Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Lodders over de uitzending van Radar van 8 februari 2021 ‘Afschaffen levensloopregeling: ‘Overheid verandert halverwege de spelregels’’
Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de Staatssecretaris van Financiën over de uitzending van Radar van 8 februari 2021 «Afschaffen levensloopregeling: «Overheid verandert halverwege de spelregels»» (ingezonden 16 februari 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 1 april 2021).
Inleiding
Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van het lid Lodders
over de beëindiging van het overgangsrecht van de levensloopregeling. Voordat ik inga
op deze vragen en opmerkingen zou ik ter inleiding nog het volgende willen opmerken.
De levensloopregeling is sinds 1 januari 2012 niet meer beschikbaar voor nieuwe deelnemers.
Het toenmalige kabinet heeft de levensloopregeling afgeschaft omdat uit de evaluatie
van de levensloopregeling is gebleken dat de regeling in de praktijk slechts in geringe
mate bijdraagt aan haar voornaamste doelstelling: vermindering van de druk in het
spitsuur van het leven van werknemers. De levensloopregeling werd vooral gebruikt
om een tegoed op te bouwen om vervroegd voltijds uit te kunnen treden. Het toenmalige
kabinetsbeleid was er, mede vanwege vergrijzing en het betaalbaar houden van de sociale
zekerheid, juist op gericht om langer doorwerken te stimuleren.1 Voor de bestaande deelnemers van de levensloopregeling is in nauwe samenspraak met
uw Kamer voorzien in overgangsrecht waarmee de opgebouwde rechten in deze regeling
zoveel mogelijk zijn geëerbiedigd. Het overgangsrecht van de levensloopregeling heeft
mede vorm gekregen op basis van een in uw Kamer breed gesteund amendement van de leden
Dijkgraaf, Neppérus en Groot.2 Met dit amendement, waarbij mijn voorganger het oordeel aan de kamer liet, is enerzijds
geregeld dat het overgangsrecht om via de levensloopregeling te kunnen blijven sparen
in de tijd beperkt wordt namelijk tot 1 januari 2022 en dat op 31 december 2021 de
aanwezige levensloopaanspraak dan verplicht (belast) vrij valt (fictief genietingsmoment).
Anderzijds is met dit amendement de voorwaarde vervallen dat de gespaarde aanspraak
voor de financiering van verlof wordt aangewend. Juist het vervallen van deze voorwaarde
draagt ertoe bij dat deelnemers alle vrijheid en ruimte hebben om de aanspraak te
besteden naar eigen wens en behoefte. Dit betekent ook dat de aanspraak – mits er
sprake is van een pensioentekort – alsnog in een lijfrenteverzekering of in een bankspaarproduct
kan worden gestort. Tijdens de Kamerbehandeling is er ook uitgebreid bij stilgestaan
dat opname uit de levensloopregeling tot verhoging van het verzamelinkomen leidt en
daarmee gevolgen kan hebben voor de eventuele toeslagen die de deelnemers ontvangen
en ook kan leiden tot progressienadeel.3 Met de 80%-regelingen die golden in de jaren 2013 en 2015,4 die kort gezegd voorzagen in de mogelijkheid dat slechts 80% van de aanspraak werd
gerekend tot het loon voor de loonheffingen, werd zoveel mogelijk bewerkstelligd dat
een eventueel progressienadeel werd weggenomen. Het effect op toeslagen kon gemitigeerd
worden door te kiezen voor een langduriger uitkeringsfase.
Tenslotte dient te worden opgemerkt dat de in de wet Overige Fiscale Maatregelen 2021
opgenomen aanpassingen in het overgangsrecht tot doel hebben een goede afwikkeling
van de levensloopregeling mogelijk maken. Zo is onder andere het fictief genietingsmoment
in verband met de box 3 heffing vervroegd naar 1 november 2021. Hierdoor wordt voorkomen
dat voor de berekening van de over het jaar 2022 verschuldigde belasting in box 3
de facto wordt uitgegaan van de waarde van de levensloopaanspraak vóór loonheffing.
Inhoudelijk is het overgangsrecht niet gewijzigd.
Vraag 1
Bent u bekend met de uitzending «Afschaffen levensloopregeling: «Overheid verandert
halverwege de spelregels»»5?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft het Ministerie van Financiën of de Belastingdienst reacties ontvangen naar aanleiding
van deze uitzending? Zo ja, hoeveel en wat is de strekking van deze reacties? Zo nee,
hebben mensen de mogelijkheid om naar aanleiding van een uitzending zoals deze te
reageren naar de Belastingdienst? Zo ja, op welke manier?
Antwoord 2
Er zijn een tweetal reacties ontvangen, de strekking van deze reacties is dat wordt
verzocht om een (ruimere) overgangsregeling.
