Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het speciaal verslag "Centraal beheerde EU-interventies voor durfkapitaal: meer sturing nodig" van ERK
24 202 Europese Rekenkamer
Nr. 46 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 24 maart 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Financiën over het speciaal verslag van 24 oktober 2019 over «Centraal
beheerde EU-interventies voor durfkapitaal: meer sturing nodig» van de Europese Rekenkamer.
De vragen en opmerkingen zijn op 22 november 2019 aan de Minister van Financiën voorgelegd.
Bij brief van 19 maart 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het speciale
verslag van de Europese Rekenkamer over EU-interventies voor durfkapitaal. De leden
van de VVD-fractie hebben daarover nog wel enkele vragen en/of opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat recent nieuwe ideeën voor de kapitaalmarktunie
(CMU) zijn gepresenteerd. Hoe passen de uitkomsten van dit rapport van de Europese
Rekenkamer over durfkapitaal daarin? Hoe sluiten de uitkomsten van dit rapport daarbij
aan?
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de Europese Rekenkamer kritisch is
over de EU-interventies voor durfkapitaal. Welke lessen trekt de Minister uit het
rapport voor toekomstig EU-beleid en/of -interventies voor durfkapitaal? Wat gaat
de Minister concreet met de uitkomsten van dit rapport van de Europese Rekenkamer
doen? Wat vindt de Minister van het feit dat de Europese Commissie niet in staat is
om alle aanbevelingen van de Europese Rekenkamer te aanvaarden?
Welke plannen liggen er voor het nieuwe Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 die gerelateerd
zijn aan durfkapitaal, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Wat is de financiële
omvang van deze plannen? Hoe worden de aanbevelingen uit het rapport van de Europese
Rekenkamer daarin meegenomen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie geen onderzoek heeft gedaan
naar de marktbehoeften van alle instrumenten en ook niet van de absorptiecapaciteit.
In hoeverre is de Minister van mening dat dit wel nuttig en nodig zou zijn? Hoe gaat
de Minister bewerkstelligen dat dit wel gaat gebeuren?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de procedures van het Europees Investeringsfonds
(EIF) langer dan twaalf maanden kunnen duren voordat aanvragen om middelen worden
goedgekeurd. Wat vindt de Minister van de lange procedures? Hoe kan de procedure worden
verkort?
De leden van de VVD-fractie vinden het opmerkelijk dat de Europese Commissie ondanks
twintig jaar ervaring met durfkapitaalondersteuning tot nog toe slechts beperkt bewijs
van de behaalde impact heeft geleverd. Wat vindt de Minister daarvan? Hoe kan dan
worden bepaald of de inzet van de EU-middelen effectief is? Welke informatie heeft
de Minister over de effectiviteit van de inzet van de EU-middelen voor interventies
op het gebied van durfkapitaal? Wat heeft het mkb tot nu toe aan de EU-interventies
gehad? Wat gaat de Minister doen om te zorgen dat in de toekomst wel inzicht in de
effectiviteit van de inzet van EU-middelen voor durfkapitaal komt?
De leden van de VVD-fractie vinden het bijzonder dat de Europese Commissie geen informatie
over de daadwerkelijke kosten die het EIF maakt voor de uitvoering van door de EU
ondersteunde instrumenten maakt. Wat vindt de Minister daarvan? Hoe kan zonder informatie
over de daadwerkelijke kosten worden bepaald of de uitvoering efficiënt is?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Speciaal
verslag Europese Rekenkamer over «centraal beheerde EU-interventies voor durfkapitaal:
meer sturing nodig». De leden van de D66-fractie hebben naar aanleiding van de reactie
nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie onderschrijven het nut en de noodzaak van Europese durfkapitaalinterventies.
Als hoeksteeninvesteerder (significante en gerenommeerde investeerder wiens inbreng
helpt bij het mobiliseren van privaat geld) kan de EU huidig marktfalen mitigeren
en onze economieën innovatiever en competitiever maken. Europese durfkapitaalprogramma’s
zullen onder InvestEU ook tijdens het nieuwe MFK verder in volume groeien. Voornoemde
leden juichen deze ontwikkeling toe zolang de doelmatigheid van deze extra investeringen
gewaarborgd blijft. Hoe beoordeelt de Minister in dit licht het ontbreken van een
overkoepelende investeringsstrategie, impactsevaluatie of een ex-ante analyse van
de financieringsbehoefte? Hoe zet de Minister zich in om deze elementen wél onderdeel
te maken van het toekomstige InvestEU-programma? Is de Minister bereid de Kamer en
relevante Europese partners zo snel mogelijk proactief te informeren over de impact
van Europese durfkapitaalinterventies in Nederland en de absorptiecapaciteit per sector
– voor zover mogelijk – te kwantificeren? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister aangeven
wat de samenhang is tussen Europese gelden en nationale programma’s als InvestNL of
het Dutch Venture Initiative (DVI)?
