanvullende voorwaarden af te schrijven. FMO heeft daar niet voor
gekozen en besloten om een deel van hun lening af te schrijven onder de voorwaarde
dat specifieke ESAP-mijlpalen behaald worden. Door invloed te houden op het bedrijf
en betrokken te blijven bij PHC, blijft FMO zich inspannen om de omstandigheden voor
de lokale bevolking te verbeteren.
Vraag 5
Klopt het dat na het faillissement van Feronia Inc. het teruggeven van de concessierechten
aan lokale gemeenschappen niet aan de orde is geweest? Heeft FMO hier op enig moment
voor gepleit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Van FMO heb ik begrepen dat de grond waar de PHC plantages zich op bevinden eigendom
is van de Congolese overheid. Het is daarmee niet mogelijk om vanuit PHC of FMO concessierechten
voor deze grond aan een andere partij te verstrekken, zoals een organisatie die de
lokale gemeenschap vertegenwoordigt. De eerder vermelde herstructurering van PHC was
gericht op Feronia Inc., het Canadese moederbedrijf van PHC dat is opgeheven als onderdeel
van de herstructurering. De bedrijfsactiviteiten van PHC in DR Congo zijn gedurende
dit proces onverminderd voortgezet. De bestaande concessieafspraak tussen de overheid
van DR Congo en PHC, over de landrechten, is daarom in de herstructureringsgesprekken
geen onderwerp van gesprek geweest en daarmee ongewijzigd gebleven.
Vraag 7
Herinnert u zich dat u in uw beantwoording van eerdere schriftelijke vragen van 22 november
20194 stelde dat er bij constatering van te lage lonen een verbetertraject richting een
leefbaar loon en tijdige uitbetaling wordt opgenomen in een actieplan? Klopt de bewering
uit het ngo-rapport dat werknemers op de plantages nog steeds minder dan het minimumloon
verdienen? Is FMO een verbetertraject gestart nadat eerder bleek dat werknemers van
Feronia-PHC minder dan een leefbaar loon verdienen en hun loon te laat uitbetaald
krijgen? Zo ja, wat waren de resultaten van dit verbetertraject en hoe wordt gecontroleerd
of werknemers nu daadwerkelijk minstens het minimumloon verdienen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
Ja, ik herinner mij deze beantwoording.
Van FMO heb ik begrepen dat PHC minstens het wettelijk minimumloon betaalt aan zowel
vaste als tijdelijke werknemers. Dit staat ook in het ESAP afgesproken met de ontwikkelingsbanken.
Naleving hiervan wordt gecontroleerd door onafhankelijke adviseurs waarbij salarisstroken
worden gecontroleerd en interviews worden gehouden met werknemers.
Ook is een afspraak tussen de ontwikkelingsbanken en PHC gemaakt dat de lonen zich
dienen te ontwikkelen richting een leefbaar loon. Dit is een belangrijk streven van
FMO, maar op korte termijn lijkt een verhoging naar een leefbaar loon niet haalbaar
omdat PHC al lange tijd verliesmakend is en de financiële situatie precair is. De
ontwikkeling richting een leefbaar loon is gekoppeld aan specifieke financiële waarden
die signaleren dat de loonsverhoging mogelijk is. Met een combinatie van productiviteitsverbeteringen
en hogere palmolieprijzen kan de financiële positie van PHC verbeteren en wordt verhoging
van de lonen mogelijk met als uiteindelijk doel een leefbaar loon.
Daarnaast heeft PHC volgens FMO sinds de verstrekking van de lening van de ontwikkelingsbanken
een verbetertraject ingesteld ten aanzien van tijdige uitbetaling van de lonen. PHC
rapporteert elk kwartaal aan FMO over hoe de salarisbetalingen lopen. FMO wordt geïnformeerd
op het moment dat een uitbetaling vertraagd is, ook over de maatregelen die zijn genomen
om een te late betaling te verhelpen.
De naleving van het ESAP wordt minstens jaarlijks gecontroleerd door een onafhankelijke
adviseur en – indien mogelijk – een medewerker van een van de ontwikkelingsbanken.
Het laatste monitoring report is in december 2020 opgeleverd. Bij een dergelijke controle
controleert de onafhankelijk adviseur ook of werknemers tijdig en minstens het geldende
minimumloon betaald krijgen.
Vraag 8
Herinnert u zich dat u in uw beantwoording van eerdere schriftelijke vragen van 20 november
20195 stelde dat wanneer onderzoek naar landrechten tekortschiet er beroep kan worden gedaan
op het onafhankelijke klachtenmechanisme van FMO en de Duitse en Franse ontwikkelingsbanken?
Antwoord 8
Ja.
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat lokale gemeenschappen in november 2018 een klacht indienden
via het gezamenlijke klachtenmechanisme? Klopt het dat twee jaar na de start van de
klachtenprocedure de bemiddeling nog niet is begonnen? Zo ja, waarom niet?
Antwoord 9
Van FMO heb ik begrepen dat eind 2018 vertegenwoordigers van de lokale gemeenschappen
inderdaad gebruik hebben gemaakt van het onafhankelijke klachtenmechanisme dat is
opgezet door FMO, DEG en de Franse ontwikkelingsbank Proparco. Omdat DEG de leidende
ontwikkelingsbank is in het consortium van ontwikkelingsbanken dat in PHC heeft geïnvesteerd,
wordt op dit moment de klacht beschouwd als een klacht aan het adres van DEG.6 In het kader van deze klacht heeft het expertpanel van het klachtenmechanisme in
november 2018 en augustus 2019 de indieners bezocht en met leden van de lokale gemeenschap
gesproken.
De indieners en PHC hebben vervolgens gezamenlijk gekozen voor een bemiddelingsproces
onder begeleiding van het expertpanel van het klachtenmechanisme. Via FMO heb ik van
het expertpanel begrepen dat het panel sinds de keuze voor het bemiddelingsproces
niet heeft kunnen afreizen naar Congo vanwege reisbeperkingen naar aanleiding van
de COVID-19-pandemie. Zodra de reisrestricties opgeheven zijn zal het panel afreizen
en kan het bemiddelingsproces daadwerkelijk beginnen.
Vraag 10
Wat gebeurt er als de klachtenprocedure niet naar tevredenheid wordt afgerond voordat
de ontwikkelingsbanken definitief geen belangen of financiering meer hebben in Feronia-PHC?