Vraag 3
Herinnert u zich de vragen van het lid Lodders6, de vragen van de VVD-fractie in het verslag over de Overige Fiscale Maatregelen
2021 over het eindigen van de levensloopregeling7 en de vragen van het lid Lodders over de levensloopregeling die zijn gesteld bij
het wetgevingsoverleg over het pakket Belastingplan 20208?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Herkent u zich in de zorgen van de deelnemers aan de levensloopregeling, de kijkers
van het programma Radar en de zorgen die de leden van de VVD-fractie eerder hebben
geuit over de nadelige (financiële) gevolgen die het eindigen van de levensloopregeling
kan hebben voor de volgende situaties? Kunt u de herkenning van de verschillende situaties
uitgebreid toelichten:
– mensen die de levensloopregeling zijn aangegaan voor de planning van hun pensioen;
deze deelnemers kunnen hun levensloopregeling niet inzetten voor deeltijdpensioen
of het eerder stoppen met werken terwijl zij deze regeling daar wel voor zijn aangegaan;
– mensen die in 2021 geconfronteerd worden met de uitbetaling van het levenslooptegoed
waardoor zij in 2021 een «te hoog» inkomen hebben waardoor zij mogelijk toeslagen
verliezen en of toeslagen moeten terugbetalen;
– mensen die in 2021 (en verder) geconfronteerd worden met de toegenomen heffing in
de belastingen wanneer een oorspronkelijk maandelijkse toelage verandert in een grote
uitbetaling in één keer en dit leidt tot een heffing in de hoogste belastingschijf
en/of de vermogensrendementsheffing?
Antwoord 4
Zoals hierboven aangegeven heeft het toenmalige kabinet de levensloopregeling afgeschaft
omdat uit de evaluatie van de levensloopregeling is gebleken dat de regeling in de
praktijk slechts in geringe mate bijdraagt aan haar voornaamste doelstelling: vermindering
van de druk in het spitsuur van het leven van werknemers. Voor bestaande deelnemers
van de levensloopregeling is voorzien in overgangsrecht (onder andere een overgangsperiode
van 10 jaar) waarmee de opgebouwde rechten in deze regeling zoveel mogelijk zijn geëerbiedigd.
Dit overgangsrecht is uitgebreid in uw Kamer behandeld. Ik begrijp dat de huidige
deelnemers aan de levensloopregeling niet blij zijn met het eindigen van de overgangsperiode.
Bij de vormgeving van het overgangsrecht is wel rekening gehouden met de hierboven
beschreven situaties en de belangen van de deelnemers. Met de 80%-regelingen werd
onder meer bewerkstelligd dat een eventueel progressienadeel werd weggenomen. Het
effect op toeslagen kon gemitigeerd worden door te kiezen voor een langduriger uitkeringsfase.
Door het vervallen van de voorwaarde dat de levensloopaanspraak moest worden aangewend
voor verlof, hebben deelnemers alle vrijheid en ruimte om de aanspraak te besteden
naar eigen wens en behoefte. Dit betekent ook dat de aanspraak – mits er sprake is
van een pensioentekort – alsnog in een lijfrenteverzekering of in een bankspaarproduct
kan worden gestort. Daarnaast kan de levensloopregeling worden omgezet in een pensioenregeling,
mits het fiscale kader voor pensioenopbouw hier ruimte voor biedt, en de pensioenregeling
dit toestaat.
Vraag 5
Klopt het dat er op dit moment naar verwachting nog 36.000 tot 45.000 mensen zijn
die een levensloopregeling hebben?
Antwoord 5
Halverwege oktober 2020 was de stand van zaken dat naar verwachting nog 36.000 tot
45.000 mensen aan een levensloopregeling deelnemen.9 Inmiddels is dit aantal waarschijnlijk gedaald door uitbetaling van de aanspraken.
Banken die levensloopregelingen beheren zien sinds het najaar 2020 een significante
daling van het uitstaande tegoed.
Vraag 6
Hoeveel mensen beschikten ten tijde van de afschaffing in 2012 over een levensloopregeling
boven de 3.000 euro? Welk bedrag was hier in zijn totaliteit opgespaard en hoeveel
was dit gemiddeld per deelnemer? Kunt u een overzicht delen van de jaarlijkse ontwikkeling
van het aantal deelnemers in de levensloopregeling en het nog gemiddelde en totale
openstaande bedrag van 2012 tot 2020?
Antwoord 6
De uitstaande levensloopaanspraken bedroegen in 2012 € 4,8 miljard. Het is niet bekend
hoe dit bedrag over de deelnemers verdeeld was. Ook is niet bekend wat de jaarlijkse
ontwikkeling is geweest van het aantal deelnemers in de levensloopregeling en het
nog gemiddelde en totale openstaande bedrag van 2012 tot 2020.
Vraag 7
Waarom is in 2012 besloten tot afschaffing van de levensloopregeling terwijl deze
regeling juist gezien werd als een stimulans om te sparen voor de toekomst?
Antwoord 7
Zoals in de inleiding is aangegeven, is de levensloopregeling afgeschaft omdat uit
de evaluatie van de levensloopregeling is gebleken dat de levensloopregeling in de
praktijk slechts in geringe mate bijdraagt aan de voornaamste doelstelling: vermindering
van de druk in het spitsuur van het leven van werknemers.10 De levensloopregeling is naar aanleiding hiervan sinds 1 januari 2012 niet meer beschikbaar
voor nieuwe deelnemers.