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat de Europese durfkapitaalinterventies
zich dusver concentreren in de meest ontwikkelde markten. Hoe beoordeelt de Minister
de geografisch onevenwichtige allocatie van durfkapitaal en welk effect heeft dit
op de ontwikkeling van een pan-Europese kapitaalmarktunie? Acht de Minister een vraaggestuurde
benadering wenselijk of dient er ook aandacht te worden besteed aan geografische indicatoren
om cohesie en marktontwikkeling te bewerkstelligen? Hoe verhouden de Europese durfkapitaalprogramma’s
zich volgens de Minister tot de Europese structuurfondsen? Kan de Minister verklaren
hoe het kan dat de Verenigde Staten de 8ste grootste ontvanger zijn van Europees durfkapitaal
vóór landen als België, Zweden, Polen of Ierland? Kan de Minister toelichten wat er
zal gebeuren met de EU-durfkapitaalinvesteringen in het Verenigd Koninkrijk – de derde
grootste ontvanger – na brexit? Is er sprake van een aangepaste exit-strategie en,
zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie lezen dat private partijen dusver in geringe mate bereid
zijn om kapitaal te committeren aan de Europese durfkapitaalfondsen. De Europese Rekenkamer
zet dan ook vraagtekens bij het pari-passu beginsel. Hoe beoordeelt de Minister het
enthousiasme van private investeerders om als medefinancier op te treden en welke
visie heeft hij op het vasthouden aan het pari-passu beginsel? In welke situaties
zou een asymmetrische winst- en/of risicodeling bevorderlijk zijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GL
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met veel interesse kennisgenomen van
het verslag van de Europese Rekenkamer over centraal beheerde EU-interventies voor
durfkapitaal. Durfkapitaal is in de huidige economische context voor GroenLinks een
belangrijk thema, evenals het prudent besteden van belastinggelden. Vanuit deze twee
uitgangspunten vinden zij de analyse van de Europese Rekenkamer betreffende het inzicht
en de regie van de Europese Commissie ten aanzien van doelgerichte, doeltreffende
en doelmatige besteding van durfkapitaal zorgelijk. Daarom hebben zij een aantal vragen
voor het kabinet.
De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat de Europese Commissie via het Europees
Investeringsfonds al meer dan twintig jaar durfkapitaal verstrekt aan Europese midden-
en kleinbedrijven. Tegelijkertijd heeft, zo stelt het Rekenkamerverslag, het al die
tijd – in ieder geval als het ging om besluiten over de omvang van de onderzochte
projecten – ontbroken aan een effectbeoordeling vooraf dan wel evaluatie voordat begrotingsbeslissingen
genomen werden. Wat vereist een doelgerichte, doeltreffende en doelmatige besteding
van durfinvesteergelden volgens de Minister qua informatiepositie van de Europese
Commissie? Wat is vanuit deze vereisten de appreciatie van het kabinet van de kritiek
van de Europese Rekenkamer dat de Europese Commissie zeer gebrekkig inzicht heeft
in de doeltreffendheid en doelmatigheid van bestedingen op dit punt, zo vragen de
leden van de fractie van GroenLinks.
Daarnaast vragen de leden van de fractie van GroenLinks of de Nederlandse regering
de afgelopen twintig jaar reeds op de hoogte was van het geconstateerde gebrek aan
inzichtelijkheid in de doeltreffendheid en doelmatigheid van bestedingen op dit punt,
en op welke momenten.
Ook vragen de leden van de fractie van GroenLinks wat de Nederlandse regering – mocht
zij bekend zijn met de geconstateerde gebreken – aan stappen ondernomen heeft om deze
in de Europese Raad dan wel bij de Europese Commissie te adresseren.
De leden van de fractie van GroenLinks vinden het ook belangrijk dat vanuit de lessen
van nu vooruitgekeken wordt. Zij vragen de Minister allereerst wat zijn appreciatie
is van de constatering van de Europese Rekenkamer dat de Europese Commissie haar informatiebasis
met betrekking tot durfkapitaal moet verbeteren. Wat verlangt dit volgens de Minister
van de Europese Commissie in het kader van het durfkapitaal dat uitgegeven zal worden
tot 2022? En welke stappen moet de Commissie volgens de Minister trekken om een betere
informatiepositie te krijgen voor na 2022?
Ook vragen de leden van de fractie van GroenLinks de Minister welke concrete initiatieven
de Minister zelf zal ondernemen om bij de Commissie aan te dringen op verbeterde inzicht
in de doeltreffendheid en doelmatigheid van toekomstige durfinvesteringen.
Naast de doeltreffendheid en doelmatigheid van durfinvesteringen is de doelgerichtheid
van deze investeringen voor de leden van de fractie van GroenLinks zeer belangrijk.
Zij hebben daarom met bijzondere interesse notie genomen van de aanbeveling van de
Rekenkamer richting de Europese Commissie een alomvattende investeringsstrategie te
ontwikkelen voor de nieuwe programmeringsperiode. Zij hebben hierover een aantal vragen
aan de Minister. Allereerst vragen zij wat zijn appreciatie is van deze aanbeveling
van de Europese Rekenkamer. Daarbij vragen zij ook naar zijn appreciatie van de specifieke
suggestie van de Europese Rekenkamer om rendement dat de Europese Commissie via durfinvesteringen
maakt af te staan ten voordele van andere investeerders, en de eerste verliezen bij
een negatief rendement te nemen.
Daarnaast zijn de leden van de fractie van GroenLinks benieuwd naar wat volgens de
Minister de strategische prioriteiten zouden moeten zijn voor Europese durfinvesteringen.
Op welke specifieke thema’s, sectoren, en uitdagingen zouden de investeringen zich
wat betreft de Minister moeten richten? Welke prioriteit krijgt het aanjagen van verduurzaming
en bestrijden van vergaande klimaatverandering in deze context in vergelijking tot
andere prioriteiten?
Vervolgens vragen de leden van de fractie van GroenLinks hoe de Minister zich er hard
voor gaat maken dat de door hem geformuleerde strategische prioriteiten bekend worden
bij de EU en waar mogelijk meegenomen worden in besluitvorming ten aanzien van de
strategie van de durfinvesteringen.
Bovendien vragen de leden van de fractie van GroenLinks de Minister naar de samenhang
tussen de strategische prioriteiten van een mogelijk op nationaal niveau op te richten
investeringsfonds alsmede InvestNL enerzijds en de door hem gewenste strategische
prioriteiten voor durfkapitaal vanuit de EU anderzijds. Zij vragen hem allereerst
of zijn blik ten aanzien van de doelen, doeltreffendheid en doelmatigheid van durfinvesteringen
op Europees niveau zal veranderen mochten zijn plannen voor een nationaal investeringsfonds
in de komende jaren materialiseren. Waarom is dit wel of niet het geval?