Antwoord 10
Het is belangrijk om te benadrukken dat onder de huidige klachtenprocedure gekozen
is voor een bemiddelingsprocedure. Zowel de lokale gemeenschap als PHC hebben vrijwillig
gekozen om gezamenlijk – onder begeleiding van het expert panel van het klachtenmechanisme
als neutrale partij – tot een oplossing te komen.
Het klachtenmechanisme fungeert hierbij niet als scheidsrechter of als alternatief
voor het lokale rechtssysteem. Van FMO heb ik begrepen dat het klachtenmechanisme
voornemens is om het bemiddelingsproces door te zetten, ook indien er geen financiele
relatie meer zou bestaan tussen de ontwikkelingsbanken en PHC. Of een bemiddelingsproces
afgerond kan worden hangt af van de bereidheid hiertoe van de beide betrokken partijen.
Vraag 11
Kunt u toelichten hoe de toekenning, in 2019, van een financiering ter waarde van
250.000 euro aan Feronia met het oog op capaciteitsopbouw heeft bijgedragen aan de
klachtenprocedure van de ontwikkelingsbanken? Om welk type financiering ging het?
Maakt deze financiering deel uit van het afgeschreven bedrag? Stelt FMO eenzelfde
hoeveelheid financiering beschikbaar aan de lokale gemeenschappen, die in hun klacht
expliciet vragen om financiële en technische ondersteuning tijdens de procedure?
Antwoord 11
Van FMO heb ik begrepen dat het bedrag is ingezet voor een capaciteitsopbouwprogramma
met als doel het PHC management en PHC werknemers (zoals plantagebewakers) te ondersteunen
bij het opbouwen van een goede relatie met lokale gemeenschappen, naast het verbeteren
van enkele specifieke milieu en sociale standaarden (onder andere IMVO monitoring
en verbetering werknemer klachtenmechanisme). Dit bedrag is verschaft als toelage
om bovenstaande doelen te bereiken en staat los van de klachtenprocedure.
Het bedrag is geen onderdeel van de FMO lening die bij het behalen van bepaalde mijlpalen
uit het ESAP gedeeltelijk afgeschreven wordt.
Via FMO heb ik van het expertpanel begrepen dat lokale gemeenschappen (als onderdeel
van het bemiddelingsproces) toegang hebben tot financiële ondersteuning vanuit het
klachtenmechanisme wanneer dit nodig is voor het succesvol afronden van het bemiddelingsproces.
Via FMO heb ik begrepen dat de lokale gemeenschappen tot op heden geen verzoek hebben
ingediend bij het panel.
Vraag 12
Welke stappen neemt u om een goede uitvoering van het klachtenmechanisme te borgen?
Antwoord 12
Het klachtenmechanisme is opgezet door FMO, DEG en Proparco en opereert onafhankelijk
van deze partijen. De ontwikkelingsbanken leveren wel operationele en financiële ondersteuning.
Het kabinet toetst onder andere door middel van evaluaties of het IMVO-beleid van
FMO voldoet aan de hierover gemaakte afspraken en of FMO’s IMVO beleid vooruitstrevend
is, in de zin van dat FMO’s beleid normatief is (zoals afgesproken). In de recente
evaluatie van FMO concludeert de evaluator dat het opzetten van een onafhankelijk
klachtenmechanisme vooruitstrevend is; een dergelijk mechanisme ontbreekt bij veel
andere ontwikkelingsbanken. Het klachtenmechanisme pakt klachten professioneel en
serieus op, ondanks dat het relatief nieuw is. De evaluator concludeert echter ook
dat de bekendheid en toegankelijkheid van het klachtenmechanisme verbeterd dienen
te worden. Daarnaast is er ruimte voor verbetering bij het opvolgen van aanbevelingen
en het documenteren en monitoren van de voortgang ervan.
De resultaten van deze evaluatie zijn onderdeel van de strategische dialoog tussen
het kabinet en FMO. Het kabinet ziet er op toe dat FMO de bevindingen en aanbevelingen
uit de evaluatie adresseert.
Vraag 13
Bent u bereid om alsnog maatregelen te treffen om de inheemse bevolking hun landrechten
terug te helpen verkrijgen?
Antwoord 13
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 5 heb ik begrepen van FMO dat het land waar
de PHC plantages zich op bevinden in eigendom van de Congolese overheid is.
FMO is een staatsdeelneming die op afstand van de Staat opereert en verantwoordelijk
is voor haar eigen beleid en strategie. Als beleidsverantwoordelijk ministerie ziet
het Ministerie van Buitenlandse Zaken toe op de maatschappelijke missie van FMO en
dat het IMVO beleid van FMO vooruitstrevend is. Een belangrijk onderdeel van het IMVO
beleid van FMO is het uitgebreide due diligence onderzoek dat FMO verricht voorafgaand aan een investering. Landrechten maken onderdeel
uit van een dergelijk onderzoek.
In het geval van PHC had de Duitse ontwikkelingsbank DEG het voortouw bij het verrichten
van hetdue diligence onderzoek. DEG heeft de resultaten van het onderzoek gedeeld met de andere ontwikkelingsbanken,
waaronder FMO. FMO stelt dat bij de start het due diligence onderzoek van DEG voldoende juridische waarborgen bood, ook ten aanzien van landrechten,
om deel te nemen aan het project. Tijdens de verschillende stappen in het investeringsproces
heeft FMO nader onderzoek gedaan naar de geldigheid van de concessieovereenkomsten.
Het kabinet onderstreept het belang van goede en duidelijke landrechten, vreedzame
en eerlijke oplossingen voor landconflicten en de bescherming van lokale gemeenschappen
tegen landroof. Het kabinet heeft vertrouwen in FMO’s beleid rondom landrechten dat
na een publieke consultatieronde is vastgesteld7 en in de wil van FMO om landrechtenschendingen te voorkomen. Hierbij is het belangrijk
dat FMO naast het doen van goed due diligence onderzoek voorgaand aan de investering, ook heel alert is en blijft tijdens een investering
op landrechtenkwesties en hier constructief mee om gaat. Het is daarom belangrijk
dat in het nieuwe ESAP afspraken gemaakt zijn tussen de ontwikkelingsbanken en PHC
over het adresseren van aan landrechten gerelateerde kwesties en dat PHC en de lokale
gemeenschappen hebben ingestemd met een bemiddelingsproces onder leiding van het onafhankelijke
klachtenmechanisme over dit onderwerp.
