Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Gijs van Dijk over het artikel 'Tozo-uitkering is halve sigaar uit eigen doos'
Vragen van het lid Gijs van Dijk (PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het artikel «Tozo-uitkering is halve sigaar uit eigen doos» (ingezonden 25 februari 2021).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 22 maart
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Tozo-uitkering is halve sigaar uit eigen doos»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u zich voorstellen dat vele zelfstandigen zeer verbaasd zijn en zelfs flink geschrokken
zijn dat de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) bij het
inkomen van hun partner wordt geteld?
Antwoord 2
Mensen die de Tozo aanvroegen hadden doorgaans nog geen ervaring met het aanvragen
van een uitkering, het was zogezegd een «nieuwe doelgroep». Wat een aanvraag en uitkering
behelzen is dan – begrijpelijkerwijs – ook nieuw. Ik heb er dan ook alle begrip voor
dat het in de onzekere tijden en de onzekere situatie waarin vele ondernemers zich
bevonden lastig was om het allemaal te overzien. Ondernemers zijn daarom door SZW,
VNG en Divosa zowel via gemeenten, de site van de rijksoverheid als via organisaties
voor zelfstandigen geïnformeerd over de aard van de uitkering. De uitkering betreft
namelijk een gezinsuitkering en wordt door aanvragers mét partner door beide partners
aangevraagd. Daardoor telt de uitkering, die voor inkomsten voor het gezin zorgt,
mee bij het inkomen van de partner en ontvangen beide partners voor de helft van de
verstrekte gezinsuitkering een jaaropgave. Bij de genoemde communicatie richting aanvragers
is daarom ook gecommuniceerd dat de uitkering gevolgen kan hebben voor de belastingen
van de partners.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het vreemd is dat een uitkering die bedoeld is om te voorkomen
dat ondernemers, wiens inkomen vanwege corona is weggevallen, in de armoede belanden
nu bij het inkomen van de partner wordt toegevoegd en dat daardoor een gedeelte van
die uitkering weer moet worden terugbetaald?
Antwoord 3
De Tozo is in een tijd van crisis onder stoom en kokend water tot stand gekomen. Doel
van het kabinet was om zelfstandigen zo snel mogelijk te helpen. Om deze reden is
er voor gekozen om het inkomen van de partner bij Tozo 1 niet mee te tellen en tegelijkertijd
de hogere gezinsnorm (€ 1.536,34,-) aan de ondernemer en zijn partner toe te kennen
in plaats van de lagere alleenstaandennorm (1.075,44), die zou gelden als de partner
in zijn geheel buiten beschouwing zou zijn gelaten. Juist omdat er geen rekening gehouden
werd met het partnerinkomen en daardoor logischerwijs niet precies bekend was hoeveel
inkomsten deze partner had, is het mogelijk dat over het totale inkomen te weinig
loonheffing is ingehouden en afgedragen aan de Belastingdienst. Hierdoor kan bij het
doen van de aangifte inkomstenbelasting blijken dat er moet worden bijbetaald. Overigens
zal dit vooral voorkomen bij partners die een zodanig inkomen verdienen dat ze geen
of minder recht hebben op loonheffingskorting of in een hogere belastingschijf zitten
dan waar de gemeente van uit is gegaan. Vanaf Tozo 2 (1 juni 2020) zal dit zich minder
voordoen omdat toen de partnerinkomenstoets is ingevoerd.
Vraag 4
Klopt het dat hierdoor mensen huur-, zorg- en/of kinderopvangtoeslag moeten terugbetalen
en dat bovendien de loonheffingskorting lager wordt?
Antwoord 4
De hoogte van de toeslagen is afhankelijk van het jaarinkomen van de ondernemer en
zijn toeslagpartner. In principe heeft de verdeling van de Tozo over de ondernemer
en zijn partner geen gevolgen voor het recht op of de hoogte van de toeslagen van
het huishouden. Dit kan alleen het geval zijn indien de ondernemer en zijn partner
wel partners zijn op basis van de Tozo, maar geen toeslagpartner van elkaar zijn.
Dit zal in de praktijk niet vaak voorkomen.
Zoals bij het antwoord op vraag 3 is opgenomen kan het bij Tozo 1 zo zijn dat de inkomsten
van de partner van de ondernemer niet bekend waren bij de toekenning van de Tozo waardoor
er teveel algemene heffingskorting of arbeidskorting is toegepast en er dus te weinig
loonbelasting is betaald aan de Belastingdienst. De gemeenten hebben wel de correcte
toepassing van de wet gevolgd bij de toekenning van Tozo.
Vraag 5
Hoeveel houden mensen die een Tozo1-uitkering hebben ontvangen en bovendien een partner
hebben überhaupt nog over van deze Tozo-uitkering? Kan het dat een gezin de volledige
Tozo-uitkering weer dient terug te betalen, vanwege het feit dat zij minder toeslagen
en loonheffingskorting ontvangen?
Antwoord 5
Laat ik voorop stellen dat een Tozo in geen enkel geval volledig hoeft te worden terugbetaald
als gevolg van het meetellen van de Tozo bij het inkomen van de partner of door een
lager recht op toeslagen. Zoals bij het antwoord op vraag 4 is aangegeven, wordt het
recht op en de hoogte van de toeslagen vastgesteld aan de hand van het jaarinkomen
van de ondernemer en zijn toeslagpartner. De Tozo geldt als inkomen, is dus onderdeel
van het jaarinkomen, en kan daardoor zorgen dat het recht op toeslagen lager wordt.
Daar staat wel een inkomensderving tegenover als gevolg van de maatregelen om de corona-pandemie
te bestrijden. Dat zorgt weer voor een hoger recht op toeslagen. De verwachting is
dat de inkomensderving hoger is dan de inkomsten die de ondernemer aan Tozo ontvangt.
