Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de voortgang (Ont)Regel de Zorg
29 515 Aanpak regeldruk en administratieve lasten
Nr. 456
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 maart 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Medische Zorg over de brief van 14 december
2020 over de voortgang van het programma (Ont)Regel de Zorg (Kamerstuk 29 515, nr. 452).
De vragen en opmerkingen zijn op 20 januari 2021 aan de Minister voor Medische Zorg
voorgelegd. Bij brief van 10 maart 2021 zijn de vragen, mede namens de Minister en
Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Heller
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II. Reactie van het kabinet
10
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van het
kabinet over de voortgang van het programma (Ont)Regel de Zorg). Genoemde leden vinden
het belangrijk dat de kwaliteit van de zorg zo goed mogelijk is en dat regelgeving
en administratieve druk die dit belemmeren zo goed en zo snel mogelijk geschrapt moeten
worden. De coronacrisis heeft veel plannen die er al waren stevig in de war geschopt
en heeft voor vertraging gezorgd. De leden van de VVD-fractie hebben daar begrip voor.
Deze leden zien ook de unieke kans om, op grond van de opgave die er ligt en de lessen
die zijn geleerd uit de crisis, overbodige regelgeving stevig aan te pakken en blijvend
veranderingen door te voeren die zorgprofessionals en zorgorganisaties meer ademruimte
te geven. Genoemde leden hebben daarom een aantal vragen.
1. Voortgang programma [Ont]Regel de Zorg
1.2 Voortgang lokale aanpak van regeldruk
Jeugdzorg (Landelijke Schrapweek Jeugd): inzake de jeugdzorg vragen de leden van de VVD-fractie graag hoe het kabinet een
vinger aan de pols houdt bij de, in totaal meer dan 1900, lokale, regionale en landelijk
afgesproken acties om meer onnodige regels te schrappen. Wordt door het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) ondersteuning verleend, bijvoorbeeld op
het punt van het hanteren van een tijdlijn, of het SMART-formuleren van het doel?
Deze leden vragen daaropvolgend aan het kabinet hoe wordt geborgd dat de vier projectgroepen,
die elk afzonderlijk aan de slag gaan met het terugdringen van het aantal productcodes,
niet alleen op hun eigen terrein pogen te komen tot minder codes, maar tegelijk bezien
of winst te behalen valt over de grenzen van de groepen heen. Deelt het kabinet de
mening dat hiermee niet alleen het aantal productcodes omlaag kan, maar tegelijk een
slag geslagen kan worden om met meer maatwerk jeugdhulp te bieden aan jongeren en
hun gezin?
De leden van de VVD-fractie juichen het toe dat het kabinet in gesprekken met de branche
aandacht wil geven aan wat de branche zelf kan doen om administratieve lasten te verlichten.
Kan concreet gemaakt worden wat de inzet van het kabinet bij deze gesprekken is, wanneer
precies actie wordt ondernomen, en kan de Kamer geïnformeerd worden over de voortgang
hiervan? Is het kabinet voorts bereid de branche proactief te wijzen op de door de
branche zelf geïnitieerde regels?
Waar kunnen professionals en belanghebbenden terecht als zij menen dat ze tegen overbodige,
onnuttige of onnodige regels aanlopen?
(Ont)Regelbus: een van de onderdelen van de aanpak van regeldruk en administratieve lasten is de
(Ont)Regelbus, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Onder de 22 instellingen die
zich hiervoor hebben aangemeld, bevinden zich slechts twee ggz-instellingen. Dit terwijl
juist binnen de ggz al zo lang en zo veelvuldig wordt aangegeven dat men gebukt gaat
onder een grote administratieve lastendruk. Hoe kijkt het kabinet aan tegen de beperkte
deelname vanuit de ggz-sector? Is bekend waarom niet meer ggz-instellingen hebben
deelgenomen? Welke argumenten hebben ggz-instellingen aangedragen als reden om niet
deel te nemen? Wat zijn de belangrijkste leerpunten die zijn opgedaan bij deze ggz-instellingen?
Worden de opgedane ervaringen bij de (Ont)Regelbus meegenomen in de vervolgaanpak?
Hoe worden de goede ervaringen gedeeld met ggz-instellingen die niet deel hebben genomen
aan de trajecten, in het kader van het creëren van een lerende omgeving binnen de
ggz? Hierover is namelijk vaak gesproken tijdens debatten.
2. Effect/merkbaarheid
2.1 Merkbaarheidsscan
Brief: in de brief van het kabinet lezen de leden van de VVD-fractie dat de werktijd die
wordt besteed aan administratieve taken het sterkst is toegenomen in de ggz. Dat baart
deze leden grote zorgen. Al jaren wordt gesproken over het terugdringen van de administratieve
werkzaamheden; de leden van de VVD-fractie hebben hier in debatten en op verschillende
andere manieren aandacht voor gevraagd. Er zijn veel pilots die erop gericht zijn
om de administratieve werkzaamheden terug te dringen en toch blijkt dat het administratieve
monster steeds weer opduikt. Hoe duidt het kabinet deze ontwikkeling, in relatie tot
alles dat opgetuigd is in de afgelopen periode om de administratieve lastendruk te
verminderen? In welke mate valt de toename van de administratieve lasten toe te schrijven
aan de per 1 januari 2020 in werking getreden Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
(Wvggz) en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten
(Wzd)? Kan het kabinet voorts aangeven welke acties via deze wetgeving zijn ondernomen
om de administratie terug te dringen, en wat hiervan de eerste resultaten zijn?
Eindrapport Merkbaarheidsscan: de leden van de VVD-fractie lezen in de eindrapportage Merkbaarheidsscan (Ont)Regel
de Zorg 2020 dat vijf van de twaalf actiepunten voor de curatieve ggz nog in uitvoer
zijn ten tijde van het opleveren van het rapport. Is het kabinet het met deze leden
eens dat de eindrapportage voor de curatieve ggz uiteindelijk maar een halve rapportage
is, kijkende naar het afgeronde aantal actiepunten? Welke vorderingen zijn er in de
tweede helft van het jaar geweest inzake deze vijf actiepunten? Waarom heeft het langer
geduurd om deze actiepunten af te ronden? Wanneer wil het kabinet deze actiepunten
volledig afronden? De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een rapportage wanneer
alle actiepunten volledig zijn afgerond.
De leden van de VVD-fractie leden lezen op pagina 4 van de merkbaarheidsscan 1 dat respondenten binnen de farmacie nog geen verbetering zien, vanwege het afschaffen
van het uitgebreid beantwoorden van vergoedingsvragen in de apotheek. Opvallend is
dat de administratieve tijdsbesteding per actiepunt afneemt, terwijl de administratieve
tijdsbesteding in de sector op totaalniveau juist toeneemt. Dit is mogelijk te verklaren
door regeldruk die wordt veroorzaakt door zaken die buiten het actieplan voor de farmacie
vallen. Is geprobeerd te identificeren welke zaken dit zijn?
Heeft het beperkte aantal interviews omtrent regeldruk in de medisch-specialistische
zorg, zoals de leden van de VVD lezen op pagina 5 van de merkbaarheidsscan, invloed
op de representativiteit van het onderzoek?
De leden van de VVD-fractie lezen voorts op pagina 9 van de merkbaarheidsscan dat
(ont)regelen een taai vraagstuk blijft. Hoewel een groot deel van de actiepunten leidt
tot minder regeldruk, wordt nog niet bij elk actiepunt of in elke sector eenzelfde
positief effect gemerkt. Kan het kabinet per sector aangeven op welke actiepunten
nog geen merkbaar positief effect is geconstateerd?
Op pagina 48 van de merkbaarheidsscan lezen de leden van de VVD-fractie dat in de
wijkverpleging zijn toegenomen. In deze sector gaan het aantal administratieve handelingen
direct ten koste van persoonlijke aandacht voor de cliënt. Welke specifieke inzet
zal worden ingezet om deze ontwikkeling tegen te gaan?
Op pagina 50 van de merkbaarheidsscan lezen genoemde leden dat alle toe- en afnames
niet significant zijn. Welke conclusie trekt het kabinet op basis van deze analyse?
Over het onderzoek naar verlaging van de regeldruk lezen de leden van de VVD-fractie
op pagina 53 van de merkbaarheidsscan dat er bij verpleeghuizen geen conclusie te
trekken is. Hoe gaat het kabinet het mogelijk maken dat hier het komende jaar wel
duidelijke vergelijkbare cijfers beschikbaar over zijn, zodat in tegenstelling tot
nu een conclusie kan worden getrokken?
Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie op pagina 57 dat ook bij de gehandicaptenzorg
de cijfers tussen 2019 en 2020 niet vergelijkbaar zijn. Duidelijk wordt wel dat ook
hier de regeldruk en de acceptabele regeldruk ver uit elkaar liggen. Welke specifieke
verlaging van de regeldruk in dit werkveld werkt goed en kan geïmplementeerd worden
bij andere instellingen?
2.2 Andere onderzoeken
De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe het kabinet de kloof verklaart
tussen de analyse van de Vereniging van Artsen Automobilisten (VvAA), waaruit een
verlaging van regeldruk van 48% naar 42% blijkt, en de conclusie dat zorgverleners
tegelijkertijd het gevoel hebben meer tijd kwijt te zijn aan de naleving van regels.
Daarnaast lezen genoemde leden dat 59% van de respondenten niet tevreden is met de
voortgang van het terugbrengen van regeldruk. Kan het kabinet aangeven hoe hier de
komende tijd invulling aan wordt gegeven, zodat men in het werkveld het gevoel krijgt
dat hieraan gewerkt wordt? Dit gegeven de achtergrond dat 89% van de zorgverleners
geen initiatieven in zijn of haar eigen omgeving ziet om regeldruk te verlagen.
De leden van de VVD-fractie lezen ook dat zorgverleners binnen verpleeghuizen ervaren
dat de regeldruk is toegenomen. Hoe verklaart het kabinet dit? Welke specifieke extra
regels kunnen hier volgens het kabinet aan ten grondslag liggen?
3. Gevolgen COVID-19 voor (Ont)Regel de Zorg
De leden van de VVD-fractie lezen dat in de coronacrisis besluitvorming binnen zorginstellingen,
zowel over medische als organisatorische zaken, met minder bureaucratie gepaard is
gegaan. Het kabinet stelt dat deze voorbeelden illustreren dat de zorg in staat is
regels, werkwijzen en protocollen buiten werking te stellen wanneer de situatie daar
om vraagt. Is vastgelegd om welke regels dit gaat en welke procedures verkort zijn?
De betreffende werkwijzen en protocollen hoeven niet noodzakelijkerwijs allemaal in
dezelfde vorm terug te keren. Hoe kan de «het kan wel-mentaliteit» goed worden gewaarborgd,
zodat zorginstellingen minder snel terugvallen op regels, protocollen en werkwijzen
van voor de coronacrisis? Hoe wordt gewaarborgd dat zorginstellingen ook vanuit wet-
en regelgeving de ruimte hebben om regels, werkwijzen en protocollen om te vormen?
Kunnen deze veranderingen uitgerold worden naar andere instellingen als best practices?
4. Geleerde lessen
Eén van de vijf lessen die het kabinet trekt, gaat over zeggenschap, zo lezen de leden
van de VVD-fractie. Zorgverleners dienen tijd en ruimte te krijgen om ervaren regeldruk
aan te kaarten. Het belang van zeggenschap zien genoemde leden ook terugkomen in de
recent uitgekomen rapporten «Niets over ons, zonder ons» van de Chief Nurse Officer
en «Applaus is niet genoeg» van de Raad voor de Samenleving. De leden van de VVD-fractie
zien de vervolgacties van het kabinet op dit gebied niet terugkomen in zijn Kamerbrief.
