Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Agnes Mulder over het artikel 'Buitenlandse investeerders gaan er vandoor met miljoenensubsidies én winst van zonneparken'
Vragen van het lid Agnes Mulder (CDA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het artikel «Buitenlandse investeerders gaan er vandoor met miljoenensubsidies én winst van zonneparken» (ingezonden 18 januari 2021).
Antwoord van Minister Van ’t Wout (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 31 maart
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1583.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Buitenlandse investeerders gaan er vandoor met miljoenensubsidies
én winst van zonneparken»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het juist dat van de 33 grootste zonneparken in Nederland inmiddels 79 procent
in buitenlandse handen is en dat daarmee tot 889 miljoen euro aan subsidiegeld naar
het buitenland verdwijnt?
Antwoord 2
Het is juist dat van de 33 grootste zonneparken in Nederland 79 procent in buitenlandse
handen is. Het gaat hierbij om aandeelhouders uit Duitsland, Luxemburg, Denemarken.
Het beeld dat door buitenlands eigenaarschap van deze zonneparken 889 miljoen euro
aan subsidiegeld naar het buitenland verdwijnt, verdient nuancering. De subsidies
worden ingezet om de onrendabele top van projecten af te dekken. In het geval van
doorverkoop heeft de nieuwe eigenaar de betreffende toekomstige SDE-inkomsten, tezamen
met de energieopbrengst, dus ook nodig om de in Nederland betaalde aankoopprijs te
dekken en daarbij een bepaald rendement op de investering te behalen. Doordat het
mogelijk is om de SDE-beschikking over te dragen, draagt deze beschikking bij aan
het aantrekkelijk houden van het starten van hernieuwbare energieprojecten in Nederland.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat buitenlandse investeerders op zo’n grote schaal zonneparken
opkopen in Nederland? Hoe is deze ontwikkeling te rijmen met het streven uit het Klimaatakkoord
naar 50 procent lokaal eigenaarschap?
Antwoord 3
Het doel van het klimaat- en energiebeleid is om zo veel mogelijk duurzame energie
voor de Nederlandse markt op te wekken. Om het benodigde kapitaal hiervoor te realiseren,
is de inzet van vele partijen, – zowel internationaal, als nationaal en lokaal – nodig.
Daarnaast geldt dat er ook bij de meer conventionele productie van elektriciteit sprake
is van buitenlandse aandeelhouders die veelal op de Noordwest-Europese energiemarkt
opereren. Ik sta dan ook niet negatief tegenover dergelijke ontwikkelingen.
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat wordt gestreefd naar 50% lokaal eigendom
bij duurzame-energieprojecten in 2030 als manier om het maatschappelijk draagvlak
voor de energietransitie te vergroten. De in het artikel onderzochte parken zijn alle
gerealiseerd voor of zaten al in de pijplijn ten tijde van het opstellen van de afspraken
over het streven naar lokaal eigendom in het Klimaatakkoord. Het beeld is wel dat
lokaal eigendom steeds vaker wordt toegepast. Dit komt onder andere naar voren in
de Lokale Energie Monitor 2020 van Stichting HIER, die laat zien dat Nederland inmiddels
623 energiecoöperaties telt2. Zoals eerder gezegd, is het Klimaatakkoord pas anderhalf jaar oud en zijn de effecten
van de inspanningen op het gebied van participatie naar verwachting pas over enkele
jaren volledig zichtbaar (Aanhangsel van de Handelingen, 2019–2020, nr. 4026). Het kan echter ook zo zijn dat er niet zozeer behoefte is aan lokaal eigendom,
waar ook financiële risico’s bij horen, maar aan bijvoorbeeld een afdracht aan een
gebiedsfonds of het aanbieden van goedkope groene stroom aan omwonenden (zie ook de
participatiewaaier). Dit kan het resultaat zijn van omwonendenparticipatie of zijn
afgesproken in het gemeentelijke participatiebeleid. Lokaal eigendom moet dan ook
niet opgelegd worden.
Op het moment dat een (Nederlandse) projectontwikkelaar zijn deel van het zonnepark
verkoopt aan een andere (buitenlandse) investeerder, blijven de overeengekomen eigendomsverhoudingen
en gemaakte afspraken met de omgeving gelden.
Vraag 4
Hoe is het mogelijk dat slechts vier procent van de productie door zonneparken momenteel
in lokaal eigendom is, maar dat in plaats daarvan 79 procent van de 33 grootste zonneparken
in Nederland nu eigendom is van buitenlandse investeerders?
Antwoord 4
Uit de nulmeting van de Monitor participatie hernieuwbare energie op land (bijlage
bij Kamerstuk 32 813, nr. 613) blijkt dat bij 40,4% van de zonneparken – die tezamen 76% van de elektriciteitsproductie
van de zonneparken voor hun rekening nemen – er geen sprake is van lokaal (mede-)eigendom.
Dit betreft de begin 2020 gerealiseerde parken (183). Daarnaast bevonden er zich toen
meer dan 200 parken in de bouwfase. Het aandeel (niet-)lokaal eigendom is bij deze
parken van dezelfde ordegrootte. Het aandeel van 4% lokaal eigendom kan dus grotendeels
worden verklaard doordat de meeste zonneparken zijn ontwikkeld voordat de afspraken
in het Klimaatakkoord over het streven naar lokaal eigendom zijn gemaakt. Voor de
nieuwere parken, die worden ontwikkeld na de afspraken in het Klimaatakkoord, geldt
dat 50% lokaal eigendom een streven is richting 2030 om het draagvlak te vergroten.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraagt 3 is het beeld dat het aandeel lokaal eigendom
de komende jaren gaat stijgen.
