Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Smeulders over het IMVB-convenant Pensioenfondsen
Vragen van het lid Smeulders (GroenLinks) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Financiën en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het IMVB-convenant Pensioenfondsen (ingezonden 28 januari 2021).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking), mede
namens de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën (ontvangen
22 maart 2021).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de Eerste Voortgangsmeting Monitoringscommissie IMVB Convenant
Pensioenfondsen?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de Voortgangsmeting? Deelt u de mening dat het uitermate zorgelijk
is dat de monitoringscommissie constateert dat de implementatie van het Convenant
op alle hoofdindicatoren achterblijft bij de tussentijdse doelstellingen?
Antwoord 2
In de appreciatie door de stuurgroep van het IMVB-convenant Pensioenfondsen (hierna:
convenant) concludeert de stuurgroep dat terwijl de eerste stappen zijn gezet, de
implementatie van het convenant voor alle hoofdindicatoren achterblijft bij de doelstellingen.
Deze voortgangsmeting over 2019 geeft weer dat er nog extra stappen moeten worden
gezet om de convenantdoelstelling te behalen. Hoewel de monitoringscommissie concludeert
dat er nagenoeg op alle subindicatoren van hoofdindicator »Beleid» voortgang is geboekt,
blijkt uit het monitoringsrapport ook dat nog geen enkel pensioenfonds op alle subindicatoren
positief scoort. Dit is een punt van aandacht, omdat de convenantdoelstelling voor
eind 2020 was dat alle pensioenfondsen positief scoren op hoofdindicator «Beleid».
De voortgangsmeting over 2020 wordt in het vierde kwartaal van 2021 verwacht.
Niet alle effecten van de convenantsactiviteiten zijn meegenomen in deze monitoring.
Zo is vlak voor de peildatum van deze voortgangsmeting onder andere het instrumentarium
gepubliceerd.1 Dit instrumentarium is een hulpmiddel voor de pensioenfondsen om de OESO-richtlijnen
voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen) en UN Guiding Principles on Business
and Human Rights (UNGP’s) te implementeren. Ook zijn er verschillende webinars en
een kennissessie over de implementatie van de OESO-richtlijnen en UNGP’s georganiseerd,
waarin het instrumentarium bij pensioenfondsen onder de aandacht is gebracht. Aangezien
de implementatie van de OESO-richtlijnen in het beleggingsbeleid de basis vormt voor
de verdere due diligence stappen, is het belangrijk dat de pensioenfondsen het beleid zo snel mogelijk op
orde krijgen conform afspraken in het convenant. In de stuurgroep en verschillende
werkgroepen wordt momenteel een actieplan hiervoor opgesteld.
Vraag 3
Hoe kan het dat geen enkele van de deelnemende pensioenfondsen alle subindicatoren
voor «Beleid» volledig heeft kunnen realiseren? Hoe verklaart u dat slechts vijf procent
van de pensioenfondsen alle stappen van due diligence doorlopen? Hoe verklaart u dat 39 deelnemende pensioenfondsen nog altijd niet het
instrumentarium hebben toegepast, hoewel dit slechts gaat om het opnemen van (gesuggereerde)
teksten in beleid, contracten en monitoring? Heeft u zicht op waarom de tussendoelstellingen
over de gehele breedte gemist zijn?
Antwoord 3
De «Eerste Voortgangsmeting Monitoringscommissie IMVB Convenant Pensioenfondsen» gaat
over eerste jaar (2019) van het convenant. Voor de hoofdindicator «Beleid» is in het
convenant vastgelegd dat alle deelnemende pensioenfondsen hieraan moeten voldoen aan
het einde van jaar twee.
Het is voor veel deelnemende pensioenfondsen, die bijvoorbeeld kleiner van omvang
zijn, een veelomvattende taak om alle stappen van due diligence te doorlopen en om te beschrijven hoe dit ingevuld en verankerd wordt in beleid,
contracten en monitoring. Daarom werd van hen verwacht dat zij dit aan het einde van
het tweede jaar van het convenant op orde zouden hebben. In de aanstaande monitoring
over 2020 zal blijken of de deelnemende pensioenfondsen deze doelstelling hebben behaald.