Welk acties gaat het kabinet ondernemen om zeggenschap van zorgverleners te verbeteren?
Welke rol ziet het kabinet voor zorgorganisaties en hoe kan het kabinet hen daarin
ondersteunen?
5. Acties komende periode
De leden van de VVD-fractie lezen dat de uitvoering van 35 openstaande actiepunten
volgens schema verloopt. Welke actiepunten zijn dit en wanneer zijn deze afgerond?
Daarnaast willen deze leden graag weten van welke 33 actiepunten de uitvoering langer
duurt dan voorzien. Wanneer verwacht het kabinet dat deze actiepunten worden afgerond?
Op welk moment in een wetgevingstraject is het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)
aan zet? Is dit voor of na de amendering van de Kamer?
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de aanpak van regeldruk
en administratieve lasten. Deze leden vinden de voortgang van het actieprogramma na
2,5 jaar nogal teleurstellend, ondanks de inzet van de (Ont)Regelbus, speciale regeldrukadviseurs,
ontregellabs en de vele schrap- en snapsessies. De leden van de PVV-fractie vinden
dat zorgverleners nog steeds veel te veel van hun kostbare tijd kwijt zijn aan administratieve
lasten en regeldruk. Het doel van het actieprogramma, het merkbaar verminderen van
de ervaren werkdruk, is door zorgverleners nauwelijks zo ervaren. Het actieprogramma
heeft er niet voor gezorgd dat de doorgeschoten bureaucratie een halt toegeroepen
is. In onder andere de verpleeghuissector en de farmacie zijn de ervaren administratieve
lasten de afgelopen jaren zelfs toegenomen. Genoemde leden vinden dit onbegrijpelijk
en vragen het kabinet hoe dit kan.
Apothekers wijzen onder meer de (tijdelijke) niet-leverbaarheid van geneesmiddelen
aan als een knelpunt dat bijdraagt aan de regeldruk in de farmacie. Uit onderzoek
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) bleek
eerder dat in meer dan 2.000 apotheken het apotheekteam wekelijks 17,5 uur besteed
aan het oplossen van geneesmiddelentekorten. Hoe kunnen de administratieve lasten
die voortkomen uit het oplossen van geneesmiddelentekorten worden verlaagd? Indien
deze werkdruk niet kan worden verlaagd: hoe wil het kabinet de apothekers ondersteunen
bij het in stand houden van de continuïteit van farmaceutische zorg?
Deelt het kabinet de mening van apothekers dat de leverbaarheid van geneesmiddelen
een grote rol speelt ten aanzien van de regeldruk? Wat moet in een vervolgaanpak,
ook in samenwerking met de veldpartijen, meer worden «ontregeld» in de farmacie? Hoe
wordt geborgd dat deze «ontregeling» daadwerkelijk wordt geïmplementeerd en dat de
sector ook concreet ervaart dat er wordt ontregeld?
Veel regeldruk wordt veroorzaakt door zorgverzekeraars en gemeenten. Welke resultaten
zijn geboekt wat betreft uniformering en standaardisering van de ICT-systemen? De
leden van de PVV-fractie lezen dat het Ketenbureau i-Sociaal Domein heeft bijgedragen
aan standaardisatie van informatie-uitwisseling en daarmee aan de reductie van administratieve
lasten. Zijn inmiddels alle ICT-systemen gestandaardiseerd en geüniformeerd? Zo nee,
waarom niet? Ervaren zorgverleners een reductie in de administratieve lasten? Zo ja,
welke? Welke uitvoeringslasten in verband met de mogelijkheid om gemeenten in uitzonderingsgevallen
tot samenwerking te verplichten en in verband met het verminderen van uitvoeringslasten,
zijn daadwerkelijk verminderd na wijziging van de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de Zorgverzekeringswet ruim 3 jaar geleden? Wat merken
zorgverleners en -aanbieders hiervan?
Zorgaanbieders geven aan dat de hoge ervaren administratieve last ook te wijten is
aan een diversiteit in afspraken tussen de verschillende gemeenten en zorgaanbieders.
De leden van de PVV-fractie vragen het kabinet op welke manier deze problematiek wordt
aangepakt.
De leden van de PVV-fractie pleiten al jaren voor het landelijk uitvoeren van goede
praktijken. Deze leden zijn dan ook zeer benieuwd hoe het kabinet gaat stimuleren
dat een landelijke uitrol daadwerkelijk van de grond komt. Ook vragen deze leden waarom
het kabinet de goede praktijken van het Experiment Regelarme Instellingen destijds
niet landelijk heeft uitgerold? Is het kabinet bereid dit alsnog te doen? Zo nee,
waarom niet?
De regeldruk in de langdurige zorg is 35%. Dit betekent dat van elke 100 zorgmedewerkers
er 35 niet werken in de daadwerkelijke zorgverlening. Deelt het kabinet de mening
dat dit een belachelijke verhouding is, aangezien bewoners van verpleeghuizen eenmalig
«inchecken» en medewerkers daarna bezig moeten zijn met daadwerkelijke verpleging
en verzorging? Deelt het kabinet de mening dat administratie moet worden geautomatiseerd,
gedigitaliseerd of afgeschaft?
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsbrief van het kabinet
over het programma (Ont)Regel de Zorg. Deze leden hebben hier enkele vragen bij.
De leden van de CDA-fractie vragen wat volgens het kabinet nodig is om meer vaart
te zetten achter de vermindering van administratieve lasten. Zo hebben genoemde leden
er bijvoorbeeld eerder al voor gepleit dat zorgkantoren, verzekeraars en andere partijen
ieder afzonderlijk hun verantwoordingsdocumenten moeten uniformeren. Is het kabinet
bereid hier werk van te maken? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet schrijft in zijn brief dat in de 2,5 jaar dat het programma nu loopt,
«dankzij de gezamenlijke inzet van alle betrokken zorgverleners en partijen mooie
resultaten zijn bereikt». De Minister voor Medische Zorg schrijft hier namens het
kabinet ook: «Tegelijkertijd zie ik dat de merkbaarheid voor zorgverleners nog achterblijft,
terwijl het ons daar juist om te doen is.» De leden van de CDA-fractie vragen het
kabinet of het van mening is dat het programma voldoende heeft opgeleverd. Waarop
baseert het kabinet die conclusie? Kan het kabinet aangeven waar als gevolg van het
programma minder regeldruk is ontstaan? Hoe verhoudt dit zich tot het gegeven dat
de merkbaarheid voor zorgverleners nog achterblijft?
Het kabinet geeft in zijn Kamerbrief aan dat het programma de komende maanden doorloopt,
en dat ook daarna stevige inzet op dit thema noodzakelijk zal blijven. Het kabinet
schrijft in deze brief tevens dat de komende periode naast het afronden van de acties
uit het huidige programma, ook in het teken zal staan van het formuleren van een gezamenlijke
vervolgaanpak van dit vraagstuk. De looptijd van het huidige programma, loopt echter
af. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet het vervolg ziet met betrekking
tot de aanpak van de regeldruk in de zorg.
Het kabinet geeft in zijn Kamerbrief ook aan dat het een regierol van het Ministerie
van VWS essentieel acht om de komende jaren de positieve trend in het verminderen
van de ervaren regeldruk te kunnen voortzetten en uitbouwen. De leden van de CDA-fractie
vragen hoe het kabinet ervoor kan zorgen dat het perspectief van uitvoerbaarheid en
praktische consequenties bij nieuwe wet- en regelgeving voldoende aandacht krijgt.
Hoe wil het kabinet er voor zorgen dat het voorkomen van regeldruk als gevolg van
nieuwe wet- en regelgeving, geborgd wordt?
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet hoe rechtmatigheid, bestrijding van
fraude, het weren van ongewenste zorgaanbieders en het inzichtelijk maken van de zorguitkomsten
zich moeten verhouden tot regeldruk in de zorg. Vindt het kabinet dat een onafhankelijke
partij, bijvoorbeeld het ATR, meer te zeggen moet krijgen om het doel van «minder
regeldruk» meer urgentie te geven?
De zorgverlener blijft hoge regeldruk ervaren. Ondanks het programma (Ont)Regel de
Zorg is de tijdsbesteding aan administratieve werkzaamheden in 2020 zelfs gestegen
ten opzichte van 2019. De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet het eens
is met respondenten die zeggen dat de leverbaarheid van geneesmiddelen een grote rol
speelt in de regeldruk. Wat moet in een vervolgaanpak, ook in samenwerking met de
veldpartijen, meer worden «ontregeld» in de farmacie? Hoe wordt geborgd dat deze «ontregeling»
daadwerkelijk wordt geïmplementeerd en dat de sector ook concreet ervaart dat er wordt
ontregeld?
In het KNMG-eindrapport over de merkbaarheidsscan 2 is te lezen dat het actieplan van de farmacie «nog niet volledig aansluit op hun
huidige behoefte om regeldruk aan te pakken». De leden van de CDA-fractie vragen of
dit betekent dat de doelstellingen van het programma (Ont)Regel de Zorg voor de farmacie
buiten de contouren van dit programma liggen. Gaan het kabinet en het veld opnieuw
de behoefte van apotheekteams in kaart brengen, zodat via (Ont)Regel de Zorg concreet
aan de wensen vanuit de sector kan worden gewerkt?
Het beantwoorden van vergoedingsvragen staat op nummer één van de knelpunten waar
apotheken de meeste regeldruk ervaren. Patiënten zijn vaak onvoldoende op de hoogte
van polisvoorwaarden3. Als gevolg daarvan komen zij met vragen bij de apotheek in plaats van bij de zorgverzekeraar.
De Nationale Zorgautoriteit (NZa) heeft apotheken op dit punt ook een informatieverplichting
opgelegd. De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet denkt dat de informatieverstrekking
door zorgverzekeraars op dit punt kan worden verbeterd?
Apothekers wijzen onder meer de (tijdelijke) niet-leverbaarheid van geneesmiddelen
aan als een knelpunt dat bijdraagt aan de regeldruk in de farmacie4. Uit onderzoek van de KNMP bleek eerder dat in meer dan 2000 apotheken het apotheekteam
wekelijks 17,5 uur besteedt aan het oplossen van geneesmiddelentekorten. De leden
van de CDA-fractie vragen hoe de administratieve lasten die voortkomen uit het oplossen
van geneesmiddelentekorten kunnen worden verlaagd. Indien deze werkdruk niet kan worden
verlaagd: hoe wil het kabinet de apothekers ondersteunen bij het in stand houden van
de continuïteit van farmaceutische zorg?
De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte wat het kabinet aan het volgende kabinet
van plan is mee te geven met betrekking tot afspraken over regeldruk in bijvoorbeeld
een eventueel volgend hoofdlijnenakkoord.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de aanpak van regeldruk
en administratieve lasten. Deze leden vinden het van groot belang dat mensen die in
de zorg werken hun kostbare tijd zo veel mogelijk kunnen besteden aan patiënten en
cliënten. Zij hebben in dit verband nog verschillende vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat 33 van de 171 actiepunten achterlopen op schema.
Deels zou dit komen door de inspanningen die de strijd tegen het coronavirus vraagt
van de zorg. Anderzijds zou dit komen doordat deze actiepunten minder relevant zijn
geworden vanwege voortschrijdend inzicht of andere ontwikkelingen. Kan het kabinet
toelichten hoe deze actiepunten, ondanks de aanhoudende coronacrisis, alsnog voortgezet
kunnen worden? Kan het kabinet tevens een toelichting geven over het voortschrijdend
inzicht dan wel de ontwikkelingen die ertoe hebben geleid een lagere relevantie toe
te kennen aan sommige actiepunten? Deze leden vragen daarnaast een overzicht van de
actiepunten die hierdoor niet meer afgerond zullen gaan worden, evenals een tijdspad
van de actiepunten die alsnog zullen worden afgerond ondanks de lagere relevantie.