Daarnaast vragen zij op welke manier de Minister er waarde aan hecht dat de EU-brede
prioriteiten betreffende durfkapitaal overeenkomen met de investeringsprioriteiten
die hij nationaal aan het definiëren is. Ziet hij ruimte voor mogelijke synergiën
tussen durfinvesteringsfondsen op nationaal en Europees niveau? Hoe zouden deze synergiën
er volgens de Minister vervolgens uit kunnen zien, zo vragen de leden van de fractie
van GroenLinks. En in hoeverre zijn dergelijke synergiën voor hem een randvoorwaarde
dan wel doelstelling?
Ten slotte vragen de leden van de fractie van GroenLinks de Minister welke prioriteit
er wat betreft het kabinet gegeven moet worden aan het bevorderen van onderontwikkelde
Europese markten voor durfkapitaal. Wat is de appreciatie van de Minister van de analyse
van de Europese Rekenkamer dat onderontwikkelde markten en sectoren door gebrekkig
rekenschap vanuit de Europese Commissie mogelijk minder ontvangen, zo vragen zij.
Wat zou wat de Minister betreft de aanpak van de Europese Commissie moeten zijn een
proactieve bijdrage te leveren aan het verder ontwikkelen van onderontwikkelde durfkapitaalmarkten?
Hoe weegt de Minister in dezen af dat een meer egalitaire geografische spreiding kan
leiden tot minder Europees durfkapitaal in Nederlandse richting?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben met stijgende verbazing kennisgenomen van het feit
dat de Europese Commissie tussen 2014 en 2022 meer dan 3,3 miljard euro zal uittrekken
om investeringen in innovatieve startende ondernemingen te ondersteunen via durfkapitaalfondsen.
De leden vragen de Minister waarom de Commissie nog geen uitgebreide beoordeling van
marktbehoeften of absorptiecapaciteit heeft uitgevoerd. De leden vragen de Minister
waarom er nog geen impactanalyse is gemaakt van deze bestedingen. De leden van de
SP-fractie vragen zich ook af of dit de taak van de Europese Commissie is of juist
van lidstaten. Kan de Minister daarop ingaan?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom er geen alomvattende investeringsstrategie
is geformuleerd alvorens over te gaan tot dit soort ondersteuningen. De leden vragen
de Minister of hij erkent dat de onderbouwing van de besluiten van de Commissie over
de omvang van de EU-interventies te wensen overlaat. De leden vragen de Minister of
deze onderbouwing alsnog kan worden gegeven. De leden vragen de Minister of het gebrek
aan dit soort onderbouwingen niet een verkeerde suggestie wekt.
De leden van de SP-fractie zijn ook zeer verbaasd dat de Commissie steun verleent
aan projecten op basis van verdienste, zonder rekening te houden met de geografische
locatie van durfkapitaalfondsen of investeringssectoren. De leden vragen de Minister
of hij erkent dat hiermee de meest ontwikkelde durfkapitaalmarkten worden bevoordeeld
en dat hierdoor investeringen plaatsvinden in de grootste EU-economieën en dat onderontwikkelde
markten, sectoren, en lidstaten met minder goede infrastructuur minder zullen profiteren.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom particuliere investeerders weinig
interesse tonen in de innovatieve startende ondernemingen.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom de vergoedingen die het Europees
Investeringsfonds in rekening brengt aan de Commissie niet volledig transparant zijn.
De leden vragen de Minister of hij het eens is met de aanbevelingen van de Europese
Rekenkamer en of hij op alle aanbevelingen apart kan reageren.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom de geldkraan vaak dicht blijft
voor bedrijven met minder dan tien werknemers, jonge bedrijven en startups, zoals
blijkt uit de Financieringsmonitor 2019 van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
De leden vinden het zorgwekkend dat van de ondernemers die geen geld weten los te
krijgen, bijna de helft niet kan uitbreiden. De leden vragen de Minister of hij die
mening deelt. De leden vragen de Minister waarom in Nederland de kosten voor krediet,
met name kleine leningen, boven het Europees gemiddelde liggen. De leden vragen de
Minister of dit Catch 22-beleid bedoeld is om het ondernemersklimaat te verbeteren.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of hij de toegevoegde waarde van EU-interventies
in de durfkapitaalmarkt ziet. De leden vragen de Minister welke dat zijn. Voorts vragen
de leden de Minister of hij de centraal beheerde EU-interventies niet in zijn geheel
in twijfel moet trekken. De leden vragen de Minister hoe hij zijn twijfels gaat overbrengen.
De leden vragen de Minister hierover te rapporteren.
II Reactie van de Minister
Inleiding
De vaste commissie voor Financiën heeft op 22 november 2019 vragen en opmerkingen
aan mij voorgelegd naar aanleiding van het speciaal verslag van de Europese Rekenkamer
(ERK) te Luxemburg d.d. 24 oktober 2019 «Centraal beheerde EU-interventies voor durfkapitaal:
meer sturing nodig».
In onderstaande reactie worden de vragen van de leden van de verschillende fracties
beantwoord. Daarbij ga ik achtereenvolgens in op:
– De conclusies en aanbevelingen van de Europese Rekenkamer;
– tekortkomingen in de ex ante en ex post evaluaties door de Europese Commissie;
– het ontbreken van een alomvattende investeringsstrategie;
– vragen over de rol van het European Investment Fund in het beheer van EU-interventies;
en
– prioriteiten op het gebied van durfkapitaal en samenhang met nationale instrumenten.
