Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Groot over vangletsel bij kippen
Vragen van het lid De Groot (D66) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over vangletsel bij kippen (ingezonden 3 maart 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 29 maart
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met de kritiek van de organisatie Wakker Dier op de aankondiging van
de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) dat deze strenger gaat handhaven
op vangletsel bij kippen, maar de verboden vangmethode zelf ongemoeid laat?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat het conform de Europese Transportverordening verboden is om «dieren
bij kop, oren, horens, poten, staart of vacht op te tillen of voort te trekken, of
ze zodanig te behandelen dat het hun onnodige pijn of onnodig lijden berokkent» bij
het transport? Zo nee, hoe interpreteert u dit artikel dan?2
Antwoord 2
De EU-transportverordening3bepaalt dat het verboden is om dieren bij kop, oren, horens, poten, staart of vacht
op te tillen. In de EU-verordening inzake de bescherming van dieren bij het doden4 staat hetzelfde voorschrift, maar daar worden pluimvee, konijnen en hazen uitgezonderd
van het verbod om dieren bij de poten op te tillen.
Het lijkt erop dat deze uitzondering mist in de transportverordening. In opdracht
van de Europese Commissie zijn dierenwelzijnsrichtlijnen voor diertransport uitgebracht
(Animal transport guides5), waarin legkippen en vleeskuikens bij de poten mogen worden opgetild. Ook is het
gangbaar in de EU en andere landen dat legkippen en vleeskuikens aan de poten worden
opgetild als ze worden gevangen voorafgaand aan transport. Ook in Zweden, ondanks
de vaak gebruikte term «Zweedse vangmethode» waarbij kippen rechtop worden gehouden
en niet aan hun poten worden opgetild.
Nederland vraagt de Europese Commissie daarom ook, samen met andere lidstaten zoals
Denemarken, Duitsland, Zweden en België, om hier duidelijkheid in te scheppen. Uiteraard
geldt te allen tijde dat – ook bij toegestane handelingen met dieren – onnodige pijn
en onnodig lijden moet worden voorkomen.
Vraag 3
Klopt het dat de techniek van het vangen van kippen bij hun poten om ze vervolgens
als trosjes naar vervoerskratten te brengen, nog steeds veel te vaak wordt toegepast,
waardoor jaarlijks miljoenen kippen botbreuken, ernstige kneuzingen en bloedingen
oplopen en kunt u aangeven hoeveel kippen door deze vangstmethode jaarlijks lijden
aan botbreuken of ernstige kneuzingen?
Antwoord 3
De NVWA is niet aanwezig bij het vangen van kippen en voert in de slachthuizen steekproefsgewijs
en risicogericht inspecties op vangletsel uit. Het is daarom lastig om in het algemeen
een uitspraak te doen over de precieze wijze van vangen. De NVWA registreert niet
het aantal kippen waarbij botbreuken of ernstige kneuzingen worden vastgesteld.
Vraag 4
Acht u deze meest gebruikte en dieronvriendelijke vangwijze in de pluimveesector in
strijd met deze bepaling uit de Europese Transportverordening? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vraag 2. Over het verbod op vangen bij de
poten heerst dus onduidelijkheid. Dat dieren zodanig behandeld moeten worden dat ze
onnodige pijn en onnodig lijden wordt bespaard, blijft evenwel overeind.
Vraag 5
Indien u deze vangwijze wel in strijd acht met de Europese regelgeving, kunt u dan
aangeven waarom de NVWA, ondanks de aankondiging intensiever te gaan handhaven tegen
vangletsel, niet handhavend optreedt met betrekking tot de vangmethode, maar alleen
optreedt tegen het leed dat ervan komt met een interventienorm van 2%?6
Antwoord 5
De NVWA handhaaft op dit moment niet tijdens het vangen met de gehanteerde vangmethode.
Door beperkte capaciteit bij de NVWA en prioritering van werkzaamheden wordt er niet
ingezet op inspecties tijdens het vangen. Bloedingen en kneuzingen zijn moeilijk zichtbaar
bij levende kippen en vleeskuikens. Daarom vinden de vangletselinspecties plaats in
het slachthuis. Er wordt handhavend opgetreden als de NVWA in het slachthuis letsel
aan de dieren constateert dat erop wijst dat de dieren tijdens het vangen onnodige
pijn en ernstig lijden is berokkend. Daarmee zijn de voorschriften met betrekking
tot het behandelen van de dieren tijdens het vangen niet nageleefd.