De leden van de D66-fractie lezen verder dat tijdens de eerste coronagolf bijeenkomsten
en schrapsessies in het kader van (Ont)Regel de Zorg zijn opgeschort, de bezoeken
van de (Ont)Regelbus aan zorginstellingen zijn uitgesteld en werkbezoeken van speciale
adviseurs zijn afgezegd. Deze keuzes zijn genomen om zorgverleners en zorgaanbieders
niet voor de voeten te lopen tijdens hun drukke werkzaamheden. De leden van de D66-fractie
zijn benieuwd of in die periode vervangende maatregelen zijn genomen om zo alsnog
voortuitgang te boeken in het tegengaan van de administratieve lastendruk en zo zorgverleners
te helpen. Daarnaast vragen deze leden op welke wijze aanpassingen zijn doorgevoerd
in de werkwijze van (Ont)Regel de Zorg die ervoor zorgen dat er ondanks het coronavirus
in de komende maanden progressie kan worden geboekt.
De leden van de D66-fractie constateren dat uit de merkbaarheidsscan naar voren is
gekomen dat de farmaceutische sector ten opzichte van vorig jaar een hoger percentage
van de werktijd besteedt aan administratie. Een mogelijke verklaring hiervoor is de
regeldruk die wordt veroorzaakt door punten die buiten het actieplan voor de farmacie
vallen. Respondenten van het onderzoek geven dan ook aan dat het huidige actieplan
niet volledig aansluit op hun huidige behoefte. Kan het kabinet toelichten welke acties
zijn ondernomen om ervoor te zorgen dat het actieplan beter aansluit op de behoefte
van de zorgprofessionals? Worden er in deze sector nog aanvullende maatregelen getroffen?
Zo ja, welke maatregelen?
De leden van de D66-fractie lezen voorts in het eindrapport dat de sector curatieve
ggz ten opzichte van vorig jaar een hoger percentage aan administratie besteedt. Een
van de oorzaken hiervoor is nieuwe wetgeving, in dit geval de Algemene Verordening
Gegevensbescherming (AVG) en de Wvggz. Het kabinet laat weten dat een verhoging van
regeldruk door nieuwe regelgeving onvermijdelijk is. Dit omdat er een ander belangrijk
doel mee gediend is, zoals een rechtmatige besteding van zorgmiddelen. Kan het kabinet
reflecteren over de vraag of deze doelen niet op een andere manier bereikt hadden
kunnen worden, die gepaard was gegaan met een lagere administratieve lastendruk? Daarbij
wijzen genoemde leden op de twee spoedreparatiewetsvoorstellen die in het afgelopen
jaar naar de Kamer zijn gestuurd en die administratieve lasten moeten verminderen.
Op welke manier hadden deze reparaties in een voorstadium voorkomen kunnen worden
en welke lessen worden hieruit getrokken voor aankomende wetgevingstrajecten?
De leden van de D66-fractie maken zich al met al zorgen over de effectiviteit van
de maatregelen. Uit de merkbaarheidsscan is immers naar voren gekomen dat bij vijf
sectoren de ervaren regeldruk (zeer) licht is gedaald, maar is ook te zien dat de
tijdbesteding aan de administratieve werkzaamheden bij drie van deze vijf sectoren
harder is gestegen. Bij één sector is een lichte verbetering te zien met betrekking
tot de tijdbesteding aan administratieve lasten, maar de ervaren regeldruk blijft
net zo hoog als in 2019. Zouden deze conclusies volgens het kabinet niet tot een aanscherping
van de maatregelen moeten leiden? Ondanks deze bevindingen blijft het kabinet vasthouden
aan het huidige beleid. Zo is te lezen dat op korte termijn de nadruk ligt op het
afronden van de resterende actiepunten en het continueren van de lokale beweging.
Kan het kabinet toelichten waarom niet wordt afgeweken van het huidige beleid nu de
cijfers daar aanleiding voor geven, omdat er geen of minimale vooruitgang geboekt
is bij deze sectoren? Kan het kabinet toelichten hoe het afronden van de overige actiepunten
hier verandering in kan brengen? Deze leden lezen in de voortgangsrapportage ook de
maatregelen die zijn genomen in het kader van de lokale aanpak. Tot dusverre ontleden
deze leden echter geen resultaat uit de cijfers. Waaraan ontleent het kabinet het
vertrouwen dat dit in de toekomst gaat veranderen?
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voortgangsbrief
met betrekking tot het programma (Ont)Regel de Zorg. Nu het programma ten einde komt
hebben genoemde leden een aantal vragen over de lessen voor de toekomst.
Ten eerste snappen de leden van de GroenLinks-fractie het enthousiasme van het kabinet
over de resultaten van het programma. Dat enthousiasme wordt echter binnen de GroenLinks-fractie
nog niet helemaal gedeeld. Er zijn een aantal belangrijke en hoopvolle resultaten
geboekt, maar de vooruitgang is wat betreft de leden van genoemde fractie nog niet
groot genoeg. Sterker nog, als de vooruitgang binnen de sector van de fysiotherapeuten
buiten beschouwing wordt gelaten, dan is er hoogstens sprake van een trendbreuk. Dat
is een goede eerste stap, maar als we daadwerkelijk iets voor de zorgprofessionals
willen betekenen, vereist dat van ons allemaal, de Kamer en het kabinet, meer inzet.
De leden van de GroenLinks-fractie zien dat de meest aansprekende resultaten zijn
behaald binnen de paramedische zorg. Fysiotherapeuten hanteren een hernieuwde richtlijn
van dossiervoering, waarbij alleen nog medisch-noodzakelijke en wettelijke administratie
wordt bijgehouden. Hierbij merken genoemde leden op dat dit een wezenlijk andere manier
van het schrappen van regels is geweest in vergelijking tot andere sectoren. In andere
sectoren wordt elke regel tegen het licht gehouden en beoordeeld of deze nodig is.
Er wordt gekeken naar welke regels niet nodig zijn en die worden geschrapt. Bij de
fysiotherapeutensector lijkt het proces anders te zijn vormgegeven. Deze beroepsgroep
heeft op een rij gezet welke regels wettelijk verplicht zijn, vervolgens genoteerd
welke regels zij noodzakelijk achtte en vervolgens alle regels die niet aan die criteria
voldeden geschrapt. Is deze omgang met regels niet de manier om ook in andere sectoren
toe te passen? Is er in andere sectoren sprake van vergelijkbare trajecten en hoe
kan het kabinet deze trajecten initiëren of ondersteunen?
De meest succesvolle maatregel is het uniformeren van contracten binnen de ggz. Toch
zien de leden van de GroenLinks-fractie dat de totale tijd die in de curatieve ggz
aan administratie wordt besteed, is toegenomen. Kan het kabinet dit verschil verklaren?
Vervolgens lijkt het de leden van de GroenLinks-fractie logisch dat ook in andere
sectoren de contracten worden geüniformeerd. Waarom is dat nog niet van de grond gekomen?
Wat zijn de knelpunten in andere sectoren en wat kan deze Minister nog in gang zetten
om die transitie in andere sectoren te ondersteunen, dan wel te initiëren? In dat
licht vragen de leden van de GroenLinks-fractie of het kabinet bereid is met Zorgverzekeraars
Nederland tot uniformering van contracten te komen in onder andere de medisch specialistische
zorg, huisartsenzorg, wijkverpleging en farmacie. Voor dezelfde medische handelingen
moet het toch mogelijk zijn om op eenduidige wijze te contracteren? Als verzekeraars
niet bereid blijken om hieraan mee te werken, welke opties zijn er in dat geval om
uniforme contractering af te dwingen via wet- en regelgeving?
Een van de redenen dat de leden van de GroenLinks-fractie ook vinden dat de inzet
geïntensiveerd moet worden is het gegeven dat 89% van de professionals in de zorg
aangeeft geen initiatieven te zien om de regeldruk te verminderen. Welke opties heeft
dit kabinet, maar ook een volgend kabinet, om initiatieven om regeldruk te verminderen
zo te implementeren dat de zorgmedewerker het verschil hiervan merkt?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd dat het kabinet het belang van zeggenschap
onderstreept. Hoe kan het kabinet de rol en zeggenschap van de zorgmedewerker verder
versterken als het gaat om administratieve handelingen? Hoe kan de positie van de
zorgprofessional worden versterkt bij het toevoegen van nieuwe administratie? Kan
worden gestimuleerd of vastgelegd dat ook het professionele oordeel van de zorgmedewerker
over het nut en de noodzaak van nieuwe administratie wordt meegewogen? Daarmee kan
worden bereikt dat administratie alleen wordt opgelegd als de mensen in de zorg dat
nuttig en noodzakelijk vinden of als de wetgever dat noodzakelijk acht. Hoe kijkt
het kabinet hier tegenaan?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie onderschrijven dat zorgverleners zoveel mogelijk van hun
kostbare tijd moeten kunnen besteden aan patiënten en dat regeldruk en administratie
dit belemmeren. Daarom moet alles op alles worden gezet om bureaucratie in de zorg
zoveel mogelijk te beperken.
De leden van de SP-fractie lezen dat het kabinet concludeert dat er in de loop van
deze kabinetsperiode onmiskenbaar een duidelijke vermindering van regeldruk gerealiseerd
is. Waar is dit op gebaseerd? Kan deze realisatie worden uiteengezet per sector? In
hoeverre is deze vermindering een direct gevolg van schrapsessies? Wordt met deze
schrapsessies doorgegaan of zal worden gepoogd via andere manieren bureaucratie en
regeldruk te verminderen, en zo ja, op welke manier(en)?
De leden van de SP-fractie vragen het kabinet of zorgverleners nog steeds 40% van
hun tijd kwijt zijn aan papierwerk. Genoemde leden horen namelijk van zorgverleners
dat het niet de goede kant op gaat met de bureaucratie in de zorg. Welk percentage
van hun tijd zijn zorgverleners thans kwijt aan bureaucratie? Kan inzichtelijk worden
gemaakt hoeveel deze bureaucratie en regeldruk per sector kost? Welke plannen zijn
er om dit percentage terug te brengen naar 10% en wat is het tijdpad hiervoor?
De leden van de SP-fractie vragen of per sector kan worden uiteengezet welke bureaucratie
en regels tijdens respectievelijk de eerste en tweede golf van de coronapandemie over
boord zijn gezet vanwege de hoge druk op de zorg. Genoemde leden vragen het kabinet
welke regels permanent achterwege kunnen worden gelaten en in hoeverre dit de bureaucratie
in de zorg in zijn geheel doet afnemen.
II. Reactie van het kabinet
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van het
kabinet over de voortgang van het programma (Ont)Regel de Zorg). Genoemde leden vinden
het belangrijk dat de kwaliteit van de zorg zo goed mogelijk is en dat regelgeving
en administratieve druk die dit belemmeren zo goed en zo snel mogelijk geschrapt moeten
worden. De coronacrisis heeft veel plannen die er al waren stevig in de war geschopt
en heeft voor vertraging gezorgd. De leden van de VVD-fractie hebben daar begrip voor.
Deze leden zien ook de unieke kans om, op grond van de opgave die er ligt en de lessen
die zijn geleerd uit de crisis, overbodige regelgeving stevig aan te pakken en blijvend
veranderingen door te voeren die zorgprofessionals en zorgorganisaties meer ademruimte
te geven. Genoemde leden hebben daarom een aantal vragen.