De conclusies en aanbevelingen van de Europese Rekenkamer
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of hij het eens is met de aanbevelingen
van de Europese Rekenkamer en of hij op alle aanbevelingen apart kan reageren.
Ik kan mij voor een groot deel vinden in de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer.
Hieronder ga ik op de verschillende aanbevelingen in.
i. aanbevolen wordt om de nodige analyses uit te voeren om de evaluatie van de EU-interventies
te verbeteren.
Ik onderschrijf het nut van het uitvoeren van een ex-ante-evaluatie en/of effectbeoordeling,
met inbegrip van een analyse van de marktbehoeften en absorptiecapaciteit voor oprichting
van een instrument.
ii. aanbevolen wordt een alomvattende investeringsstrategie te ontwikkelen.
Ook de constatering dat er een alomvattende investeringsstrategie nodig is ondersteun
ik. De Commissie heeft een brede aanpak ontwikkeld om de toegang tot financiering
via de durfkapitaalmarkt voor kleine en middelgrote ondernemingen te ondersteunen.
De gecontroleerde instrumenten vormen slechts een deel van deze maatregelen. Er wordt
een groot aantal concrete maatregelen genomen om investeringen in de hele EU te ondersteunen,
onder meer via het actieplan voor de kapitaalmarktunie (KMU). De specifieke aanbevelingen
ten aanzien van het ontwikkelen van een alomvattende strategie zullen echter door
de Commissie worden onderzocht.
iii. aanbevolen wordt in overleg te treden met het EIF over het stroomlijnen van zijn beheer
van de EU-interventies.
Ik ben het eens met de appreciatie van de Commissie op deze aanbeveling. Een zorgvuldige
procedure voor goedkeuring van projecten door EIF komt uiteindelijke ten goede aan
de kwaliteit en reputatie van het EIF. Het verkorten van het tijdschema past daar
niet bij. Verder geldt dat het gewenste investeringstoewijzingsbeleid al wordt toegepast.
De Commissie aanvaardt dat plausibele, potentiële exit mogelijkheden moeten worden
vastgesteld wanneer het EIF met steun uit de EU-begroting belegt in een fonds. De
betaling van opstartkosten is wat mij betreft ook gerechtvaardigd en de omvang ervan
passend, gezien het gedegen proces dat wordt gevolgd in de vaststelling van de omvang
hiervan. De stimuleringsvergoedingen van de instrumenten stemmen bovendien overeen
met hun beoogde doelstellingen.
De leden van de VVD-fractie vragen welke lessen ik trek uit het Rekenkamerrapport
voor toekomstig EU-beleid en/of -interventies voor durfkapitaal. Ook vragen zij wat
ik concreet ga doen met de uitkomsten van dit rapport van de Europese Rekenkamer en
wat ik vind van het feit dat de Europese Commissie niet in staat is om alle aanbevelingen
van de Europese Rekenkamer te aanvaarden.
Ik onderschrijf het nut van het uitvoeren van een ex-ante-evaluatie en/of effectbeoordeling,
met inbegrip van een analyse van de marktbehoeften en absorptiecapaciteit voor oprichting
van een instrument. In haar rapport stelt de Rekenkamer vast dat de financieringskloof
in het verleden niet altijd volledig is gekwantificeerd vóór opzet van een instrument,
hoewel daarbij door de Commissie wel ex-ante-evaluaties en effectbeoordelingen zijn
verricht en marktbehoeften zijn geanalyseerd door vraag en aanbod te bekijken. Hierbij
dient opgemerkt te worden dat onder druk van economische crisisomstandigheden in het
verleden sommige instrumenten «versneld zijn ingevoerd», alvorens alle effecten volledig
bestudeerd waren. Dit heeft tevens geleid tot een moeilijk uitvoerbaar ingewikkeld
stelsel van elkaar overlappende instrumenten met afwijkende voorwaarden en criteria.
In de eerder genoemde Raadsconclusies1 ten aanzien van verdieping van de kapitaalmarktunie worden de Commissie en ESA’s
door de lidstaten opgeroepen om de kansen en risico’s van lange-termijn investeringen
in onder meer durfkapitaal te analyseren. Ik ben van mening dat hierbij moet ook worden
gekeken naar de punten die in het rapport worden genoemd over het evalueren van EU-interventies
om de effectiviteit te verbeteren en meer te stroomlijnen binnen een EU-brede investeringsstrategie.
Tekortkomingen in de ex ante en ex post evaluaties door de Europese Commissie
De leden van de fractie van GroenLinks vragen wat een doelgerichte, doeltreffende
en doelmatige besteding van durfinvesteergelden qua informatiepositie van de Europese
Commissie vereist. Ook vragen zij wat vanuit deze vereisten de appreciatie van het
kabinet van de kritiek van de Europese Rekenkamer is dat de Europese Commissie zeer
gebrekkig inzicht heeft in de doeltreffendheid en doelmatigheid van bestedingen op
dit punt. Ook vragen zij wat dit van de Europese Commissie verlangt in het kader van
het durfkapitaal dat uitgegeven zal worden tot 2022. En welke stappen de Commissie
moet ondernemen om een betere informatiepositie te krijgen voor na 2022.
Ik sluit mij aan bij de appreciatie van de Commissie met betrekking tot deze aanbevelingen
van de Rekenkamer: een grondige analyse op het niveau van de EU over de tekortkomingen
van de markt is vereist. Daarvoor is het nodig dat er meer gegevens worden verzameld
voor beoordelaars. De Commissie gaat hiermee aan de slag.