Vraag 6
Indien de NVWA constateert dat deze vangstmethode wordt gebruikt, maar de interventienorm
onder de 2% blijft, wordt er dan opgetreden? Zo nee, waarom niet en is dit in strijd
met de Europese Transportverordening?
Antwoord 6
De NVWA houdt bij toezicht op vangletsel in de slachthuizen een handhavingsnorm van
2% aan. Bij een telling waarbij het vangletsel onder de 2% blijft wordt geen boete
opgelegd.
Ik verwijs u met betrekking tot de gebruikte vangmethode naar mijn eerdere antwoorden.
Vraag 7
Klopt het dat de door de NVWA gehanteerde interventienorm van 2% eigenlijk al een
soepele handhavingsnorm is en de wet simpelweg geen breuken en kneuzingen acceptabel
acht tijdens het vangen? Zo niet, kunt u deze interventienorm juridisch onderbouwen?
Antwoord 7
Er is hier een zorgvuldige afweging gemaakt waarbij rekening wordt gehouden met wat
in de praktijk realistisch is en level playing field in de EU. Nederland is het enige EU-land dat op dergelijke wijze structurele vangletselinspecties
doet. Deze redenering is bevestigd in recente beroepszaken.
Vraag 8
Klopt het dat, met een door de NVWA gehanteerde interventiegrens van 2%, bij het jaarlijks
slachten van circa 600 miljoen kippen in Nederland, 12 miljoen kippen ernstige kneuzingen
en breuken «mogen» oplopen zonder dat de NVWA ingrijpt?7
Antwoord 8
Nee, dit klopt niet. Deze rekensom is niet zo eenvoudig te maken.
De NVWA handhaaft los van de vangletselinspecties bijvoorbeeld ook wanneer er bij
de ante-mortem keuring (de keuring bij levende dieren) welzijnsproblemen worden gezien
in de aanvoerhal of op de vrachtwagen. Dit kunnen allerlei soorten problemen betreffen,
bijvoorbeeld beknellingen of dieren die op de rug liggen.
Vraag 9
Geeft de NVWA op dit moment actief het advies om op andere, diervriendelijkere vangstmethodes,
zoals rechtop vangen, over te gaan bij controles of in voorlichting? Zo nee, waarom
niet en bent u bereid de NVWA te verzoeken dit wel te doen? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord 9
Ja. De NVWA geeft in haar persbericht aan dat bedrijven vangletsel kunnen voorkomen
als zij hun dieren vangen met een goed ingestelde vangmachine of als zijn een goed
getrainde vangploeg inzetten die dieren vangt volgens de zogenoemde «rechtop vangmethode».
De NVWA benadrukt dit ook in contacten met de sector.
Vraag 10
Kunt u aangeven waaraan «goed ingestelde vangmachines» – die volgens de NVWA veel
vangletsel kunnen voorkomen – moeten voldoen en welke problemen de NVWA ervaart met
verkeerd ingestelde vangmachines?
Antwoord 10
De NVWA is niet aanwezig bij het vangen en hanteert ook geen specifieke vereisten
voor vangmachines, anders dan de voorwaarde dat de dieren letsel of onnodig lijden
wordt bespaard. Een voordeel van vangmachines is dat de dieren niet ondersteboven
aan de poten worden opgetild. Er zijn echter ook andere risico’s bij het gebruik van
vangmachines, bijvoorbeeld ten aanzien van de afstand tot de kratten, en de snelheid
waarmee de dieren in de kratten terechtkomen. Net zoals bij het handmatig vangen moet
het verdelen van de dieren in de krat en het sluiten van de krat zorgvuldig en voorzichtig
gebeuren. Hoge snelheid van werken is bij beide vangmethodes een risicofactor.
Vraag 11
Welke plannen heeft u om deze problemen met verkeerd ingestelde vangmachines aan te
pakken?
Antwoord 11
Dit jaar wordt een PPS-onderzoek gestart naar oorzaken van en oplossingen voor vangletsel.
Hierin is de sector breed vertegenwoordigd. In dit onderzoek wordt de inzet van vangmachines
ook meegenomen.
Vraag 12
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.