1. Voortgang programma [Ont]Regel de Zorg
1.2 Voortgang lokale aanpak van regeldruk
Jeugdzorg (Landelijke Schrapweek Jeugd):
1. Inzake de jeugdzorg vragen de leden van de VVD-fractie graag hoe het kabinet een
vinger aan de pols houdt bij de, in totaal meer dan 1900, lokale, regionale en landelijk
afgesproken acties om meer onnodige regels te schrappen. Wordt door het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) ondersteuning verleend, bijvoorbeeld op
het punt van het hanteren van een tijdlijn, of het SMART-formuleren van het doel?
Antwoord 1
Tijdens de Landelijke Schrapweek Jeugd hebben jeugdzorgprofessionals, beleidsmedewerkers
en bestuurders van zorgaanbieders en gemeenten samen meer dan 100 lokale, regionale
en landelijke acties afgesproken voor het schrappen van onnodige regels. In navolging
op deze acties heb ik bij alle actiehouders geïnformeerd naar de status van hun actie
en wordt ondersteuning geboden waar nodig. Vlak na de schrapweek (10 t/m 14 februari
2020) deed het coronavirus echter zijn intrede in Nederland, waardoor de opvolging
van sommige acties op een lager pitje kwam te staan. Ondanks de coronacrisis heeft
een deel van de actiehouders alsnog hun acties kunnen uitvoeren. Een goed voorbeeld
hiervan is de gezamenlijke actie van Incluzio Hollands Kroon en Parlan, die door een
betere samenwerking administratieve lasten hebben weten terug te dringen5. Deze en andere ontwikkelingen en mijlpalen van de Landelijke Schrapweek Jeugd worden
via de communicatiekanalen van het programma [Ont]Regel de Zorg en speciaal adviseur
Rita Verdonk onder de aandacht gebracht.
2. Deze leden vragen daaropvolgend aan het kabinet hoe wordt geborgd dat de vier projectgroepen,
die elk afzonderlijk aan de slag gaan met het terugdringen van het aantal productcodes,
niet alleen op hun eigen terrein pogen te komen tot minder codes, maar tegelijk bezien
of winst te behalen valt over de grenzen van de groepen heen. Deelt het kabinet de
mening dat hiermee niet alleen het aantal productcodes omlaag kan, maar tegelijk een
slag geslagen kan worden om met meer maatwerk jeugdhulp te bieden aan jongeren en
hun gezin?
Antwoord 2
In augustus 2020 is een programma gestart voor het minimaliseren van het aantal productcodes
en het berekenen van een normtijd per productcode voor het hele jeugdveld. Binnen
dit programma zijn vier projectgroepen opgericht: cliëntgebonden tijd, jeugdbescherming/jeugdreclassering,
niet-cliëntgebonden tijd en reistijd. Het programmateam zorgt er samen met de opdrachtgevers
van het convenant «Stoppen met Tijdschrijven» voor dat de resultaten van het programma
werkbaar zijn in het gehele jeugdveld. Mede vanuit dit streven zijn ook de Nederlandse
GGZ en VGN aangesloten bij het programma productcodes. Door het aantal productcodes
te minimaliseren dalen de administratieve lasten. Hierdoor is er meer tijd en aandacht
voor de cliënt en kan meer ruimte worden geboden voor maatwerk.
3. De leden van de VVD-fractie juichen het toe dat het kabinet in gesprekken met de
branche aandacht wil geven aan wat de branche zelf kan doen om administratieve lasten
te verlichten. Kan concreet gemaakt worden wat de inzet van het kabinet bij deze gesprekken
is, wanneer precies actie wordt ondernomen, en kan de Kamer geïnformeerd worden over
de voortgang hiervan?
Antwoord 3
In eerdere schrapdagen is naar voren gekomen dat tijdschrijven de grootste frustratie
is van jeugdzorgprofessionals. Het Ministerie van VWS heeft zich er samen met de branche
voor ingezet om tijdschrijven zoveel mogelijk terug te dringen. Hiervoor hebben VWS,
VNG, Jeugdzorg Nederland en de vakbonden FNV en CNV het convenant «Stoppen met Tijdschrijven»
ondertekend. De partijen zorgen er samen voor dat afspraken uit het convenant worden
nageleefd. Voor de zomer van 2021 worden de eerste resultaten van het programma productcodes
opgeleverd en daarover zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd. Ik ben voornemens
de uitkomsten van het programma te verankeren in een ministeriële regeling. Daarnaast
worden doorlopend goede voorbeelden gedeeld van stoppen met tijdschrijven en het verminderen
van het aantal productcodes. In december 2020 is het eerste goede voorbeeld van uitvoeringsorganisatie
JENS gedeeld 6.
4. Is het kabinet voorts bereid de branche proactief te wijzen op de door de branche
zelf geïnitieerde regels?
Antwoord 4
Ja, dit gebeurt ook doorlopend. Een voorbeeld hiervan is het terugdringen van tijdschrijven
en het beperken van het aantal productcodes in de jeugdzorg, waarvoor VWS, VNG, Jeugdzorg
Nederland en FNV/CNV het convenant «Stoppen met Tijdschrijven» hebben gesloten. Daarnaast
voer ik ook op lokaal niveau het gesprek met gemeenten en aanbieders om administratieve
lasten terug te dringen die voortkomen uit hun eigen organisaties.
5. Waar kunnen professionals en belanghebbenden terecht als zij menen dat ze tegen
overbodige, onnuttige of onnodige regels aanlopen?
Antwoord 5
Iedereen kan via het contactformulier op www.ordz.nl of het mailadres aanpakregeldruk@minvws.nl contact opnemen als zij tegen overbodige,
onnuttige of onnodige regels in de zorg aanlopen. Het team van [Ont]Regel de Zorg
zorgt er vervolgens voor dat de casus wordt opgepakt en dat de melder van antwoord
wordt voorzien.
(Ont)Regelbus:
6. Een van de onderdelen van de aanpak van regeldruk en administratieve lasten is
de (Ont)Regelbus, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Onder de 22 instellingen die
zich hiervoor hebben aangemeld, bevinden zich slechts twee ggz-instellingen. Dit terwijl
juist binnen de ggz al zo lang en zo veelvuldig wordt aangegeven dat men gebukt gaat
onder een grote administratieve lastendruk. Hoe kijkt het kabinet aan tegen de beperkte
deelname vanuit de ggz-sector? Is bekend waarom niet meer ggz-instellingen hebben
deelgenomen? Welke argumenten hebben ggz-instellingen aangedragen als reden om niet
deel te nemen?
Antwoord 6
De werving voor de [Ont]Regelbus heeft via verschillende kanalen plaatsgevonden. Via
de website en de periodieke nieuwsbrief van het programma [Ont]Regel de Zorg is men
geattendeerd op de mogelijkheid voor zorginstellingen om zich aan te melden voor de
[Ont]Regelbus, alsmede via social media en communicatie uitingen van brancheverenigingen.
Zorginstellingen die zich naar aanleiding daarvan hebben aangemeld, hebben kunnen
starten. Ik heb er niet voor gekozen om daarnaast actief zorginstellingen te benaderen
die geen interesse hebben getoond, omdat een duurzaam resultaat van het op deze manier
aan de slag gaan met interne regeldruk alleen mogelijk is wanneer de zorginstelling
daar zelf achter staat. Ik heb geen inzicht in waarom het animo om deel te nemen bij
ggz-instellingen beperkt is gebleken.
7. Wat zijn de belangrijkste leerpunten die zijn opgedaan bij deze ggz-instellingen?
Worden de opgedane ervaringen bij de (Ont)Regelbus meegenomen in de vervolgaanpak?
Antwoord 7
Ik verwacht u de eindrapportage van de [Ont]Regelbus vóór de zomer aan te kunnen bieden.
De eindrapportage zal de geleerde lessen en rode draden die uit alle trajecten van
de [Ont]Regelbus naar voren komen schetsen. Vanzelfsprekend neem ik deze lessen en
ervaringen ook mee in de vervolgaanpak.
8. Hoe worden de goede ervaringen gedeeld met ggz-instellingen die niet deel hebben
genomen aan de trajecten, in het kader van het creëren van een lerende omgeving binnen
de ggz? Hierover is namelijk vaak gesproken tijdens debatten.
Antwoord 8
Ik verspreid de geleerde lessen en rode draden uit de trajecten met de [Ont]Regelbus
op ordz.nl en in de nieuwsbrief «het Ontregelnieuws», alsook via brancheverenigingen
zodat zij hun achterban kunnen informeren over de geleerde lessen.
2.1 Merkbaarheidsscan
Brief:
9. In de brief van het kabinet lezen de leden van de VVD-fractie dat de werktijd die
wordt besteed aan administratieve taken het sterkst is toegenomen in de ggz. Dat baart
deze leden grote zorgen. Al jaren wordt gesproken over het terugdringen van de administratieve
werkzaamheden; de leden van de VVD-fractie hebben hier in debatten en op verschillende
andere manieren aandacht voor gevraagd. Er zijn veel pilots die erop gericht zijn
om de administratieve werkzaamheden terug te dringen en toch blijkt dat het administratieve
monster steeds weer opduikt. Hoe duidt het kabinet deze ontwikkeling, in relatie tot
alles dat opgetuigd is in de afgelopen periode om de administratieve lastendruk te
verminderen?
Antwoord 9
De afgelopen jaren zijn op landelijk niveau mooie stappen gezet in de curatieve ggz:
van het verminderen van het aantal activiteiten codes, vereenvoudigen van verwijsafspraken
tot uniformering in contracten. Maar we realiseren ons dat alleen landelijke acties
niet voldoende zijn. Regeldruk vindt regelmatig zijn oorsprong binnen zorginstellingen
zelf, in lokale processen en werkwijzen, of in de lokale implementatie van landelijke
regels. Om bij het voorbeeld van het verminderen van het aantal activiteiten codes
te blijven: er is nu een verkorte lijst, maar in de praktijk moet deze korte lijst
wel gebruikt worden, wil dit daadwerkelijk tot een vermindering van de administratieve
lasten leiden. Om daar vanaf te komen moet het met andere woorden ook in de instellingen
zelf, op de werkvloer, gebeuren. Om het belang hiervan te onderschrijven en de goede
voorbeelden uit te praktijk uit te lichtten hebben we het rapport [Ont]Regel de zorg
Goede praktijken7 laten maken. Met de lokale aanpak valt veel winst te behalen. Kijk bijvoorbeeld naar
de experimenten van Arkin en GGZ Centraal, waardoor inzet om te ontregelen van de
eigen organisatie werknemers gerapporteerd minder tijd kwijt zijn aan administratie.
Per 2022 gaat het zorgprestatiemodel in als nieuwe bekostiging voor de gehele geneeskundige
ggz en de forensische zorg8. Voor de zorgverlener betekent dit concreet dat de complexe minutenregistratie met
bijbehorende activiteitenregistratie, die kenmerkend is voor het DB(B)Csysteem, verdwijnt.
In het zorgprestatiemodel hoeven de meeste zorgverleners alleen nog consulten vast
te leggen die geautomatiseerd uit een agenda kunnen worden overgenomen. Bovendien
hoeven ze veel minder of helemaal geen «indirecte behandeltijd» meer te registreren.
Dit verlaagt de administratieve lasten en bouwt voort op een aantal succesvolle experimenten
in de ggz, zoals het experiment van zorginstelling Arkin en verzekeraar Zilveren Kruis
waar uw Kamer eerder over is geïnformeerd9.
10. In welke mate valt de toename van de administratieve lasten toe te schrijven aan
de per 1 januari 2020 in werking getreden Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
(Wvggz) en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten
(Wzd)? Kan het kabinet voorts aangeven welke acties via deze wetgeving zijn ondernomen
om de administratie terug te dringen, en wat hiervan de eerste resultaten zijn?