De Europese Commissie gaat evenwel zeker bij voorgestelde ingrepen in de werking van
de kapitaalmarkten niet over één nacht ijs. Daaraan liggen in de regel meerdere rapporten
en aanbevelingen van experts ten grondslag. De marktbehoefte en opnamecapaciteit wordt
op basis van de best beschikbare informatie gebaseerd. Desalniettemin is het nodig
dat er meer gegevens worden verzameld voor beoordelaars. De Commissie gaat hiermee
aan de slag. In het nieuwe MFK 2021–2027 zien we dan ook dat in programma’s als InvestEU
duidelijke targets worden afgesproken met betrekking tot het soort projecten waarin
geïnvesteerd gaat worden, zoals te behalen projectresultaten in termen van bijvoorbeeld
energie-efficiëntie en CO2-reductie.
Ook vragen de leden van de fractie van GroenLinks wat de Nederlandse regering – mocht
zij bekend zijn met de geconstateerde gebreken – aan stappen ondernomen heeft om deze
in de Europese Raad dan wel bij de Europese Commissie te adresseren.
Over de toewijzing van begrotingsmiddelen aan bepaalde programma’s wordt in eerste
instantie op hoofdlijnen besloten door de regeringsleiders in de Europese Raad. Daarna
volgt verdere uitwerking en behandeling in de Raad van Ministers. In voorbereiding
op deze stappen wordt door de Europese Commissie aan de lidstaten de gelegenheid geboden
commentaar te verstrekken. Vervolgens onderhandelt de Raad over een Raadspositie waarin
lidstaten, waaronder Nederland, amendementen in kunnen dienen. Na het bereiken van
een Raadspositie starten de onderhandelingen met het Europees Parlement om tot een
finaal akkoord te komen.
De leden van de fracties van de SP en de VVD vragen naar het ontbreken van een uitgebreide
beoordeling van marktbehoeften of absorptiecapaciteit. De leden van de SP-fractie
vragen de Minister waarom er nog geen impactanalyse is gemaakt van deze bestedingen.
Zij vragen zich ook af of dit de taak van de Europese Commissie is of juist van lidstaten.
Zoals de Commissie in haar reactie op het Rekenkamerrapport aangeeft heeft zij zich
in de analyse van marktbehoeften en absorptiecapaciteit gebaseerd op beschikbare marktinformatie
en marktstudies. Bovendien stelt zij dat het risico dat fondsen niet kunnen worden
geabsorbeerd structureel wordt aangepakt: alle instrumenten hebben toewijzingen die
niet vastliggen, maar hebben maximumbedragen, en beschikken over ingebouwde flexibiliteit
waarbij middelen naar andere acties kunnen worden overgedragen. Sinds 2015 heeft het
EIF economische effectbeoordelingen verricht die ook betrekking hebben op durfkapitaal.
In de verslagen van het EIF wordt voldoende aandacht besteed aan de economische impact.
Het ontbreken van een alomvattende investeringsstrategie
De leden van de SP-fractie vragen naar het ontbreken van een alomvattende investeringsstrategie.
De leden vragen de Minister of hij erkent dat de onderbouwing van de besluiten van
de Commissie over de omvang van de EU-interventies te wensen overlaat. De leden vragen
de Minister of deze onderbouwing alsnog kan worden gegeven. De leden vragen de Minister
of het gebrek aan dit soort onderbouwingen niet een verkeerde suggestie wekt.
De Rekenkamer merkt in haar rapport terecht op dat er een alomvattende investeringsstrategie
nodig is, waarmee wordt beoogd minder ontwikkelde markten te ondersteunen, de afhankelijkheid
van de overheidssector te verlagen en interventies te vereenvoudigen. De Commissie
heeft een brede aanpak ontwikkeld om de toegang tot financiering via de durfkapitaalmarkt
voor kleine en middelgrote ondernemingen te ondersteunen. De gecontroleerde instrumenten
vormen slechts een deel van deze maatregelen. Er wordt een groot aantal concrete maatregelen
genomen om investeringen in de hele EU te ondersteunen, onder meer via het actieplan
voor de KMU. De specifieke aanbevelingen ten aanzien van het ontwikkelen van een alomvattende
strategie zullen echter door de Commissie worden onderzocht.
Ik ben niet van mening dat de onderbouwing van de besluiten van de Commissie over
de omvang van de interventies te wensen overlaat. Zoals de Commissie in haar reactie
aangeeft baseert zij zich op beschikbare marktinformatie en marktstudies.
Inmiddels zijn er meerdere onderzoeken met betrekking tot verbetering van de werking
van de kapitaalmarkt uitgevoerd die de noodzaak tot het nemen van maatregelen voor
het vergroten tot toegang tot risicodragend vermogen in de EU-lidstaten verder onderbouwen,
zoals:
– Brief aan de Tweede Kamer d.d. 10 oktober 2019 Betreffende eindrapport werkgroep kapitaalmarktunie;
n.a.v. onderzoek: Communication from the Commission on capital market union: Progress
on building a single market for capital for a strong economic and monetary union2
– Onderzoek: A new vision to Europe’s capital markets (June 2020)3
– Onderzoek McKinsey (October 2020): Europe’s start-up ecosystem: Heating up, but still
facing challenges4
– Open paper: «Europe needs a sustainable and equitable investment plan»5
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom particuliere investeerders weinig
interesse tonen in de innovatieve startende ondernemingen. Ook de leden van de D66-fractie
lezen dat private partijen dusver in geringe mate bereid zijn om kapitaal te committeren
aan de Europese durfkapitaalfondsen. Zij vragen naar het enthousiasme van private
investeerders om als medefinancier op te treden en welke visie ik heb op het vasthouden
aan het pari-passu beginsel. Bovendien vragen de leden van de fracties van D66 en
GroenLinks naar het toepassen van een asymmetrische winst- en/of risicodeling.