Voor een groot deel van de fondsen is het instrumentarium een noodzakelijk hulpmiddel
hierbij. Dit instrumentarium werd aan het einde van het eerste jaar (december 2019)
opgeleverd. Dit verklaart mede waarom een deel van de pensioenfondsen dit instrumentarium
nog niet volledig heeft kunnen toepassen. Dit heeft bijgedragen aan een lagere realisatie
op de tussendoelstellingen voor 2019 dan eerder werd verwacht.
Vraag 4
Wat zegt volgens u de gebrekkige voortgang van de implementatie van het Convenant
over de mate waarin pensioenfondsen hun duurzaamheidsrisico’s, zoals fysieke risico’s
als waterschaarste, gedegen beheersen?
Antwoord 4
Bij de implementatie van het convenant draaide het voor de deelnemende pensioenfondsen
in het eerste jaar om het starten met het vastleggen van de OESO-richtlijnen in hun
beleid voor uitbesteding, monitoring en rapportage (stap één van gepaste zorgvuldigheid
onder de OESO-richtlijnen). In lijn met de OESO-richtlijnen is het maken van een risicoanalyse
de tweede stap van due diligence. Deze stap moet gezamenlijk met de andere stappen op basis van de afspraken in het
convenant aan het einde van jaar twee vastgelegd zijn in het beleid van de pensioenfondsen.
Veel pensioenfondsen beleggen wereldwijd en zijn met hun beleggingsportefeuille aan
verschillende duurzaamheidsrisico’s blootgesteld. Volgens de OESO-richtlijnen moeten
ondernemingen de meest urgente risico’s prioriteren en deze mitigeren of voorkomen.
De afspraken in het convenant zien op de implementatie van de zes de stappen voor
gepaste zorgvuldigheid. De pensioenfondsen kunnen daarmee op termijn hun duurzaamheidsrisico’s
beter gaan beheersen. In de monitoring wordt gekeken of pensioenfondsen de OESO-richtlijnen
hebben geïmplementeerd in hun beleid. Op basis van de huidige voortgang van de implementatie
kan ik geen conclusies trekken over de beheersing van specifieke duurzaamheidsrisico’s,
omdat deze geen onderdeel van de monitoring binnen het convenant vormen.
Vraag 5
Deelt u de mening dat aan de geloofwaardigheid van intenties ten aanzien van engagement afbreuk wordt gedaan, nu blijkt dat pensioenfondsen zeer matig scoren op de mate
waarin ze invloed aanwenden om de negatieve impact van beleggingen te voorkomen of
te mitigeren (indicator 2c)?
Antwoord 5
Subindicator 2c is onderdeel van de hoofdindicator «Uitbesteding». In het convenant
is afgesproken dat de deelnemende pensioenfondsen voor zover dat nog niet het geval
is, de afspraken voor uitbesteding zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen drie jaar
na inwerkingtreding van het convenant in rapportagevereisten met externe dienstverleners
opnemen. Zoals gezegd in het antwoord op vraag 3 is de naleving van de OESO-richtlijnen
een veelomvattende taak voor veel pensioenfondsen. Er is bij het vastleggen van de
afspraken daarom bewust voor drie jaar gekozen om de deelnemende pensioenfondsen de
tijd te geven de uitbesteding goed in te richten. Ik vind het voorbarig om na één
van de drie jaren al de geloofwaardigheid van de intenties hierop in twijfel te trekken.
Vraag 6
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Waterroof: mede mogelijk gemaakt met ons pensioengeld»
dat 19 januari jl. op Follow the Money verscheen?
Antwoord 6
Ja.