Antwoord 10
De Wvggz en Wzd zijn op 1 januari 2020 in werking getreden, na een wetgevingstraject
van tien jaar. Er is er nauw contact met de veldpartijen en patiënten- en cliëntenorganisaties
over de uitvoeringspraktijk. In de praktijk bleek dat de Wvggz en Wzd tot een toename
van de administratieve lasten leidden, meer dan op voorhand was voorzien. Daarom is
op 29 oktober 2020 de Spoedreparatiewet [1]
10 in werking getreden waarmee de uitvoering op enkele knellende punten is versoepeld.
Een tweede wetsvoorstel [2]
11, waarmee beoogd wordt de uitvoering verder te vereenvoudigen, is bij uw Kamer aanhangig.
Naast wetgeving werkt het Ketenprogramma implementatie Wvggz samen met de ketenpartners
aan het vereenvoudigen van de uitvoeringsafspraken en de informatie die de ketenpartijen
naar elkaar en de betrokkene versturen. De gevolgen voor de administratieve lasten
maken onderdeel uit van de wetsevaluatie. Naar verwachting worden de eerste resultaten
van de wetsevaluatie van de Wvggz en Wzd eind 2021 aan uw Kamer aangeboden. De evaluatie
kan aanleiding zijn tot verdere aanpassing van de Wvggz en Wzd.
Eindrapport Merkbaarheidsscan:
11. De leden van de VVD-fractie lezen in de eindrapportage Merkbaarheidsscan (Ont)Regel
de Zorg 2020 dat vijf van de twaalf actiepunten voor de curatieve ggz nog in uitvoer
zijn ten tijde van het opleveren van het rapport. Is het kabinet het met deze leden
eens dat de eindrapportage voor de curatieve ggz uiteindelijk maar een halve rapportage
is, kijkende naar het afgeronde aantal actiepunten?
Antwoord vraag 11
Ik ben het niet eens met de stelling dat de merkbaarheidsscan een halve rapportage
is. In overleg met de begeleidingscommissie is besloten om in de merkbaarheidsscan
alleen de actiepunten van het programma die vallen onder de maatwerkaanpak te meten
omdat deze acties zich lenen voor monitoring met de systematiek van de merkbaarheidsscan.
Voor de curatieve ggz vallen 13 van de in totaal 24 actiepunten uit het actieplan
onder de maatwerkaanpak. Ten tijde van de meting waren er 7 van deze 13 actiepunten
afgerond.
12. Welke vorderingen zijn er in de tweede helft van het jaar geweest inzake deze
vijf actiepunten? Waarom heeft het langer geduurd om deze actiepunten af te ronden?
Wanneer wil het kabinet deze actiepunten volledig afronden?
Antwoord vraag 12
Zoals gezegd zijn er in de sector curatieve ggz in totaal 24 actiepunten. Sommige
punten kosten meer tijd dan voorzien, maar inmiddels zijn 20 actiepunten afgerond.
Ik verwacht dat de resterende 4 voor de zomer van dit jaar worden afgerond.
13. De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een rapportage wanneer alle actiepunten
volledig zijn afgerond.
Antwoord vraag 13
Zoals u in de voortgangsbrief van 14 december 202012 heeft kunnen lezen was dit de laatste voortgangsbrief over het lopende programma.
Dit kabinet voorziet geen verdere rapportage gezien het programma formeel gezien in
maart 2021 eindigt. Hoewel de laatste voortgangsrapportage is verstuurd zetten we
ons ervoor in om zoveel mogelijk van de resterende actiepunten nog af te ronden. Een
actuele stand van zaken per sector is te vinden op www.ordz.nl. Uiteraard zal de Kamer in de toekomst geïnformeerd worden over een vervolg op het
huidige programmaplan.
14. De leden van de VVD-fractie leden lezen op pagina 4 van de merkbaarheidsscan 13 dat respondenten binnen de farmacie nog geen verbetering zien, vanwege het afschaffen
van het uitgebreid beantwoorden van vergoedingsvragen in de apotheek. Opvallend is
dat de administratieve tijdsbesteding per actiepunt afneemt, terwijl de administratieve
tijdsbesteding in de sector op totaalniveau juist toeneemt. Dit is mogelijk te verklaren
door regeldruk die wordt veroorzaakt door zaken die buiten het actieplan voor de farmacie
vallen. Is geprobeerd te identificeren welke zaken dit zijn?
Antwoord 14
Verschillende ontwikkelingen zouden de toegenomen administratieve lasten in de farmacie
mogelijk kunnen verklaren. Apothekers geven bijvoorbeeld aan dat het preferentiebeleid
dat wordt gevoerd door zorgverzekeraars tot administratieve handelingen leidt. Ook
de geneesmiddelentekorten en het wisselen van geneesmiddelen zorgen voor regeldruk.
Relatief recent is hier de Europese Wetgeving Falsified Medicines Directive (FMD)
bijgekomen. Daarnaast is het in algemene zin zo dat er geen lineair verband tussen
tijdsbesteding aan administratieve taken en ervaren regeldruk is. Een handeling die
weinig tijd kost maar als volstrekt zinloos wordt ervaren, kan tot hoge ervaren regeldruk
leiden. Een op zichzelf tijdrovende handeling die wel als zinnig wordt ervaren, brengt
juist weinig ervaren regeldruk met zich mee.
15. Heeft het beperkte aantal interviews omtrent regeldruk in de medisch-specialistische
zorg, zoals de leden van de VVD lezen op pagina 5 van de merkbaarheidsscan, invloed
op de representativiteit van het onderzoek?
Antwoord 15
De onderzoekers van KPMG hebben verschillende methodieken gebruikt in de totstandkoming
van de Merkbaarheidsscan, namelijk enquêtes, groepsgesprekken en interviews. De interviews
zijn onderdeel van de Merkbaarheidsscan, maar de uitkomsten van de Merkbaarheidsscan
zijn zeker niet alleen op deze interviews gebaseerd. De interviews dienden ter duiding
van de enquêteresultaten. In totaal hebben 958 respondenten uit de medisch specialistische
zorg de enquête ingevuld. Gezien de mixed methods aanpak en het grote aantal respondenten
dat de vragenlijst heeft ingevuld twijfelen wij niet aan de representativiteit van
het onderzoek.
16. De leden van de VVD-fractie lezen voorts op pagina 9 van de merkbaarheidsscan
dat (ont)regelen een taai vraagstuk blijft. Hoewel een groot deel van de actiepunten
leidt tot minder regeldruk, wordt nog niet bij elk actiepunt of in elke sector eenzelfde
positief effect gemerkt. Kan het kabinet per sector aangeven op welke actiepunten
nog geen merkbaar positief effect is geconstateerd?
Antwoord 16
Bij 15 van de 78 gemeten actiepunten is geen merkbaar positief effect geconstateerd
(dat wil zeggen geen daling in rapportcijfer én geen daling in ervaren tijdsbesteding).
Deze 15 actiepunten zijn als volgt over de sectoren verdeeld: 3 in de farmacie, 3
in de huisartsenzorg, 1 in de paramedische zorg, 3 in de curatieve ggz, 1 in de medisch
specialistische zorg, 2 in de wijkverpleging, 1 in de verpleeghuiszorg en 1 in de
gehandicaptenzorg. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de actiepunten nog niet
zijn afgerond, zoals bij de farmacie het geval is bij twee van de drie actiepunten
waarop nog geen merkbaar positief effect is geconstateerd. Een andere verklaring zou
kunnen zijn dat het actiepunt weliswaar landelijk is geschrapt, maar nog onvoldoende
in de praktijk is gebracht. De uitkomsten van de Merkbaarheidsscan zijn in de werkgroepen
besproken en waar nodig wordt extra ingezet op het vergroten van de impact van zo’n
actiepunt.
17. Op pagina 48 van de merkbaarheidsscan lezen de leden van de VVD-fractie dat in
de wijkverpleging zijn toegenomen. In deze sector gaan het aantal administratieve
handelingen direct ten koste van persoonlijke aandacht voor de cliënt. Welke specifieke
inzet zal worden ingezet om deze ontwikkeling tegen te gaan?
Antwoord 17
Per abuis staat op p. 48 van de merkbaarheidsscan dat respondenten in 2020 aangeven
gemiddeld 1,6 procentpunten meer van hun werktijd te besteden aan administratieve
werkzaamheden dan in 2019. Hier had echter moeten staan dat respondenten in 2020 aangeven
gemiddeld 1,6 procentpunten minder van hun werktijd aan administratieve werkzaamheden
te besteden dan in 2019, zoals ook vermeld staat op p. 6 en p. 14 (figuur 2) en is
af te leiden uit figuur 19 onderaan p. 48 van de merkbaarheidsscan. Hoewel dus sprake
is van een afname, is deze beperkt. De wijkverpleging hoort in beide gemeten jaren
binnen de merkbaarheidsscan overigens wel bij de sectoren met gemiddeld de laagst
ervaren regeldruk. Binnen het programma [Ont]Regel de Zorg is door wijkverpleegkundigen,
zorgaanbieders, zorgverzekeraars, de NZa en het Ministerie van VWS voortvarend gewerkt
aan het actieplan wijkverpleging; 11 van de 12 actiepunten zijn inmiddels afgerond.
Zorgaanbieders zijn nu aan de slag om de landelijk geschrapte regels uit hun organisatie
te elimineren. Uit verschillende onderzoeken en signalen uit de praktijk weten we
dat het schrappen van regels niet vanzelf tot veranderingen binnen de zorgorganisaties
leidt. Het is daarom zaak om de administratieve lasten verder te verminderen door
de geschrapte regels ook echt helemaal uit de praktijk te laten verdwijnen. Hiertoe
besteden partijen gezamenlijk aandacht aan implementatie en communicatie over deze
punten, onder meer via kennisorganisatie Vilans. Over de inzet specifiek gericht op
het verminderen van administratieve lasten door tijdregistratie is uw Kamer door de
Minister van VWS geïnformeerd op 23 november 2020.14
18. Op pagina 50 van de merkbaarheidsscan lezen genoemde leden dat alle toe- en afnames
niet significant zijn. Welke conclusie trekt het kabinet op basis van deze analyse?
Antwoord 18
Ondanks dat in verband met de coronacrisis de enquête niet actief onder de aandacht
is gebracht, is gedurende het veldwerk voldoende respons behaald om betekenisvolle
inzichten te kunnen geven over 2020. In 2020 hebben ruim 3.500 respondenten meegedaan
aan de enquête ten opzichte van ruim 4.500 respondenten in 2019. Wel is het zo dat
onder- en oververtegenwoordiging van bepaalde doelgroepen in combinatie met de lagere
respons ten opzichte van 2019 op detailniveau invloed heeft op de statistische significantie
van sommige onderzoeksresultaten. Deze effecten zijn voornamelijk zichtbaar in resultaten
van de gemiddelde tijdsbesteding per actiepunt, zo ook bij de actiepunten van de huisartsen
waar u aan refereert. Het verschil in tijdsbesteding aan de actiepunten is inderdaad
statistisch niet significant. Indien ook wordt gekeken naar het rapportcijfer voor
de ervaren regeldruk, blijkt dat bij de actiepunten ontwikkelen van eisen aan ECD,
schrappen verplicht uitvoeringsverzoek en het schrappen van een handtekening van de
cliënt bij elke wijziging zorgplan de afname in het rapportcijfer wél statistisch
significant gedaald is. Dit is een indicator dat de ervaren regeldruk wel degelijk
gedaald is, ook al is de gerapporteerde tijdsbesteding niet significant gedaald.