Vraag 8
Kunt u reflecteren op het handelen van de overheid als betrouwbare partner wanneer
een pensioenspaarproduct dat mensen moet stimuleren en de mogelijkheid moet geven
om te sparen voor bijvoorbeeld een aanvulling op het pensioen om eerder te stoppen
met werken of om om met deeltijdpensioen te gaan, zes jaar loopt met een overgangsperiode
van tien jaar, (zoals de levensloopregeling die in 2006 is gestart en in 2012 weer
is afgeschaft) terwijl mensen 30 en soms wel 40 jaar werken en actief sparen voor
hun pensioen? Wat is de gedachte achter een pensioenproduct dat relatief snel weer
wordt afgeschaft? Deelt u de mening dat dit mensen weinig vertrouwen geeft over nieuwe
fiscale regelingen en het mensen niet stimuleert om geld voor het pensioen opzij te
zetten als de opbouw door afschaffing teniet wordt gedaan en zoals de deelnemers aangeven:
«de overheid die halverwege de spelregels verandert»? Welke lessen trekt u hieruit
en hoe wilt u een ontwikkeling zoals rond de levensloopregeling in de toekomst voorkomen?
Antwoord 8
Voor de betrouwbaarheid van de overheid is voorspelbaarheid en stabiliteit van wetgeving
van belang. Dit neemt niet weg dat de wetgever wetgeving kan veranderen en dient te
veranderen om in te spelen op de veranderende maatschappij. Indien bij een dergelijke
wijziging overgangsrecht wenselijk is om eventuele gevolgen voor de bestaande gevallen
weg te nemen of zoveel mogelijk te mitigeren wordt, zoals in het onderhavige geval
ook heeft plaatsgevonden, dergelijk overgangsrecht vastgesteld.
De voornaamste doelstelling van de levensloopregeling was: vermindering van de druk
in het spitsuur van het leven van werknemers. Uit de evaluatie van de levensloopregeling11 blijkt dat de levensloopregeling in de praktijk slechts in geringe mate bijdraagt
aan deze doelstelling. De levensloopregeling wordt vooral gebruikt om een aanspraak
op te bouwen om vervroegd voltijds uit te kunnen treden. Daarom is de levensloopregeling
met ingang van 1 januari 2012 afgeschaft. Bij de vormgeving van het overgangsrecht
zijn in nauwe samenspraak met uw Kamer de belangen van de deelnemers die de aanspraak
gebruiken om vervroegd te kunnen uittreden meegewogen. Zo is met het overgangsrecht
de voorwaarde vervallen dat de gespaarde aanspraak voor de financiering van verlof
dient te worden aangewend. De reeds opgebouwde aanspraak kon zodoende al met ingang
van 1 januari 2013 bestedingsvrij worden opgenomen. Dit geeft deelnemers alle vrijheid
en ruimte om de aanspraak te besteden naar eigen wens en behoefte. Het omzetten van
de aanspraak in een pensioen was onder voorwaarden al mogelijk. Met het overgangsrecht
kon in aanvulling hierop de aanspraak – mits er sprake is van een pensioentekort –
alsnog in een lijfrenteverzekering of in een bankspaarproduct worden gestort. Daarnaast
kan de levensloopregeling worden omgezet in een pensioenregeling, mits het fiscale
kader voor pensioenopbouw hier ruimte voor biedt, en de pensioenregeling dit toestaat.
Zie ook het antwoord op vraag 4.
Vraag 9
Is er achteraf gezien voldoende rekenschap gegeven van de belangen van de deelnemers
aan de levensloopregeling bij het besluit tot afschaffing en de gevolgen waar deelnemers
nu tegenaan lopen? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, wat kunt u daar nu nog aan
doen?
Antwoord 9
Ja, bij het besluit tot afschaffing van de levensloopregeling is overgangsrecht getroffen
waarmee de opgebouwde rechten in de regeling zoveel mogelijk zijn geëerbiedigd. Zo
is voorzien in een ruime overgangsperiode van tien jaar, hetgeen redelijk is om de
ontstane ongelijkheid tussen degenen die op 31 december 2011 met een aanspraak van
€ 3.000 of meer deel mochten blijven nemen aan de levensloopregeling en degenen die
niet mochten blijven deelnemen, omdat hun aanspraak op 31 december 2011 minder bedroeg
dan € 3.000 niet onbegrensd te laten doorlopen. Zoals in de inleiding aangegeven is
bij de totstandkoming van het overgangsrecht uitgebreid stilgestaan dat voor deelnemers
opname uit de levensloopregeling tot verhoging van het verzamelinkomen leidt en daarmee
gevolgen kan hebben voor de eventuele toeslagen die de deelnemers ontvangen en ook
kan leiden tot progressienadeel. Met de 80%-regelingen werd onder meer bewerkstelligd
dat een eventueel progressienadeel werd weggenomen. Het effect op toeslagen kon gemitigeerd
worden door te kiezen voor een langduriger uitkeringsfase, waar deelnemers met een
overgangsregeling van tien jaar ook de gelegenheid voor kregen. Hiernaast zijn ook
de belangen meegewogen van deelnemers die de levensloopaanspraak gebruiken om vervroegd
uit te kunnen treden. Zie hiervoor de inleiding en het antwoord op vraag 8.
