Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Informele Raad voor Concurrentievermogen 22 maart 2021 (Kamerstuk 21501-30-525)
2021D10212 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de geannoteerde
agenda Informele Raad voor Concurrentievermogen 22 maart 2021 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 525), het verslag van een schriftelijk overleg o.a. de geannoteerde agenda informele
Raad voor Concurrentievermogen 25 en 26 februari 2021 van 24 februari 2021 en het
verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda van de informele
videoconferentie Toerismeraad 1 maart 2021 van 26 februari 2021 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 523).
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Reinders
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
5
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Geannoteerde agenda Informele Raad voor Concurrentievermogen 22 maart 2021
De leden van de VVD-fractie lezen dat het witboek over het algemeen positief is ontvangen
door de lidstaten. Deze leden lezen ook dat de lidstaten verschillen van mening over
de oplossingsrichtingen die de Europese Commissie voorstelt. Waarin verschillen de
meningen? Welke oplossingsrichting krijgt steun van de meeste staten?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris graag in het definitieve
wetsvoorstel terugziet dat overheidssteun niet altijd de vorm van subsidies hoeft
aan te nemen. Hoe is het krachtenveld in de Raad voor dit standpunt?
De leden van de VVD-fractie vragen wat de appreciatie van de Staatssecretaris is ten
aanzien van het digitale kompas. Deze leden hebben de vier hoofdpunten van het digitale
kompas gelezen. Zij vragen hoe de Staatssecretaris kijkt naar de balans tussen digitale
soevereiniteit en de digitale open markt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Deze
leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
Geannoteerde agenda Informele Raad voor Concurrentievermogen 22 maart 2021
De leden van de CDA-fractie lezen dat tijdens deze Raad een beleidsdebat over «strategische
autonomie in een open economie» zal plaatsvinden. Deze leden vinden dit een belangrijk
onderwerp. Zij zijn bekend met het witboek buitenlandse subsidies van de Europese
Commissie, over het tegengaan van de verstorende effecten van subsidies en andere
vormen van overheidsondersteuning door derde landen op de interne markt.
Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Raad voor
Concurrentievermogen 25 en 26 februari 2021
De leden van de CDA-fractie lezen in de antwoorden van de Staatssecretaris dat «nog
niet met zekerheid gezegd kan worden of, en in hoeverre, instrumenten die voortvloeien
uit het op handen zijnde witboek inzake buitenlandse subsidies deel kan uitmaken van
de oplossing voor het «legal gap issue» van de maritieme maakindustrie», ofwel het
ontbreken van een anti-dumping instrument om de sector te beschermen tegen oneerlijke
concurrentie uit met name China. Deze leden zien dat er weliswaar gesprekken zijn
opgestart en er vooronderzoeken lopen, maar maken zich zorgen of een oplossing wel
op tijd komt nu een wetgevend voorstel al in de eerste helft van 2021 wordt verwacht.
In hoeverre deelt de Staatssecretaris de zorg dat wanneer er pas tijdens het wetgevingsproces
gekeken gaat worden of een sectorspecifiek instrument zinvol is, dit mogelijk te laat
is? Is de Staatssecretaris zich ervan bewust dat de Europese Commissie voornemens
is om alléén een generiek anti-subsidie instrument onder module-1 aan te nemen, zonder
daarbij rekening te houden met de specifieke eigenschappen van schepen en dat dit
dus feitelijk zal betekenen dat dit generieke instrument niet van toepassing zal zijn
op de maritieme maakindustrie? Is de Staatssecretaris bereid om de Europese Commissie
er alsnog vóór publicatie van het wetgevingsvoorstel op te wijzen dat in module-1
rekening moet worden gehouden met de specifieke eigenschappen van schepen? Zo niet,
kan de Staatssecretaris een tijdlijn schetsen met alle momenten wanneer beïnvloeding
van het wetgevingsvoorstel van de Europese Commissie nog mogelijk is? Ziet de Staatssecretaris
ook de kwetsbaarheid van de civiele scheepsbouwsector, die niet wordt beschouwd als
vitale infrastructuur, niet onder het FDI-mechanisme valt, en dus kwetsbaar is voor
overnames uit derde landen?
