Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Becker en Yesilgöz-Zegerius over het bericht 'Geheime ‘Turkije analyse’ NCTV lekt uit: grote rol Erdogan bij opkomst salafisme in Nederland'
Vragen van de leden Becker en Yesilgöz-Zegerius (beiden VVD) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Justitie en Veiligheid en van Buitenlandse Zaken over het bericht «Geheime «Turkije analyse» NCTV lekt uit: grote rol Erdogan bij opkomst salafisme in Nederland» (ingezonden 16 februari 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Ministers
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Buitenlandse Zaken (ontvangen 1 april
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1956. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1999.
Ik constateer dat een groot deel van de gestelde vragen betrekking heeft op de vermeende
inhoud van een vertrouwelijk NCTV rapport. Zoals is aangegeven in mijn brief van 17
februari jl.1Kamerstuk 29 754, nr. 588 (kamerbrief) betreft het stuk waar HP/De Tijd over schrijft een nog onvoldragen
departementaal-vertrouwelijke conceptanalyse van de NCTV dat zich op het moment dat
het stuk bij een journalist HP/De Tijd belandde, in het proces van interdepartementale
consultatie en toetsing bevond. In een dergelijk proces is het gebruikelijk dat de
redenering en onderbouwing bij bepaalde passages kritisch worden bevraagd en vervolgens
nog worden aangepast.
Het rapport is opgesteld vanuit de eigenstandige onderzoeks- en analysefunctie van
de NCTV en is niet voor politieke beoordeling voorgelegd. Het weerspiegelt dan ook
geen beleidsopvattingen van het kabinet. Het streven is om een nieuwe analyse nog
voor de zomer 2021 af te ronden en uw Kamer daarover te zijner tijd te informeren.
Ik kan op dit moment niet ingaan op door uw Kamer gestelde vragen over de inhoud van
de conceptanalyse.
Ik verwijs naar de zorgen en standpunten van het kabinet ten aanzien van mogelijke
buitenlandse beïnvloeding die zijn vermeld in Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland
(DTN) 49, 52 en 53 (Kamerstuk 29 754, nrs. 491, 546 en 560), alsmede in de «Kamerbrief aanpak ongewenste vormen inmenging Turkije» d.d. 10 juni
2020 (Kamerstuk 30 821, nr. 114) en de Kabinetsreactie op het POCOB-eindverslag (Kamerstuk 35 228, nr. 33). Er is nu geen aanleiding om staand beleid of eerder met u gedeelde standpunten
te herzien.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht: «Geheime «Turkije analyse» NCTV lekt uit: grote rol
Erdogan bij opkomst salafisme in Nederland» van 15 februari 2021 in HP/De Tijd?2
Antwoord 1
Daar ben ik bekend mee.
Vraag 2
Wat is de aanleiding van de door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en
Veiligheid (NCTV) opgestelde nota? Wie heeft opdracht gegeven tot het schrijven van
deze nota? Wat is de huidige status van deze nota en welke partijen zijn hierbij betrokken?
Wanneer kan de Kamer de nota inclusief kabinetsreactie verwachten?
Antwoord 2
De nota is opgesteld vanuit de eigenstandige onderzoeks- en analysefunctie van de
NCTV. Zie verder de aanbiedingsbrief.
Vraag 3
Heeft de NCTV de betreffende informatie in de Taskforce « ongewenste buitenlandse
beinvloeding en problematisch gedrag« besproken en gedeeld? Zo ja, hoe is de Taskforce
hier vervolgens mee omgegaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
De betreffende concept-analyse is niet in de Taskforce PG&OBF besproken.
Vraag 4
In hoeverre is de zorgelijke constatering van de NCTV: «dat een deel van de Turkse
gemeenschap in Nederland «kwetsbaar» is voor «beïnvloeding vanuit Turkije», gebaseerd
op nieuwe informatie? En hoe verhoudt dit zich tot de constatering in het recent gepubliceerde
«Dreigingsbeeldstatelijke actoren« dat de Turkse diaspora naast doelwit ook een instrument
is van Turkije?