Vraag 10
Kunt u reflecteren op de volgende twee casussen van mensen die deelnemen in de levensloopregeling
(het zijn beide voorbeelden waarin mensen hard werken en gehoor hebben gegeven aan
de oproep tot het (fiscaal aantrekkelijk) sparen voor de oudedagsvoorziening):
– Een 54-jarige verpleegkundige die reeds in 2006 is ingestapt in de levensloopregeling
met de hoop om eerder te stoppen met werken. Mevrouw had het oorspronkelijke plan
om op haar 62ste met pensioen te gaan en heeft daar de afgelopen jaren maandelijks
175 euro van haar brutosalaris voor opzij gezet. Op 60-jarige leeftijd zou mevrouw
62.000 euro hebben gespaard zodat zij maandelijks een bedrag van 1.425 euro zou kunnen
uitkeren. Omdat de levensloopregeling eind 2021 stopt krijgt mevrouw nu 15.000 euro
in één keer uitbetaald. Dus van sparen om met 62 jaar met pensioen te gaan, naar doorwerken
tot 67-jaar.» Welke mogelijkheden heeft deze mevrouw, in de relatief korte periode
die rest tot haar 60-jarige leeftijd, om tot hetzelfde bedrag te komen?
– Een 60-jarige zelfstandig ondernemer die op dit moment 96.000 euro heeft opgespaard
in de levensloopregeling. De ondernemer heeft een jaarsalaris van 51.000 euro. Omdat
de levensloopregeling eind 2021 afloopt ontvangt de ondernemer het bedrag van 96.000
euro in één keer. Doordat een groot deel van het levenslooptegoed bij uitkering belast
zal worden in het hoge belastingtarief kost dit hem 20.000 euro extra aan belasting
in vergelijking met het opnemen van het levensloop in delen om eerder met pensioen
te gaan.» Welke mogelijkheden ziet u voor deze zelfstandig ondernemer? Heeft u overwogen
om het levenslooptegoed in dit soort situaties over meerdere jaren uit te kunnen smeren?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Het is voor mij niet mogelijk om specifiek in te gaan op deze twee individuele situaties,
omdat de verstrekte informatie onvoldoende is om een juiste en volledige reactie te
kunnen geven op de vragen. Hoe de overgangsregeling precies uitwerkt verschilt per
belastingplichtige en is afhankelijk van relevante feiten en omstandigheden. In een
reactie op onder meer vraag 4 en vraag 8 benoem ik in het algemeen een aantal mogelijkheden
die deelnemers hebben om daarmee alsnog hun levensloopaanspraak aan te wenden voor
het door hen beoogde doel.
Vraag 11
Waarom is besloten om alleen in 2013 en 2015 een fiscaal vriendelijke opnameregeling
te faciliteren? Hoeveel mensen hebben hier gebruik van gemaakt?
Antwoord 11
Ik neem aan dat met deze vraag gedoeld wordt op de zogenoemde 80%-regelingen. De eerste
80%-regeling hield in dat bij volledige opname ineens van de levensloopaanspraak in
2013 van de waarde van de op 31 december 2011 opgebouwde aanspraken slechts 80% tot
het loon voor de loonheffingen werd gerekend (en alleen voor het andere deel voor
100%). De tweede 80%-regeling hield in dat bij deelnemers met een volledige opname
ineens van de aanspraak in 2015, de aanspraak die al bestond op 31 december 2013 slechts
voor 80% tot het loon werd gerekend (en alleen het andere deel voor 100%). Deze regelingen
waren bedoeld als stimulans om de aanspraak ineens te laten uitkeren en daartoe werd
met de verlaging van de grondslag bewerkstelligd dat een eventueel progressienadeel
vanwege de eenmalige opname werd weggenomen. In 2012 is hierover aangegeven dat toepassing
van de 80%-regeling in andere gevallen niet nodig is, omdat de opnames verdeeld kunnen
worden over verschillende jaren en mensen daarvoor voldoende tijd hebben, zodat zij
een eventueel progressienadeel kunnen beperken.
De levensloopaanspraken zijn in 2013 met ongeveer circa 50% afgenomen, van € 4,8 miljard
naar € 2,4 miljard. Voor de maatregel in 2015 werd een veel beperktere mate van gebruik
verondersteld, namelijk circa 5% van de overgebleven levensloopaanspraken, maar het
werkelijke gebruik is niet bekend. De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) heeft
halverwege oktober 2020 het nog uitstaande tegoed voor de bankensector ingeschat op
€ 1,5 à € 2 miljard.
Vraag 12
Welke invloed heeft de huidige, in 2012 onvoorziene, coronasituatie op de afhandeling
van de levensloopregeling? Worden de gevolgen van corona meegewogen om alsnog alternatieven
te bieden voor de huidige deelnemers van de regeling? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
In 2012 is besloten dat het overgangsrecht voor de levensloopregeling voor een periode
van tien jaar zou bestaan. Deelnemers hebben zodoende tien jaar lang kunnen anticiperen
op afschaffing van de levensloopregeling. De huidige coronasituatie maakt dat niet
anders.
Vraag 13
Kunt u reageren op de volgende vragen die de leden van de fracties van de VVD naast
de leden vande fracties van het CDA en D66 hebben gesteld tijdens de behandeling van
het Belastingplan 2021:
– Waarom noemt u de belangen van de deelnemers in de levensloopregeling niet in uw afweging?