Dit neemt niet weg dat ook als de uitkomsten niet statistisch significant zijn, zoals
bij de verandering in administratieve tijdsbesteding vaak het geval is, de resultaten
alsnog uitermate bruikbaar zijn als graadmeting van de ontwikkeling van de ervaren
regeldruk. De trend die over een langere periode te zien valt (toe- of afname, of
gelijkblijvende regeldruk) geeft een indicatie van de effecten van het programma [Ont]Regel
de Zorg. Andere onderzoeken zoals de [Ont]Regelmonitor van de VvAA en onderzoek van
Berenschot bevestigen overigens dit beeld.
19. Over het onderzoek naar verlaging van de regeldruk lezen de leden van de VVD-fractie
op pagina 53 van de merkbaarheidsscan dat er bij verpleeghuizen geen conclusie te
trekken is. Hoe gaat het kabinet het mogelijk maken dat hier het komende jaar wel
duidelijke vergelijkbare cijfers beschikbaar over zijn, zodat in tegenstelling tot
nu een conclusie kan worden getrokken?
Antwoord 19
Ik zet de aanpak van het verminderen van regeldruk de komende tijd onverminderd voort,
ook in de verpleeghuissector. Over de vormgeving van de monitoring in de volgende
fase van de aanpak zal ik uw Kamer te zijner tijd nader informeren.
20. Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie op pagina 57 dat ook bij de gehandicaptenzorg
de cijfers tussen 2019 en 2020 niet vergelijkbaar zijn. Duidelijk wordt wel dat ook
hier de regeldruk en de acceptabele regeldruk ver uit elkaar liggen. Welke specifieke
verlaging van de regeldruk in dit werkveld werkt goed en kan geïmplementeerd worden
bij andere instellingen?
Antwoord 20
Het delen van goede voorbeelden is belangrijk om andere instellingen te inspireren
om zelf met het thema regeldruk aan de slag te gaan. Op de website van het programma
[Ont]Regel de Zorg (www.ordz.nl) worden diverse goede voorbeelden genoemd. Kenniscentrum Vilans verspreidt ook goede
voorbeelden in de sector en stimuleert door middel van bijeenkomsten het leren van
elkaar. Bij de voortgangsbrief die ik op 14 december jl. aan uw Kamer heb gezonden
zat ook een bijlage met goede praktijken15. Hierin zijn voor de gehandicaptenzorg voorbeelden opgenomen van de organisaties
Philadelphia, JP van den Bent, Prisma, Ipse de Bruggen en Cosis. Deze voorbeelden
kunnen ook goed werken bij andere instellingen.
2.2 Andere onderzoeken
21. De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe het kabinet de kloof verklaart
tussen de analyse van de Vereniging van Artsen Automobilisten (VvAA), waaruit een
verlaging van regeldruk van 48% naar 42% blijkt, en de conclusie dat zorgverleners
tegelijkertijd het gevoel hebben meer tijd kwijt te zijn aan de naleving van regels.
Antwoord 21
Een mogelijke verklaring voor deze bevinding uit het onderzoek van VvAA is gelegen
in het feit dat ervaren regeldruk per definitie een subjectief gegeven is, dat van
meer afhangt dan uitsluitend de tijd die administratieve handelingen kosten. Een handeling
die weinig tijd kost maar door zorgverleners als volstrekt zinloos wordt ervaren,
kan meer regeldruk opleveren dan een tijdrovende handeling waar desondanks het nut
van wordt ingezien. Op die manier is het mogelijk dat een verhoging van de aan administratie
bestede tijd hand in hand gaat met een verlaging van de ervaren regeldruk (andersom
zou overigens ook mogelijk zijn).
22. Daarnaast lezen genoemde leden dat 59% van de respondenten niet tevreden is met
de voortgang van het terugbrengen van regeldruk. Kan het kabinet aangeven hoe hier
de komende tijd invulling aan wordt gegeven, zodat men in het werkveld het gevoel
krijgt dat hieraan gewerkt wordt? Dit gegeven de achtergrond dat 89% van de zorgverleners
geen initiatieven in zijn of haar eigen omgeving ziet om regeldruk te verlagen.
Antwoord 22
Zoals geschetst in de voortgangsbrief [Ont]Regel de Zorg gaat de aanpak onverminderd
door. De komende periode richt ik mij onder meer op het zoveel mogelijk afronden van
de resterende acties uit het programma. Daarnaast bereid ik de komende periode een
vervolg op het lopende programma [Ont]Regel de Zorg voor. We nemen hierin de geleerde
lessen van het lopende programma mee. Eén van die geleerde lessen is, zoals ik al
heb aangegeven in de voortgangsbrief van 14 december 202016, het belang van de lokale aanpak. Het percentage van 89 procent illustreert het belang
van ontregelen op lokaal niveau nogmaals. De beslissing over een vervolg op het lopende
programma is echter aan een nieuw kabinet en uw Kamer zal daarover te zijner tijd
worden geïnformeerd.
23. De leden van de VVD-fractie lezen ook dat zorgverleners binnen verpleeghuizen
ervaren dat de regeldruk is toegenomen. Hoe verklaart het kabinet dit? Welke specifieke
extra regels kunnen hier volgens het kabinet aan ten grondslag liggen?
Antwoord 23
Binnen de sector bestaat een grote diversiteit in de beleving van regeldruk. Sommige
zorgaanbieders zijn (continu) actief aan de slag met het terugdringen van regeldruk
en het optimaliseren van werkprocessen. Bij andere zorgaanbieders gebeurt dit niet
of in mindere mate. Hoe de regeldruk wordt ervaren is van verschillende factoren afhankelijk
dus het is moeilijk om hier specifieke regels voor aan te wijzen. Een onderwerp dat
wel vaak wordt genoemd is de Wet zorg en dwang. Met de sector kijk ik goed naar de
uitvoering hiervan en hoe dit op een zo slim mogelijke manier vorm kan krijgen. Bij
de invoering van een nieuwe wet is het vaak zo dat de werkprocessen opnieuw moeten
worden ingericht en dat dit tijdelijk tot extra werk, ook in de administratie kan
leiden. De cijfers laten zien dat het onverminderd belangrijk is om de aanpak voort
te zetten. De maatregelen hebben niet altijd op korte termijn effect. Bijvoorbeeld
de investeringen die worden gedaan in het programma InZicht (gericht op standaardisatie
en elektronische gegevensuitwisseling) en KIK-V (Keteninformatie Kwaliteit Verpleeghuizen)
hebben pas op langere termijn effect.
2. Gevolgen COVID-19 voor (Ont)Regel de Zorg
De leden van de VVD-fractie lezen dat in de coronacrisis besluitvorming binnen zorginstellingen,
zowel over medische als organisatorische zaken, met minder bureaucratie gepaard is
gegaan. Het kabinet stelt dat deze voorbeelden illustreren dat de zorg in staat is
regels, werkwijzen en protocollen buiten werking te stellen wanneer de situatie daar
om vraagt. Is vastgelegd om welke regels dit gaat en welke procedures verkort zijn?
De betreffende werkwijzen en protocollen hoeven niet noodzakelijkerwijs allemaal in
dezelfde vorm terug te keren.
24. Hoe kan de «het kan wel-mentaliteit» goed worden gewaarborgd, zodat zorginstellingen
minder snel terugvallen op regels, protocollen en werkwijzen van voor de coronacrisis?
Hoe wordt gewaarborgd dat zorginstellingen ook vanuit wet- en regelgeving de ruimte
hebben om regels, werkwijzen en protocollen om te vormen? Kunnen deze veranderingen
uitgerold worden naar andere instellingen als best practices?
Antwoord 24:
Een actueel en compleet beeld van regels, werkwijzen en protocollen die sinds de start
van de coronacrisis zijn aangepast, is niet beschikbaar. Het gaat immers veelal om
interne (binnen één zorginstelling geldende) regels en procedures. Wel is in het voorjaar
van 2020 een globale inventarisatie gedaan van regels en procedures die naar aanleiding
van corona (tijdelijk) zijn versoepeld. Daaruit kwam naar voren dat er bij de meeste
aanpassingen sprake was van digitalisering van zorg (bv. beeldbellen, e-consulten)
of (tijdelijk) uitstel van het aanleveren van informatie (bv. jaarverantwoording,
kwaliteitsindicatoren).
Organisaties hebben aangegeven ervoor open te staan om na de coronacrisis te evalueren
welke regels structureel versoepeld of zelfs afgeschaft kunnen worden. Momenteel is
de druk op de zorg hiervoor nog te hoog. Zodra de zorg in rustiger vaarwater is beland,
zal ik hierover met veldpartijen in gesprek gaan. In dit gesprek kan dan ook aan de
orde komen of de huidige wet- en regelgeving zorginstellingen (voldoende) ruimte geeft
om regels, werkwijzen en protocollen om te vormen of dat bepaalde wet- en regelgeving
in de weg staat. In de tussentijd is het zaak om de goede voorbeelden van administratieve
lastenverlichting te blijven delen en zo de het kan wel-mentaliteit uit te dragen,
met als doel dat andere instellingen deze best practices volgen.
4. Geleerde lessen
Eén van de vijf lessen die het kabinet trekt, gaat over zeggenschap, zo lezen de leden
van de VVD-fractie. Zorgverleners dienen tijd en ruimte te krijgen om ervaren regeldruk
aan te kaarten. Het belang van zeggenschap zien genoemde leden ook terugkomen in de
recent uitgekomen rapporten «Niets over ons, zonder ons» van de Chief Nurse Officer
en «Applaus is niet genoeg» van de Raad voor de Samenleving. De leden van de VVD-fractie
zien de vervolgacties van het kabinet op dit gebied niet terugkomen in zijn Kamerbrief.
25. Welk acties gaat het kabinet ondernemen om zeggenschap van zorgverleners te verbeteren?
Welke rol ziet het kabinet voor zorgorganisaties en hoe kan het kabinet hen daarin
ondersteunen?
Antwoord 25
Zeggenschap voor zorgprofessionals is van groot belang. Dit moet name in de organisaties
zelf gebeuren. Dit vraagt van veel organisaties een cultuuromslag. Er zijn verschillende
initiatieven erop gericht om zeggenschap te bevorderen:
− De intrede van Verpleegkundige Advies Raden (of andersoortige raden) in zorginstellingen.
De beroepsvereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN) stimuleert
(het oprichten van) de VAR’s. Zo hebben zij een helpdesk VAR, informatie op hun website
en een landelijke VAR-netwerkdag. Tevens verzorgt V&VN leiderschapstrainingen die
er mede op zijn gericht om niet alleen de focus te leggen op méér zeggenschap, maar
bijvoorbeeld ook op hoe je effectief kan opereren binnen de informele structuren van
besturen;
− Cao-afspraken over inspraak van zorgprofessionals. In de VVT is afgesproken om adviesraden
in te stellen die betrokken worden bij het beleid van de instelling. In de GGZ wordt
inspraak van zorgverleners geregeld via een medische staf.
− Kennisdelen over zeggenschap via het platform professionele zeggenschap.
− Cijfers over hoe zorgprofessionals hun autonomie ervaren op basis van tweejaarlijkse
enquêtes als onderdeel van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn;
− U ontvangt tenslotte dit voorjaar een update over welke opvolging het kabinet gaat
geven aan het CNO-advies «Niets over ons, zonder ons».
5. Acties komende periode
De leden van de VVD-fractie lezen dat de uitvoering van 35 openstaande actiepunten
volgens schema verloopt.
26. Welke actiepunten zijn dit en wanneer zijn deze afgerond? Daarnaast willen deze
leden graag weten van welke 33 actiepunten de uitvoering langer duurt dan voorzien.
Wanneer verwacht het kabinet dat deze actiepunten worden afgerond?