Artikel Financieel Dagblad over de baggersector
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris of zij bekend is met het bericht
«Baggeraars verweren zich tegen oprukkende Chinezen».1 Wat is haar reactie op dit bericht? Verwacht de Staatssecretaris dat het Commissie-wetgevingsvoorstel,
volgend uit het witboek buitenlandse subsidies, handvatten gaat bieden om prijsdumping
tegen te gaan, een gelijk speelveld en eerlijke concurrentie in de baggersector te
bevorderen, en wederkerigheid af te dwingen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat tijdens het beleidsdebat ook zal worden gesproken
over strategische afhankelijkheden in waardeketens en ecosystemen. Deelt de Staatssecretaris
de mening dat reshoring en diversificatie van het aanbod ook onderdeel van deze discussie
behoren te zijn, onder andere om Nederland minder afhankelijk te maken van import
uit derde landen buiten de Europese Unie (EU), zodat in tijden van crisis en schaarste
aan (een deel van) onze eigen vraag kan worden voldaan?
De leden van de CDA-fractie stellen dat voor bedrijven in de Nederlandse maakindustrie
transparante productieketens van belang kunnen zijn, bijvoorbeeld om knelpunten real time te signaleren en snel op te lossen, met welk inzicht bedrijven deze ketens zo kunnen
inrichten dat zij minder afhankelijk zijn van één land of één leverancier en dus weerbaarder
zijn.
Vindt de Staatssecretaris het nuttig om inzichtelijk te maken voor welke vitale industrieën
volledige of gedeeltelijke afhankelijkheid van derde landen onwenselijk is, wat niet-vitale
productieketens zijn en welke schakels daarbinnen naar Nederland zouden kunnen worden
gehaald, en met het bedrijfsleven te kijken hoe productieketens transparanter kunnen
worden gemaakt?
De leden van de CDA-fractie merken op dat een discussie over strategische autonomie
vanzelfsprekend moet gaan over het versterken van de interne markt, een gelijk speelveld
en strategische afhankelijkheden in waardeketens, maar dat ook anders aspecten hierbij
een rol spelen, bijvoorbeeld de veerkracht/weerbaarheid van industriële ecosystemen
en technologisch leiderschap en innovatie. Komen deze onderwerpen naar verwachting
ook aan de orde in de Raad en hoe ziet het krachtenveld in de Raad eruit?
De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van de EU Mededeling 2030 Digital Compass: the European way for the Digital Decade, de digitale ambities van de EU voor 2030 of de Staatssecretaris bekend is met de
analyse van Europese Rekenkamer (ERK) over de aanpak van zwakke digitale vaardigheden
en de conclusie dat grotere inspanningen nodig zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven
hoe zij tegenover de digitale ambities en het Europese digitale kompas staat? Hoe
denken andere lidstaten hierover?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen de agenda van de informele Raad voor
Concurrentievermogen van 22 maart 2021. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie kunnen zich in grote mate vinden in de kabinetsappreciatie
op het witboek Buitenlandse Subsidies van de Europese Commissie. Marktverstoring door
oneerlijke subsidies aan bedrijven uit landen buiten de Europese Unie bij bijvoorbeeld
overname van Europese bedrijven achten deze leden onwenselijk. Europese bedrijven
hebben over het algemeen een groter belang bij behoud van werkgelegenheid, goed werkgeverschap
en een hoge standaard op het gebied van bijvoorbeeld milieu op Europees grondgebied
dan derde landen. Europese bedrijven zijn bovendien gemakkelijker aanspreekbaar op
gedrag door nationale lidstaten en de Europese Commissie. Het opwerpen van barrières
tegen verstorende buitenlandse subsidies zoals gesuggereerd in het witboek juichen
deze leden dan ook toe.