Bent u van mening dat u voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van de
deelnemers aan de levensloopregeling bij het verkennen van de mogelijkheid tot omzetting
naar verlofsparen? Kunt u toelichten welke belangen dit zijn en hoe u deze gewogen
heeft?;
– Waarom past de doelstelling van verlofsparen niet bij de doelstelling van de levensloopregeling12? Wat is het verschil tussen «een voorziening in het sparen van geld voor de opname
van verlof» (levensloopregeling) en «het faciliteren van vervroegd uitreden, al kan
het verlof ook ingezet worden voor andere manieren om duurzame inzetbaarheid te stimuleren.»
(uitbreiding verlofsparen)13? Deelt u de mening dat beide regelingen vergelijkbare definities hebben en exact
hetzelfde doel nastreven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel?
– Waarom leidt omzetting van het levenslooptegoed in verlofsparen tot een derving van
21 miljoen euro aan inkomsten in box 3? Klopt het dat dit bedrag inmiddels al is ingeboekt?
Bent u daarmee van mening dat het rechtvaardig is om deelnemers aan de levensloopregeling
in box 3 te belasten in plaats van alleen in de inkomstenbelasting bij uitgifte over
de zelfgespaarde pensioenpot?
– Waardoor leidt omzetting van de levensloopregeling naar het verlofsparen tot een derving
van 5 miljoen euro progressievoordeel?
– Ziet u, als u alsnog de belangen van de deelnemers in ogenschouw neemt, mogelijkheden
om de openstaande tegoeden in de levensloopregeling mee te nemen in de uitbreiding
rond het verlofsparen?
Antwoord 13
Tijdens de behandeling van het Belastingplan hebbende leden van de fracties van de
VVD en het CDA inderdaad gevraagd waarom het kabinet er niet voor heeft gekozen spaarders
in de levensloopregeling de mogelijkheid te geven het saldo om te zetten naar het
spaarverlof. Hoewel ik het verzoek om de openstaande aanspraken in de levensloopregeling
mee te nemen in de uitbreiding rond verlofsparen begrijp, zijn er zoals aangegeven
in mijn brief van 5 november 202014 inhoudelijke en budgettaire bezwaren tegen het omzetten van de levensloopaanspraak
in een verlofaanspraak. Allereerst is er bij het besluit tot afschaffing van de levensloopregeling
uitgebreid overgangsrecht getroffen waarmee de opgebouwde rechten van deelnemers in
de regeling zoveel mogelijk zijn geëerbiedigd. Zie ook de inleiding en het antwoord
op vraag 8. Hiernaast leidt de mogelijkheid tot omzetting van een deel van de nog
uitstaande levensloopaanspraak van € 2 miljard, tot een lastenrelevante derving van
€ 460 miljoen aan loon- en inkomstenbelasting in 2021. In latere jaren wordt deze
derving geleidelijk weer ingehaald, op € 5 miljoen progressievoordeel na. Door omzetting
van de levensloopregeling naar verlofsparen wordt de aanspraak niet in één keer uitbetaald,
maar jaarlijks in de vorm van verlof. Hierdoor zal een deel van de aanspraak jaarlijks
tegen een lager tarief belast worden dan bij een eenmalige uitbetaling. Verder leidt
deze mogelijkheid tot een te dekken derving van in totaal € 21 miljoen aan box 3-inkomsten.
Ook zullen werkgevers bij het creëren van een dergelijke omzetting geconfronteerd
worden met een toename van de werkgeverslasten. Ten slotte past het niet bij de doelstelling
voor de uitbreiding van verlofsparen, die gericht is op vervroegd uittreden, om het
mogelijk te maken de levensloopaanspraak, wat een meer generiek karakter heeft, om
te zetten in een verlofaanspraak. De levensloopregeling was primair bedoeld om een
voorziening in geld te sparen om betaald verlof op te kunnen nemen in het spitsuur
van het leven van werknemers. Aanleiding voor de levensloopregeling was dat opleiding,
werk, gezinsvorming en zorg veel variëren en minder voorspelbaar zijn dan in het verleden.
Er zou daarom een toenemende behoefte bestaan aan mogelijkheden om werk en tijd voor
andere doelen te combineren en meer over de levensloop te spreiden. De uitbreiding
van het verlofsparen is primair bedoeld om vervroegd uittreden te faciliteren, al
kan het verlof ook ingezet worden voor andere manieren om duurzame inzetbaarheid te
stimuleren, zoals het nemen van een sabbatical of omscholing. Bij de mogelijkheid
van het vervroegd uitreden wordt met name ook gedacht aan de situatie van werknemers
die hun beroep als zwaar ervaren. Onregelmatig werk of het werken in ploegendiensten
geeft een zwaardere belasting en kan daardoor tot een verminderde duurzame inzetbaarheid
leiden. Via extra verlofopbouw kan dit worden gecompenseerd. Het past niet bij de
doelstelling voor de uitbreiding van verlofsparen, die gericht is op vervroegd uittreden,
waarbij vooral gedacht wordt aan de situatie van werknemers in zware beroepen, om
het mogelijk te maken de levensloopaanspraak, wat een meer generiek karakter heeft,
om te zetten in verlofsparen. Met betrekking tot box 3 wil ik nog het volgende opmerken.
