Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Nijboer over de invloed van de negatieve rente op zorg- en onderwijsinstellingen
Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de Minister van Financiën over de invloed van de negatieve rente op zorg- en onderwijsinstellingen (ingezonden 5 februari 2021).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 23 maart 2021)
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat verschillende zorginstellingen jaarlijks geld kwijt
zijn aan het aanhouden van geld op hun rekeningen?
Antwoord 1
Ik ben ermee bekend dat zorginstellingen1 te maken kunnen hebben met een negatieve rente over een deel van hun tegoeden bij
commerciële banken. Hetzelfde geldt ook voor sommige goededoelenorganisaties (zie
antwoord op vraag 9), vermogende consumenten en bedrijven.
Vraag 2
Kunt u aangeven hoeveel publiek geld jaarlijks wordt onttrokken aan de zorg en het
onderwijs door deze negatieve rente?
Antwoord 2
Er is geen inzicht in de kosten die zorginstellingen in Nederland kwijt zijn aan negatieve
rente.2 Dat geldt ook voor onderwijsinstellingen. Onderwijsinstellingen die publieke liquide
middelen beheren, hebben zelf de keuze tussen het aanhouden van publieke tegoeden
bij het Ministerie van Financiën (middels schatkistbankieren), of bij een commerciële
bank. Bij het schatkistbankieren wordt geen negatieve rente gerekend (zie ook antwoord
op vraag 11). Van de onderwijsinstellingen is bekend dat zij eind 2019 ongeveer € 3
mld. aan liquide middelen aanhielden bij het Ministerie van Financiën middels schatkistbankieren
en ongeveer € 6 mld. op commerciële bankrekeningen hadden staan. Sindsdien is het
aantal onderwijsinstellingen dat deelneemt aan schatkistbankieren verdubbeld en de
verwachting is dat zij nu aanzienlijk meer middelen in de schatkist aanhouden.
Vraag 3
Welke rol heeft het zakelijke karakter van de bankrekeningen op de verplichting om
geld af te dragen door de rentestand?
Antwoord 3
Voor zover bekend rekenen alle Nederlandse banken inmiddels een negatieve rente vanaf
een bepaalde depositowaarde. In enkele gevallen rekenen banken dit vanaf een bedrag
van € 100.000, maar bij de meeste banken ligt dit bedrag hoger. Voor zover bekend
rekent een enkele bank daarbij (vanaf dezelfde drempelwaarde) een ander tarief voor
zakelijke klanten dan voor overige klanten.
Vraag 4
Snapt u dat het gezien de verplichting om buffers aan te houden wrang is dat onderwijs
en zorginstellingen extra achteruit boeren?
Antwoord 4
Ik kan mij de zorgen over de dalende rente goed voorstellen. Het is wel van belang
te noemen dat zorg- en onderwijsinstellingen niet expliciet bij wet verplicht zijn
om buffers aan te houden.3 Banken beoordelen wel de kredietwaardigheid en financiële positie van een klant bij
het verstrekken van financiering, waaronder de aanwezigheid van voldoende liquide
middelen.
Dat banken een negatieve rente rekenen over een deel van hun klantenbestand en tegoeden
hangt samen met het huidige renteklimaat. Banken staan door de dalende marktrentes
voor een dilemma. Enerzijds willen zij het verschil tussen in- en uitleenrentes (de
rentemarge) op peil houden. Dit is van groot belang voor banken die voor hun inkomsten
sterk afhankelijk zijn van de rentemarge. Anderzijds zijn banken zich bewust dat het
rekenen van een negatieve rente kan leiden tot minder spaarklanten, reputatieschade
en verlies aan inkomsten op andere producten.
Een situatie van langdurig lage rentes kan de winstgevendheid van banken onder druk
zetten, met potentieel nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit.
Vraag 5, 6, 7 en 8
Welke delen van de zorg en het onderwijs zijn het meest getroffen in termen van financiële
afdrachten door het aanhouden van buffers?
Deelt u de mening dat geld dat wordt uitgegeven aan rente niet ten goede kan komen
aan zorg of onderwijs?
Wat betekent deze situatie voor het aanbod van zorg en onderwijs?
Deelt u de mening dat deze extra lasten niet mogen leiden tot tekorten waardoor minder
zorg en onderwijs geleverd kan worden?
Antwoord 5, 6, 7 en 8
Veel zorginstellingen hebben net als bedrijven en vermogende consumenten te maken
met negatieve effecten van het lage-renteklimaat, maar ervaren tegelijkertijd ook
positieve effecten. Zo hoeft er bijvoorbeeld minder rente over nieuwe leningen betaald
te worden. Het is niet vast te stellen hoe de lage rente netto gezien doorwerkt in
de financiële positie van specifieke onderwijs- en zorginstellingen. Voor mij staat
niettemin buiten kijf dat het aanbod van zorg en onderwijs op peil moet blijven.