Het achterblijven van private investeringen in innovatieve startende ondernemingen
heeft onder andere te maken met het risicoprofiel van dit soort investeringen. Interventies
op EU-niveau, maar ook op nationaal niveau, bijvoorbeeld door Invest-NL, zijn er nu
juist op gericht om meer privaat kapitaal te mobiliseren.
In de Europese durfkapitaalfondsen wordt in de basis vaak uitgegaan van het pari-passu
beginsel. De risicoprofielen van bijvoorbeeld hightech innovaties zijn vaak hoog – het
duurt vaak één of meerdere jaren voordat er inzicht ontstaat of het eindproduct aanslaat
in de markt – maar daar staat een zeer hoog rendement tegenover als de innovatie succesvol
blijkt. Ook met toepassing van het pari-passubeginsel lukt het om private investeerders
aan te trekken. Ik ben wel van mening dat het ook mogelijk moet zijn om zonder dit
beginsel te werken (dat is in bepaalde gevallen ook reeds toegestaan), mits daarmee
een specifiek beleidsdoel gediend is.
De leden van de fracties van de SP en D66 vragen naar de geografisch onevenwichtige
allocatie van durfkapitaal en welk effect heeft dit op de ontwikkeling van een pan-Europese
kapitaalmarktunie. De leden van de fractie van GroenLinks vragen welke prioriteit
er wat betreft het kabinet gegeven moet worden aan het bevorderen van onderontwikkelde
Europese markten voor durfkapitaal.
Zoals de Commissie aangeeft zijn de onderzochte EU-interventies niet gericht op evenwichtige
geografische spreiding. Ik ben evenwel van mening dat een geografisch meer evenwichtige
allocatie wenselijk is. Een pan-Europese kapitaalmarktunie zal leiden tot betere toegang
tot kapitaal voor bedrijven uit vooralsnog onderontwikkelde markten. Ik verwacht dat
dit ook zal leiden tot een evenwichtigere allocatie van durfkapitaal.
Ik onderschrijf samen met mijn Duitse en Franse collega’s de aanbevelingen van het
rapport «Savings and Sustainable Investment Union» van de Next Capital Markets Union.
Hoewel er de afgelopen vijf jaar vooruitgang in de kapitaalmarktunie is geboekt, zie
ik de noodzaak van verdere maatregelen om de burger langetermijninvesteringsmogelijkheden
te bieden en om de door de EU-markt leidende financiering van bedrijven en economieën
verder te versterken en te integreren.
Volgens dit rapport is het nodig om de KMU-prioriteiten te richten op de behoeften
van de burgers en op de financiering van een innovatieve en duurzame reële economie
in de EU. Het genereren van meer investeringsmogelijkheden op lange termijn, het versterken
van de aandelenmarkten, het integreren van verdere kapitaalmarkten door het versterken
van financiële stromen en het bevorderen van de internationale rol van de financiële
markten van de EU, zien wij als kernpunten voor het vormgeven van de toekomstige discussie
over KMU.
Vragen over de rol van het European Investment Fund in het beheer van EU-interventies
De leden van de VVD-fractie vragen naar de lange procedures bij het EIF en hoe deze
kunnen worden verkort.
Individuele aanvragen kunnen vanwege complexiteit relatief veel tijd vragen. Zeker
in tijden van uitbreiding van instrumentarium en toename van aanvraagvolume kunnen
hierdoor de behandeltijden bij het EIF oplopen. In het algemeen is de ervaring dat
wanneer de afhandeling van vooral de kleinere individuele, min of meer reguliere en
gelijksoortige aanvragen deels of geheel wordt neergelegd bij hiervoor geautoriseerde
intermediaire uitvoerende instanties als NPI’s en agentschappen die aan de hand van
centraal opgestelde criteria de afhandeling in de lidstaten verzorgen. De eindcontrole
kan dan door EIF (al dan niet steekproefsgewijs) geschieden. Zodoende kan de behandelcapaciteit
bij EIF op de meest efficiënte wijze worden benut.
Zij vragen bovendien naar het feit dat de Europese Commissie geen informatie over
de daadwerkelijke kosten die het EIF maakt voor de uitvoering van door de EU ondersteunde
instrumenten maakt en zonder informatie over de daadwerkelijke kosten kan worden bepaald
of de uitvoering efficiënt is.
De uitvoeringskosten worden in mede bepaald door zorgvuldigheids- en wettelijke eisen.
Bij de opzet van programma’s dient daarmee rekening te worden gehouden. Ik ben van
mening dat over de wijze van uitvoering tussen de Commissie en het EIF door het Europees
Parlement controleerbare afspraken dienen te worden gemaakt die tijdens de looptijd
en na afloop van een programma geëvalueerd kunnen worden.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom de vergoedingen die het Europees
Investeringsfonds in rekening brengt aan de Commissie niet volledig transparant zijn.
Het EIF is gebonden aan een geheimhoudingsplicht met betrekking tot bepaalde fondsen
en daarbij betrokken partijen/ vennoten waarnaar in het rapport wordt verwezen. Het
EIF kan aan derden geen informatie verstrekken die zou kunnen leiden tot schending
van deze verplichting. Zie verder mijn antwoorden op de vragen over de overige aanbevelingen.
Prioriteiten op het gebied van durfkapitaal en samenhang met nationale instrumenten
De leden van de VVD-fractie vragen naar de plannen voor het nieuwe Meerjarig Financieel
Kader 2021–2027 die gerelateerd zijn aan durfkapitaal
Durfinvesteringen zullen met ingang van het MFK 2021–2027 onder het InvestEU-programma
worden gedaan. Onder het InvestEU-programma zullen diverse, nu nog afzonderlijke EU-investeringsprogramma’s,
worden opgenomen tegen gestroomlijnde voorwaarden en rapportageverplichtingen, gebaseerd
op Sustainable Development Goals (SDG) waaraan momenteel in diverse EU expertgroepen
wordt gewerkt. Nederland zet hierbij in op een goede ex ante beoordeling van projecten
en goede ex post monitoring van projectresultaten.