De structuur van de inkomstenbelasting is zo vormgegeven dat gegenereerd inkomen slechts
eenmaal in één box kan worden belast. Vanaf het moment dat inkomen gegenereerd en
belast is veranderd dit inkomen in vermogen en maakt het, voor zover op peildatum
aangehouden, onderdeel uit van de rendementsgrondslag in box 3. Dit geldt voor maandelijks
inkomen uit tegenwoordige of vroegere arbeid dat belast is in box 1 en vervolgens
in privé – voor zover niet gespendeerd voor onder meer het levensonderhoud – wordt
aangehouden als vermogen. Hetzelfde is van toepassing op inkomen uit een aanspraak
in box 1 die in een keer wordt uitgekeerd en belast is in box 1, zoals een uitkering
van de levensloopregeling. Zolang de aanspraak uit de levensloopregeling onderdeel
uitmaakt van box 1 worden deelnemers niet belast in box 3. Het is inherent aan het
bestaande belastingstelsel dat bij de uitkering van de levensloopregeling respectievelijk
bij de vrijval van de opgebouwde aanspraak uit de levensloopregeling per ultimo 2021
in box 1 belasting is verschuldigd. Vervolgens vormt het vrijgekomen bedrag vermogen.
Als dat vrijgekomen bedrag op peildatum nog wordt aangehouden als vermogen en niet
is gespendeerd wordt dit onderdeel van de rendementsgrondslag in box 3 en wordt het
inkomen daaruit op forfaitaire wijze bepaald en belast. In feite werden deelnemers
in de levensloopregeling jarenlang vrijgesteld van de box 3-heffing, doordat zij gedurende
die jaren vermogen hebben kunnen opbouwen zonder dat het vermogen onderdeel uitmaakte
van de rendementsgrondslag in box 3. Ik kan aan de belastingheffing over het forfaitaire
rendement uit het vermogen dat resulteert uit de levensloopregeling dan ook niets
onrechtvaardigs zien.
Vraag 14
Waarom is in 2012 besloten tot het blokkeren van de levensloopregeling voor nieuwe
deelnemers en is tegelijkertijd aan de huidige deelnemers niet de kans geboden om,
de levensloopregeling zoals bedoeld, zorgvuldig af te ronden tot aan het bereiken
van de pensioenleeftijd? Wat houdt u tegen om de bestaande deelnemers in de levensloopregeling
deze mogelijkheid alsnog te bieden of het mogelijk maken van het onderbrengen van
het levenslooptegoed in een bestaande pensioenregeling (graag een uitgebreide toelichting)?
Antwoord 14
In de tweede nota van wijziging op het Belastingplan 201215 is toegelicht dat de overgangsregeling – binnen de grenzen van de uitvoerbaarheid
– gericht is op de groep die door actief spaargedrag heeft aangetoond van de levensloopregeling
gebruik te willen maken. In dat kader was inleg vanaf 2012 alleen mogelijk voor werknemers
die op 31 december 2011 een saldo van € 3.000 of meer (inclusief rendement) hebben
opgebouwd. Bij de vormgeving van het overgangsrecht zijn ook zorgvuldig de belangen
meegewogen van deelnemers die de levensloopaanspraak gebruiken om vervroegd uit te
kunnen treden. Zie hiervoor de inleiding en het antwoord op vraag 8.
De vraag is daarnaast of het mogelijk gemaakt kan worden om de opgebouwde levensloopaanspraak
onder te brengen in een bestaande pensioenregeling. Sinds de invoering van de levensloopregeling
was het reeds mogelijk om een levensloopaanspraak om te zetten in een pensioenregeling,
mits het fiscale kader voor pensioenopbouw hier ruimte voor biedt, en de pensioenregeling
dit toestaat. Na het vervallen van de levensloopregeling en het hierbij behorende
overgangsrecht is deze mogelijkheid blijven bestaan.
Daarnaast is per 1 januari 2013 het vereiste vervallen dat de levensloopregeling slechts
voor verlof opgenomen kan worden, waardoor de opgenomen levensloopaanspraak ook ingezet
kan worden voor de opbouw van een lijfrente, mits er sprake is van een pensioentekort.
Vraag 15
Welke andere mogelijkheden zijn er voor mensen voor het continueren van het pensioensparen
met het opgebouwde levenslooptegoed die tot een oplossing kunnen leiden voor de 36.000
tot 45.000 deelnemers aan de levensloopregeling waarvan het sparen, voor het pensioen
met het huidige beleid rond de levensloopregeling zowel financieel als planmatig doorkruist
is?
Antwoord 15
Binnen de huidige wetgeving is het mogelijk om de levensloopaanspraak geruisloos om
te zetten in pensioenaanspraken, voor zover er fiscale ruimte in de tweede pijler
resteert. Ook is het mogelijk om een vrijgevallen levensloopaanspraak te benutten
voor een vrijwillige oudedagsvoorziening in de derde pijler binnen de daarvoor geldende
fiscale kaders.
Vraag 16
Op welke manier is de relatief grote groep deelnemers in de levensloopregeling vanaf
2012 geïnformeerd over het stoppen van de levensloopregeling per 2022? Kunt u een
uitgebreid overzicht geven van de verschillende momenten door de overheid en andere
relevante partners?