Antwoord 4
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu
gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u in het licht van dit rapport uw reactie op de motie-Becker c.s. (Kamerstuk
30 821, nr. 56) die verzocht om alsnog een contrastrategie te formuleren ten aanzien van de ongewenste
diasporapolitiek van de Turkse overheid? Deelt u de mening dat het onvoldoende is
om enkel Turkije aan te spreken, maar dat ook ingrijpen in organisaties en vormen
van ongewenste beinvloeding nodig is? Welke stappen heeft u sinds het debat over ongewenste
buitenlandse beïnvloeding op 14 januari 2021 gezet waar nogmaals om daadwerkelijke
uitvoering van de motie werd verzocht?
Antwoord 5
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu
gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Vraag 6
Klopt het dat in het rapport wordt gesproken over radicalisering die plaatsvindt via
online platforms? Hoe beoordeelt u dit risico? Welke stappen heeft u met internetplatforms
gezet om deze radicaal salafistische uitingen online te verwijderen? En welke stappen
heeft u gezet om de aanpak van dergelijke extremistische en antidemocratische uitingen
onder te brengen binnen de op te richten autoriteit kinderpornografische en terroristische
content of een andere geschikte autoriteit conform motie-Becker c.s. (Kamerstuk 35 228, nr. 9)?
Antwoord 6
Los van het feit dat niet in kan worden gegaan op de inhoud van de conceptanalyse
kan worden opgemerkt dat het lid Becker in een motie de regering heeft verzocht om
in de aanpak van extremistische en/of antidemocratische uitingen online, waar nodig
het bestuurlijk instrumentarium in te zetten, en deze toe te voegen aan de taken van
de autoriteit of onder te brengen bij een andere autoriteit3. Indien deze uitingen zodanig ernstig van aard zijn dat zij onder de definitie vallen
van terroristische content, zoals is bepaald in de TCO-verordening, dan valt het binnen
de taken van deze autoriteit. De daarin opgenomen definitie van online terroristisch
materiaal sluit nauw aan bij de bestaande definities van terroristische misdrijven
in richtlijn 2017/541/EU, zoals geïmplementeerd in ons eigen strafrecht4. Deze definitie is leidend als beoordelingscriterium voor het inzetten van de bevoegdheden.
Vraag 7
Klopt het dat de NCTV de nota wil gebruiken om gemeenten te waarschuwen voor de opkomst
van salafisme? Welke stappen kan de gemeente zetten om salafisme te signaleren en
aan te pakken? Hoe worden ze geholpen door de Taskforce problematisch gedrag en ongewenste
buitenlandse beïnvloeding?
Antwoord 7
In zijn algemeenheid geldt voor de overheid dat niet ideologie, maar strafbaar en/of
– vanuit het perspectief van de democratische rechtsorde – problematische gedragingen
van Nederlandse ingezetenen bepalend zijn voor optreden. Zoals aangegeven in de POCOB
Kabinetsreactie d.d. 23 november 2020 hanteert het kabinet een vijfdeling5 om ongewenste buitenlandse beïnvloeding op een gestructureerde wijze te benaderen
en zijn gemeenten onmisbaar in de aanpak van mogelijk problematisch gedrag dat hieruit
voortvloeit. Gemeenten worden, onder andere middels de oprichting van de Taskforce
PG&OBF, ondersteund met kennis en instrumenten om problematisch gedrag te kunnen duiden
en een passende handelingsstrategie te bepalen. Bij het bepalen van de overheidstaak
en de legitimiteit van overheidsingrijpen staat proportionaliteit centraal.
Vraag 8
Hoe staat het met de heldere definitie van problematisch gedrag zodat de Taskforce
daadkrachtig kan optreden (Kamerstuk 35 228, nr. 8)?