Vraag 7
Wat is uw reactie op het feit dat het in de vorige vraag genoemde artikel laat zien
dat verscheidene Nederlandse pensioenfondsen medefinancier zijn van gezondheids- en
milieurampen in ten minste de Verenigde Staten en Mexico?
Antwoord 7
Het beleggingsbeleid van pensioenfondsen, met inachtneming van de toepassing van de
OESO-richtlijnen, is een verantwoordelijkheid van pensioenfondsbesturen. Het kabinet
vindt het belangrijk dat het beleggingsbeleid van pensioenfondsen en de toepassing
hiervan verantwoord is en vindt daarbij de fondsen zelf aan zijn zijde. Daarom heeft
de overheid samen met pensioenfondsen, vakbonden en maatschappelijke organisaties
het IMVB-convenant Pensioenfondsen gesloten. Het convenant richt zich op de inbedding
van de OESO-richtlijnen en UNGP’s in het beleid en due diligence van pensioenfondsen.
Vraag 8
Wat zegt het volgens u dat er door verschillende Nederlandse pensioenfondsen geen
engagement toegepast wordt op een bedrijf als Coca Cola Femsa?
Antwoord 8
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 7 is het beleggingsbeleid van pensioenfondsen
een verantwoordelijkheid van pensioenfondsbesturen zelf. Hieronder vallen ook besluiten
over met welke bedrijven een pensioenfonds (of de uitvoeringsorganisatie) een engagementtraject start. Vanuit de afspraken in het convenant is de verwachting dat pensioenfondsen
conform de OESO-richtlijnen een risicoanalyse maken en prioriteren welke risico’s
zij in hun beleggingsportefeuille willen aanpakken en met welke vorm van beïnvloeding.
Dit kan op verschillende manieren, onder andere via stemmen op aandeelhoudersvergaderingen.
Een engagementtraject is een andere manier van beïnvloeding en vraagt vaak een lange adem en meer
middelen. Pensioenfondsen maken hierin zelf de afweging. Het kabinet kan geen oordeel
geven over het al dan niet voeren van engagement met individuele bedrijven door één of meerdere pensioenfondsen.
Vraag 9
Vindt u ook dat vanuit het Convenant een verplichting voortkomt voor pensioenfondsen
om investeringen individueel te beoordelen en niet slechts via een benchmark?
Antwoord 9
In het convenant zijn afspraken vastgelegd volgens de stappen van gepaste zorgvuldigheid
die de OESO-richtlijnen voorschrijven. Deze richtlijnen en specifiek het OESO-richtsnoer
voor institutionele beleggers dat als leidraad wordt gebruikt door pensioenfondsen
schrijft niet voor hoe om te gaan met directe beleggingen ten opzichte van het beleggen
via een benchmark of index. Uit het convenant volgt geen verplichting voor het individueel
beoordelen van investeringen. Wel wordt van pensioenfondsen verwacht dat zij, waar
mogelijk, hun invloed aanwenden wanneer negatieve effecten worden vastgesteld bij
bedrijven waarin zij investeren. Dit kan eventueel in een gesprek met de index-samensteller.
Vraag 10
Deelt u de mening dat het zeer zorgelijk is dat de monitoringscommissie constateert
dat veel deelnemende pensioenfondsen due diligence niet van toepassing verklaren op passieve beleggingen? Hoe kijkt u er met terugwerkende
kracht op terug dat de inzet ten aanzien van passieve beleggingen in de tekst van
het Convenant niet geëxpliciteerd is?
Antwoord 10
Uit de monitoringsrapportage komt naar voren dat veel pensioenfondsen in de hoor-
en wederhoor met de monitoringscommissie hebben aangegeven gepaste zorgvuldigheid
(due diligence) niet van toepassing te verklaren op passief beleggen. De appreciatie van de stuurgroep
van het convenant is niet specifiek op dit punt ingegaan, maar neemt wel de aanbeveling
over van de monitoringscommissie dat het eerder opgestelde instrumentarium geoptimaliseerd
en beter toepasbaar gemaakt moet worden. De werkgroep Monitoring werkt momenteel een
actieplan uit dat invulling geeft aan de verschillende aanbevelingen.