Antwoord 26
Op de website www.ordz.nl houden we per actiepunt bij wat de status is. Op het moment van schrijven van deze
brief zijn er in totaal 105 actiepunten afgerond, lopen er 35 op schema en lopen 31
actiepunten achter op schema om afgerond te worden. We verwachten dat het overgrote
deel van de actiepunten die nog niet afgerond zijn nog worden afgerond, zij het wellicht
op iets langere termijn omdat het actiepunt meer vertraging heeft opgelopen dan verwacht
of omdat het actiepunt onderdeel is van een langdurig project. Tot slot zijn er drie
actiepunten waarbij wij door voortschrijdende inzichten en in goed overleg met de
veldpartijen verwachten die niet meer af te gaan ronden.
27. Op welk moment in een wetgevingstraject is het Adviescollege Toetsing Regeldruk
(ATR) aan zet? Is dit voor of na de amendering van de Kamer?
Antwoord 27
Conform de rijksbrede afspraken legt het Ministerie van VWS wet- en regelgeving uiterlijk
op de datum van de start van de internetconsultatie voor aan het Adviescollege Toetsing
Regeldruk (ATR). Dit is dus vóór eventuele amendering door de Tweede Kamer. ATR kan
conform haar mandaat op verzoek de Tweede Kamer adviseren over de gevolgen van initiatiefwetgeving
en amendementen voor de regeldruk. In dat geval kan het dus ook nog ná amendering.
Overigens zoekt het Ministerie van VWS steeds vaker al meer aan het begin van het
totstandkomingsproces van wet- en regelgeving contact met ATR, in de vorm van een
informele pre-consultatie, teneinde adviezen en aandachtspunten van ATR al in een
zo vroeg mogelijk stadium mee te kunnen nemen.
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de aanpak van regeldruk
en administratieve lasten. Deze leden vinden de voortgang van het actieprogramma na
2,5 jaar nogal teleurstellend, ondanks de inzet van de (Ont)Regelbus, speciale regeldrukadviseurs,
ontregellabs en de vele schrap- en snapsessies. De leden van de PVV-fractie vinden
dat zorgverleners nog steeds veel te veel van hun kostbare tijd kwijt zijn aan administratieve
lasten en regeldruk. Het doel van het actieprogramma, het merkbaar verminderen van
de ervaren werkdruk, is door zorgverleners nauwelijks zo ervaren. Het actieprogramma
heeft er niet voor gezorgd dat de doorgeschoten bureaucratie een halt toegeroepen
is. In onder andere de verpleeghuissector en de farmacie zijn de ervaren administratieve
lasten de afgelopen jaren zelfs toegenomen.
28. Genoemde leden vinden dit onbegrijpelijk en vragen het kabinet hoe dit kan.
Antwoord 28
Wij onderschrijven het beeld dat de aanpak van regeldruk nog lang niet «af» is. Regeldruk
is een veelkoppig monster en de aanpak ervan vergt een lange adem. Toch is het kabinet
positief over de positieve trend die uit de monitoringsinformatie naar voren komt:
na jaren waarin de ervaren regeldruk alleen maar opliep, is nu een daling zichtbaar,
zij het nog voorzichtig en nog niet over de gehele linie. Een van de mogelijke verklaringen
waarom de daling nog niet groter is, ondanks het grote aantal afgeronde acties, is
het feit dat een besluit of afspraak op landelijk niveau om ergens mee te stoppen
lang niet op iedere zorgwerkvloer in het land automatisch tot een andere gang van
zaken leidt. Het effect van het afschaffen zie je dan beperkt terug in de monitoring.
Voor een succesvolle aanpak van regeldruk is aandacht voor implementatie en werking
van maatregelen op het niveau van individuele zorgaanbieders dan ook onontbeerlijk.
Ook dit blijft de komende periode onze volle aandacht hebben.
29. Apothekers wijzen onder meer de (tijdelijke) niet-leverbaarheid van geneesmiddelen
aan als een knelpunt dat bijdraagt aan de regeldruk in de farmacie. Uit onderzoek
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) bleek
eerder dat in meer dan 2.000 apotheken het apotheekteam wekelijks 17,5 uur besteed
aan het oplossen van geneesmiddelentekorten. Hoe kunnen de administratieve lasten
die voortkomen uit het oplossen van geneesmiddelentekorten worden verlaagd? Indien
deze werkdruk niet kan worden verlaagd: hoe wil het kabinet de apothekers ondersteunen
bij het in stand houden van de continuïteit van farmaceutische zorg? Deelt het kabinet
de mening van apothekers dat de leverbaarheid van geneesmiddelen een grote rol speelt
ten aanzien van de regeldruk?
Antwoord 29
Ik herken uit de praktijk dat apothekers dit als een knelpunt ervaren. Samen met veldpartijen
werken we langs verschillende actielijnen aan de aanpak van geneesmiddelentekorten17.
Bij geneesmiddeltekorten is de farmaceutische zorgverlening door apothekers ook van
groot belang. Als geneesmiddelexperts begeleiden zij de patiënt bij het vinden van
een goed alternatief. Dit is een van de kerntaken van apothekers, ook als er geen
sprake is van tekorten. Hoeveel tijd hiermee gemoeid is, hangt samen met het aantal
leveringsproblemen bij leveranciers en groothandels waarmee apothekers uiteindelijk
geconfronteerd worden.
30. Wat moet in een vervolgaanpak, ook in samenwerking met de veldpartijen, meer worden
«ontregeld» in de farmacie? Hoe wordt geborgd dat deze «ontregeling» daadwerkelijk
wordt geïmplementeerd en dat de sector ook concreet ervaart dat er wordt ontregeld?
Antwoord 30
Wat er moet worden «ontregeld» in de farmacie laten we (net als in andere sectoren
en voor andere beroepsgroepen) primair aan de zorgverleners. Zij weten immers het
beste wat de knelpunten zijn die geadresseerd moeten worden. Die werkwijze blijft
onveranderd. We blijven met beroepsgroepen en belangenvertegenwoordigers samenwerken
en moedigen zorgverleners aan om zich vooral te melden als zij tegen onzinnige regels
aanlopen. Dit kan bijvoorbeeld via het contactformulier op www.ordz.nl. Tegelijkertijd zijn we ons ervan bewust dat er ook enkele grote thema’s zijn die
als knelpunt worden ervaren zoals bijvoorbeeld de medicijntekorten. Zoals hierboven
gezegd werken we langs verschillende actielijnen aan de aanpak van tekorten. Ook erkennen
we dat een besluit of afspraak om een regel af te schaffen er niet automatisch voor
zorgt dat de werkwijze op iedere zorgwerkvloer in Nederland aangepast wordt. Daarom
zetten we nog steviger in op de lokale aanpak. Communicatie over afgeschafte regels
op lokaal niveau en in regionale netwerken is hierbij belangrijk. Ten slotte heeft
VWS een taak om regeldruk die voortkomt uit eigen nieuwe wet- en regelgeving te voorkomen
of zo veel mogelijk te beperken.
31. Veel regeldruk wordt veroorzaakt door zorgverzekeraars en gemeenten. Welke resultaten
zijn geboekt wat betreft uniformering en standaardisering van de ICT-systemen?
Antwoord 31
Via het Ketenbureau i-Sociaal Domein werken gemeenten en zorgaanbieders bij de uitvoering
van de Wmo 2015 en de Jeugdwet samen aan het uniformeren en standaardiseren van het
berichtenverkeer en het bedrijfsvoering proces. Zo is met de laatste release van het
berichtenverkeer (iWmo en iJw 3.0) geregeld dat alleen nog per maand mag worden gedeclareerd,
in plaats van per maand of per vier weken. Naast de standaardberichten, is i-Sociaal
Domein verantwoordelijk voor het beheren van de uitvoeringsvarianten (inspanningsgericht,
outputgericht of taakgericht) en beheren ze een aantal standaardprotocollen rondom
de verantwoording van geleverde zorg. Uit een recent onderzoek van het Ketenbureau
i-Sociaal Domein18 blijkt dat gemeenten en aanbieders aangeven dat activiteiten zoals het berichtenverkeer,
het landelijk accountantsprotocol en het model productieverantwoording hebben bijgedragen
aan de standaardisatie van informatie-uitwisseling en daarmee aan de reductie van
vermijdbare administratieve lasten bij aanbieders en gemeenten.
Wat betreft de zorgverzekeraars geldt dat het declaratieproces al grotendeels gestandaardiseerd
verloopt via VECOZO. Daarenboven heeft een uniformering van de declaratiebepalingen
in de contracten van de verschillende zorgverzekeraars plaatsgevonden, zij het nog
beperkt. Het kabinet heeft voor een de komende jaren te realiseren verdere standaardisering
van onder andere de inkoopeisen van zorgverzekeraars een besparing van € 100 mln.
structureel ingeboekt.
32. De leden van de PVV-fractie lezen dat het Ketenbureau i-Sociaal Domein heeft bijgedragen
aan standaardisatie van informatie-uitwisseling en daarmee aan de reductie van administratieve
lasten. Zijn inmiddels alle ICT-systemen gestandaardiseerd en geüniformeerd? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 32
Het Ketenbureau i-Sociaal Domein werkt aan standaardisatie van informatie-uitwisseling
door middel van de hierboven genoemde standaarden, protocollen en uitvoeringsvarianten.
Gemeenten worden hiermee geholpen om zo eenvoudig en uniform mogelijk de uitvoering
ter hand te nemen. Het Ketenbureau neemt verantwoordelijkheid voor de standaarden,
maar niet voor de ICT-systemen van particuliere jeugdhulpaanbieders. Die hebben een
eigen verantwoordelijkheid om met de standaarden te kunnen werken. Wel zijn er regioadviseurs
die aanbieders kunnen adviseren.
De ondersteuning leidt in de praktijk nog niet altijd tot een afdoende reductie van
de administratieve lasten. Zo blijkt uit recent onderzoek19 van het Ketenbureau dat de diversiteit in lokale productcodes en aan deze productcodes
gekoppelde contractafspraken nog altijd groot is. Ook blijken gemeenten nog vele sub-varianten
te gebruiken van de drie uitvoeringsvarianten die het Ketenbureau beheert. VWS werkt
– samen met het Ketenbureau en de overige ondersteuningsprogramma’s – door aan het
aanpakken van deze knelpunten, onder andere in het programma minimalisering aantal
productcodes.
33. Ervaren zorgverleners een reductie in de administratieve lasten? Zo ja, welke?
Antwoord 33
In algemene zin ervaren zij een lichte reductie, zo blijkt uit de meest recente monitoringsinformatie,
zoals in de meest recente voortgangsbrief [Ont]Regel de Zorg gemeld. Het precieze
beeld verschilt per sector/beroepsgroep, en is op hoofdlijnen als volgt:
SKJ-geregistreerde jeugdprofessionals noemden in 2018 regels die volgen uit contracten
met gemeenten als belangrijkste oorzaak voor hun hoge administratieve lastendruk (77
procent). Daarnaast hebben relatief veel professionals last van regelgeving vanuit
het Rijk (47 procent) en regels die afkomstig zijn van de eigen werkgever (42 procent).20 Voorzien was deze enquête te herhalen begin 2020, maar vanwege Covid-19 is in overleg
met beroepsorganisaties besloten de herhalingsenquête niet uit te zetten.
In de Merkbaarheidsscan [Ont]Regel de Zorg21 is voor Jeugd in 2019 en 2020 de ervaren administratieve last gemeten. Er was ook
hier – mede door corona – slechts een beperkte uitvraag mogelijk waardoor de resultaten
indicatief zijn. We zien daar een lichte daling van de ervaren administratieve last
(van 41 naar 38 procent) tussen 2019 en 2020. De belangrijkste administratieve lasten
die professionals in de jeugdhulp ervaren, zijn verzameld in de Paarse Lijnen22: Tijdschrijven, beschikkingen, verantwoordingsprocessen bij aanbieders, controlerende
instanties als accountants en SKJ, toegang en verschillen tussen gemeenten.
