Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg inzake ontwerpbesluit houdende regels voor experimenten met het verstrekken van subsidies voor generieke werkgeversvoorzieningen (Besluit experimentele subsidie generieke werkgeversvoorzieningen) (Kamerstuk 34352-206)
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Nr. 210
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 29 maart 2021
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de
brief van 1 februari 2021 over ontwerpbesluit houdende regels voor experimenten met
het verstrekken van subsidies voor generieke werkgeversvoorzieningen (Besluit experimentele
subsidie generieke werkgeversvoorzieningen) (Kamerstuk 34 352, nr. 206).
De vragen en opmerkingen zijn op 23 februari 2021 aan de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 29 maart 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van Toorenburg
Adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en opmerkingen van de bewindspersonen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit
houdende regels voor experimenten met het verstrekken van subsidies voor generieke
werkgeversvoorzieningen (Besluit experimentele subsidie generieke werkgeversvoorzieningen)
(Kamerstuk 34 352, nr. 206). Deze leden zijn positief over dit ontwerpbesluit en hopen dat dit experiment bijdraagt
aan een meer inclusieve arbeidsmarkt.
De leden van de VVD-fractie vinden het positief dat het voorstel beoogt werkgevers
te stimuleren mensen met een beperking een dienstverband aan te bieden. De verwachting
is dat het koppelen van de voorziening aan de werkplek zelf, in plaats van een specifiek
dienstverband, zal leiden tot minder terughoudendheid bij werkgevers. Wanneer de desbetreffende
werknemer nog niet in beeld is, zijn werkgevers afhankelijk van de inschattingen en
expertise van arbeidsdeskundigen van het UWV. Kan de complexiteit en onzekerheid ook
leiden tot meer risicomijdend gedrag bij werkgevers? Wordt in het advies van het UWV
ook rekening gehouden met de hoeveelheid potentiële werknemers?
De leden van de VVD-fractie vragen of het koppelen van de voorziening aan de werkplek
zelf in plaats van een specifiek dienstverband ertoe kan leiden dat werkgevers zich
voornamelijk gaan richten op het creëren van werkplekken voor mensen met arbeidsbeperkingen
die veel voorkomen, om zo het risico op niet invullen van de vacature te verkleinen,
waardoor mensen met een minder vaak voorkomende beperking alsnog buiten de boot vallen.
De generieke werkgeversvoorziening heeft tot doel de terughoudendheid van werkgevers
voor benutten van het potentieel bij mensen met een beperking te verminderen. Een
inclusieve werkplekaanpassing vermindert de drempel die een beperking opwerpt voor
de matching op kwaliteiten. Om de onzekerheid bij werkgevers over de mogelijkheden
en de aanvraag te minimaliseren, zal UWV op verzoek ondersteunen bij de aanvraag met
een adviesgesprek. Wat betreft de invulling van de aangepaste werkplek is nadrukkelijk
sprake van een inspanningsverplichting van de kant van de werkgever.
Wat betreft het type beperking zijn gelet op de generieke aard van deze werkgeversvoorziening
veel voorkomende beperkingen het logische vertrekpunt. De haalbaarheid van de invulling
van de aangepaste werkplekken is ook onderdeel van de beoordeling van de aanvraag.
UWV zal bij ondersteuning van de aanvraag verwijzen naar overige voorzieningen in
het reguliere pakket als die een betere oplossing bieden voor een specifieke beperking.
De leden van de VVD-fractie willen benadrukken dat het belangrijk is dat er tussentijds
verslag wordt uitgebracht over hoe het experiment verloopt. Het is voor deze leden
essentieel dat ook signalen vanuit de praktijk hierbij betrokken worden. Kan de Minister
aangeven op welke wijze hij hier invulling aan gaat geven?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de werkgever zich moet inspannen om werk te
bieden, de werkgever wordt daarin ondersteund door het werkgeversservicepunt. Het
is van belang dat de samenwerking tussen werkgeversservicepunten en werkgevers optimaal
wordt benut. Deze leden ontvangen signalen die onderschrijven dat dit in de praktijk
niet altijd het geval is. Wordt de samenwerking tussen werkgevers en werkgeversservicepunten
ook meegenomen in het tussentijds verslag? Ziet de Minister ook nu al mogelijkheden
om deze samenwerking te verbeteren?
Ook bij de internetconsultatie van het besluit is door verschillende partijen gewezen
op het belang van een tussenevaluatie van de effecten van de pilot. In de toelichting
op het besluit is in reactie opgenomen dat een uiterlijke termijn van 1 juli 2026
voor toezending van de eindevaluatie aan de Tweede Kamer is gesteld in het kader van
de evaluatieverplichting na afloop van de looptijd van het experimenteerbesluit. De
regering deelt naast deze formele evaluatie nadrukkelijk de behoefte van de VVD-fractie
om eerder inzicht te hebben in de voorlopige effecten. Dit is ook nodig om een eventueel
structureel vervolg op het experiment aan de hand van wetgeving in voorbereiding te
kunnen nemen. Om deze reden zal bij de externe evaluatie de oplevering van tussentijdse
resultaten worden opgenomen, waaronder de ondersteuning van werkgevers door de werkgeversservicepunten.
Ik zal de Kamer verslag doen van het verloop van het experiment aan de hand van de
tussentijdse evaluatie in het kader van voorbereiding op wetgeving.