Antwoord 16
Zoals aangegeven in de nota naar aanleiding van het verslag op het Belastingplan 202116 is er rond 2012 en 2013 door de Belastingdienst over de gevolgen van de afschaffing
en de toepassing van overgangsrecht gecommuniceerd via reguliere communicatiekanalen
en via intermediairs. Levensloopinstellingen hebben zelfstandig gecommuniceerd met
hun rekeninghouders. Van verschillende levensloopinstellingen hebben wij begrepen
dat zij de aanpassing in het overgangsrecht recent met hun rekeninghouders hebben
gecommuniceerd. Naar ik begrijp zullen de levensloopinstellingen in aanloop naar het
fictieve genietingsmoment op 1 november 2021 (nogmaals) in contact treden met hun
rekeninghouders. De Belastingdienst heeft de aanpassing van het overgangsrecht wederom
via de reguliere communicatiekanalen gecommuniceerd en heeft daarnaast een handreiking
uitgebracht over opnamen van de levensloopaanspraak in de loonaangifte.
Vraag 17
Kunt u zich voorstellen en deelt u de mening dat de communicatie rond het stopzetten
van de levensloopregeling sinds 2012 (en daarmee de aandacht voor de eerder in vraag
4 genoemde gevolgen rond pensioenplanning, toeslagen en belastingheffing) onvoldoende
is gebleken gezien de op dit moment nog bestaande grote groep van 36.000 tot 45.000
mensen met een levensloopregeling? Zo ja/nee, waarom wel/niet? Kunt u hier uitgebreid
op reflecteren?
Antwoord 17
De communicatie ten aanzien van het beëindigen van de levensloopregeling en het overgangsrecht
terzake, acht ik afdoende. Er is rond 2012 en 2013 door de Belastingdienst over de
gevolgen van de afschaffing en de toepassing van overgangsrecht gecommuniceerd via
reguliere communicatiekanalen en via intermediairs. Levensloopinstellingen hebben
zelfstandig gecommuniceerd met hun rekeninghouders. Dit geldt ook voor de zogenaamde
80%-regelingen uit 2013 en 2015, waarbij slechts 80% van de aanspraak bij volledige
opname in de heffing werd betrokken. Voor het in werking treden van deze fiscale (afkoop)regeling
in 2013 bedroegen de nog uitstaande aanspraken circa € 4,8 miljard. In oktober 2020
schatte de NVB het nog uitstaande tegoed voor de bankensector in op € 1,5 à € 2 miljard.
De NVB heeft aangegeven dat sinds oktober 2020 een groot aantal mensen hun openstaande
levensloopaanspraak hebben opgenomen. Naar verwachting liggen deze bedragen daarom
nu aanzienlijk lager.
Vraag 18
Hoe is richting de deelnemers in de levensloopregeling gecommuniceerd dat de levensloopregeling
twee maanden eerder wordt beëindigd (31 oktober in plaats van 31 december 2021) zoals
is opgenomen in het Belastingplan 2021? Op welke manier hadden deze mensen kennis
kunnen nemen van de eerdere beëindiging van twee maanden? Kunt u aangeven wat de (negatieve)
gevolgen zijn voor deelnemers nu met het Belastingplan 2021 is besloten de levensloopregeling
vanwege uitvoeringstechnische redenen twee maanden eerder te beëindigen?
Antwoord 18
De keuze om het fictieve genietingsmoment twee maanden naar voren te halen is met
name gemaakt ten behoeve van de deelnemers in verband met de heffing in box 3. Hiermee
wordt geborgd dat voor de berekening van de over 2022 verschuldigde belasting in box 3
niet hoeft te worden uitgegaan van de waarde van de levensloopaanspraak vóór loonheffing.
Voor de belastingheffing in box 1 maakt het vervroegde fictieve genietingsmoment in
principe geen verschil. Om dit voorstel uitvoerbaar te houden voor levensloopinstellingen, is ervoor gekozen hen de maanden november en december 2021 de gelegenheid
te geven om de verschuldigde loonheffing te verhalen op de werknemer. Van verschillende
levensloopinstellingen hebben wij begrepen dat zij de aanpassing in het overgangsrecht
al reeds met hun rekeninghouders hebben gecommuniceerd. Naar ik begrijp zullen de
levensloopinstellingen in aanloop naar het fictieve genietingsmoment op 1 november
2021 (nogmaals) in contact treden met hun rekeninghouders. De Belastingdienst heeft
de aanpassing van het overgangsrecht wederom via de reguliere communicatiekanalen
gecommuniceerd en heeft daarnaast een handreiking uitgebracht over opnamen van de
levensloopaanspraak in de loonaangifte.
Vraag 19
Klopt het dat het wijzigingsformulier voorlopige aanslag inkomstenbelasting niet voorziet
in de mogelijkheid om de uitkering levensloopregeling mee te nemen in de voorheffing?
Zo ja, hoe kan dit gezien de soms grote bedragen die in de levensloopregeling omgaan?
Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Antwoord 19
Een uitkering levensloopregeling kan worden opgenomen in een voorlopige aanslag inkomstenbelasting.