Ik heb uw Kamer eerder medegedeeld dat ik het streven naar het verbreden van financieringsopties
voor onder meer MKB, startups en scale-ups onderschrijf. Ook sta ik open om, zoals
volgt uit de conclusies van het rapport van de Europese Rekenkamer, te onderzoeken
hoe bestaande Europese en nationale publieke fondsen op een verantwoorde wijze hierin
een rol kunnen spelen. Dit aspect, en de conclusies uit het rapport dienen mijns inziens
te worden meegenomen in de analyse van de kansen en risico’s van lange-termijn investeringen
in onder meer durfkapitaal, waartoe de Europese Commissie wordt opgeroepen in recent
aangenomen Raadsconclusies over verdieping van de kapitaalmarktenunie.
De leden van de D66-fractie vragen daarnaast naar de bevindingen van de Rekenkamer
in het licht van het InvestEU programma en naar het kwantificeren van de absorptiecapaciteit.
De Rekenkamer merkt terecht op dat om de toegang van bedrijven tot financiering te
verbeteren een samenhangend beleid en een samenhangende en alomvattende investeringsstrategie
noodzakelijk zijn. De Rekenkamer merkt daarbij tevens op dat de Commissie de ondoelmatigheden
en overlappingen heeft erkend en een aanzienlijk vereenvoudigde structuur heeft voorgesteld
voor het toekomstige InvestEU-programma in het MFK 2021–2027. In het InvestEU programma
zullen markbehoeften en absorptiecapaciteit en duidelijke prestatie indicatoren en
investeringscriteria vastgesteld en toegepast worden in samenwerking met de EIB-groep,
NPI’s en particuliere financiële partners.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de uitkomsten van een recent rapport met nieuwe
ideeën voor de kapitaalmarktenunie (CMU) passen in de uitkomsten van dit rapport van
de Europese Rekenkamer over durfkapitaal.
Het door The Next CMU High-Level Group gepubliceerde rapport «Savings and Sustainable
Investment Union» bevat als prioriteit onder meer het sterk ontwikkelen van financiering
via eigenvermogensinstrumenten (equity). Dit heeft als doel het diversifiëren van
financieringsopties voor Europese bedrijven, met name MKB-bedrijven, startups en scale-ups.
De werkgroep concludeert dat deze innovatieve en snelgroeiende bedrijven sterk afhankelijk
zijn van bancaire kredietverlening. Zij beveelt daarom in haar rapport onder andere
aan om markten voor venture capital en private equity te stimuleren.
Ik onderschrijf samen met mijn Duitse en Franse collega’s de aanbevelingen van het
rapport «Savings and Sustainable Investment Union» van de Next Capital Markets Union.
Hoewel er de afgelopen vijf jaar vooruitgang in de kapitaalmarktunie is geboekt, zie
ik de noodzaak van verdere maatregelen om de burger langetermijninvesteringsmogelijkheden
te bieden en om de door de EU-markt leidende financiering van bedrijven en economieën
verder te versterken en te integreren.
Volgens dit rapport is het nodig om de KMU-prioriteiten te richten op de behoeften
van de burgers en op de financiering van een innovatieve en duurzame reële economie
in de EU. Het genereren van meer investeringsmogelijkheden op lange termijn, het versterken
van de aandelenmarkten, het integreren van verdere kapitaalmarkten door het versterken
van financiële stromen en het bevorderen van de internationale rol van de financiële
markten van de EU, zien wij als kernpunten voor het vormgeven van de toekomstige discussie
over KMU.
Ik deel de opvatting van de werkgroep dat het met name voor startups en scale-ups
belangrijk is dat zij makkelijker toegang krijgen tot deze vormen van durfkapitaal,
aangezien dit vaak beter aansluit bij bijvoorbeeld snelgroeiende en technologisch
innovatieve ondernemingen, dan een lening van een bank. De werkgroep stelt in haar
rapport dat er grote EU-brede venture capital en private equity fondsen moeten worden
ontwikkeld. Hieraan kunnen onder meer bestaande publieke fondsen, zoals het EIF bijdragen.
Nederland wacht de eventuele uitwerking hiervan af.
Ik heb uw Kamer eerder medegedeeld dat ik het streven naar het verbreden van financieringsopties
voor onder meer MKB, startups en scale-ups onderschrijf.6 Ook sta ik ervoor open om, zoals volgt uit de conclusies van het rapport van de Europese
Rekenkamer, te onderzoeken hoe bestaande Europese en nationale publieke fondsen op
een verantwoorde wijze hierin een rol kunnen spelen. Dit aspect, en de conclusies
uit het rapport dienen mijns inziens te worden meegenomen in de analyse van de kansen
en risico’s van lange-termijn investeringen in onder meer durfkapitaal, waartoe de
Europese Commissie wordt opgeroepen in recent aangenomen Raadsconclusies over verdieping
van de kapitaalmarktenunie.7
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Minister naar de samenhang tussen
de strategische prioriteiten van een mogelijk op nationaal niveau op te richten investeringsfonds
alsmede Invest-NL enerzijds en de door hem gewenste strategische prioriteiten voor
durfkapitaal vanuit de EU anderzijds. Zij vragen hem allereerst of zijn blik ten aanzien
van de doelen, doeltreffendheid en doelmatigheid van durfinvesteringen op Europees
niveau zal veranderen mochten zijn plannen voor een nationaal investeringsfonds in
de komende jaren materialiseren.