Antwoord 8
De verwachting is dat de Tweede Kamer in het najaar van 2021 over de uitvoering van
deze motie van het Kamerlid Becker geïnformeerd wordt. Binnen verschillende trajecten
wordt momenteel onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van een eenduidige juridische
definitie van problematisch gedrag. Zo is voor het formuleren of verstevigen van een
wettelijke grondslag voor de uitwisseling van persoonsgegevens door de deelnemers
van de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering een
voorzienbare juridische definitie van problematisch gedrag nodig. Dit vraagstuk hangt
tevens samen met het verzoek van de motie van het lid Bisschop aangaande de uitbreiding
van de bevoegdheden van de Taskforce6 evenals het verzoek van de motie van het lid Van Toorenburg c.s. over informatie-uitwisseling
tussen de Taskforce en het Financieel Expertise Centrum7 Het formuleren van een heldere juridische definitie van problematisch gedrag is eveneens
onderdeel van het in de kabinetsreactie op het POCOB-eindverslag. Hierin is het nadere
onderzoek aangekondigd naar de mogelijkheden om ongewenste buitenlandse financiering
en problematisch gedrag aan te pakken, door middel van het bevriezen of zelfs verbeurd
verklaren van bepaalde geldstromen. Dat ook de Tweede Kamer deze wens heeft blijkt
uit motie Becker c.s., die oproept tot snelle invoering van handhavingsinstrumenten
om op te kunnen treden «wanneer sprake is van ondermijning van onze democratische
waarden, fundamentele vrijheden en/of mensenrechten8»).
Vraag 9
Hoe staat het met het ontwikkelen van een onvrije landen index op basis waarvan gerichter
en beter onderbouwd ingegrepen kan worden in ongewenste beinvloeding en problematisch
gedrag (Kamerstuk 35 228, nr. 10)?
Antwoord 9
Op dit moment onderzoekt het demissionair kabinet de mogelijkheden tot het opstellen
van een onvrijelandenindex. Daarnaast wordt bekeken of een dergelijke index gebruikt
kan worden om risico’s van financiering uit bepaalde landen beter te kunnen inschatten
en of het vervolgens mogelijk is om op basis van een dergelijk index maatregelen te
nemen. Over de verdere uitwerking van deze motie wordt uw kamer in het najaar van
2021 geïnformeerd.
Vraag 10
Herkent u het signaal dat er mogelijk een relatie is tussen Erdogans retoriek en terroristische
aanslag van Gökmen T.? Hoe beoordeelt u dit signaal? Hoe beoordeelt u het veiligheidsrisico
wat uit zou gaan van deze retoriek?
Antwoord 10
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu
gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Vraag 11
Hoe beoordeelt u de ruimte die de Turkse president zou geven aan organisaties zoals
IBDA-c en de Kaplan-beweging en het steunen van jihadistische groepen in Syrië? Welk
motief zit er achter de steun van de Turkse president?
Antwoord 11
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu
gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Vraag 12
Welke andere politiek-islamitische groeperingen staan onder invloed van Turkse beïnvloeding?
Wat zijn de profielen van deze groeperingen en welke acties onderneemt u om deze beïnvloeding
tegen te gaan?
Antwoord 12
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu
gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Vraag 13
Klopt het dat de Kaplan-groep nieuwe activiteiten in Nederland ontplooit? Heeft u
de aanhangers van deze beweging in Nederland in beeld? Wat klopt er van de constatering
dat een van de aanhangers in verband kan worden gebracht met Gökmen T.? Welke risico’s
gaan er uit van deze aanhangers en kunt u bevestigen dat u alles wat mogelijk is heeft
ingezet tegen deze personen om de nationale veiligheid te waarborgen er te voorkomen
dat nieuwe aanslagen worden gepleegd?
Antwoord 13
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu
gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Vraag 14
Hoeveel en welke organisaties in Nederland hebben banden met islamitische stromingen
van het salafisme zoals Milli Görüs en Femyso? Kunt u een overzicht geven van alle
contacten van de rijksoverheid met deze organisaties? Worden door de rijksoverheid
nog subsidies verstrekt aan aan het salafisme gelieerde organisaties zoals Milli Görüs
en Femyso die gelieerd zijn aan de Turkse moslimsbroederschap?