Wat betreft de werkgeverservicepunten is vanaf 1 januari 2020 de SUWI-regelgeving
aangepast met als doel de versterking van de samenwerking van UWV en gemeenten bij
regionale werkgeversdienstverlening. De Inspectie SZW heeft een monitor ingesteld
op de beoogde verbeteringen. De rapportage hiervan zal met een beleidsreactie in 2022
aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het
ontwerpbesluit houdende regels voor experimenten met het verstrekken van subsidies
voor generieke werkgeversvoorzieningen. Deze leden zijn verheugd dat de mogelijkheden
om werkgevers te subsidiëren als zij een voorziening treffen om mensen met een beperking
een werkplek te geven, worden uitgebreid. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vragen of er ook is gekeken naar de mogelijkheid om de
voorziening helemaal los te knippen van uitkeringsregelingen als de Wet werk en inkomen
naar arbeidsvermogen (WIA), Wajong en de Participatiewet. Deze leden vragen wat er
gebeurt als bijvoorbeeld een niet-uitkeringsgerechtigde met een arbeidsbeperking aan
het werk komt maar wel een aanpassing nodig heeft op de werkplek.
Het kabinet heeft bij de bepaling van de doelgroep UWV en gemeenten in het ontwerpbesluit
bewust gekozen voor een zo breed mogelijke doelgroep voor de generieke werkgeversvoorziening.
Werkgevers kunnen in dat kader bij UWV een subsidie aanvragen voor de kosten voor
voorzieningen bedoeld om een dienstbetrekking met een persoon met een structurele
functionele beperking aan te gaan of voort te zetten. Ik wil wijzen op de brede formulering
van een structurele functionele beperking in artikel 2 van het besluit dat ook niet-uitkeringsgerechtigden
met een arbeidsbeperking omvat. Voor de gemeentelijke doelgroep is hierbij aangesloten
bij de doelgroep beschut werk en de doelgroep loonkostensubsidie.
De leden van de D66-fractie vragen daarnaast waarom expliciet dienstbetrekkingen met
een proeftijd zijn uitgesloten. Deze leden vragen of dit niet een drempel opwerpt
om langere contracten aan te bieden aan mensen met een arbeidsbeperking.
De proeftijd is onder de voorwaarden voor de generieke werkgeversvoorziening uitgesloten
omdat het besluit minimumvereisten stelt aan de duur en de verdiensten van dienstverband(en)
die verband houden met de voorziening. Hiervoor is een periode van zes maanden gekozen
vanuit het streven naar duurzaamheid van de geboden werkgelegenheid op de aangepast
werkplek, ook gelet op gebruik van inleenconstructies die bij deze doelgroep relatief
veel voorkomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het ontwerpbesluit.
Deze leden hebben nog wel een aantal vragen. Hoe gaat de Minister deze regeling onder
de aandacht brengen van werkgevers en gemeenten zodat deze maximaal effect sorteert?
Het kabinet onderschrijft het belang van goede communicatie over de generieke werkgeversvoorziening
richting werkgevers en werknemers. In reactie op vragen van de Landelijke Cliënten
Raad bij de internetconsultatie is in dit kader nader ingegaan op de waarde van aansprekende
voorbeelden voor bedrijven om de kansen van een generieke werkgeversvoorziening te
herkennen. Voor dat doel zal het UWV als uitvoerder van de regeling samen met het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitwerking geven aan een communicatieplan
en hierbij verbindingen leggen met andere beleidsinitiatieven op dit terrein zoals
het Sociaal Innovatiefonds. Bij de internetconsultatie zijn externe kanalen aangeboden
van werkgeversorganisaties en de Kennisalliantie Inclusie en Technologie (KIT), die
ook zullen worden betrokken bij het communicatieplan.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de werkgever de plicht heeft om UWV te informeren
over veranderingen in het gebruik van de voorziening en om medewerking aan werkbezoeken.
Om welke specifieke veranderingen gaat het? Waarom moet de werkgever het UWV hierover
informeren en welke consequenties heeft niet informeren voor de werkgever? Hoe wordt
dit op een manier opgepakt, die zo min mogelijk rompslomp oplevert voor de werkgevers?
Kan de Minister ook nader ingaan op alle administratieve lasten voor de werkgever
die voortvloeien uit dit ontwerpbesluit bij gebruikmaking van deze subsidieregeling?
Het kabinet heeft in het besluit oog voor de balans tussen baten en inspanningen bij
de werkgever, en voor het belang van ondersteuning door het UWV hierbij.
In de toelichting op het besluit staat beschreven dat de subsidie aan de werkgever
ten behoeve van een inclusieve werkplek gepaard gaat met inspanningen van diens kant.
De werkgever zal de informatie dienen te verstrekken, die nodig is voor UWV om vast
te stellen dat de voorziening is gerealiseerd en wordt gebruikt zoals beoogd voor
het doel van inclusieve werkgelegenheid. Hieruit vloeien administratieve lasten voort:
uit de aanvraag met offerte voor de generieke werkgeversvoorziening, en de rapportage-
en informatieplicht van melding bij wijziging van het gebruik van de voorziening.
De werkgever zal ook de mogelijkheid moeten bieden voor aangekondigde bedrijfsbezoeken
van UWV van de werkvloer. Zonder deze informatie is voor UWV niet mogelijk om vast
te stellen dat de werkgever heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting.
Tegenover deze verplichtingen ontstaat de mogelijkheid voor de werkgever ten opzichte
van de huidige voorzieningen om in één keer voor meerdere werknemers een aanvraag
te doen, en om met een adviesgesprek ondersteuning van het UWV te krijgen bij de aanvraagprocedure
voor de generieke voorziening.
De toets op administratieve lasten van het Adviescollege Toetsing Regeldruk is neutraal.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.M. van Toorenburg, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier