Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bromet over het rapport ‘de onzichtbare vervuilers van de vlees- en zuivelindustrie’
Vragen van het lid Bromet (GroenLinks) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het rapport «De onzichtbare vervuilers van de vlees- en zuivelindustrie» (ingezonden 5 februari 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 22 maart
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport «De onzichtbare vervuilers van de vlees- en zuivelindustrie»?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Wat vindt u van het rapport «De onzichtbare vervuilers van de vlees- en zuivelindustrie»?
Antwoord 2
Ik heb kennis genomen van het rapport. Het rapport wijst er terecht op dat naast het
nationale klimaatbeleid dat zich richt op de vermindering van de broeikasgasuitstoot
op Nederlands grondgebied ook aandacht moet zijn voor mondiale broeikasgasuitstoot
van Nederlandse bedrijven.
Vraag 3
Denkt u dat de cijfers uit het onderzoek van Milieudefensie kloppen en kunt u uw antwoord
uitleggen?
Antwoord 3
Deze cijfers komen niet overeen met de meest recente gegevens die het ministerie tot
haar beschikking heeft. Voor de klimaatopgave wordt gewerkt met cijfers van de het
Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en WUR/WEcR – daar heeft in dit rapport geen
check of afstemming mee plaatsgevonden.
Vraag 4
Wat vindt u ervan dat uit het onderzoek blijkt dat Vion, FrieslandCampina en VanDrie
Group gezamenlijk ruim anderhalf keer meer uitstoten dan Tata Steel en meer dan de
directe uitstoot van al het wegverkeer in Nederland, namelijk in totaal 34,4 miljoen
ton aan broeikasgassen?
Antwoord 4
De vergelijking gaat mank. Voor de drie bedrijven Vion, FrieslandCampina en VanDrie
Group wordt de mondiale broeikasgasemissie gehanteerd, terwijl voor Tata Steel en
het wegverkeer alleen de emissie op Nederlands grondgebied wordt meegerekend.
Vraag 5
Bent u in gesprek met Vion, FrieslandCampina en VanDrie Group over hun uitstoot? Zo
ja, kunt u uitgebreid toelichten welke afspraken er gemaakt zijn?
Antwoord 5
Ik heb regelmatig overleg met deze bedrijven, rechtstreeks en via hun koepelorganisaties,
onder andere over hun broeikasgasuitstoot. De koepelorganisaties zijn partner in de
uitvoering van het Klimaatakkoord en nemen deel aan het Uitvoeringsoverleg daarover.
De in het Klimaatakkoord gemaakte afspraken over het verminderen van de nationale
broeikasgasuitstoot kunt u terugvinden op www.klimaatakkoord.nl/landbouw-en-landgebruik. Daarnaast spreek ik regelmatig met de sectoren over hun verduurzamingsbeleid, waar
ook de nationale én mondiale klimaatopgave deel van uitmaakt.
Vraag 6
In hoeverre zijn individuele Nederlandse boeren afhankelijk van het beleid van deze
drie multinationals en kunt u dit uitgebreid toelichten?
Antwoord 6
De drie zuivel- en vleesbedrijven zijn belangrijke partners voor veel van de Nederlandse
boeren. Omdat FrieslandCampina een coöperatie is, hebben de boeren die lid zijn zeggenschap
over het beleid. Boeren zijn in principe vrij om te bepalen met wie zij een zakelijke
relatie aangaan en kunnen daar het beleid van de betreffende onderneming een rol in
laten spelen. Om de klimaatopgave bij de primaire productie, de boer, te kunnen realiseren
is het nodig dat de hele keten meedoet. Dat is ook de reden geweest waarom behalve
vertegenwoordigers van de primaire productie ook andere ketenpartijen actief zijn
betrokken bij het Klimaatakkoord.
Vraag 7
Hoe kijkt u aan tegen de stelling van Milieudefensie dat het Klimaatakkoord een kwalijke
beperking kent omdat het alleen focust op de directe emissies in Nederland en geen
doelen stelt voor emissiereducties in de productieketen van (internationaal opererende)
bedrijven en bent u het ermee eens dat door de focus op directe emissies, een groot
deel van de emissies buiten schot van het Klimaatakkoord blijft? Zo nee, waarom niet
en wat zou er volgens u moeten gebeuren om de keten mee te nemen in het tegengaan
van gevaarlijke klimaatverandering?
Antwoord 7
Ik deel niet de mening dat in het Klimaatakkoord sprake is van een kwalijke beperking.
Bij het Klimaatakkoord van Parijs is door alle deelnemende landen afgesproken dat
ieder land de nationale emissies aanpakt. De toezegging die Europa in het kader van
het klimaatakkoord van Parijs heeft gedaan geldt voor de uitstoot binnen Europa en
is (deels) door vertaald naar de individuele lidstaten. Om die reden gaat het Klimaatakkoord
alleen over nationale emissiereducties. De Klimaat- en Energieverkenning (KEV) die
het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) jaarlijks uitbrengt kijkt om diezelfde reden
ook naar de nationale uitstoot. De Monitor Brede Welvaart van het Centraal Bureau
Statistiek (CBS) daarentegen rapporteert wel over de bijdragen van Nederland aan de
mondiale broeikasgasemissies. Ik ben van mening dat we bij de verduurzaming van de
landbouw ook die mondiale klimaatvoetafdruk moeten meenemen. Veel bedrijven, waaronder
ook de drie bedrijven die onderwerp van dit rapport van Milieudefensie zijn, hebben
zelf ook een beleid gericht op verduurzaming en werken bijvoorbeeld aan instrumenten
om die voetafdruk te kunnen verkleinen.