Vraag 14
Kunt u een overzicht geven van de stappen die u heeft ondernomen ten aanzien van de
Nederlandse ontwikkelingsbank FMO sinds FMO in 2019 onder vuur kwam te liggen vanwege
de financiering van Feronia?
Antwoord 14
Ik interpreteer bovenstaande vraag als hoe de ministeries om zijn gegaan met de berichtgeving
van eind 2019 – specifiek in Trouw op 15 oktober en daaraan gerelateerde berichtgeving –
en het kritische Human Rights Watch Rapport over de zorgelijke omstandigheden bij
de Feronia-PHC palmolieplantages van 25 november jl.
Als onderdeel van de reguliere dialoog tussen de overheid en FMO spreken medewerkers
van zowel het Ministerie van Buitenlandse Zaken als het Ministerie van Financiën structureel
met FMO, ook over incidenten en mogelijke misstanden bij FMO investeringen. Zo nodig,
vragen de medewerkers FMO tijdens deze gesprekken om additionele informatie, bijvoorbeeld
over de maatregelen die FMO neemt, de lessen die te trekken zijn uit een situatie
en de mate waarin FMO’s beleid en de implementatie ervan toereikend is gebleken in
een situatie of aanpassing behoeft. Wanneer verbeteringen nodig zijn, spreekt het
kabinet FMO hierop aan. Gezien het aantal zorgelijke incidenten op het grondgebied
van de PHC plantages, is PHC een terugkerend onderwerp van deze gesprekken.
Na publicatie van het Trouw artikel dat zich grotendeels op Feronia-PHC richtte, is
FMO gevraagd om de informatie uit het artikel te verifiëren dan wel te ontkrachten.
Ook heeft de Nederlandse ambassade in Kinshasa op basis van lokale informatie en gesprekken
met andere betrokken ambassades zo goed mogelijk geprobeerd de informatie uit het
artikel te verifiëren. Gezien de afstand tussen Kinshasa en de PHC plantages is het
verifiëren van informatie ter plekke ook voor de ambassade erg moeilijk.
Desondanks zijn een aantal FMO medewerkers en een medewerker van de Nederlandse ambassade
in augustus 2019 afgereisd naar de Lokutu plantage om de situatie te bekijken. Uit
dit onderzoek kwam opnieuw het beeld van een problematische en fragiele situatie naar
voren.
Op 16, 17 en 25 oktober 2019 zijn Kamervragen gesteld naar aanleiding van bovenstaand
artikel. Voor de beantwoording van deze vragen is informatie opgevraagd bij FMO.
Voorafgaand aan de publicatie van het Human Rights Watch rapport op 25 november 2019
hebben zowel FMO als de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën meegewerkt
aan de publicatie, door het schriftelijk beantwoorden van vragen van Human Rights
Watch. Ook is een BZ medewerker aanwezig geweest bij een bespreking van het rapport
tussen FMO en Human Rights Watch.
In december 2019 is tijdens het halfjaarlijkse beleidsoverleg met de Raad van Bestuur
van FMO op ambtelijk niveau gesproken over bovenstaande publicaties en gerelateerde
Kamervragen. Tijdens dit overleg is ook gesproken over de IMVO aspecten van FMO’s
beoordeling van projecten voorafgaand aan een investering en de monitoring daarvan
tijdens een investering, ook in een situatie waarin FMO niet de leidende ontwikkelingsbank
in een consortium is.
Zoals aan uw Kamer toegezegd tijdens de BHOS Begrotingsbehandeling in 2019, zijn bovenstaande
situatie en FMO’s IMVO standaarden in algemene zin besproken door de Minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking met het bestuur van FMO (oktober
2020). In dit gesprek is onder andere het belang van gedegen vooronderzoek, monitoring
en het betrekken van lokale stakeholders benadrukt door het kabinet. In dit gesprek
heeft FMO enkele recente verbeteringen – zoals verbeterde grondoorzaakanalyses bij
incidenten – toegelicht.
In de opvolging van dit gesprek heeft FMO onder meer aandacht besteed aan het verder
verbeteren van de dialoog met NGO’s. Als onderdeel van de
strategische dialoog tussen de staat en FMO is gesproken over het doorvoeren van specifieke
verbeteringen in het IMVO beleid van FMO, zoals actualisatie van de geldende IMVO
standaarden en onderzoek naar mogelijkheden om lokale stakeholders eerder en beter
te betrekken bij investeringen, via bijvoorbeeld lokale partners van het Nederlandse
postennet.
In 2020 is FMO geëvalueerd door een onafhankelijke partij. Een belangrijk onderdeel
van de evaluatie betrof (de toepassing van) het IMVO beleid van FMO. Het evaluatierapport
en de reactie van het kabinet op de bevindingen en aanbevelingen wordt u parallel
toegezonden.
Vraag 15
Bent u bereid om de resultaten van hetdue diligence-onderzoek dat door de Duitse ontwikkelingsbank is uitgevoerd en ter beschikking is
gesteld van FMO voordat de investering in Feronia-PHC plaatsvond te delen met de Kamer?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15
Het kabinet beschikt niet over genoemd onderzoek. Dit onderzoek bevat bedrijfsvertrouwelijke
informatie en om juridische redenen kan FMO dit document niet delen of openbaar maken.
Vraag 16
Op welke manieren zou op nationaal niveau wettelijke verankering van de zorgplicht
die financiële instellingen hebben ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen
kunnen bijdragen aan het voorkomen dat de brede welvaart wordt aangetast door bijvoorbeeld
mensenrechtenschendingen en milieuschade?
Antwoord 16
De algemene zorgplicht voor financiële dienstverleners is reeds wettelijk verankerd
in de Wet op het financieel toezicht (Wft, artikel 4:24a). Volgens deze wet zijn financiële
dienstverleners verplicht om op zorgvuldige wijze de gerechtvaardigde belangen van
de consument of begunstigde in acht te nemen. Als onder toezicht staande instelling
is FMO ook gehouden aan de zorgplicht die in de Wft is opgenomen.
De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) voeren het toezicht
op de financiële sector uit. De AFM ziet als onafhankelijk toezichthouder specifiek
toe op gedragstoezicht. Onderdeel van toezicht is de zorgvuldige behandeling van cliënten.
