Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over proctoring
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over proctoring (ingezonden 12 februari 2021).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
6 april 2021).
Vraag 1
Is bekend welke instellingen gebruik maken van proctoring en zijn hier landelijke
afspraken over gemaakt? Zo ja, hoe zijn de landelijke studentenorganisaties hierbij
betrokken?
Antwoord 1
Volgens de VSNU maken alle instellingen behalve de RUG gebruik van online proctoring.
Bij een rondvraag van de VH onder 25 hogescholen gaf ongeveer de helft aan gebruik
te maken van online proctoring. Instellingen die gebruik maken van online proctoring
moeten zich houden aan de AVG, zoals ook aangegeven in de richtlijnen van AP1 en SURF2. Zie ook mijn antwoorden op eerdere vragen van uw Kamer.
Over online proctoring vindt afstemming plaats in verschillende onderwijsnetwerken.
Dit zijn netwerken zoals het landelijke juristen overleg, het functionarissen gegevensbescherming
overleg, het overleg van de contactpersonen ICT (csc) en de landelijke werkgroep tentamineren.
Daarnaast spreek ik regelmatig met de studentenorganisaties over de inzet van en de
ervaringen met online proctoring.
Vraag 2
Is bekend wat de effecten zijn van de inzet van proctoring tijdens tentamens op het
stressniveau van studenten en in hoeverre dit invloed heeft op de examenresultaten?
Zo nee, wordt hier onderzoek naar gedaan?
Antwoord 2
Er is geen onderzoek gedaan naar de mogelijke effecten van de inzet van online proctoring
op het stressniveau van studenten.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de opleidingscommissie volgens artikel 9.18 en artikel 10.3c
van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek adviesrecht heeft
op de manier waarop examens worden afgenomen (WHW Artikel 7.13) en proctoring hier
ook onder valt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
De opleidingscommissie heeft adviesrecht op verschillende onderdelen, zoals op de
manier waarop tentamens worden afgenomen (mondeling, schriftelijk of op andere wijze).
De inzet van online proctoring software valt hier niet onder, aangezien dit een manier
van fraudebestrijding is. Het is onderdeel van de surveillance, iets dat niet in de
OER staat, en hoort bij de richtlijnen vanuit de examencommissie. De examencommissie
beslist dus op decentraal niveau of online proctoring ingezet kan worden.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de studentgeleding van de centrale medezeggenschapsraad instemmingsrecht
heeft op het studentenstatuut (WHW artikel 9.59) en hierdoor ook het wettelijk recht
heeft op inspraak over voorzieningen, faciliteiten en regelingen die de rechten van
studenten beschermen, alsmede op de Onderwijs- en Examenregeling? Deelt u de mening
dat uit deze wetsartikelen voortvloeit dat Colleges van Besturen óók de centrale medezeggenschapsraad
moeten raadplegen alvorens verregaande maatregelen als proctoring in te voeren?
Antwoord 4
Ik deel de mening dat de centrale medezeggenschapsraad instemmingsrecht heeft met
betrekking tot de vaststelling of wijziging van het studentenstatuut. Onderdeel van
het studentenstatuut zijn inderdaad ook de voorzieningen voor studenten, ondersteunende
faciliteiten en een overzicht van de regelingen die de rechten van studenten beschermen.
Ik deel echter niet de mening dat de centrale medezeggenschapsraad ook recht op inspraak
heeft op de Onderwijs- en Examenregeling (OER). Uit artikel 7.59 volgt namelijk dat
het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut de vastgestelde OER bevat.
Dit betekent dat de centrale medezeggenschap niet het wettelijk recht heeft op inspraak
op de OER.
Medezeggenschap moet een natuurlijke gesprekspartner zijn van het bestuur en een belangrijke
factor in de besluitvorming. De student in de instelling staat immers centraal. Voor
elk door het college van bestuur te nemen besluit met betrekking tot het vaststellen
of wijzigen van het studentenstatuut is voorafgaande instemming van de centrale medezeggenschap
nodig. Zoals hierboven aangegeven betreft dit dus niet het opleidingsspecifieke deel
van het studentenstatuut.
Ik deel de mening dus niet dat er instemmingsrecht bestaat voor de manier waarop instellingen
fraude bestrijden. Online proctoring kan worden ingezet als er geen alternatieve mogelijkheden
voor fraudebestrijding voorhanden zijn. Dit neemt niet weg dat ik van mening ben dat
zorgvuldig moet worden omgegaan met het gebruik van proctoring. Het gesprek moet hierover
(regelmatig) gevoerd worden tussen instellingsbestuur en medezeggenschap.
Vraag 5
Worden opleidingscommissies en de studentgeleding van centrale medezeggenschapsraden
meegenomen in de besluitvorming rondom het digitaal afnemen van examens? Zo nee, wat
gaat u doen om te zorgen dat de medezeggenschap beter in staat wordt gesteld hun wettelijke
rechten uit te oefenen?
Antwoord 5
Ik ben ervan overtuigd dat een goed functionerende medezeggenschap cruciaal is voor
goed werkende universiteiten en hogescholen. Het is verstandig dat beslissingen dus
in goed overleg tussen bestuur en medezeggenschap worden genomen. Ook kan ik me voorstellen
dat sommige studenten terughoudend zijn over de inzet van online proctoring. Juist
in de huidige omstandigheden is het belangrijk het gesprek met elkaar aan te gaan,
te kijken wat de bezwaren zijn en welke oplossingen er liggen.