De convenantafspraken hebben betrekking op doelstelling, inzet en reikwijdte van het
convenant. Zij zijn de uitkomst van een langdurige onderhandeling met alle betrokken
partijen bij het convenant. Passieve beleggingen zijn daarin niet geëxpliciteerd,
maar het huidige instrumentarium benoemt al dat er rekening wordt gehouden met de
karakteristieken en beïnvloedingsmogelijkheden van verschillende pensioenfondsen.
Te denken valt aan de grootte, de beleggingsstrategieën en de verschillende beleggingscategorieën.
Met de voorgestelde optimalisatie van het instrumentarium kan pensioenfondsen een
verdere handreiking worden geboden met betrekking tot hun handelingsperspectief voor
wat betreft gepaste zorgvuldigheid.
Vraag 11
Zet u zich er onverkort voor in dat passieve beleggingen daar, waar het gaat om het
uitsluiten van sociale en milieugerelateerde misstanden, aan precies dezelfde doelstellingen
onderworpen worden als actieve beleggingen?
Antwoord 11
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 10 zijn passieve beleggingen niet geëxpliciteerd
in het convenant. Desalniettemin verwacht het kabinet dat pensioenfondsen voor al
hun beleggingen (actief en passief) de stappen van gepaste zorgvuldigheid implementeren
in hun beleggingsbeleid en gaan toepassen. Wanneer sociale- en milieu gerelateerde
misstanden worden geconstateerd en pensioenfondsen hieraan gelinkt zijn, wordt vanuit
de OESO-richtlijnen verwacht dat zij hun invloed aanwenden om deze te mitigeren of
waar mogelijk te stoppen en in de toekomst te voorkomen. Hoe pensioenfondsen hun invloed
aanwenden en in welke mate kan verschillen bij actieve en passieve beleggingen. Het
OESO-richtsnoer voor institutionele beleggers2 geeft aan dat de mate van invloed onder andere bepaald wordt door de karakteristieken
van de institutionele belegger, de beleggingsstrategie (actief of passief), en geldende
wet- en regelgeving. Ook bij passieve beleggingen heeft een pensioenfonds een aantal
opties om invloed aan te wenden om betrokkenheid bij misstanden te mitigeren en/of
voorkomen.
Vraag 12
Deelt u de mening dat er een verband bestaat tussen het gebrekkige optreden van Nederlandse
pensioenfondsen in specifieke casussen, zoals uiteengezet in het Follow the Money-artikel,
en de gebrekkige voortgang van de implementatie van het convenant? Zo ja, waarom?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 12
Het FTM-artikel spreekt over de vijf grootste pensioenfondsen en heeft van vier reacties
opgenomen (ABP, PFZW, PMT en PME). Daarbij kan opgemerkt worden dat het FTM-artikel
ook vermeldt dat bijvoorbeeld PMT en PME één van de genoemde bedrijven uitsluiten.
De voortgang van individuele pensioenfondsen in naleving van het convenant is enkel
inzichtelijk voor de leden van de monitoringscommissie en het SER-secretariaat dat
de commissie ondersteunt bij de verwerking van alle antwoorden die aangeleverd worden
in de monitoringtool. Op basis van de geaggregeerde voortgangsrapportage kan daarom
niet geconcludeerd worden welke voortgang de vijf grootste pensioenfondsen hebben
geboekt in het eerste jaar van het convenant.
Vraag 13
Komen de resultaten van de monitoringscommissie voor u als een verrassing? Op welke
momenten in het afgelopen jaar heeft u met pensioenfondsen over de voortgang van het
Convenant gesproken? Heeft u op enig moment voor de verschijning van de publicatie
van de voortgangsrapportage signalen gehad dat de voortgang van de implementatie zeer
gebrekkig is? Wat heeft u met deze signalen gedaan?