Bij evidente misstanden die het vertrouwen in de financiële dienstverlener of in de
financiële markten kunnen schaden, is de AFM bevoegd om een aanwijzing te geven om
binnen een redelijke termijn een bepaalde gedragslijn te volgen. Hiermee is de zorgplicht
die FMO heeft wettelijk verankerd.
Het kabinet verwacht verder van alle Nederlandse bedrijven die internationaal opereren,
waaronder Nederlandse financiële instellingen, dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen
(due diligence), in lijn met de OESO-richtlijnen voor Multinatonale Ondernemingen (OESO-richtlijnen)
en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s). Dit houdt in dat zij (potentiële) risico’s voor mens en milieu in kaart
brengen, voorkomen en aanpakken en hierover transparant zijn.
In de beleidsnota «Van voorlichten tot verplichten: een nieuwe impuls voor internationaal
maatschappelijk verantwoord ondernemerschap» van 16 oktober 2020 (Kamerstuk 26 485, nr. 337) concludeert het kabinet dat het huidige IMVO beleid aangescherpt dient te worden.
Het kabinet zet in op een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting, bij voorkeur
op Europees niveau, om de naleving van de OESO richtlijnen verder te bevorderen. Voor
meer informatie zie het genoemde kamerstuk.
Vraag 17
Deelt u de mening dat de financiering, door FMO, van Feronia en andere projecten waarbij
ernstige misstanden gedocumenteerd werden, de noodzaak illustreert van een wettelijke
verankering op nationaal niveau van deze zorgplicht, zodat de naleving van deze plicht
door een onafhankelijke toezichthouder gehandhaafd kan worden?
Antwoord 17
Zie het antwoord op vraag 16.
Vraag 18
Klopt het dat Feronia-PHC 2.100 kilometer aan operationele wegen, 3.000 huizen voor
werknemers, 95 scholen, 4 ziekenhuizen, 17 dispensaria en 6 gezondheidscentra opknapte,
zoals op de website van FMO wordt beweerd? Kunt u de coördinaten van deze locaties
aanleveren zodat deze informatie geverifieerd kan worden?
Antwoord 18
FMO heeft aan mij laten weten dat deze informatie uit het Sustainability Rapport 2017 van PHC’s toenmalige meerderheidsaandeelhouder Feronia komt8. Aangezien Feronia destijds aan de Canadese beurs genoteerd stond, is deze informatie
geverifieerd volgens de in Canada geldende standaarden. FMO geeft aan dat deze informatie
mogelijk verouderd is en dat bij het eerstvolgende monitoringbezoek van de onafhankelijke
adviseur deze persoon steekproefsgewijs bovenstaande informatie zal verifiëren.
FMO heeft geen beschikking over de exacte coördinaten van deze (sociale) infrastructuur.
Wanneer partijen uit bijvoorbeeld het maatschappelijk middenveld bovenstaande informatie
willen verifiëren, kunnen zij contact opnemen met FMO om te kijken hoe dit zo goed
mogelijk gefaciliteerd kan worden.
Vraag 19
Klopt het dat FMO en de andere betrokken ontwikkelingsbanken de lokale gemeenschappen
niet geconsulteerd hebben vooraleer het bedrijf over te dragen aan een private investeerder?
Zo nee, hoe en wanneer zijn de gemeenschappen geconsulteerd?
Antwoord 19
Er is geen sprake van dat PHC is overgedragen aan een private investeerder. Van FMO
heb ik begrepen dat er een (juridische) herstructurering heeft plaatsgevonden, die
zich voornamelijk richtte op het Canadese moederbedrijf van PHC: Feronia Inc. Als
onderdeel van deze herstructurering is een bestaande minderheidsaandeelhouder (KKM)
als gevolg van een broodnodige kapitaalinjectie de meerderheidsaandeelhouder van PHC
geworden, waarmee een direct faillissement van PHC is voorkomen. Deze herstructurering
is onder andere bekend gemaakt op de website van de Britse ontwikkelingsbank CDC (die
hiermee tevens crediteur is geworden in plaats van aandeelhouder) en de FMO website.9 Van FMO heb ik begrepen dat lokale gemeenschappen niet zijn geconsulteerd over deze
herstructurering, omdat de bedrijfsactiviteiten van PHC in DR Congo onverminderd zijn
voortgezet gedurende dit proces en lokaal geen veranderingen hebben plaatsgevonden.
In algemene zin zetten FMO en de Britse ontwikkelingsbank CDC zich in voor lokale
consultatie van lokale gemeenschappen door midden van technische assistentie aan PHC
ten aanzien van dit onderwerp.
Vraag 20
Welke vervolgstappen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat FMO de veronderstelde begunstigden
van ontwikkelingsprocessen waaraan FMO bijdraagt, betrekt en laat meebeslissen over
wat voor financiering en projecten kunnen bijdragen aan een verbetering van hun levenssituatie?
Antwoord 20
Om de positieve impact voor lokale gemeenschappen te vergroten en de risico’s op negatieve
consequenties te mitigeren, dienen de lokale gemeenschappen tijdig geïnformeerd en
betrokken te worden bij de projecten die FMO financiert. De verantwoordelijkheid daarvoor
ligt primair bij FMO’s klanten, maar FMO heeft zelf ook een verantwoordelijkheid.
FMO doet een uitgebreide due diligence (een vooronderzoek met betrekking tot gepaste zorgvuldigheid) bij investeringen met
een hoog (milieu en sociaal) risicoprofiel. Deze due diligence dient negatieve impact op mens en milieu zoveel mogelijk te voorkomen. Hierbij wordt
gekeken of de risico’s van een voorgenomen investering goed in kaart zijn gebracht,
of ze aanvaardbaar zijn en of een klant in staat is om de mitigerende maatregelen
te implementeren.
Daarnaast voert FMO (zelf of via een consultant) gesprekken met de lokale gemeenschap
en andere belanghebbenden van directe investeringen met hoge (sociale en milieu) risico’s,
om te monitoren of ze (i) goed zijn geïnformeerd door de klant van FMO, (ii) hun standpunten
hebben kunnen delen met de klant en (iii) of het project hun steun geniet.
Als de due diligence uitwijst dat (i) een project brede steun van genoemde lokale belanghebbenden geniet
en (ii) de potentiële negatieve gevolgen van een project naar verwachting goed worden
gemanaged, kan FMO financiering verschaffen. Indien nodig stelt FMO voorafgaand aan
de financiering een actieplan op met haar klanten dat onderdeel wordt van de contractuele
verplichtingen tussen FMO en een klant. Voordat overgegaan wordt tot financiering,
publiceert FMO basisinformatie over haar (voorgenomen) investeringen op haar website.