De verwerking van de levensloopregeling in het wijzigingsformulier voor de voorlopige
aanslag inkomstenbelasting verloopt als volgt. De belastingplichtige kan in het wijzigingsformulier
de opname uit de levensloopvoorzieningen en de levensloopkorting invullen. De Belastingdienst
berekent dan de vermoedelijk door de werkgever ingehouden loonheffing. Deze berekening
wordt gemaakt door het reguliere schijventarief toe te passen. In gevallen waarin
de inhoudingsplichtige het bijzondere tarief toepast op de opname uit de levensloopvoorziening
kan de feitelijk ingehouden loonheffing afwijken van de berekende loonheffing bij
de voorlopige aanslag. De belastingplichtige kan de berekende loonheffing dan niet
aanpassen. Dit is inherent aan de systematiek van de voorlopige aanslagregeling. De
voorlopige aanslagregeling is niet bedoeld om effecten die zich kunnen voorzien bij
de gekozen systematiek bij inhouding van loonheffing te herstellen, zoals bijvoorbeeld
het geval kan zijn bij toepassing van het bijzondere tarief bij de inhouding van loonheffing.
Er is bewust voor gekozen om de berekening van de vermoedelijk ingehouden loonheffing
door de Belastingdienst te laten uitvoeren, en niet door de belastingplichtige te
laten invullen, om te voorkomen dat bij het invullen van de vermoedelijk ingehouden
loonheffing fouten worden gemaakt. In het verleden bleek namelijk dat hierbij fouten
werden gemaakt. Dit konden onbedoelde fouten zijn, maar ook bewuste fouten met het
oogmerk om een te hoge voorlopige teruggaaf te ontvangen.
Het effect van deze keuze voor deze systematiek in het voorlopige aanslagproces is
dat in situaties waarbij de feitelijk ingehouden loonheffing afwijkt van de door de
Belastingdienst bij de voorlopige aanslag gemaakte berekening, dit niet in de actualiteit
maar bij de definitieve aanslag inkomstenbelasting kan worden hersteld.
Vraag 20
Herkent u de signalen dat deelnemers aan de levensloopregeling in de veronderstelling
waren dat zij het levenslooptegoed konden overhevelen naar het pensioenfonds om hetzelfde
doel, sparen voor het pensioen, te bereiken, maar hier recentelijk achterkwamen dat
deze optie niet mogelijk is?
Klopt het dat het overhevelen van het levenslooptegoed naar een pensioenregeling niet
kan in verband met de ingewikkelde fiscale regelgeving rond pensioenopbouw en de mogelijke
problemen rond de uitvoering? Zo ja, welke «ingewikkelde fiscale regelgeving» wordt
hier bedoeld? Zijn mensen hierover vanaf het begin goed en adequaat over geïnformeerd?
Zo nee, hoe kan dat en wat vindt u hiervan?
Wat kunt u voor de mensen doen die zich nu voor een voldongen feit voelen worden gesteld
en tegelijkertijd hun pensioenpot deels zien verdampen?
Antwoord 20
Ik ben niet bekend met signalen dat het omzetten van de levensloopaanspraak in een
pensioenregeling niet mogelijk is in verband met ingewikkelde fiscale regelingen rond
pensioenopbouw. Sinds de invoering van de levensloopregeling, is het mogelijk om de
opgebouwde levensloopaanspraak om te zetten in een pensioenregeling. Een voorwaarde
hierbij is dat er nog fiscale ruimte beschikbaar is om een pensioen op te bouwen.
Voor iedere werknemer in Nederland geldt namelijk een uniform fiscaal pensioenkader.
Vraag 21
Welke stappen tot een betere communicatie kunt u, naast de reeds toegezegde in de
Kamerbrief «afwikkeling levensloopregeling»17, actief nog zetten om de gevolgen rond het in één keer opnemen van de levensloopregeling
zoveel als mogelijk onder de aandacht te brengen? Hoe gaat u de mogelijke gevolgen
communiceren als mensen door een eenmalige uitbetaling van het levenslooptegoed hun
toeslagen kwijt zullen raken?
Antwoord 21
Ik onderschrijf het belang van goede communicatie. Daarom ben ik in overleg gegaan
met levensloopinstellingen. Voor deze instellingen geldt dat zij een zorgplicht hebben
naar hun cliënten. De bij dit onderwerp betrokken instellingen hebben aangegeven dat
zij in lijn met deze zorgplicht deelnemers van de levensloopregeling erop zullen wijzen
dat het eindigen van de levensloopregeling gevolgen kan hebben, bijvoorbeeld voor
toeslagen en andere inkomensafhankelijke regelingen. Veel instellingen hebben dit
inmiddels aan hun deelnemers gecommuniceerd en veel deelnemers hebben naar aanleiding
van deze berichtgeving al actie ondernomen. De Belastingdienst communiceert over de
aanpassingen in het overgangsrecht van de levensloopregeling via de reguliere communicatiekanalen.
De Belastingdienst wijst expliciet op mogelijke effecten op inkomensafhankelijke regelingen
door een verandering in verzamelinkomen. Overigens merk ik nog op dat al reeds bij
de behandeling van het Belastingplan 201318 is aangegeven dat opname uit de levensloopregeling tot verhoging van het verzamelinkomen
leidt en daarmee gevolgen kan hebben voor de eventuele toeslagen die de deelnemers
ontvangen. En dat dit zeker in situaties waarin de levensloopaanspraak ineens wordt
opgenomen een punt van aandacht is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.