Vraag 5, 6 en 7
Kunt u schetsen wat volgens u de gevolgen van deze ontwikkeling zijn voor de ruimtelijke
inpassing, participatie en lokaal eigenaarschap van zonneparken?
Deelt u de mening dat het bijzonder onwenselijk is dat het opkopen van zonneparken
door deze buitenlandse investeerders er ook nog eens toe leidt dat belangrijke zaken
zoals bewonersparticipatie, financieel meeprofiteren door de omgeving en een goede
ruimtelijke inpassing in gevaar komen?
Deelt u tevens de mening dat deze ontwikkeling bijzonder schadelijk is voor het draagvlak
onder de energietransitie en dat het risico bestaat dat de energietransitie daarmee
uiteindelijk zelfs wordt vertraagd?
Antwoord 5, 6 en 7
Het doorverkopen van zonneparken aan beleggers staat grotendeels los van zaken als
bewonersparticipatie, financieel meeprofiteren door de omgeving en een goede ruimtelijke
inpassing. In een bewonersparticipatieproces komen allerlei aspecten van het zonnepark
aan de orde, waaronder de ruimtelijke inpassing en het financieel meeprofiteren door
de omgeving. Ontwikkelaar en omgeving maken hierover vervolgens afspraken die in een
omgevingsovereenkomst kunnen worden vastgelegd, zoals mijn ambtsvoorganger ook al
eerder in de beantwoording van vragen heeft aangegeven (Aanhangsel van de Handelingen,
2019–2020, nr. 4026). Deze afspraken blijven onverkort gelden als de projectontwikkelaar zijn eigendomsdeel
verkoopt aan een andere partij. Het doorverkopen, al dan niet aan buitenlandse investeerders,
is daarom mijns inziens geen negatieve ontwikkeling, maar draagt – net als lokaal
eigendom – bij aan het verkrijgen van de benodigde financiering voor de energietransitie.
Om een goed participatieproces te borgen – en zo voor draagvlak te zorgen – kunnen
gemeenten hierop beleid maken. Lokale afspraken kunnen afwijken van het algemene streven
naar 50% lokaal eigendom. Voorbeelden van een goed participatieproces zijn onder andere
te vinden op www.energieparticipatie.nl. In het kader van de motie Bruins c.s. (Kamerstuk 35 570, nr. 49) kijk ik momenteel samen met IPO en VNG naar meer best practices en standaarden om
decentrale overheden te ondersteunen bij het kunnen borgen van financiële participatie
in hun beleid. Hierover zal ik uw Kamer voor de zomer informeren.
Vraag 8
Welke mogelijkheden ziet u om op korte termijn te voorkomen dat nog meer zonneparken
in handen komen van buitenlandse investeerders in plaats van dat er sprake is van
lokaal eigenaarschap? Bent u bereid om zo snel mogelijk voorstellen te ontwikkelen
die daarvoor kunnen zorgen?
Antwoord 8
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 3, 5, 6 en 7, sta ik niet negatief tegenover
buitenlands aandeelhouderschap van Nederlandse parken. De Nederlandse energiemarkt
maakt immers onderdeel uit van een vrije (Noordwest) Europese markt, zoals mijn ambtsvoorganger
al eerder heeft aangegeven (Aanhangsel van de Handelingen 2019–2020, nr. 2793). Eigenaarschap van (buitenlandse) investeerders moet echter wel in verhouding staan
tot lokale wensen. Er ontstaat wel een onwenselijke situatie als er geen zorgvuldig
omgevingsproces heeft plaatsgevonden. In het geval dat de omgeving onvoldoende heeft
kunnen meedenken en meebeslissen over de mate waarin lokaal eigendom bij een zonnepark
gewenst is, worden de afspraken uit het Klimaatakkoord geschonden. De best practices
en standaarden, die ik in het kader van de motie Bruins c.s. (Kamerstuk 35 570, nr. 49) verzamel, zullen gemeenten helpen om procesparticipatie zo goed mogelijk in te vullen
en daarbij in hun eigen beleid op te nemen naar welke mate van lokaal eigendom de
gemeente streeft. Zowel Nederlandse als buitenlandse investeerders dienen hiernaar
te handelen.
Vraag 9
Bent u bereid om nadere randvoorwaarden te stellen binnen de Stimulering Duurzame
Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), zodat dit niet meer kan gebeuren of
anders hierop een «standstill» in te voeren totdat dit verder kan worden voorkomen?
Antwoord 9
De SDE++ is bedoeld om op een kostenefficiënte manier CO2 te vermijden en zorgt ervoor dat projecten voor hernieuwbare energie een sluitende
businesscase hebben. Het streven naar 50% lokaal eigendom gaat daaraan vooraf en goed
participatiebeleid helpt hierbij. Zoals aangegeven in de antwoorden op de vorige vragen
zie ik geen aanleiding om tot bijstelling van het beleid te komen. Wel verwacht ik
dat de huidige beleidsinzet ten aanzien van participatie de komende tijd zal leiden
tot een hoger aandeel lokaal eigendom.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. van 't Wout, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.