Met deze informatie worden het (internationale) maatschappelijke middenveld en andere
belanghebbenden op de hoogte gesteld en kunnen deze partijen relevante informatie
over de investering met FMO delen.
De recente FMO evaluatie concludeert dat FMO een toonaangevende ontwikkelingsbank
is op het gebied van IMVO en dat FMO vooruitstrevend is als het gaat om het ontwikkelen
van beleid voor de toepassing van mensenrechten bij investeringen. Als verbeterpunt
geeft de evaluatie aan dat FMO haar due diligence op de raadpleging van lokale belanghebbenden door (potentiële) klanten verder kan
uitbreiden en systematiseren. Ik ga na hoe FMO opvolging geeft aan dit verbeterpunt.
Daarnaast heb ik van FMO begrepen dat zij met NGO’s in gesprek is over dit verbeterpunt
en de rol die NGO’s spelen bij het betrekken van lokale belanghebbenden.
In het FMO evaluatierapport en de reactie van het kabinet in de aanbiedingsbrief vindt
u meer informatie over de bevindingen en aanbevelingen met betrekking tot het IMVO
beleid van FMO, de reactie van het kabinet en de vervolgstappen.
Vraag 21
Bent u bekend met het bericht «Transparantie ontwikkelingsbank FMO schiet tekort»
verschenen op 11 februari jl. in Trouw?10
Antwoord 21
Ja.
Vraag 22
Bent u bekend met het in het bericht aangehaalde rapport van hetInternational Accountability Project en de Foundation for the Development of Sustainable Policies en de gezamenlijk brief daarover aan FMO van 28 verschillende organisaties?11
Antwoord 22
Ja.
Vraag 23
Wat is uw appreciatie van het rapport en de brief?
Antwoord 23
Het transparantiebeleid van FMO (waar het rapport en de brief zich op richten) is
gericht op het informeren van het internationaal actieve maatschappelijk middenveld
voorafgaande aan een investering. NGO’s worden hierdoor in staat gesteld om relevante
informatie (uit hun netwerk) over de investeringen met FMO te delen, waardoor FMO
noodzakelijke verbeteringen kan doorvoeren. Het beleid is dus niet primair bedoeld
voor het betrekken van lokale belanghebbenden, maar draagt daar wel aan bij. Zoals
aangegeven in het antwoord op vraag 20, betrekt FMO deze belanghebbenden bij de due diligence (die plaatsvindt voorafgaande aan een investering en aan publicatie op de FMO-website).
Wanneer zich problemen voordoen bij een project, betrekt FMO tevens signalen van lokale
belanghebbenden bij het monitoren en controleren of de klant voldoet aan zijn verplichtingen
conform het (milieu en sociaal) actieplan richting lokale belanghebbenden.
Transparantie omtrent voorgenomen investeringen kan FMO helpen om negatieve effecten
te voorkomen en voordelen voor de lokale bevolking te vergroten. Het maatschappelijk
middenveld wordt door transparantie immers in staat gesteld om relevante informatie
met FMO te delen. Het rapport komt met verschillende aanbevelingen om de transparantiepraktijk
te verbeteren, bijvoorbeeld door consistentere informatie te verschaffen over voorgenomen
investeringen met hoge (milieu en sociale) risico’s. We verwachten van FMO dat zij
een lerende organisatie is en de adviezen gebruikt om haar beleid en de implementatie
ervan aan te scherpen. Ik begrijp van FMO dat zij hiertoe in gesprek is met de opstellers
van het rapport.
Vraag 24
Hoe kan het dat in slechts een kwart van de gevallen potentiële negatieve gevolgen
van een investering van FMO bekend werden gemaakt? Deelt u de mening dat dit percentage
te laag is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit te veranderen?
Antwoord 24
Het is mij niet duidelijk hoe het percentage van 25% tot stand is gekomen, waardoor
ik hier geen appreciatie van kan geven. Wel begrijp ik van FMO dat de deelneming normaliter
informatie verschaft over negatieve milieu en sociale effecten bij hoog risico klanten
en niet bij klanten met een lager risico (gezien de beperkte verwachte effecten).
In het rapport komt naar voren dat FMO niet in alle gevallen consistent is geweest
bij het delen van deze informatie. Zo is niet alle relevante informatie met betrekking
tot investeringen met hoge (milieu en sociale) risico’s openbaar gemaakt (zie ook
het antwoord op vraag 23). FMO heeft aan mij toegezegd de informatievoorziening voorafgaand
aan een investering verder te verbeteren. FMO zal op de website consistent het risicoprofiel
van investeringen vermelden en bij hoog-risico investeringen een indicatie van milieu
en sociale risico’s publiceren.
FMO gaat met de opstellers van het rapport in gesprek ter verheldering van het gestelde
percentage en om verdere lessen te trekken uit het rapport.
Vraag 25
Hoe beziet u de verantwoordelijkheid van FMO om lokale gemeenschappen die geraakt
worden door investeringen van FMO op eerlijke en tijdige wijze te betrekken en te
informeren? Deelt u de mening dat die verantwoordelijkheid niet alleen bij de klanten
van FMO, maar ook bij FMO zelf ligt?
Antwoord 25
Zie het antwoord op vraag 20.
Vraag 26
Op welke wijze kan FMO aantonen dat kennisdeling, consultatie en het openbaar maken
van belangrijke projectinformatie, waarvoor de verantwoordelijkheid volgens FMO vooral
bij de klant ligt, ook daadwerkelijk gebeurt?
Antwoord 26
FMO publiceert geen projectgegevens over consultatie van het maatschappelijk middenveld
in verband met de vertrouwelijkheid van klantinformatie. In het FMO jaarverslag is
wel in een geanonimiseerde lijst opgenomen hoeveel klanten onvoldoende presteren met
betrekking tot milieu en sociale risico’s en hoe FMO hiermee omgaat. Ik heb van FMO
begrepen dat dit 53 klanten betreft die op een of meerdere aspecten onvoldoende presenteren.