Vraag 8
Deelt u de conclusie van het rapport, gebaseerd op scenariostudies van het Planbureau
voor de Leefomgeving (PBL) en de Wageningen University & Research (WUR), dat zelfs
als alleen naar de directe uitstoot vanuit de melkvee- en varkenssectoren in Nederland
gekeken wordt, de klimaatdoelstellingen van de sectoren onvoldoende zijn om de doelstellingen
van het Klimaatakkoord voor 2030 te halen? Zo ja, welke maatregelen bent u bereid
te nemen om ervoor te zorgen dat de afgesproken emissiebeperkingen worden gehaald?
Antwoord 8
PBL heeft de afspraken van het Klimaatakkoord doorgerekend en daaruit bleek dat met
deze afspraken het emissiereductiedoel haalbaar is. Jaarlijks wordt door PBL geraamd
of de uitvoering van het Klimaatakkoord op koers ligt. In de Klimaatnota waarmee het
kabinet heeft gereageerd op de bevindingen van de KEV2020 (Kamerstuk 32 813, nr. 609) is geconstateerd dat de realisatie achterblijft, maar dat er op dit moment nog geen
reden is om extra maatregelen te nemen.
De verwachting is wel dat er extra maatregelen nodig zijn als gevolg van de hogere
ambitie van de Europese Commissie. Of en zo ja welke maatregelen nodig zijn, zal door
het volgende kabinet moeten worden bepaald.
Vraag 9
Bent u het ermee eens dat door alleen naar de directe uitstoot van de voedselketen
in Nederland te kijken een te rooskleurig beeld wordt gegeven van de verantwoordelijkheid
van deze bedrijven? Zo ja, bent u bereid in het vervolg ook naar de emissies eerder
in de keten en in het buitenland te kijken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
De uitstoot in Nederland is vaak maar een deel van de totale klimaatvoetafdruk van
een product. Bedrijven kunnen instrumenten ontwikkelen om te sturen op verduurzaming
van hun bedrijfsvoering, en zo de totale klimaatafdruk van hun producten zichtbaar
maken. Vanwege de internationale afspraken over de wijze van aanpakken van de emissies,
zie ik echter geen noodzaak om hier op te sturen.
Vraag 10
Vindt u dat een bedrijf als FrieslandCampina, dat duurzaam en klimaatneutraal wil
groeien en richting 2050 CO2-neutraal wil zijn, dergelijke klimaatambities publiekelijk en concreet zou moeten
onderbouwen, zodat de samenleving kan zien hoe het bedrijf daadwerkelijk kan uitkomen
bij deze doelstelling?
Antwoord 10
Het is aan bedrijven zelf om te bepalen of ze hun eigen klimaatambities publiek willen
maken en hoe ze deze willen onderbouwen. Het staat vervolgens een ieder vrij om zich
daar een mening over te vormen.
Vraag 11
Vindt u dat Vion, dat zich met haar klimaatambities op meer transparantie en het verminderen
van de CO2-footprint van haar fabrieksprocessen richt – terwijl verhoudingsgewijs de uitstoot
die vrijkomt bij de verbouw van veevoer voor de dieren die Vion uiteindelijk slacht
veel groter is- concrete klimaatdoelen moet stellen voor alle schakels in haar productieketen?
Antwoord 11
Het is aan Vion zelf om te bepalen of zij concrete klimaatdoelen willen stellen aan
alle schakels in de keten. Alle schakels van die keten die zich in Nederland bevinden
hebben te maken met het Nederlandse klimaatbeleid en zullen in veel gevallen ook mede
uitvoering geven aan afspraken uit het Klimaatakkoord. Schakels van de keten die zich
in het buitenland bevinden, zullen te maken hebben met het klimaatbeleid van het betreffende
land.
Vraag 12
Wat verwacht u van VanDrie (wereldleider in kalfsvlees), een product waar weinig vraag
naar is in Nederland en met hoge emissies (18,2 kg CO2-eq. per kilo), als het gaat om het terugdringen van de broeikasgasemissies, waarbij
het sectorplan «Versnelling Verduurzaming Kalverhouderij' ambitieuze doelen kent,
maar de haalbaarheid in twijfel wordt getrokken, zelfs door de sector?
Antwoord 12
Ik verwacht dat VanDrie, net als alle andere sectorpartijen in de landbouw, zijn verantwoordelijkheid
neemt in de verduurzaming van de sector.
Vraag 13
Bent u het met Milieudefensie eens dat multinationals hun klimaatdoelstellingen in
lijn moeten brengen met de reducties die zijn afgesproken in het Klimaatakkoord van
Parijs en kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Antwoord 13
Iedereen in Nederland zal een bijdrage moeten leveren aan het halen van de klimaatdoelen,
dus ook in Nederland gevestigde multinationals.
Vraag 14
Bent u het ermee eens dat het noodzakelijk is dat de overheid regels stelt om de grote
multinationals in de voedselketen te dwingen hun uitstoot te verminderen om de doelstellingen
uit het Klimaatakkoord te kunnen halen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
De reductie van broeikasgasemissies moet bij voorkeur bij de bron worden aangepakt.
Dat is ook de basis van het klimaatbeleid. Dat betekent iedereen een bijdrage moet
leveren, ook multinationals.
Vraag 15
Bent u bereid om de totale uitstoot van Nederlandse bedrijven, inclusief de uitstoot
in het buitenland, door een onafhankelijke instantie te laten monitoren? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 15
Monitoring van broeikasgasemissies wordt nu al uitgevoerd door onafhankelijke en deskundige
instanties zoals PBL, CBS en het RIVM. Dit gebeurt met enige regelmaat voor het bepalen
van de footprint van de Nederlandse consumptie op mondiaal niveau en voor de uitstoot
op nationaal en op sectorniveau. Deze monitoring is naar mijn mening toereikend.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.