Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Beukering-Huijbregts over de tijdelijke Bbz-compensatieregeling
Vragen van het lid Van Beukering-Huijbregts (D66) aan de staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën over de tijdelijke Bbz-compensatieregeling (ingezonden 8 januari 2021).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Staatssecretaris Van Huffelen (Financiën – Toeslagen en Douane) (ontvangen 22 maart
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1607.
Vraag 1 en 2
Hoeveel gedupeerde ondernemers hebben een beroep gedaan op de tijdelijke compensatieregeling
besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) die afliep op 1 juli 2020 en komt dit
aantal overeen met het verwachtte aantal aanvragen?
Hoeveel middelen waren begroot voor deze regeling en is het bedrag volledig benut?
Antwoord 1 en 2
Er hebben 1169 personen een beroep gedaan op deze compensatieregeling die beperkt
was tot personen die in de jaren 2014, 2015 en 2016 gedupeerd waren. De grove inschatting
was dat 1000–1500 personen per jaar ervoor in aanmerking zouden kunnen komen. Over
2014, 2015 en 2016 zou het dus om in totaal 3000–4500 personen kunnen gaan.
Uiteindelijk hebben minder personen compensatie aangevraagd dan vooraf begroot en
bedraagt het totaalbedrag dat aan gedupeerde ondernemers is uitgekeerd circa € 2,8
miljoen, inclusief rente. De middelen die gemoeid waren met de compensatie waren geraamd
op € 5,1 mln per jaar en de uitvoeringskosten op € 0,6 mln per jaar. Voor de regeling
was in totaal circa € 15,3 miljoen voor de compensatie begroot en € 1,8 miljoen aan
uitvoeringskosten.
Vraag 3
Is u bekend dat de groep gedupeerde Bbz-ondernemers uit de periode 2010–2014 niet
in aanmerking komt voor de compensatieregeling Bbz?
Antwoord 3
Ja, dat is bekend. Met de tijdelijke compensatieregeling Bbz 2014–2016 is uitvoering
gegeven aan een door uw Kamer unaniem aangenomen motie1 om door de problematiek van het zogenoemde «papieren inkomen» gedupeerde ondernemers
voor de jaren 2014, 2015 en 2016 te compenseren. Met de keuze om de compensatieregeling
uitsluitend voor de berekeningsjaren 2014, 2015 en 2016 te laten gelden, sloot het
kabinet aan bij de hiervoor genoemde motie.
In die motie werd ook aangegeven dat de Nationale ombudsman in 2014 vroeg om op korte
termijn tot een structurele oplossing te komen voor de problematiek met betrekking
tot het papieren inkomen. Deze structurele oplossing is pas per 1 januari 2017 doorgevoerd
en geldt enkel voor de berekeningsjaren vanaf 2017. De tussenliggende berekeningsjaren
kwamen om die reden in aanmerking voor compensatie.
Vraag 4
Is deze groep op een andere wijze gecompenseerd of ondersteund?
Antwoord 4
Bekend is dat veel gemeenten deze ondernemers destijds hebben ondersteund via de bijzondere
bijstand. Gemeenten hebben zelf aangegeven dat zij dit hebben gedaan, maar precieze
(cijfermatige) informatie over het aantal gemeenten die dat hebben gedaan en om hoeveel
gevallen dat gaat is niet beschikbaar.
Vraag 5
Zijn er andere regelingen waar deze gedupeerde ondernemers een beroep op kunnen doen?
Antwoord 5
Afgezien van de mogelijkheden van een (persoonlijke) betalingsregeling en de bijzondere
bijstand zijn er geen specifieke regelingen waar deze ondernemers gebruik van kunnen
maken ter zake van de nadelen voor hun recht op toeslagen als gevolg van het «papieren
inkomen».
Vraag 6
Op welke wijze hebben gemeenten deze groep ondernemers ondersteund?
Antwoord 6
Veel gemeenten hebben deze groep ondernemers, zoals hierboven ook is aangegeven, ondersteund
door het geven van bijzondere bijstand.
Vraag 7 en 8
In hoeverre bent u van mening dat deze groep gedupeerde ondernemers net als andere
gedupeerde ondernemers in aanmerking had moeten komen voor de tijdelijke compensatieregeling
en/of andere ondersteuning en kunt u die positie toelichten?
Bent u bereid om te onderzoeken of en hoeveel gedupeerden gebruik zouden willen maken
van de compensatieregeling als de regeling wordt uitgebreid voor deze groep?
Antwoord 7 en 8
Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, is met de tijdelijke compensatieregeling
Bbz 2014–2016 uitvoering gegeven aan een daarover door de Tweede Kamer aangenomen
motie. De overweging van de Kamer om deze compensatieregeling te beperken tot de jaren
2014, 2015 en 2016 was dat- nadat de Nationale ombudsman aandacht had gevraagd voor
de problematiek van het «papieren inkomen» bij het Bbz – het tot 2017 heeft geduurd
voordat het kabinet hiervoor een structurele oplossing heeft geboden.
De tijdelijke compensatieregeling Bbz 2014–2016 is – na verlenging van deze compensatieregeling
met nog een extra half jaar op verzoek van de Tweede Kamer – per 1 juli 2020 beëindigd.
Uitbreiding van deze regeling is nu niet meer mogelijk. Indien ook verzoeken van voor
2014 gecompenseerd moeten worden, zou dat betekenen dat een nieuwe (wettelijke) compensatieregeling
getroffen moet worden.
Het debat over de tijdelijke compensatieregeling, de dilemma’s en de belangenafweging
heeft destijds publiek plaatsgevonden in de Tweede Kamer. Mijn ministerie is samen
met het Ministerie van Financiën, gemeenten en Belastingdienst graag bereid de onderliggende
dilemma’s van juridische en uitvoeringstechnische aard toe te lichten in een technische
briefing aan de Tweede Kamer. De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane
heeft in debat met de Eerste Kamer op 23 februari jl. aangegeven, in overleg met de
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, te gaan onderzoeken of een compensatieregeling
voor situaties die zich hebben voorgedaan voor 2014 mogelijk is. Ik zal dit samen
met de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane oppakken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.