De totstandkoming van het jaarverslag is onderdeel van de accountantscontrole. FMO
baseert de genoemde informatie onder meer op een systeem waarmee klanten met een hoog
(milieu en sociaal) risicoprofiel worden gevolgd (onder andere) op hun vorderingen
ten aanzien van kennisdeling met en consultatie van de lokale gemeenschap. In dit
volgsysteem wordt ook verslag gedaan van een jaarlijkse voortgangsbezoek aan de klant,
waarbij wordt gemonitord in hoeverre de klant zich aan gemaakte afspraken houdt. De
evaluator heeft aangegeven hoe FMO deze monitoring kan versterken, onder andere door
het beter betrekken van lokale belanghebbenden (zie het evaluatierapport en de reactie
van het kabinet op de bevindingen).
Vraag 27
Bent u bereid om met FMO in gesprek te gaan gericht op een snelle verbetering van
de publieke toegankelijkheid van sociale- en milieueffecten van voorgenomen investeringen
door FMO? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat wordt uw inzet voor dat gesprek?
Antwoord 27
Het gesprek over verbetering van de publieke toegankelijkheid van effecten van voorgenomen
investeringen wordt gevoerd. De Staat toetst als aandeelhouder of FMO zich houdt aan
de afspraken tussen de Staat en FMO zoals die zijn vastgelegd in de statuten, de Overeenkomst
tussen de Staat en FMO en de criterianota (een bijlage bij de Overeenkomst, waarin
onder andere aanvullende afspraken staan met betrekking tot IMVO).
Zoals in het antwoord op vraag 14 aangegeven, heb ik in oktober 2020 met FMO gesproken
over IMVO en staat dit op de agenda van de beleidsdialoog met FMO. Daarbij is er zowel
aandacht voor voldoende transparantie met betrekking tot individuele projecten als
tot het klachtenmechanisme.
FMO heeft in de beleidsdialoog toegezegd de informatievoorziening voorafgaand aan
een investering verder te verbeteren. FMO zal op de website consistent het risicoprofiel
van investeringen vermelden en bij hoog-risico investeringen een indicatie van milieu
en sociale risico’s publiceren. Ook geeft FMO aan dat in het onderzoek voorafgaand
aan een investering beter meegenomen zal worden hoe een (potentiële) klant lokale
belanghebbenden van informatie voorziet en raadpleegt.
Ik zal erop toezien dat hier zo snel als mogelijk opvolging aan wordt gegeven en blijf
in voortdurend gesprek met FMO over verdere verbetering van de informatievoorziening.
Vraag 28
Bent u bereid om tijdens dit gesprek ook het belang van het adresseren en wegnemen
van extra barrières voor groepen in gemarginaliseerde posities, zoals inheemse groepen
en vrouwen, te benadrukken?
Antwoord 28
Ja. In de genoemde beleidsdialoog (zie het antwoord op vraag 27) worden de barrières
voor groepen in gemarginaliseerde posities benadrukt. Het is voor het kabinet van
belang dat zij direct of indirect baat hebben bij de investeringen en dat negatieve
effecten op deze groepen worden voorkomen.
Vraag 29
Kunt u toelichten hoe de Kamer geacht wordt gedegen controle te kunnen uitoefenen
op de investeringen van FMO als de informatie die FMO verschaft onvolledig is?
Antwoord 29
De Kamer kan het kabinet aanspreken op haar beleidsverantwoordelijke taak en op haar
taak als aandeelhouder van FMO (zie ook het antwoord op vraag 13). Indien de informatievoorziening
vanuit FMO ontoereikend is om deze taken te kunnen vervullen, dan zal het kabinet
FMO daarop aanspreken en de desbetreffende informatie opvragen. Momenteel ervaren
de departementen de informatievoorziening door FMO als toereikend.
Daarnaast kan de Kamer publieke informatie inzien met betrekking tot FMO’s investeringen,
zie daarvoor het FMO-jaarverslag en de projectinformatie op de FMO-website. Zoals
in het antwoord op vraag 27 is aangegeven, vindt er een reguliere beleidsdialoog met
FMO plaats over onder meer het verbeteren van het transparantiebeleid, waaronder de
informatievoorziening bij projecten met hoge (milieu en sociale) risico’s.
Vraag 30
Herinnert u zich uw beantwoording eerdere schriftelijke vragen van 20 november 201912 op de vraag of u een lijst van bedrijven die gefinancierd worden door FMO en zich
schuldig hebben gemaakt aan landroof met de Kamer kan delen, waarin u verwees naar
de website van FMO? Bent u, nu gebleken is dat in slechts een kwart van de gevallen
bekend wordt gemaakt welke potentiële negatieve gevolgen een investering van FMO kan
hebben voor mens een milieu, wel bereid om de Kamer deze lijst toe te sturen?
Antwoord 30
Ik herinner mij de eerdere beantwoording op de Kamervragen van 20 november 2019.
Zoals in het antwoord op vraag 24 is aangegeven, is het mij niet duidelijk hoe het
percentage van 25 procent tot stand is gekomen en publiceert FMO normaliter voor investeringen
met een hoog risicoprofiel welk type negatieve gevolgen voor mens en milieu van toepassing
zijn. Afgezien van dit percentage onderstreept het kabinet het belang van volledige
informatievoorziening, voldoende aandacht voor potentiële negatieve gevolgen en betrokkenheid
van lokale gemeenschappen.
In het jaarverslag van FMO kunt u lezen hoeveel klanten van FMO onvoldoende presteren
op het naleven van milieu en sociale standaarden. Ik heb van FMO begrepen dat dit
53 klanten betreft die op een of meerdere onderdelen onvoldoende presenteren. De lijst
in het jaarverslag is geanonimiseerd om de vertrouwelijkheid van klantinformatie te
borgen. Daarnaast publiceert het onafhankelijk klachtenmechanisme (ICM) van FMO alle
ontvankelijk verklaarde klachten op de website, inclusief alle rapportages van het
onafhankelijke panel dat deze klanten onderzoekt. FMO informeert het ministerie regelmatig
over problemen binnen de portefeuille, inclusief voorbeelden waarbij landrechten worden
betwist. Er is echter geen lijst beschikbaar van bedrijven die zich schuldig hebben
gemaakt aan onrechtmatige landonteigening. Dit is een gevolg van het feit dat FMO
zich voor een dergelijke classificatie moet beroepen op een (lokale) gerechtelijke
uitspraak; deze uitspraken zijn veelal niet voorhanden.
Vraag 31
Bent u, nu gebleken is dat FMO niet voldoende transparant is, bereid een inventarisatie
uit te voeren van alle projecten waar FMO bij betrokken is en die potentiële negatieve
gevolgen zouden kunnen hebben voor mens, dier, milieu, klimaat en biodiversiteit en
de projecten waarvan FMO verzuimt alle negatieve gevolgen te belichten daarbij te
betrekken? Kunt u deze inventarisatie met de Kamer delen?
Antwoord 31
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 20 en 25 is FMO in 2020 geëvalueerd door
een onafhankelijke evaluator, waarbij extra aandacht is geschonken aan IMVO. In deze
evaluatie zijn onder meer dertig verschillende FMO investeringen geanalyseerd. Op
basis van zijn bevindingen concludeert de evaluator dat FMO onder de ontwikkelingsbanken
als leidend gezien kan worden op het gebied van IMVO. Wel adviseert de evaluator om
de inspanningen gericht op het verbeteren van de transparantie door te zetten, waaronder
de openbaarheid van relevante informatie over (aanstaande) FMO investeringen, zoals
ook benoemd in de beantwoording op vraag 20. Mede naar aanleiding van dit advies heeft
FMO aan het kabinet toegezegd de informatievoorziening voorafgaand aan een investering
verder te verbeteren (voor meer informatie, zie het evaluatierapport en de reactie
van het kabinet in de aanbiedingsbrief). De toezegging van FMO in combinatie met de
bevindingen van de evaluatie geeft geen aanleiding om individuele projecten verder
te evalueren.
Vraag 32
Indien het antwoord op vraag 31 en 32 nee is, hoe gaat u er dan voor zorgen dat FMO
het maatschappelijk vermogen op verantwoorde wijze beheert, iets waarvan u in de beantwoording
van eerdere vragen van het lid van Raan over het nieuwe investeringsbeleid van FMO
aangaf dat de staat daarop toeziet als aandeelhouder?13
Antwoord 32
Als beleidsverantwoordelijk departement ziet het Ministerie van Buitenlandse Zaken
toe op de maatschappelijke missie van FMO en op de wijze waarop FMO invulling geeft
aan deze missie. Mijn medewerkers voeren hiertoe regelmatig overleg met FMO, bijvoorbeeld
via het beleidsoverleg tussen FMO, het Ministerie van Financiën en het Ministerie
van Buitenlandse Zaken. In het geval van de staatsfondsen – die FMO namens het kabinet
beheert ten behoeve van specifieke ontwikkelingsdoelstellingen – is de dialoog zeer
intensief. Het ministerie speelt geen rol bij individuele investeringsbeslissingen,
maar kan wel het gesprek aangaan over het algemene investerings- en IMVO-beleid en
toetst of FMO zich houdt aan de gemaakte afspraken die zijn vastgesteld in de documenten
die worden benoemd in de beantwoording op vraag 27. Mijn medewerkers en de medewerkers
van het Ministerie van Financiën zijn daarbij onder andere in gesprek met FMO over
de herziening van de criterianota. De nieuwe versie van deze nota wordt met de Tweede
Kamer gedeeld zodra dit herzieningstraject is afgerond.
De raad van bestuur van FMO stelt aan de hand van de kaders (uit de statuten, de Overeenkomst
en de criterianota) de (investerings-)strategie op. De Minister van Financiën (als
aandeelhouder) en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(als beleidsverantwoordelijke Minister) worden geconsulteerd voordat de strategie
wordt vastgesteld door de raad van commissarissen. FMO ontwikkelt dit jaar de strategie
tot 2030 en consulteert tijdens dit traject de Ministeries van Financiën en Buitenlandse
Zaken. Beide ministeries toetsen daarbij of de strategie past binnen de gestelde kaders.
Vraag 33
Welke stappen gaat u nemen om de transparantie en informatievoorziening van FMO te
verbeteren?
Antwoord 33
Zie het antwoord op vraag 29.
Vraag 34
Waarom zijn de resultaten van de reguliere evaluatie van FMO over de periode 2013–2018,
die naar verwachting in het tweede kwartaal van 2020 zouden worden opgeleverd, nog
niet met de Kamer gedeeld? Wanneer denkt u deze naar de Kamer te kunnen sturen? Deelt
u de mening dat het onwenselijk is dat FMO sinds 2012 niet meer aan reguliere evaluatie
onderhevig is geweest?
Antwoord 34
Parallel aan de beantwoording van deze Kamervragen worden het evaluatierapport plus
een aanbiedingsbrief met hierin een samenvatting van het rapport en een reactie van
het kabinet op de bevindingen rondom IMVO aan uw Kamer verstuurd. De evaluatie heeft
vertraging opgelopen als gevolg van de COVID-19 pandemie, waardoor bijvoorbeeld de
onderzoeksmethodes gewijzigd moesten worden als gevolg van reisrestricties. Ook andere
evaluaties hebben om dezelfde reden vertraging opgelopen, zoals gemeld in de Kamerbrief
inzake uitstel oplevering beleidsdoorlichting BHOS art.114
De vorige evaluatie van FMO is opgeleverd in 2014 en richtte zich op de periode 2008–2012.
Naast de evaluaties van FMO worden ook de verschillende fondsen die FMO namens de
overheid beheert periodiek geëvalueerd.
Vraag 35
Deelt u de mening dat de consultatie van het (lokaal) maatschappelijk middenveld een
belangrijk onderdeel moet uitmaken van de evaluatie van het informatiebeleid van FMO?
Zo ja, hoe zorgt u ervoor dat dit ook echt het geval is?15
Antwoord 35
Ja. De consultatie van het (lokaal) maatschappelijk middenveld is een belangrijk onderdeel
geweest van de FMO evaluatie. Voor meer informatie over de aanbevelingen van de evaluator
en de reactie van het kabinet, zie het evaluatierapport en de reactie van het kabinet
in de aanbiedingsbrief.
Vraag 36
Kunt u zich herinneren dat de Minister van Financiën tijdens het algemeen overleg
Staatsdeelnemingen op 3 februari 2021 zei: «Als er nou problemen ontstaan bij een
specifiek project, dan spreekt het kabinet wel met de raad van bestuur over de vraag
of het algemene investeringsbeleid en het mvo-beleid van FMO nog toereikend zijn.
Dat doe ik dan in nauwe afstemming met de Minister voor BuHa-OS»?
Antwoord 36
Ja, dit kan ik mij herinneren.