Antwoord 13
Binnen de stuurgroep en de verschillende werkgroepen wordt continu het gesprek gevoerd
met de Pensioenfederatie en dat deel van de pensioenfondsen dat deelneemt aan de stuurgroep
en werkgroepen. In deze gesprekken gaat het over hoe de pensioenfondsen ondersteund
kunnen worden bij het implementeren van de OESO-richtlijnen en welke producten er
ontwikkeld kunnen worden om dit voor elkaar te krijgen. De monitoringcommissie monitort
jaarlijks de voortgang die de partijen boeken op de convenantafspraken en houdt toezicht
op de kwaliteit en de kwantiteit van de input van de partijen. Pas uit het jaarlijkse
monitoringsrapport wordt daarom volledig inzichtelijk wat de voortgang is van het
convenant ten opzichte van de afspraken. Deze eerste voortgangsmeting laat zien dat
er nog extra stappen moeten worden gezet om de convenantdoelstelling te behalen.
Vraag 14
Deelt u de zienswijze van de monitoringscommissie dat de vertraging op de hoofdindicator
beleid consequenties heeft voor de voortgang op de andere hoofdindicatoren?
Antwoord 14
De achterblijvende voortgang op de hoofdindicator «Beleid» vormt een risico voor de
voortgang op de andere hoofdindicatoren, omdat het vastleggen van de due diligence stappen in het beleid volgens de due diligence methodiek een voorwaarde vormt voor de verdere uitrol hiervan in uitbesteding, monitoring
en rapportage. Deze eerste voortgangsrapportage laat echter ook zien dat een deel
van de pensioenfondsen in de praktijk al meer voortgang heeft geboekt op de andere
hoofindicatoren, terwijl nog niet alle subindicatoren onder de hoofdindicator «Beleid»
zijn behaald.
Vraag 15
Betekent de gebrekkige voortgang van de implementatie van het Convenant dat het dit
kabinet onvoldoende gelukt is via het postennetwerk en economische diplomatie de partijen
in het convenant te ondersteunen bij het implementeren van hun IMVB-beleid? Zo nee,
waar baseert u dit op? Wat is er op dit punt het afgelopen jaar goed gegaan, en wat
kan er beter?
Antwoord 15
Volgens afspraak hebben het postennetwerk en de economische diplomatie het convenant
ondersteund, primair in het zogenaamde «diepe spoor» van het convenant waarin de partijen
samenwerken aan engagementcasussen. Zoals toegelicht bij de beantwoording van vraag 3 betreft dit de voortgang
van het eerste jaar van het convenant. Hierin zijn volgens afspraak de eerste twee
casussen gestart, te weten een mijnbouwcasus in Peru en een casus in de palmolieketen
in Indonesië en Liberia. Vanaf het begin zijn de posten in de desbetreffende landen
en/of landenmedewerkers op het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag betrokken
bij de casussen om duiding te geven aan de lokale context van de sector in het land
of andere specifieke vragen die uit het samenwerkingsverband kwamen te beantwoorden.
In het afgelopen jaar, het tweede jaar van het convenant, is dat voortgezet en is
er onder andere in de mijnbouwcasus een geslaagd virtueel veldbezoek georganiseerd
in samenwerking met de ambassade in Lima. De ambassade heeft zijn netwerk van lokale
contacten ingezet, hierdoor hebben meerdere bijeenkomsten tijdens het veldbezoek voor
de casuswerkgroep plaatsgehad. De post heeft ook aangeboden om, indien gewenst door
de werkgroep, een vervolgbezoek te organiseren voor organisaties waarmee tijdens dit
eerste bezoek niet gesproken is.
Vraag 16
Heeft u er, wijzende op het gegeven dat de resterende tijd voor realisatie van het
convenant afneemt en er meer voortgang gemaakt moet worden dan als de tussendoelstellingen
gehaald zijn, nog wel vertrouwen in dat de doelstellingen van het convenant gehaald
gaan worden? Zo ja, waarop baseert u dat vertrouwen?
