Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Koerhuis over het bericht 'Kosten nieuwbouw stijgen met 16 procent door BENG-eisen'
Vragen van de leden Koerhuis (VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Kosten nieuwbouw stijgen met 16 procent door BENG-eisen» (ingezonden 20 januari 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
18 maart 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1655.
Vraag 1
Kent u het bericht «Kosten nieuwbouw stijgen met 16 procent door BENG-eisen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe verklaart u de, ook als gevolg van het aardgasvrij bouwen, kostenstijging van
16 procent?
Antwoord 2
Er is bij nieuwbouw geen sprake van 16 procent kostenstijging door BENG-eisen. Cobouw
heeft dit dan ook al snel gerectificeerd2. Volgens het door Cobouw geciteerde BDB (het kenniscentrum dat Arcadis adviseert)
-rapport is de verwachte aan BENG-eisen gerelateerde kostenstijging geen 16%, maar
4–8%. Dit is door BDB op basis van referentieprojecten als prognose berekend. Volgens
de geïnterviewden in hetzelfde Cobouw-artikel van 9 februari 2021, is in de praktijk
– dus niet op basis van referentieprojecten – vooralsnog maximaal 3% van de kostenstijging
BENG-eisen gerelateerd.
De overige kosten zouden volgens BDB aan de Wet VET (Wet Voortgang Energietransitie)
gerelateerd zijn. Deze wijziging is per 1 juli 2018 ingegaan en regelt dat de aansluitplicht
voor aardgas vervalt. Deze wet valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister
van Economische Zaken en Klimaat.
Vraag 3
Is het waar dat de bouwkosten door Arcadis binnen een jaar fors omhoog zijn bijgesteld?
Wat was de verwachte kostenstijging voor verschillende gebouwtypes op basis van de
kostenoptimalisatiestudie?
Antwoord 3
Nee, dat is niet waar. De bijstelling van BDB wordt veroorzaakt doordat door BDB nu
de kosten voor aardgasvrij bouwen integraal zijn meegenomen. Deze waren in het eerste
rapport niet meegenomen. Zonder het aardgasvrij bouwen wordt, om aan de BENG-eisen
te voldoen, nog steeds door BDB eenzelfde kostenstijging van 4–8% verwacht. De verwachte
bouwkosten zijn dus niet omhoog bijgesteld. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Wat de verwachte kostenstijging voor verschillende gebouwtypes op basis van de kostenoptimalisatiestudie
betreft het volgende: in de brief die ik uw Kamer op 11 juni 2019 stuurde3 heb ik o.a. toegelicht dat er voorafgaand aan de introductie van de BENG-eisen een
Kostenoptimaliteitsstudie (KOS) is gedaan De KOS is uitgevoerd om richting te geven
aan de hoogte van de BENG-eisen voor alle gebouwen in Nederland. Doelstelling daarbij
is om zoveel mogelijk energie te besparen tegen zo weinig mogelijk kosten.
Deze KOS systematiek is door Europese Unie voorgeschreven, op basis van de gedachte
van de Trias Energetica en Total Cost of Ownership (over de gehele economische levensduur,
dus inclusief gebruiksfase). Op basis van de KOS zijn de eisen op een kosten optimaal
niveau vastgesteld.
Voor de verwachte initiële bouwkostenstijging voor verschillende gebouwtypes verwijs
ik naar het onderzoek «Effectmeting wijzigingen Bouwbesluit en Regeling Bouwbesluit»
dat SIRA Consulting in opdracht van BZK heeft gemaakt4.
In tabel 1 van dit rapport worden per referentiewoning de meerkosten genoemd. Deze
lopen uiteen, afhankelijk van de gekozen oplossingen. Circa 1/3 van deze meerkosten
is volgens dit SIRA-rapport BENG-Eisen gerelateerd, de overige meerkosten zijn Wet
Vet gerelateerd.
Net als voor de kosten die aan de Wet VET gerelateerd zijn, geldt ook voor de kosten
die BENG-gerelateerd zijn dat het weliswaar om hogere initiële kosten gaat, maar dat
exploitatiekosten (in de vorm van maandlasten) lager zullen zijn. Een energiezuinige
woning en een woning die deels zelf energie opwekt, levert een lagere energierekening
op.
Vraag 4
Hoe ziet u de kostenstijging van 16 procent in samenhang met de benchmark van AEDES
die stelt dat de kosten onder de BENG-eisen voor woningen die op een warmtenet worden
aangesloten juist lager zijn dan woningen die op aardgas worden aangesloten? Kunt
u een overzicht naar de Kamer sturen welk percentage nieuwbouwwoningen welke aansluiting
heeft (aardgas, warmtenet, warmtepomp etc) en dit uitsplitsen per type woning?
Antwoord 4
Zoals ik in mijn antwoorden bij de vraag 2 aangaf, is er geen sprake van 16% kostenstijging
door de invoering van de BENG-eisen.
In onderstaande tabel treft u de door u gevraagde verdeling aan. Deze cijfers zijn
gebaseerd op 67.850 energieprestatieberekeningen, welke zijn ingevoerd in Bouwtrend
2020 «Op vergunningsaanvraag indienmoment». Bouwtrend houdt niet bij of woningen daadwerkelijk
worden gerealiseerd.
In 18,4% van de gevallen is er sprake van «externe warmtelevering». Omdat deze woningen
zelf geen warmte hoeven op te wekken is het gevolg dat dit minder bouwkosten met zich
meebrengt.
Vraag 5
Kunt u een overzicht naar de Kamer sturen van de verwachte kostenstijging als gevolg
van het overstappen van de EPC-eis van 0,4 naar de BENG-eisen en dit uitsplitsen per
type woning? Hoe was uw inschatting vorig jaar en hoe is uw inschatting dit jaar?
Antwoord 5
Voor de verwachte bouwkostenstijging voor verschillende gebouwtypes verwijs ik u naar
het eerdergenoemde SIRA-Rapport (zie mijn antwoord op vraag 3) waar in tabel 1 per
referentiewoning aan BENG-eisen gerelateerde meerkosten worden genoemd. Het is te
verwachten dat de kosten op de langere termijn zullen dalen, waardoor de meerkosten
op termijn afnemen. De meerkosten die in dit rapport zijn berekend, kunnen dan ook
beschouwd worden als een «worst-case»-scenario. Sommige eerste praktijkervaringen
komen inmiddels lager uit.
Vraag 6
Kunt u een overzicht sturen van andere (verscherpte) eisen die er aan komen die kostenstijging
zijn, ook in samenhang met de BENG-eisen, zoals de MPG-eis en laadpalen-eis? Kunt
u per eis de verwachte kostenstijging aangeven en dit uitsplitsen per type woning?
Antwoord 6
Hieronder treft u wat nieuwbouwwoningen betreft de gevraagde informatie aan.
Wat de MPG-eis (MPG staat voor Milieuprestatie Gebouwen) betreft is in het kader van
de wettelijke procedure onderzoek uitgevoerd naar de lasteneffecten van deze maatregel5. De conclusie van dit onderzoek is dat de extra kosten van deze aanscherping van
de milieuprestatie eis tot 0,8 beperkt zijn tot niet-materiële kosten in het bouwproces
en incidentele kosten om kennis te nemen van de maatregel. De niet-materiële kosten
zijn geschat op maximaal 0,1 miljoen euro per jaar voor de gehele jaarlijkse bouwproductie;
de incidentele kosten voor bedrijven zijn geschat op eenmalig 1,2 miljoen euro op
het moment van invoering van de maatregel. Deze kosten zijn dermate laag dat zij niet
zullen leiden tot een merkbare kostenverhoging in de bouw. De aanscherping leidt niet
tot duurdere bouwmaterialen en -producten. De niet-materiële en incidentele kosten
zijn niet verschillend per woningtype. Bij de berekeningen die zijn uitgevoerd om
inzicht te krijgen in de mogelijkheden voor een scherpere eis, is uitgegaan van aardgasvrije
woningen, gebouwd conform BENG-eisen6. Uit de berekeningen is gebleken dat het mogelijk is om met nu al beschikbare technieken
woningen met een scherpere milieuprestatie dan de huidige milieuprestatie-eis te bouwen
die tevens voldoen aan de BENG-eisen.
