Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over het bericht ‘De strijd tegen mestfraude’
Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de strijd tegen mestfraude (ingezonden 19 februari 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 24 maart
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2004.
Vraag 1
Kent u de berichten «Internationaal onderzoek naar mestfraude in België en Nederland»
en «Grote controle naar internationale mestfraude, inval in Esbeek en meer plekken
in Brabant»?1 2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat bij de reguliere inspecties van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA) bij co-vergisters in 2019 in 67% van de gevallen overtredingen zijn geconstateerd?3
Antwoord 2
Ja, dit kan ik bevestigen.
De resultaten van deze 9 geïnspecteerde bedrijven kunnen niet geëxtrapoleerd worden
naar de gehele doelgroep, omdat het een risicogerichte selectie en controle betreft.
De 6 niet-akkoorden hadden vooral betrekking op de gebruikte co-materialen en resulteerden
in 3 schriftelijke waarschuwingen en 3 Rapporten van Bevindingen (RvB). Op basis van
analyse van de gegevens van RVO en NVWA zijn deze bedrijven als risicobedrijven geselecteerd
en gecontroleerd.
Vraag 3
Controleert de NVWA bij de reguliere inspecties ook grensoverschrijdende gevallen,
gezien de berichtgeving dat de grens mogelijk als camouflagemiddel gebruikt wordt
bij de illegale mesthandel?
Antwoord 3
Ja, de NVWA houdt toezicht op export en import van meststromen en werkt daarbij samen
met de Duitse en Belgische toezichthouders.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat de NVWA zwaar overbelast is en twee derde van haar taken niet
naar behoren uit kan voeren?4
Antwoord 4
In mijn opdracht heeft Deloitte een onderzoek uitgevoerd naar de taken en middelen
van de NVWA. Op 16 oktober 2020 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van
dit onderzoek (Kamerstuk 33 835, nr. 171). Deloitte geeft aan dat met de thans beschikbare middelen de maatschappelijke opdracht
van de NVWA op 100 van de 152 taken niet naar verwachting of conform eis kan worden
uitgevoerd.5
In de afgelopen periode hebben mijn collega voor Medische Zorg en Sport en ik op die
terreinen waar de spanning het meest voelbaar is een aantal concrete maatregelen genomen
om het toezicht te versterken, waaronder voor het domein meststoffen. Daarmee zijn
de geconstateerde tekorten echter nog niet volledig opgeheven. Zie ook mijn brief
van 29 januari 2021 (Kamerstuk 33 835, nr. 179).
Extra capaciteit voor het toezicht is niet de enige oplossing om mestfraude aan te
pakken. Behalve fraudepreventie is het ook belangrijk om de handhavingscapaciteit
die er is zo efficiënt mogelijk in te zetten. Dit wordt gedaan door een risicogerichte
aanpak, waarbij gebruik gemaakt wordt van verschillende datasets die worden gecombineerd
en aangevuld met fysieke controles waar dit nodig is. Samenwerken met andere toezichtpartners
is daarbij een vereiste. Dit is een continu proces, waarin bijvoorbeeld met de Versterkte
Handhavingsstrategie Mest (VHS) goede stappen worden gezet. Naast toezicht en handhaving
is ook een cultuurverandering in de sector nodig waarbij naleving van de mestregelgeving
de standaard wordt. Door verschillende sectorpartijen is in 2017 het sectorplan van
aanpak «Samen werken in een eerlijke keten» opgesteld om fraude met mest tegen te
gaan. Onderdeel van dit sectorplan is het realiseren van een cultuurverandering in
houding en gedrag (Kamerstuk 33 037, nr. 230).
Vraag 5
Deelt u het inzicht dat dit internationale onderzoek waarschijnlijk slechts het topje
van de ijsberg zal ontdekken van de mestfraude die zich in ons land (en in Vlaanderen)
afspeelt?
Antwoord 5
De NVWA heeft meerdere fraudeonderzoeken lopen. Mestfraude is per definitie verborgen.
De omvang van de echte mestfraude is daarom niet te kwantificeren, maar de NVWA krijgt
regelmatig signalen over vermeende mestfraude. Daarbij wil ik wel aantekenen dat bij
niet-naleving van de mestwetgeving niet per se sprake hoeft te zijn van fraude. Niet-naleving
van de regelgeving kan ook veroorzaakt worden door een fout of vergissing van de landbouwer
of intermediaire ondernemer.