In het geval van zorginstellingen zijn zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten
verantwoordelijk voor het inkopen van voldoende zorg. De negatieve rente zal daarom
naar verwachting geen nadelige gevolgen hebben voor het aanbod van zorg, maar kan
tegelijkertijd wel de zorgkosten in sommige gevallen beïnvloeden. Ik moedig zorginstellingen
aan de dialoog met gemeenten, zorgkantoren en zorgverzekeraars aan te gaan waar nodig.
Voor wat betreft de onderwijsinstellingen verwijs ik graag naar de mogelijkheid tot
het (vrijwillig) schatkistbankieren, omdat daar geen negatieve rente gerekend wordt
en ik dus geen negatief effect op het aanbod van onderwijs zie (zie ook het antwoord
op vraag 11).
Vraag 9
Bent u ermee bekend dat ook goededoelenorganisaties met de negatieve gevolgen van
negatieve rentes te maken hebben en deelt u dat dit ongewenst is?
Antwoord 9
Zoals ik schreef in antwoord op vraag 1 ben ik ermee bekend dat ook een deel van de
goededoelenorganisaties te maken kan hebben met een negatieve rente over een deel
van hun tegoeden. Ik realiseer me dat het rekenen van negatieve rente over banktegoeden
een relatief nieuwe en ongemakkelijke gewaarwording is. De verwachting is immers dat
geld bij de bank in de loop van de tijd in waarde groeit of in ieder geval gelijk
blijft. Een negatieve rente staat daarmee op gespannen voet. Gelukkig rekenen banken
geen negatieve rente door aan alle categorieën rekeningenhouders. Op dit moment rekenen
banken over het algemeen aan een klein deel van hun klantbestand een (licht) negatieve
rente. Bijvoorbeeld aan klanten met een depositowaarde vanaf € 100.000 of € 500.000.
Vraag 10
Bent u bereid om banken ertoe te bewegen een oplossing te vinden zodat publiek geld
niet langer afgedragen hoeft te worden?
Antwoord 10
Vanwege regels ten aanzien van de mededinging en het gegeven dat banken zelf gaan
over hun rentetarieven, ben ik terughoudend met het opzetten van gesprekken met banken
over hun prijsstelling. Wel wil ik blijven benadrukken dat ik een negatieve rente
voor de gewone spaarder ongewenst vind. Hierover schreef ik uw Kamer in december 2019,
waarin ik tevens verslag deed van gesprekken met de afzonderlijke (consumenten)grootbanken
over de dilemma’s die zij ervaren in het lage-renteklimaat.4 Ik blijf van mening dat gewone spaarders voldoende mogelijkheden dienen te behouden
om te bankieren bij een bank die geen negatieve rente rekent. Indien deze mogelijkheden
significant worden beperkt zal ik het onderwerp opnieuw ter hand nemen, en indien
opportuun ook wetgeving overwegen.
Ook wil ik hier benadrukken dat publieke instellingen die publieke liquide middelen
beheren terecht kunnen bij het schatkistbankieren (zie ook antwoorden op vragen 2
en 11). Het Ministerie van Financiën rekent hierbij geen negatieve rente. Op dit moment
nemen al veel instellingen deel aan het schatkistbankieren.
Vraag 11
Bent u bereid om daarbij de optie te onderzoeken of het aanhouden van publieke financiële
middelen bij de overheid een optie is?
Antwoord 11
Zoals genoemd in antwoord op vraag 2 kunnen publieke liquide middelen bij het Ministerie
van Financiën worden aangehouden middels het schatkistbankieren. Voor een aantal instellingen,
zoals ministeries en decentrale overheden, is dit verplicht, bijvoorbeeld vanwege
hun wettelijk taak. Andere instellingen mogen vrijwillig gebruik maken van schatkistbankieren,
bijvoorbeeld vanwege een risico-arm beheer van (publieke) middelen. Dit geldt onder
andere voor bekostigde onderwijsinstellingen.5 De publieke gelden die zij ontvangen mogen worden aangehouden bij het Ministerie
van Financiën. Het Ministerie van Financiën rekent hierover geen negatieve rente.
Het schatkistbankieren zoals in Nederland ingericht is uniek in Europees perspectief.
Eind 2017 waren er al meer dan 1000 deelnemers aan het schatkistbankieren6 en hun aantal neemt gestaag toe. Ik blijf constant onderzoeken wat de mogelijkheden
zijn binnen de beleidsmatige en juridische kaders om publieke liquide middelen bij
de overheid aan te houden. Deelname aan schatkistbankieren is echter niet zonder beperkingen.
Niet alle (semi)publieke instellingen kunnen deelnemen. Zo moeten deelnemers publieke
liquide middelen in beheer hebben, moet risico-arm beheer van deze middelen wenselijk
zijn en moet deelname niet strijdig zijn met de staatssteunregels.
Waar schatkistbankieren voor het overgrote deel van de onderwijsinstellingen mogelijk
is, geldt dat niet voor sommige andere (semi)publieke taken waaronder de meeste zorginstellingen.
In het huidige zorgstelsel zijn de mogelijkheden om financiële middelen van deze instellingen
aan te houden bij de overheid zeer beperkt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.