Wat de laadpalen-eis betreft, geldt dat voor eigenaren van gebouwen vanaf 10 maart
2020 in het Bouwbesluit 2012, voor nieuwbouw of een ingrijpende renovatie, de volgende
verplichtingen gelden als het gaat om laadinfrastructuur voor elektrisch vervoer op
privaat terrein7:
a) Bij nieuwbouw en ingrijpende renovatie van woongebouwen met meer dan 10 parkeervakken,
moeten leidingdoorvoeren voor oplaadpunten voor ieder parkeervak worden aangelegd.
b) Bij nieuwbouw en ingrijpende renovatie van utiliteitsgebouwen met meer dan 10 parkeervakken
moet er minimaal 1 laadpunt voor het gehele parkeerterrein en leidingdoorvoeren voor
oplaadpunten voor tenminste één op de vijf parkeervakken worden aangelegd.
c) Voor bestaande utiliteitsgebouwen met meer dan 20 parkeervakken moet minimaal 1 laadpunt
geïnstalleerd zijn
Deze laatste verplichting geldt overigens pas vanaf 2025.
De kosten hiervan bedragen tussen de € 64,– tot € 118,– per lege buis en € 2.000,–
tot € 3.000,–- per oplaadpunt8.
Voor de volledigheid wijs ik erop dat er dit jaar nog een eis volgt voor een minimale
hoeveelheid hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie. De noodzaak om deze eis
in te voeren, vloeit voort uit de herziene Europese richtlijn voor hernieuwbare energie9, hierna REDII. De REDII bevat een verplichting voor lidstaten om een hoeveelheid
hernieuwbare energie voor te schrijven bij nieuwbouw en ingrijpende renovatie. Voor
een deel is deze verplichting al geïmplementeerd. Voor nieuwbouw geldt namelijk vanaf
1 januari 2021 een eis voor de minimum hoeveelheid hernieuwbare energie via het Besluit
BENG. Voor ingrijpende renovatie is er op dit moment nog geen eis in de regelgeving
opgenomen. Hiervoor volgt nog een wijzigingsvoorstel dat nog aan de Tweede Kamer zal
worden voorgelegd. Op dat moment zal worden ingegaan op de financiële effecten van
deze nieuwe eis.
Vraag 7
Hoe hebben de bouwkosten zich sinds 2017 ontwikkeld? Klopt het dat er ten tijde van
een oplopend woningtekort sprake is van eveneens oplopende bouwkosten?
Antwoord 7
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) houdt dit overzicht bij10. Hieruit blijkt dat er inderdaad sprake is van oplopende bouwkosten, vanaf 2017 tot
eind 2020 totaal ca. 7,5%. Een groot gedeelte van deze kostenstijging wordt door marktomstandigheden
bepaald. In het CBS-overzicht is onder andere aangegeven dat de looncomponent ca.
8,5% is gestegen en de materiaal component ca. 5,3%.
Vraag 8
Wat zijn de oorzaken van de kostenstijgingen in de bouw sinds 2017?
Antwoord 8
De kostenstijgingen kunnen op hoofdlijnen worden verklaard door stijgende kosten voor
bouwmaterialen, arbeid en nieuwe wettelijke eisen.
De werkelijke kostenstijging als gevolg van de «Wet VET» en de invoering van de BENG-eisen,
is op dit moment nog niet bekend, anders dan de prognose kostenstijging die BDB en
SIRI Consulting laten zien. Als we echter kijken naar trend van kostenstijgingen die
CBS in de jaren voorafgaand aan 2017 laat zien, zien we na 2017 geen afwijkende trend.
Vraag 9
Hoe ziet u al deze kostenstijgingen in het licht van de fors stijgende woningprijzen
de afgelopen jaren? Deelt u de mening dat deze kostenstijgingen zoveel mogelijk beperkt
moeten worden?
Antwoord 9
In zijn algemeenheid deel ik de mening dat de kostenstijging zoveel mogelijk beperkt
moeten worden. Een groot gedeelte van de kostenstijgingen wordt echter door de marktomstandigheden
bepaald. Zo zien we o.a. de afgelopen jaren dat bouwmaterialen in prijs stijgen, lonen
stijgen en dat aannemers nu met hogere marges rekenen, daar waar dit gedurende de
bouwcrisis niet het geval was.
Kosten die uit wettelijke eisen voortvloeien volgen uit politieke en maatschappelijke
doelstellingen, zowel op Europees als Nationaal niveau, waarbij binnen deze kaders
de regelgeving zo kosten optimaal mogelijk wordt geïmplementeerd. Initiële kosten
zijn daarbij in sommige gevallen onontkoombaar hoger, waar vervolgens lagere exploitatiekosten,
in de vorm van lagere maandlasten, tegenover staan.
Vraag 10
Hoe bent u van plan te voorkomen dat de huizenprijzen nog meer stijgen door oplopende
bouwkosten? Bent u bereid aanscherpingen van bestaande eisen te heroverwegen om te
voorkomen dat de bouwkosten nog verder stijgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Zoals ik bij het antwoord op de vorige vraag heb aangegeven, worden oplopende bouwkosten
voor een groot deel door marktomstandigheden bepaald. Ik heb daar geen invloed op.
Voor zover bouwkosten uit wettelijke eisen voortvloeien, worden deze eisen binnen
de gegeven politieke kaders zo kosten optimaal mogelijk vormgegeven. Het kosten optimale
niveau wordt daarbij gedefinieerd als het prestatieniveau dat gedurende de geraamde
economische levensduur de laagste kosten met zich meebrengt. Initiële kosten zijn
daarbij in sommige gevallen onontkoombaar hoger, waar vervolgens lagere exploitatiekosten,
in de vorm van lagere maandlasten, tegenover staan.
Verder werk ik samen met de ontwerp-, bouw- en technieksector aan kostenreductie en
innovatie.11 Dit doe ik bijvoorbeeld door onderzoek en ontwikkeling op het gebied van industrialisering
(o.a. prefab), standaardisering en digitalisering te stimuleren. Deze samenwerking
met de sector vindt plaats via bijvoorbeeld de Bouwagenda, het missie gedreven innovatiebeleid
en bijbehorende innovatie- en subsidieregelingen.
Vraag 11
Deelt u de mening dat gezien het grote woningtekort en de hoge huizenprijzen het beleid
erop gericht moet zijn om de bouwkosten te verlagen en zo de woningbouw te vergroten?
Welke maatregelen neemt u hiervoor?
Antwoord 11
Ik deel uw mening dat de Nederlandse woningmarkt een grote krapte kent en dat de vraag
naar woningen sterk is toegenomen, terwijl de bouw van woningen is achtergebleven.
Ik vind het belangrijk dat iedereen in Nederland prettig kan wonen. Prettig wonen
betekent dat er genoeg woningen zijn voor elke portemonnee en elke levensfase. Woningen
die qua grootte, prijs, locatie en omgeving aansluiten op de woonwensen. Het Rijk
helpt en stimuleert provincies, gemeenten, woningcorporaties en ontwikkelaars met
verschillende instrumenten om de woningbouw te versnellen. We zetten hiertoe beleidsprogramma’s
in zoals «Woningbouwimpuls» en «Versnellen Woningbouw». Wat het verlagen van de bouwkosten
betreft, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 10.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.