Vraag 37
Vormen de misstanden waar FMO bij betrokken is en het gebrek aan transparantie voor
u aanleiding om een gesprek aan te gaan met de raad van bestuur over de vraag of het
algemene investeringsbeleid en het mvo-beleid van FMO nog toereikend zijn? Zo ja,
kunt u de Kamer informeren over de plannen?
Antwoord 37
Zoals onder andere aangegeven in het antwoord op vraag 34 heeft er onlangs een evaluatie
plaatsgevonden, waarin IMVO-beleid een centrale rol had. De evaluator concludeert
hierin dat het IVMO-beleid van FMO vooruitstrevend is en voldoet aan de hierover gemaakte
afspraken. Tegelijkertijd ziet de evaluator ook ruimte voor verbeteringen. Het kabinet
ziet FMO als een lerende organisatie die op basis van geleerde lessen verbeteringen
in haar beleid doorvoert, bijvoorbeeld als het gaat om de raadpleging van lokale belanghebbenden
bij de due diligence. Er vindt een voortdurende beleidsdialoog plaats met FMO over het IMVO beleid, zoals
toegelicht in de beantwoording op vraag 32. In deze dialoog is er specifieke aandacht
voor de adviezen van de evaluator. Voor meer informatie over het IMVO beleid, inclusief
de mogelijke verbeterpunten, zie het evaluatierapport en de reactie van het kabinet
in de aanbiedingsbrief.
Vraag 38
Kunt u verklaren waarom FMO ondanks het gebrek aan transparantie relatief hoog scoort
op de Transparantiebenchmark in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2019? Kunt
u nog garanderen dat de Transparantiebenchmark een betrouwbaar beeld geeft? Vormt
het gebrek aan transparantie bij FMO voor u reden om de ranking te herzien?
Antwoord 38
De Transparantiebenchmark is een onderzoek naar de transparantie van MVO verslaglegging
onder de circa 500 grootste bedrijven in Nederland. Het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat laat dit tweejaarlijks uitvoeren.
De criteria voor de Transparantiebenchmark16 hebben betrekking op een breed scala aan transparantieaspecten. Voorbeelden zijn
transparantie met betrekking tot het bedrijfsmodel, strategie en resultaten. Daarnaast
wordt ook gekeken naar de verslaggevingscriteria die een bedrijf hanteert, de betrouwbaarheid
en volledigheid hiervan, en de wijze waarop stakeholderbetrokkenheid is vormgegeven.
FMO heeft in de Transparantiebenchmark (2019) een score van 75,8 behaald. Dit is ruim
boven het gemiddelde van financiële instellingen (42,8), maar laat ook zien dat er
ruimte is voor verbetering. FMO loopt voor op andere Europese bilaterale ontwikkelingsbanken
als het aankomt op openbaarheid van informatie, onder andere door een samenvatting
van een voorgenomen project te publiceren voordat een contract wordt gesloten en door
de ex-post rapportage in het jaarverslag op ESG-onderwerpen. Dit wordt bevestigd door
de recente FMO evaluatie, waarin naar voren komt dat FMO ten opzichte van andere DFI’s
een voortrekkersrol heeft op het gebied van economische en sociale onderwerpen (E&S issues). Tegelijkertijd toont de evaluatie aan dat er verbeterpunten zijn ten aanzien van
due diligence, zoals ook toegelicht in de beantwoording van eerdere vragen. Ik zie
geen aanleiding om de betrouwbaarheid van de Transparantiebenchmark ter discussie
te stellen.
Vraag 39
Deelt u de mening dat publiekecountry-by-country (cbc)-rapportage FMO inzicht kan gegeven in de mate waarin een klant zich schuldig
maakt aan belastingontwijking?
Antwoord 39
Voor multinationale ondernemingen met een omzet vanaf EUR 750 miljoen is een niet-openbare
country-by-country (cbc)-rapportage die gebruikt wordt door belastingdiensten reeds verplicht. Er ligt
momenteel een EU-richtlijnvoorstel in de triloog met het Europees Parlement om publieke
cbc-rapportage voor alle bedrijven met een wereldwijde omzet vanaf EUR 750 miljoen
te verplichten. Het kabinet is hier voorstander van.
Een cbc-rapportage kan FMO helpen om inzicht te krijgen in de mate waarin een klant
zich eventueel schuldig maakt aan belastingontwijking. FMO verlangt reeds cbc-rapportages
indien de klant wettelijk verplicht is een cbc-rapportage te maken. Het aantal klanten
van FMO met een omzet boven de EUR 750 miljoen is echter beperkt. Cbc-rapportage heeft,
gegeven het klantenbestand, dan ook geen grote toegevoegde waarde.
Ik heb van FMO begrepen dat de cbc-rapportage niet het enige middel voor FMO is om
belastingontwijking tegen te gaan. FMO vraag in relevante omstandigheden ook om verplichte
transfer-pricing-documentatie als instrument om meer transparantie af te dwingen. Indien deze documentatie
niet aanwezig is, zal FMO het project alleen aangaan onder de voorwaarde dat de klant
een deskundige adviseur aanneemt om de juiste transfer-pricing-documentatie op te stellen.
Vraag 40
Bent u bereid om u in te zetten voor publieke cbc -rapportage als voorwaarde om in
aanmerking te komen voor financiering door FMO? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 40
Zie antwoord op vraag 39. Cbc-rapportages leveren niet in alle gevallen voldoende
inzicht op. Daarom is het goed dat FMO het instrument van transfer-pricing-documentatie hanteert en opereert in lijn met FMO’s position statement on responsible tax.
Vraag 41
Klopt het dat Invest International gebruik zal maken van het transparantiebeleid van
FMO?
Antwoord 41
Invest International zal haar eigen transparantiebeleid ontwikkelen en zich daarbij
baseren op het transparantiebeleid van FMO, rekening houdend met haar eigen doelgroep
en doelstelling.
Vraag 42
Hoe wil u ervoor zorgen dat Invest International niet te maken zal krijgen met dezelfde
tekortkomingen in het transparantiebeleid?
Antwoord 42
Invest International zal de ervaringen bij FMO meenemen in het ontwikkelen van haar
eigen transparantiebeleid. Dit transparantiebeleid zal ook een van de relevante onderwerpen
zijn voor bespreking tijdens het periodieke beleidsoverleg tussen Invest International,
FMO, het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.