De Tozo is immers een uitkering op het niveau van het sociaal minimum en wordt alleen
toegekend als de ondernemer financieel is geraakt als gevolg van de crisis. Per saldo
ligt het dus niet voor de hand dat als gevolg van het ontvangen van een Tozo-uitkering
de toeslagen lager uitvallen.
Verder kan het, zoals bij het antwoord op vraag 3 is opgenomen, bij Tozo 1 zo zijn
dat de inkomsten van de partner van de ondernemer niet bekend waren bij de toekenning
van de Tozo waardoor er teveel algemene heffingskorting of arbeidskorting is toegepast
en er dus te weinig loonbelasting is betaald aan de Belastingdienst. Deze nabetaling
zal echter nooit meer bedragen dan de aan de partner toegekende Tozo. Daarnaast geldt
dat over het deel van de Tozo dat aan de ondernemer toekomt, niet te weinig loonbelasting
is betaald. Over dat deel vindt dus geen nabetaling plaats. Zoals ik al aangaf aan
het begin, zal het dus niet voorkomen dat de volledige Tozo moet worden terugbetaald,
enkel door het feit dat de Tozo meetelt bij het inkomen van de partner.
Vraag 6
Bent u eens met de stelling dat dit betekent dat hierdoor de Tozo-uitkering gewoonweg
een sigaar uit eigen doos wordt?
Antwoord 6
Nee, daar ben ik het niet mee eens. Zie de beantwoording op de vorige vragen.
Vraag 7
Vreest u ook, omdat dit vrijwel niet bekend is, dat er hierdoor veel mensen in grote
problemen kunnen komen doordat zij hoge bedragen aan toeslagen moeten terug gaan betalen?
Antwoord 7
Nee, zie ook het antwoord op de vragen 1 en 4.
Vraag 8
Gaat u maatregelen nemen om te voorkomen dat mensen grote bedragen aan toeslagen moeten
terugbetalen? Gaat u tevens aan de slag om er voor te zorgen dat de Tozo-uitkering
niet meetelt voor het toetsingsinkomen van een partner, zodat genoemde problemen verholpen
zijn?
Antwoord 8
Zoals aangegeven heeft de verdeling van de Tozo over de ondernemer en zijn partner
in principe geen gevolgen voor het recht op of de hoogte van de toeslagen van het
huishouden. Ik zie dan ook geen reden om dit aan te passen.
Vraag 9
Bent u tevens bekend met de problemen voor veel alleenstaande ouders dat de kinderalimentatie
van de Tozo-uitkering wordt afgetrokken?2
Antwoord 9
Ik ben bekend met het artikel en de uitzending.
Vraag 10
Deelt u de mening dat kinderalimentatie er is voor het onderhoud van de kinderen,
zoals het kopen van schoolspullen, en niet kan worden gezien als inkomen van een ondernemer?
Antwoord 10
Ik kan me voorstellen dat kinderalimentatie als zodanig ervaren wordt. De Tozo en
de algemene bijstand vullen echter de eigen inkomsten van een huishouden aan tot maximaal
het sociaal minimum. Onder inkomsten valt bijvoorbeeld loon of andere uitkeringen.
Partner- en kinderalimentatie behoren ook bij het inkomen. Omdat voor de Tozo de Participatiewet
leidend is, wordt kinderalimentatie als inkomen in aanmerking genomen, vanuit de gedachte
dat daarmee reeds in de kosten van levensonderhoud van het inwonende, minderjarige
kind wordt voorzien. Aanvulling vanuit de algemene bijstand wordt dan niet nodig geacht.
Kinderalimentatie is onder meer afhankelijk van de draagkracht van de ex-partner en
het welvaartsniveau van voor de scheiding. Een hoog gezinsinkomen vóór de scheiding
kan dus ook een hoge kinderalimentatie betekenen. De bijstand is een minimaregeling
en ondersteunt alleen voor het hoogstnodige. Het kindgebonden budget is overigens
wel afhankelijk van het inkomen van de ontvangende ouder. Het kindgebonden budget
wordt dus wel hoger, naar mate het inkomen van de ondernemer daalt. Toeslagen van
de Belastingdienst/Toeslagen (huurtoeslag, zorgtoeslag, kinderopvangtoeslag en kindgebonden
budget), kinderbijslag en incidentele giften worden niet als inkomen aangemerkt.
Vraag 11
Bent u het eens met de stelling dat kinderen hierdoor de dupe zijn en daardoor mogelijk
niet mee kunnen doen op school of kunnen sporten?
Antwoord 11
De coronacrisis heeft grote gevolgen voor de sociale en economische situatie van heel
veel mensen. Ondanks een uitgebreid steun- en herstelpakket betekent deze periode
voor veel mensen een grote achteruitgang in inkomen. Voor kinderen van ouders die
financieel moeilijk rond kunnen komen, bieden gemeenten mogelijkheden ter ondersteuning
via de bijzondere bijstand. Ook bieden gemeenten en maatschappelijke organisaties
voorzieningen voor kinderen in natura gericht op het meedoen. Denk aan schoolspullen,
sportles en verjaardagspakketten.
Vraag 12
Gaat u er daarom voor zorgen dat de kinderalimentatie niet meer wordt verrekend met
de Tozo-uitkering?
Antwoord 12
Nee, deze wijze van verrekening is conform de Participatiewet. Zie ook het antwoord
op vraag 10.
Vraag 13
Bent u bereid om deze vragen binnen een week te beantwoorden?
Antwoord 13
De interdepartementale afstemming heeft meer tijd gekost dan verwacht waardoor dit
niet is gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.