Antwoord 16
Ja. Deze voortgangsrapportage betreft het eerste jaar van de looptijd van dit convenant.
De in het convenant vastgelegde afspraken voor het eerste jaar zijn behaald. Zo is
er onder andere een monitoringstool ontwikkeld. Deze wordt door de pensioenfondsen
als zeer gebruiksvriendelijk ervaren. Ook is het instrumentarium ontwikkeld en gepubliceerd
en zijn de eerste twee casussen geselecteerd en gestart. Hierover is onder andere
gecommuniceerd via nieuwsbrieven en een jaarbijeenkomst. De tussendoelstellingen voor
de hoofdindicatoren zijn, zoals eerder benoemd in het antwoord van vraag 1, geen vastgelegde
afspraak in het convenant, maar opgesteld om de voortgang op de hoofdindicatoren te
volgen. De deelnemende pensioenfondsen hebben de eerste stappen gezet. De implementatie
van het convenant voor alle hoofdindicatoren blijft echter achter bij de tussendoelstellingen.
Het is daarom voor alle betrokken partijen duidelijk dat er nog extra stappen gezet
moeten worden om de gemaakte afspraken in het convenant waar te maken. Als deze gezet
worden acht het kabinet, samen met de andere partijen bij het convenant, de volledige
implementatie van het convenant nog steeds haalbaar.
Vraag 17
Wat zou de juridische consequentie zijn als het scenario zich materialiseert waarin
de Pensioenfondsen de doelstellingen van het Convenant niet halen, gegeven dat het
behalen van deze doelstellingen een verplichting is?
Antwoord 17
De bestuurlijke opzet van het convenant beschikt over een stuurgroep waarin alle geledingen
zitting hebben. Wanneer de afspraken uit het convenant niet gehaald worden of er onvoldoende
voortgang is, dan is de stuurgroep het aangewezen orgaan om een actieplan op te stellen
of deelnemende pensioenfondsen aan te spreken op de verplichtingen die voortvloeien
uit de ondertekening van het convenant. Dit kan zelfs bij een compleet doorlopen geschillenprocedure
die niet succesvol is leiden tot het opzeggen van het convenant jegens de tekortschietende
partij. De IMVO-convenanten zijn een vrijwillig instrument binnen het IMVO-beleid
van het kabinet. Het niet halen van vastgelegde afspraken heeft geen juridische consequenties.
Op 16 oktober 2020 heeft het kabinet de nieuwe IMVO-beleidsnota (Kamerstuk 26 485, nr. 337) gedeeld met de Tweede Kamer. In de nota geeft het kabinet aan in te zetten op een
brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting naast vrijwillige instrumenten, zoals de
huidige convenanten en toekomstige sectorale samenwerking. Hierbij heeft het kabinet
de voorkeur voor een verplichting op Europees niveau.
Vraag 18
Hoe verhoudt zich de constatering dat pensioenfondsen in toenemende mate hun eigen
ESG-beleid formuleren, met de noodzaak tot harmonisatie van ESG-doelstellingen en
-methoden zoals geëxpliciteerd in de duurzame financieringsstrategie van het kabinet?
Vraagt de noodzaak tot harmonisatie te komen om een actievere, meer interveniërende
rol van de ministeries op dit specifieke punt? Hoe gaat u daar invulling aan geven?
Antwoord 18
Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven die internationaal ondernemen, waaronder
financiële instellingen, dat zij de OESO-richtlijnen en UNGP’s naleven. Binnen het
convenant zijn er verschillende afspraken opgenomen over de naleving van de OESO-richtlijnen.
De aan het convenant gecommitteerde pensioenfondsen moeten onder meer inzichtelijk
maken hoe hun ESG-beleid wordt meegenomen bij beleggingsbeslissingen en dienen te
rapporteren over de resultaten van het ESG-beleid. Van pensioenfondsen wordt verwacht
dat dat zij ESG-beleid opstellen volgens de OESO-richtlijnen. De daadwerkelijke invulling
van het ESG-beleid is aan de pensioenfondsen zelf.
De noodzaak tot harmonisatie waaraan gerefereerd wordt in de duurzame financieringsstrategie
heeft betrekking op harmonisatie van rapportagestandaarden. Om voortgang te kunnen
vergelijken en de beschikbaarheid van data te verhogen is het belangrijk dat bedrijven
op een uniforme wijze rapporteren, bij voorkeur op een Europese uniforme wijze. Dit
is ook de inzet van het kabinet zoals beschreven in de consultatiereacties op de Europese
Commissie consultaties van de Hernieuwde Duurzame Financieringsstrategie en de herziening
van de richtlijn niet-financiële rapportage.
Vraag 19
Ziet u vanuit uw inzet voor gedegen rapportages over ESG-impact en -risico’s, zoals
geëxpliciteerd in de duurzame financieringsstrategie van het kabinet, een speciale
verantwoordelijkheid om u er actief tegenaan te bemoeien dat pensioenfondsen beter
over voorgenoemde zaken gaan rapporteren, gegeven de slechte resultaten op de vierde
hoofdindicator? Op welke manier gaat u hier invulling aan geven?
Antwoord 19
Rapporteren en transparantie bieden over de genomen beslissingen is een belangrijk
onderdeel van de zes stappen van gepaste zorgvuldigheid volgens de OESO-richtlijnen.
Ook in het convenant zijn verschillende afspraken opgenomen over transparantie en
rapportage. Zo wordt er van de deelnemende pensioenfondsen verwacht dat aan het eind
van het vierde jaar het convenant verwerkt is in de rapportages. De monitoringscommissie
observeert in het monitoringsrapport over 2019 dat er over het algemeen voortgang
is geboekt op deze doelstelling, maar dat daar ook meer tijd voor is vergeleken met
de andere doelstellingen, conform het convenant.
Om ervoor te zorgen dat pensioenfondsen aan het einde van het vierde jaar voldoen
aan de afspraken, is er in het tweede jaar van het convenant al een brede kennissessie
georganiseerd waarin rapportage ook aan bod kwam als één van de zes stappen van gepaste
zorgvuldigheid. Voor het komende jaar worden er aanvullende webinars georganiseerd;
gepland wordt dat daarin ook de verwachtingen op rapportage en transparantie behandeld
zullen worden als onderdeel van het actieplan om de implementatie te versnellen.
Vraag 20
Deelt u de mening van de monitoringscommissie dat een versnelling van de implementatie
meer bestuurlijke aandacht, tijd en middelen vraagt? Wat is de implicatie daarvan
voor uw rol?
Antwoord 20
Ja. De stuurgroep van het convenant, waar alle partijen zitting in hebben, heeft een
appreciatie opgesteld van de voortgangsrapportage van de monitoringscommissie. Deze
appreciatie onderschrijft de noodzaak van een versnelling. De stuurgroep deelt de
mening van de monitoringscommissie dat de implementatie in de toekomst bij de pensioenfondsen
meer bestuurlijke aandacht, en waar mogelijk tijd en middelen vergt. De overheid zal,
als partij in het convenant, de pensioenfondsen hierin ondersteunen door naast haar
inzet in de werkgroepen, expertise beschikbaar te stellen voor kennissessies en webinars.
Ook heeft de overheid als partij deelgenomen aan een directeurenoverleg op 4 februari
jl. gericht op de noodzakelijke vervolgacties voor deze versnelling.
Vraag 21
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden en binnen drie weken retour zenden aan
de Kamer?
Antwoord 21
De vragen zijn één voor één beantwoord. Gezien het voorjaarreces was het niet mogelijk
de beantwoording binnen drie weken retour te zenden aan uw Kamer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.