Het Nationaal Groeifonds richt zich op eenmalige publieke investeringen op het gebied
van kennisontwikkeling, R&D en innovatie en infrastructuur. Het fonds heeft betrekking
op projectsubsidie of -aanbesteding en verstrekt geen generieke publieke financiering
aan bedrijven. Het fonds heeft hiermee een ander doel en doelgroep dan Invest-NL.
Rendabele bedrijven die zich richten op maatschappelijke transitie-opgaven en groei
dienen zich in beginsel tot Invest-NL te wenden als financiering door marktfalen niet
tot stand komt. Het groeifonds richt zich nadrukkelijk op investeringen met een publiek
belang die ten dienste staan van het verdienvermogen van Nederland, maar waarop geen
privaat rendement kan worden behaald en hierop zal het vooraf ook toetsen. Het fonds
heeft geen rendementsdoelstelling, en is – in tegenstelling tot Invest-NL – niet revolverend
van karakter. De investeringen betalen zich daardoor niet uit in direct financieel
rendement voor investeerders, maar in een groter verdienvermogen van de samenleving
als geheel. Het fonds en Invest-NL richten zich derhalve evident op andere soorten
investeringen vanwege de fases van de ontwikkeling van projecten en bedrijven, en
zijn daarin aanvullend op elkaar.
De strategische prioriteiten voor durfkapitaal vanuit de EU zouden onder andere de
prioriteiten van Invest-NL moeten omvatten, en doen dat grotendeels ook al. Zo is
in oktober het Dutch Future Fund aangekondigd om Invest-NL en het EIF samen te laten
investeren, waarmee € 300 mln. beschikbaar wordt gesteld voor Nederlandse start- en
scale-ups. De doelen van durfinvesteringen op Europees niveau hoeven niet te veranderen
met het oog op het groeifonds. Voor durfkapitaal geldt immers hetzelfde als voor de
samenhang tussen het groeifonds en Invest-NL: durfkapitaal impliceert dat er sprake
is van een direct financieel rendement, terwijl dit voor investeringen uit het groeifonds
niet geldt, omdat deze gezicht zijn op het verdienvermogen van de samenleving als
geheel.
Daarnaast vragen zij op welke manier ik er waarde aan hecht dat de EU-brede prioriteiten
betreffende durfkapitaal overeenkomen met de investeringsprioriteiten die hij nationaal
aan het definiëren is en vragen zij naar mogelijke synergiën tussen durfinvesteringsfondsen
op nationaal en Europees niveau.
Ja, synergiemogelijkheden tussen durfinvesteringen door Invest-NL en Europese fondsen
zie ik zeker. Vanaf de eerste ideeën die hebben geleid tot de oprichting van Invest-NL
is het beter ontsluiten van Europese investeringsmiddelen voor Nederland mede een
doel geweest en is toegewerkt naar die samenwerking op nationaal en Europees niveau.
Deze synergie is dus gedurende het oprichtingsproces van Invest-NL één van de doelen
geweest.
De leden van de fractie van GroenLinks zijn benieuwd naar wat de strategische prioriteiten
zouden moeten zijn voor Europese durfinvesteringen en welke prioriteit het aanjagen
van verduurzaming en bestrijden van vergaande klimaatverandering in deze context in
vergelijking tot andere prioriteiten krijgt.
Specifieke prioriteiten, thema’s, sectoren en uitdagingen voor deze durfinvesteringen
worden aangeven in de kamerbrief over het Nationaal Groeifonds van 7 september 2020
en de kamerbrief van Staatssecretaris Mona Keijzer over het bedrijfslevenbeleid van
3 juni 2019.8
De leden van de SP-fractie vragen de Minister waarom de geldkraan vaak dicht blijft
voor bedrijven met minder dan tien werknemers, jonge bedrijven en startups, zoals
blijkt uit de Financieringsmonitor 2019 van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
De leden vinden het zorgwekkend dat van de ondernemers die geen geld weten los te
krijgen, bijna de helft niet kan uitbreiden. De leden vragen de Minister of hij die
mening deelt. De leden vragen de Minister waarom in Nederland de kosten voor krediet,
met name kleine leningen, boven het Europees gemiddelde liggen. De leden vragen de
Minister of dit Catch 22-beleid bedoeld is om het ondernemersklimaat te verbeteren.
De terugbetalingscapaciteit van kleinere bedrijven met minder dan 10 werknemers, jonge
bedrijven en start ups zijn vaak moeilijker in te schatten. De beoordelingskosten
van de financieringsaanvraag en beheerskosten van een kleine financiering zijn vaak
gelijk aan die van een grotere financiering en zijn dus moeilijker terug te verdienen
door de financier. Dit kan zich bijvoorbeeld bij banken vertalen in hogere financieringskosten
voor de ondernemer. De BMKB-regeling waarbij de staat borg staat voor de terugbetaling
van een krediet verkleint het risico voor de financier, daarnaast wordt gewerkt aan
verbreding van het aanbod van niet-bancaire financiering door ondersteuning van initiatieven
van (niet bancaire) alternatieve financiers.
De leden van de D66-fractie vragen wat de samenhang is tussen Europese gelden en nationale
programma’s als Invest-NL of het Dutch Venture Initiative (DVI).
Gelet op de uitgebrachte onderzoeken op het gebied van de werking van de kapitaalmarkt
na verschijnen van het Europese Rekenkamerrapport en de mede door Nederlandse inbreng
aangebrachte budgettaire en thematische aanpassingen in het (concept) InvestEU- programma,
ben ik van mening dat deze inmiddels meer in lijn liggen met de Nederlandse behoeften.
Ik verwacht dat bestaande nationale programma’s zoals DVI en nieuwe programma’s zoals
het Groeifonds en het DFF van Invest-NL hier goed op kunnen aansluiten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier