Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Molen en Geluk-Poortvliet over ‘Promovendi die mantelzorg verlenen hebben vaker mentale gezondheidsklachten, maar ze trekken niet aan de bel’
Vragen van de leden Van der Molen en Geluk-Poortvliet (beiden CDA) aan de Minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Promovendi die mantelzorg verlenen hebben vaker mentale gezondheidsklachten, maar ze trekken niet aan de bel» (ingezonden 14 januari 2021).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
30 maart 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1545.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Promovendi die mantelzorg verlenen hebben vaker mentale
gezondheidsklachten, maar ze trekken niet aan de bel»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Vindt u het ook zorgelijk dat een meerderheid van de mantelzorgende promovendi zijn
of haar begeleider niet informeert over het verlenen van mantelzorg?
Antwoord 2
Voor een naaste met een chronische ziekte of een beperking zorgen, is een zware fysieke
en mentale opgave. Zeker in combinatie met een promotietraject. Ik vind het daarom
zorgwekkend dat er promovendi zijn die de begeleider niet op de hoogte stellen van
mantelzorgtaken. Het is namelijk van groot belang dat persoonlijke onderwerpen – die
invloed hebben op het promotietraject, waaronder mantelzorg – bespreekbaar zijn. Dit
is nodig voor werkbare afspraken tussen promovendus en promotor.
Vraag 3
Welke rechten hebben promovendi met betrekking tot zorgverlof? Kunt u hierbij een
uitsplitsing maken naar het type promovendi?
Antwoord 3
Bij de beantwoording van Kamervragen van het lid Van der Molen heb ik uw Kamer geïnformeerd
dat de verschillende soorten promovendi specifieke rechten hebben ten aanzien van
zorgverlof.2 Promovendi hebben diverse aanstellingsvormen, waardoor de rechten per type promovendi
verschillen. Er is een onderscheid tussen werknemer-promovendi, promotiestudenten,
beurspromovendi en buitenpromovendi.
Werknemer-promovendi hebben, in het geval van bijvoorbeeld mantelzorgtaken, hetzelfde
recht als andere universitaire medewerkers om zorgverlof op te nemen. Mantelzorgende
promotiestudenten hebben ook het recht om zorgverlof op te nemen. Hier gelden namelijk
dezelfde regels als voor studenten met mantelzorgtaken.
Ten aanzien van beurspromovendi kan onderscheid worden gemaakt tussen promovendi met
en zonder een arbeidsrechtelijke verhouding met de instelling waar zij werken. Beurspromovendi
die een arbeidsrechtelijke verhouding hebben, hebben op grond daarvan recht op zorgverlof.
Dit geldt niet voor beurspromovendi die geen arbeidsrechtelijke verhouding hebben
met de instelling waar zij werken. Zij hebben geen recht op zorgverlof via de universiteit
of onderzoeksinstelling waar ze onderzoek verrichten.
Buitenpromovendi werken in hun eigen tijd aan een proefschrift en hebben geen arbeidsovereenkomst
met de universiteit of onderzoeksinstelling waar de promotie wordt afgerond. Dit betekent
dat buitenpromovendi niet in aanmerking komen voor zorgverlof. Buitenpromovendi zijn
echter niet gebonden aan een specifieke promotieduur, tenzij daar specifieke afspraken
over zijn gemaakt.
Vraag 4
Wat wilt u doen voor promovendi die van hun begeleider het deksel op de neus krijgen
nadat ze hun mantelzorgende taak bespreekbaar hebben gemaakt?
Antwoord 4
Ik heb vorig jaar de problemen die mantelzorgende promovendi ondervinden, onder de
aandacht gebracht bij de VSNU en individuele universiteiten. Zij delen mijn uitgangspunt
dat een promovendus passende ondersteuning moet krijgen die hem of haar in staat stelt
om het promotietraject op een verantwoorde manier af te ronden. De universiteiten
hebben aangegeven dat zij zich daarom inzetten om een omgeving te creëren waarin promovendi
de vrijheid ervaren om met hun begeleiding over hun zorgverplichtingen te kunnen spreken.
Mocht het in voorkomende gevallen toch niet lukken om mantelzorg met een begeleider
te bespreken, dan kan een promovendus andere wegen binnen de universitaire zorg- en
hulpstructuur bewandelen. Een promovendus kan terecht bij personeeladviseurs, (PhD)-psychologen,
promovendidecanen en vertrouwenspersonen om mantelzorg – en de problemen die uit de
mantelzorgverplichtingen voortvloeien – aan te kaarten. Mocht dit niet voldoende uitkomst
bieden, dan kan een promovendus binnen de instelling een beroep doen op de universitaire
ombudsfunctie.
Vraag 5
Hoe wilt u in de toekomst meer zicht krijgen en houden op deze groep?
Antwoord 5
Universiteiten zijn primair aan zet, zij zijn immers de werkgevers. Een projectgroep,
bestaande uit vertegenwoordigers van alle universiteiten, de Vereniging van Universiteiten
(VSNU) en het Promovendi Netwerk Nederland (PNN), werkt aan een gezamenlijke set van
vragen over promovendi en promovendibeleid die universiteiten binnen hun eigen evaluatie-instrumenten
in kunnen zetten. Het doel is om betere en vergelijkbare informatie te verzamelen
en best practices uit te wisselen, ter ondersteuning van het promovendibeleid van universiteiten.
Vraag 6
Hoe wilt u zorgen voor beter informatievoorziening richting begeleiders en promovendi?
Antwoord 6
De universiteiten zijn als werkgevers verantwoordelijk voor toereikende informatievoorziening.
Universiteiten informeren promovendi gedurende het promotietraject over de voorwaarden,
rechten en plichten die ze hebben, waaronder de mogelijkheden om zorgverlof op te
nemen.
Om de informatievoorziening verder te verbeteren, worden er in de VSNU werkgroep «gezonde
praktijk in het Nederlandse promotiestelsel» best practices uitgewisseld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.