Antwoord 14
Zoals aangegeven kan ik niet ingaan op de inhoud van de conceptanalyse. Er wordt nu
gewerkt aan een definitieve analyse. Zie aanbiedingsbrief.
Vraag 15
Welke stappen hebben Nederlandse gemeenten gezet om te voorkomen dat salafistische
organisaties als gesprekspartner worden betrokken bij de uitvoering of ontwikkeling
van beleid? Op welke manier heeft u in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) bevordert dat gemeenten geen subsidies verlenen aan dergelijke organisaties
(Kamerstuk 29 614, nr. 87)? Kunt u de VNG om een overzicht vragen van alle gemeentelijke subsidies die verstrekt
zijn aan organisaties met een dergelijke signatuur? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15
De rijksoverheid noch de VNG beschikken over een centraal overzicht van verstrekte
subsidies. Subsidieverstrekking is gericht op het naderbij brengen van een maatschappelijke
doelstelling. Zoals u bekend vervullen religieuze organisaties belangrijke taken in
Nederland. Hun subsidieaanvragen worden beoordeeld op de effectiviteit waarmee zij
deze doelstellingen naderbij brengen, niet op hun religieuze signatuur.
Subsidieverstrekking is een eigenstandige bevoegdheid van gemeenten. De Algemene wet
bestuursrecht (titel 4.2) biedt het kader, maar de gemeente gaat zelf over de vraag
waaraan zij subsidie verleent; het college van B&W heeft zich hierover aan de Raad
te verantwoorden. Met de oprichting van de Taskforce Problematisch gedrag & ongewenste
buitenlandse financiering wordt de ondersteuning en advisering vanuit het Rijk aan
gemeenten geïntensiveerd. De keuze om geen subsidie te verstrekken aan een organisatie
is een interventiemogelijkheid binnen de driesporenaanpak (interactie en dialoog,
confronteren en handhaven of verstoren).
Vraag 16
Hoe staat het met uitvoering van de motie-Becker c.s. (Kamerstuk 32 824, nr. 307) om gezamenlijk met gelijkgezinde Europese landen te kijken of en hoe radicaal salafistische
organisaties zoals de Turkse Grijze Wolven kunnen worden verboden? In hoeverre biedt
deze juridische grondslag mogelijkheden om ook de Kaplan-beweging en Milli Görüs te
verbieden?
Antwoord 16
De Kamer wordt dit voorjaar van 2021 over de uitvoering van de motie geïnformeerd.
Vraag 17
Wordt momenteel onderzocht of de Kaplan-beweging verboden kan worden? Zo ja, wat is
de stand van zaken? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen? Graag een toelichting.
Antwoord 17
Bevoegde instanties houden doorlopend nieuwe ontwikkelingen in de gaten met betrekking
tot organisaties die (mogelijk) een dreiging vormen voor de democratische rechtsorde.
Ik zie momenteel geen aanleiding nadere maatregelen te treffen tegen de Kaplanbeweging.
Het OM, de politie, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en andere betrokken organisaties
zijn alert.
Vraag 18
Ook in andere Europese landen, zoals Frankrijk, leven zorgen over Turkse beïnvloeding
gericht op radicaal gedachtengoed en radicale groeperingen; in hoeverre is er sprake
van een gezamenlijke strategie en bent u bereid hier een leidende rol in te nemen?
Antwoord 18
Nederland heeft regelmatig contact met andere Europese landen, waaronder ook Frankrijk,
over mogelijk ongewenste vormen van buitenlandse inmenging. Daarbij worden ervaringen
met elkaar gedeeld.
Vraag 19
Kunt u deze vragen stuk voor stuk en binnen uiterlijk de geldende termijn beantwoorden?
Antwoord 19
Deze vragen zijn zo spoedig als mogelijk beantwoord.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Kooten-Arissen
(Van Kooten-Arissen), ingezonden 15 februari 2021 (vraag- nummer 2021Z03177).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.