Uit een rondvraag van de VH en de VSNU, blijkt dat de medezeggenschap geparticipeerd
heeft in de besluitvorming rondom de inzet van online proctoring bij de hogescholen
en universiteiten die gebruik maken van online proctoring. Dit houdt overigens niet
in dat de medezeggenschapsraad hierover instemmingsrecht heeft, zoals ik al aangaf
in mijn antwoord op vraag 4.
Vraag 6
Wat doet u momenteel om universiteiten en hogescholen te ondersteunen in manieren
om examens en tentamens op een privacy veilige manier af te nemen? Hoe worden onderwijsinstellingen
gestimuleerd om zo veel mogelijk gebruik te maken van alternatieve testmethodes zoals,
openboektentamens en essayopdrachten?
Antwoord 6
Instellingen dienen op basis van de specifieke omstandigheden te bepalen welke toetsingsvorm
en eventuele maatregelen zij nodig achten voor hetgeen ze willen toetsen. Omdat het
organiseren van toetsen en examens in de coronacrisis een grote uitdaging is geworden,
zetten instellingen steeds meer in op alternatieve methodes zoals mondelinge tentamens,
openboektentamens en essayopdrachten. Instellingen zetten ook in op het organiseren
van tentamens op locatie, zolang zij de richtlijnen van RIVM in acht te nemen.
In mijn overleggen met instellingen blijf ik benadrukken dat indien een onderwijsinstelling
een toets of tentamen op een veilige manier kan organiseren die minder inbreuk maakt
op de privacy van de student, de instelling voor deze alternatieve toetsingsvorm moet
kiezen
In sommige gevallen zijn al deze alternatieven echter niet geschikt en wordt overgegaan
op de inzet van proctoring software. Indien een instelling dergelijke software gebruikt,
dient een instelling zich ook te houden aan de AVG, zoals dat ook aangegeven is in
de handreikingen van de Autoriteit Persoonsgegevens3 en SURF4.
Vraag 7
Kunt u in gesprek gaan met de onderwijsinstellingen en SURF om te inventariseren of
zij voldoende steun ervaren van de overheid en de resultaten terugkoppelen aan de
Kamer?
Antwoord 7
Wekelijks spreek ik met de koepelorganisaties VH, VSNU en met SURF waarin we het onder
andere hebben over online onderwijs. Online surveillance en proctoring is één van
de onderwerpen die ik regelmatig met hen bespreek. Ik heb op dit moment nog geen signalen
ontvangen waaruit blijkt dat instellingen onvoldoende steun vanuit de overheid ervaren
op het gebied van online surveillance en proctoring.
Vraag 8
Wat is uw mening over het besluit van de Erasmus Universiteit om een tweede camera
te verplichten zonder dat er berichten zijn binnengekomen over fraude bij tentaminering
met gebruik van slechts één camera?5 Deelt u de mening dat dergelijks verstrekkende maatregelen vooral besproken en positief
geadviseerd cq. goedgekeurd moeten worden door de opleidingscommissies en centrale
medezeggenschap?
Antwoord 8
Zie ook vraag 3 en 4 voor het antwoord op de tweede bovenstaande vraag.
De EUR moet kritisch blijven beoordelen of de inzet van online proctoring software
proportioneel is. Nauw overleg hierover met de medezeggenschap acht ik essentieel.
De EUR heeft naar aanleiding van gesprekken met de universiteitsraad toegezegd het
afleggen van onlinetentamens met online proctoring software tot een minimum te beperken.
Ook heeft de EUR aangegeven dat zij blijven zoeken naar andere maatregelen die de
kwaliteit van tentaminering kunnen waarborgen.
Ik heb onderwijsinstellingen in eerdere antwoorden op vragen van uw Kamer opgeroepen
om terughoudend te zijn met de inzet van een tweede camera bij online tentaminering
en alleen over te gaan op deze maatregel als het strikt noodzakelijk wordt geacht.
Ik kaart dit punt ook aan in mijn gesprekken met de koepelorganisaties.
Vraag 9
Klopt het dat, voorafgaand aan de inzet van de tweede camera, de Erasmus Universiteit
een pilot heeft uitgevoerd? Hebben andere hoger onderwijsinstellingen ook pilots hiermee
uitgevoerd? Zo ja, wat waren de resultaten van de verschillende pilots?
Antwoord 9
De EUR geeft aan dat er in december 2020 bij twee faculteiten pilots van bescheiden
omvang uitgevoerd zijn. De EUR is zelf tevreden omdat met de inzet van een tweede
camera surveillanten beter kunnen beoordelen of er sprake is van fraude.
De andere universiteiten geven aan dat er geen andere pilots zijn uitgevoerd.
De hogescholen geven aan dat er binnen het hbo pilots zijn uitgevoerd met de inzet
van een tweede camera. De bezwaren die dit oplevert hebben zelden te maken met privacyaspecten,
maar meer met de organiseerbaarheid. De hogescholen geven aan dat wanneer studenten
(bijvoorbeeld in panels) bevraagd worden op deze vorm, zij een inzet van een tweede
camera als positief ervaren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.