De leden van de SP-fractie hebben echter wel grote aarzelingen over het voorstel voor
een gecentraliseerde Europese autoriteit. Deze leden zien hier liever een rol voor
nationale toezichthouders met een grotere autoriteit om op te treden, waarbij informatie
-en kennisuitwisseling op Europees niveau uiteraard wel van belang is. Deze leden
wijzen erop dat veel in Europa gevestigde bedrijven met name belangrijke vestigingen
in een of meerdere lidstaten hebben, waardoor met name deze lidstaten er specifiek
belang bij hebben dat in het geval van buitenlandse overname met subsidies dit op
een zuivere manier gaat. Deze leden wijzen bijvoorbeeld op de bezorgdheid om de toekomst
van Tata Steel. Deze leden zouden de toekomst van een bedrijf dat een dusdanige impact
heeft op zowel werkgelegenheid als milieu in Nederland, wanneer een mogelijke overname
zou spelen door een bedrijf dat al dan niet met oneerlijke overheidssteun van buiten
de Europese Unie acteert, niet eenzijdig bij de Europese Commissie willen laten. Zij
vragen de Staatssecretaris hierop te reflecteren.
De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre er sprake moet zijn van wederkerigheid
in toegang. Zo is toegang tot de Chinese markt voor Europese bedrijven vaak lastig
en zijn er barrières op bijvoorbeeld het gebied van intellectueel eigendom. Deze leden
wijzen in dit kader ook op de eerdere pogingen om op Europees niveau tot International
Procurement Instrument (IPI) te komen, waarbij gebrek aan wederkerigheid tot mogelijke
economische sancties zou kunnen leiden. Deze leden vragen naar de status van de ontwikkeling
van IPI.
De leden van de SP-fractie constateren tegelijkertijd dat er ook Europese staatsbedrijven
of bedrijven waarin overheden een aanzienlijk belang hebben zelf buiten de Europese
Unie actief zijn en overnames van bedrijven doen. In dit kader wijzen deze leden bijvoorbeeld
op de activiteiten van NS-dochter Abellio in het Verenigd Koninkrijk. In hoeverre
is de Europese Unie bereid de in het witboek gesuggereerde maatregelen te accepteren
wanneer deze door derde landen op Europese bedrijven zouden worden toegepast?
De leden van de SP-fractie constateren dat in sommige landen buiten de Europese Unie
economische belangen en belangen van (bijvoorbeeld) nationale veiligheidsdiensten
door elkaar lopen. Ook zijn bedrijven en overheid in sommige landen zichtbaar en onzichtbaar
vervlochten. In dit kader vragen deze leden in hoeverre de in het witboek benoemde
oplossingsrichtingen zich verhouden tot de FDI-screeningsverordening aangaande buitenlandse
investeringen in het kader van de openbare orde en veiligheid. Ook de Europese Commissie
benoemt het risico van parallel lopende procedures. Dit lijkt deze leden een onwenselijke
situatie, en zij vragen of de Staatssecretaris deze mening deelt.
De leden van de SP-fractie wijzen er in het kader van het onderwerp versterken van
weerbaarheid tegen afhankelijkheid van onze waardeketens en ecosystemen met klem op
de actuele problematiek. Niet alleen heeft de Covid-19-crisis de nadelen van afhankelijkheid
laten zien bijvoorbeeld waar het gaat om de productie van medische hulpmiddelen, ook
kampt de Europese industrie op dit moment met tekorten op het gebied van rubber en
kunststofproducten door ontwikkelingen op de wereldmarkt. Deze leden achten een veel
grotere inzet nodig op het gebied van hergebruik van materialen en het ontwikkelen
van duurzame alternatieven (denk bijvoorbeeld aan productie van rubber uit paardenbloemen).
Deze leden wijzen erop dat dergelijke ontwikkelingen Europa en Nederland niet alleen
minder afhankelijk maken van het buitenland, maar ook op de langere termijn een serieus
concurrentievoordeel kunnen opleveren.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de Staatssecretaris staat tegenover voorstellen
om, specifiek voor grondstoffen die op de Europese lijst van 30 kritieke grondstoffen
staan, strategische voorraden aan te leggen. Hiermee kan in de eerste plaats kritieke
productie worden gegarandeerd, maar kunnen eveneens, indien wenselijk, een tijdelijke
prijsschommelingen worden opgevangen. Deze leden wijzen in dit verband bijvoorbeeld
op de verwachtingen dat de prijs van lithium komende jaren zal stijgen, doordat vraag
en aanbod op de markt steeds verder uiteenlopen. Deze leden vragen verder of er al
activiteiten zijn voortgekomen uit de door de Europese Commissie opgerichte Europese
Grondstoffenalliantie.
II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.