Vraag 6
Kunt u zich herinneren dat u op de zorgen hierover tijdens het algemeen overleg Mestbeleid
op 4 november 2020 antwoordde dat er een elektronische controle zou komen per 1 januari
2021 (het realtime Vervoersbewijs Dierlijke Mest), wat volgens u de methode was om mestfraude te beteugelen?6
Antwoord 6
Het real time Vervoersbewijs Dierlijke mest (hierna: rVDM) is één van de maatregelen uit de Versterkte
Handhavingsstrategie Mest (Kamerstuk 33 037, nr. 311) om de naleving te bevorderen en fraude met mesttransporten tegen te gaan. Naast
rVDM is ingezet op intensivering van de samenwerking tussen controlerende en handhavende
instanties onder meer door betere informatie-uitwisseling tussen verschillende overheidsinstanties
en gezamenlijke handhavingsacties (gebiedsgerichte handhaving). Daarnaast vindt er
extra handhaving plaats op risicovolle schakels in de mestketens (zoals intermediaire
ondernemingen, co-vergisters en varkensbedrijven).
Op 30 juni 2020 heb ik uw Kamer en de Europese Commissie over de resultaten van de
VHS geïnformeerd (Kamerstuk 33 037, nr. 370). Op 24 december jl. heb ik uw Kamer over de voortgang van rVDM geïnformeerd (Kamerstuk
33 037, nr. 381). Uw Kamer heeft deze brief vervolgens controversieel verklaard.
Vraag 7
Kunt u bevestigen dat de invoering van die elektronische controle met een jaar is
uitgesteld tot 2022? Welk antwoord heeft u nu op de zorgen die in de samenleving spelen
over mestfraude?
Antwoord 7
In mijn brief van 24 december jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 381) heb ik u geïnformeerd over de stappen die worden gezet in de (technische) ontwikkeling
van het rVDM-systeem. Ik heb hierin een gefaseerde aanpak geschetst om een zo goed
mogelijke invoering voor de betrokken uitvoerende diensten en de sector te kunnen
garanderen. Zoals aangegeven heeft uw Kamer deze brief controversieel verklaard, wat
met zich brengt dat besluitvorming over de invoering van rVDM aan mijn ambtsopvolger
is.
rVDM is één van de maatregelen uit de VHS om de naleving te bevorderen en fraude met
mesttransporten tegen te gaan. Het hele palet aan maatregelen uit de VHS draagt bij
aan het bestrijden van mestfraude. Ik verwijs u daarover ook naar de beantwoording
van vraag 6.
Vraag 8
Welke stappen neemt u om te voorkomen dat banken bedrijven die zich schuldig maken
aan mestfraude financieel blijven steunen, zoals de Rabobank deed in 2017?7
Antwoord 8
Door verschillende sectorpartijen, waaronder de Rabobank, is in 2017 een sectorplan
van aanpak «Samen werken in een eerlijke keten» opgesteld om fraude met mest tegen
te gaan. Dit plan van aanpak bestaat uit vier lijnen: 1) verandering van cultuur,
houding en gedrag; 2) private borging van de keten; 3) ondersteuning door technologie
en 4) samenwerking (Kamerstuk 33 037, nr. 230).
Als onderdeel van dit sectorplan heeft de sector een vrijwillig certificeringsschema
(KeurMest) ontwikkeld. Daarnaast wordt er door deze sectorpartijen een systeem voor
digitalisering van de mestketen (MineralenManager) ontwikkeld. Een voortvarende uitvoering
van het sectorplan blijft belangrijk, aangezien de aanpak van fraude nadrukkelijk
ook de verantwoordelijkheid van de sector zelf is.
Over de voortgang van het sectorplan, verbetering van de naleving en het tegengaan
van fraude vindt periodiek overleg op (hoog)ambtelijk niveau plaats met de (sector)organisaties
(LTO, CUMELA, TLN, POV en Rabobank).
Vraag 9
Deelt u het inzicht, dat ook het openbaar ministerie onderschrijft, dat mestfraude
alleen opgelost kan worden wanneer de fraudeprikkel afneemt, dus wanneer er minder
mest geproduceerd wordt? Zo ja, kunt u ten behoeve van de volgende formatie een plan
opstellen voor het drastisch terugdringen van de mestproductie door de veehouderij?8
Antwoord 9
Op 9 september jl. heb ik de contouren voor het toekomstig mestbeleid toegestuurd
aan uw Kamer (Kamerstuk 33 037, nr. 374). Hierin zet ik de stip op de horizon voor eenvoudiger mestbeleid met transparante
meststromen waarin door kringlopen te sluiten en innovatieve technieken emissies worden
beperkt. De reductie van dieraantallen is geen doel van mijn beleid, dat is een robuuste
en toekomstbestendige landbouw die structureel binnen de milieugrenzen (fosfaat, stikstof,
klimaat, biodiversiteit) opereert en daardoor boeren toekomstperspectief biedt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.