In de Merkbaarheidsscan is de ervaren administratieve last bij Wmo-professionals uitgevraagd.
Gezien de kleine steekproef – zeker in 2020 midden in de eerste corona-golf – zijn
de resultaten indicatief. We zien in de merkbaarheidsscan een daling in de ervaren
administratieve last (van 43 naar 30 procent).
Voor de andere sectoren/beroepsgroepen waarvan met de merkbaarheidsscan de ervaren
regeldruk zowel in 2020 als in 2019 is gemeten is het beeld (voor 2020 ten opzichte
van 2019) als volgt:
Farmacie: ervaren regeldruk afgenomen van 7,5 naar 7,4 en ervaren aan administratie
bestede werktijd toegenomen van 32,6% naar 33,3%.
Huisartsen: ervaren regeldruk afgenomen van 7,3 naar 7,1 en ervaren aan administratie
bestede werktijd toegenomen van 29,9% naar 31,6%.
Paramedische zorg: ervaren regeldruk afgenomen van 7,5 naar 6,7 en ervaren aan administratie
bestede werktijd afgenomen van 35,3% naar 30,3%.
Curatieve ggz: ervaren regeldruk afgenomen van 7,5 naar 7,1 en ervaren aan administratie
bestede werktijd toegenomen van 36,6% naar 39, 3%.
Medisch specialistische zorg: ervaren regeldruk afgenomen van 7,0 naar 6,7 en ervaren
aan administratie bestede werktijd afgenomen van 42,1% naar 41,9%.
Wijkverpleging: ervaren regeldruk stabiel gebleven op 6,6 en ervaren aan administratie
bestede werktijd afgenomen van 26,8% naar 25,2%.
Voor de ervaren effecten per individueel actiepunt van het programma [Ont]Regel de
Zorg verwijs ik u naar het eindrapport van de merkbaarheidsscan.
34. Welke uitvoeringslasten in verband met de mogelijkheid om gemeenten in uitzonderingsgevallen
tot samenwerking te verplichten en in verband met het verminderen van uitvoeringslasten,
zijn daadwerkelijk verminderd na wijziging van de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de Zorgverzekeringswet ruim 3 jaar geleden? Wat merken
zorgverleners en -aanbieders hiervan?
Antwoord 34
Er heeft geen systematische meting (een 0-meting en 1-meting) plaatsgevonden van de
kwantitatieve effecten van de wijziging van de Wmo en de Jeugdwet, waarbij de i-standaarden
verplicht zijn geworden. Wel bleek uit een recent onderzoek van het Ketenbureau i-Sociaal
Domein23 dat gemeenten en aanbieders aangeven dat activiteiten zoals het berichtenverkeer,
het landelijk accountantsprotocol en het model productieverantwoording hebben bijgedragen
aan de standaardisatie van informatie-uitwisseling tussen gemeenten en aanbieders
en daarmee aan de reductie van vermijdbare administratieve lasten.
Daarnaast worden in het kader van het wetsvoorstel «Wet verbetering van de zorg voor
jeugdigen», dat ik voornemens ben in te dienen bij de Raad van State, voorstellen
gedaan voor niet vrijblijvende regionale samenwerking en governancebepalingen voor
aanbieders. De gemeenten hebben bovendien zelf het initiatief genomen tot het opstellen
van een Norm voor Opdrachtgeverschap (NvO). Hierin is opgenomen: regio’s verplichten
zich tot beperking van administratieve lasten door 1. de drie uitvoeringsvarianten
in het sociaal domein consequent toe te passen; 2. bij regionale contractering als
gemeenten dezelfde contractvoorwaarden en gezamenlijk contractbeheer te hanteren.
De NvO wordt op dit moment geïmplementeerd.
Voor de Zorgverzekeringswet geldt dat het declaratieproces hoofdzakelijk digitaal
plaatsvindt, via een gemeenschappelijke infrastructuur. Ten opzichte van een papieren
proces brengt dit lagere uitvoeringslasten met zich mee.
35. Zorgaanbieders geven aan dat de hoge ervaren administratieve last ook te wijten
is aan een diversiteit in afspraken tussen de verschillende gemeenten en zorgaanbieders.
De leden van de PVV-fractie vragen het kabinet op welke manier deze problematiek wordt
aangepakt.
Antwoord 35
Bij de uitvoering van de Jeugdwet geeft het aanbieders en gecertificeerde instellingen
extra uitvoeringslasten indien gemeenten binnen eenzelfde regio verschillende afspraken
maken met eenzelfde aanbieder of gecertificeerde instelling, bijvoorbeeld door verschillende
bekostigingsmodellen te hanteren of uiteenlopende verantwoordingseisen voor vergelijkbare
diensten uit te vragen. In het wetsvoorstel «Wet verbetering zorg voor jeugdigen»
wordt daarom voorgesteld de niet veel voorkomende specialistische zorg voor jeugdigen
op regionaal niveau te organiseren. Door regionaal te contracteren, vermindert het
aantal contractpartners van regionaal werkende aanbieders. Als het gaat om taken die
met de inkoop samenhangen, zoals productverantwoording en facturatie, gaan we ervan
uit dat gemeenten dit zo doen dat de afhandeling zo min mogelijk administratieve lasten
met zich meebrengt. Tegelijkertijd is de wens dat aanbieders zich verhouden tot de
schaal van regio’s. Veel aanbieders doen het meeste van hun werk al in twee of drie
regio’s. Zo houden zij de administratieve lasten beperkt. Indien lokaal jeugdhulp
wordt ingekocht bij een aanbieder die ook regionaal gecontracteerd is voor een vergelijkbare
functie, is het wenselijk om de lokale inkoop en verantwoording zo veel mogelijk gelijk
te laten zijn aan de regionale inkoop en verantwoording. Met onder andere de ondersteuningsprogramma’s
Zorg voor de Jeugd en Inkoop en Aanbesteden Sociaal Domein zet ik door middel van
opleidingen en handreikingen in op standaardisatie van contractbepalingen, verantwoordingseisen
en toegangsprocedures tussen en binnen regio’s. Dit om de administratieve lasten door
(boven)regionale verschillen te beperken.
36. De leden van de PVV-fractie pleiten al jaren voor het landelijk uitvoeren van
goede praktijken. Deze leden zijn dan ook zeer benieuwd hoe het kabinet gaat stimuleren
dat een landelijke uitrol daadwerkelijk van de grond komt. Ook vragen deze leden waarom
het kabinet de goede praktijken van het Experiment Regelarme Instellingen destijds
niet landelijk heeft uitgerold? Is het kabinet bereid dit alsnog te doen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 36
Samen met de brief over de aanpak regeldruk en administratieve lasten van 15 juni
201624 is de eindevaluatie van het Experiment Regelarme Instellingen (ERAI) aangeboden.
Hierin is te lezen wat er met de resultaten van de experimenten is gebeurd en welke
(landelijke) maatregelen zijn genomen naar aanleiding van het experiment. Enkele voorbeelden
hiervan zijn: maatregelen rondom een gezamenlijk inkoopkader, vereenvoudigingen in
het berichtenverkeer tussen Wlz-uitvoerders en zorgaanbieders, verminderen van het
aantal prestaties in de wijkverpleging en vereenvoudigingen rondom het melden van
incidenten bij de IGJ. Naast het invoeren van eerdergenoemde maatregelen geven we
ook op andere manier vervolg aan de geleerde lessen vanuit het experiment. We delen
goede voorbeelden binnen de sector om van elkaar te leren. Daarnaast is bijvoorbeeld
het programma InZicht erop gericht om landelijk via standaardisatie en het elektronisch
uitwisselen van gegevens de administratieve lasten te verminderen. Ook is recent het
convenant KIK-V (Keteninformatie Kwaliteit Verpleeghuizen) getekend wat tot doel heeft
de administratieve lasten rondom kwaliteitsverantwoording landelijk te reduceren.
37. De regeldruk in de langdurige zorg is 35%. Dit betekent dat van elke 100 zorgmedewerkers
er 35 niet werken in de daadwerkelijke zorgverlening. Deelt het kabinet de mening
dat dit een belachelijke verhouding is, aangezien bewoners van verpleeghuizen eenmalig
«inchecken» en medewerkers daarna bezig moeten zijn met daadwerkelijke verpleging
en verzorging? Deelt het kabinet de mening dat administratie moet worden geautomatiseerd,
gedigitaliseerd of afgeschaft?
Antwoord 37
Het percentage van de werktijd die in de langdurige zorg aan administratieve taken
wordt besteed is 30 procent in de gehandicaptenzorg en 25 procent in de verpleeghuizen,
blijkt uit de meest recente Merkbaarheidsscan. 25 Een percentage administratieve tijd van 30 of 25 procent betekent echter niet dat
van elke 100 zorgmedewerkers er 25 of 30 niet werken in de daadwerkelijke zorgverlening.
Het bijhouden van cliëntendossiers wordt bijvoorbeeld ook onder administratieve tijd
gerekend, maar deze administratieve handeling is van zeer groot belang voor de cliënt
en draagt bij het primaire zorgproces, namelijk de zorgverlening. Ik deel de mening
dat alles op alles moet worden gezet om de regeldruk te verminderen. Hier zet ik dan
ook vol op in met de eerder genoemde maatregelen KIK-V, het programma InZicht en iWlz.
Automatisering en digitalisering is hiervan een groot onderdeel.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsbrief van het kabinet
over het programma (Ont)Regel de Zorg. Deze leden hebben hier enkele vragen bij.
De leden van de CDA-fractie vragen wat volgens het kabinet nodig is om meer vaart
te zetten achter de vermindering van administratieve lasten. Zo hebben genoemde leden
er bijvoorbeeld eerder al voor gepleit dat zorgkantoren, verzekeraars en andere partijen
ieder afzonderlijk hun verantwoordingsdocumenten moeten uniformeren.
38. Is het kabinet bereid hier werk van te maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 38
Het kabinet deelt de opvatting dat (verdere) uniformering een kansrijke route is om
de ervaren regeldruk verder te verminderen. Daartoe is vanaf 2023 taakstellend een
besparing van € 100 mln. structureel ingeboekt op de VWS-begroting. Momenteel ben
ik in gesprek met partijen over de verdere invulling hiervan.
39. Het kabinet schrijft in zijn brief dat in de 2,5 jaar dat het programma nu loopt,
«dankzij de gezamenlijke inzet van alle betrokken zorgverleners en partijen mooie
resultaten zijn bereikt». De Minister voor Medische Zorg schrijft hier namens het
kabinet ook: «Tegelijkertijd zie ik dat de merkbaarheid voor zorgverleners nog achterblijft,
terwijl het ons daar juist om te doen is.» De leden van de CDA-fractie vragen het
kabinet of het van mening is dat het programma voldoende heeft opgeleverd. Waarop
baseert het kabinet die conclusie? Kan het kabinet aangeven waar als gevolg van het
programma minder regeldruk is ontstaan? Hoe verhoudt dit zich tot het gegeven dat
de merkbaarheid voor zorgverleners nog achterblijft?
Antwoord 39
De aftrap van het programma [Ont]Regel de Zorg begin 2018 met schrapsessies met honderden
zorgverleners heeft geleid tot een werkagenda met ruim 170 concrete actiepunten. Daarvan
zijn er inmiddels ruim 100 afgerond. Daarnaast is de afgelopen jaren een lokale beweging
op gang gekomen, door VWS ondersteund met diverse instrumenten, die heeft geleid tot
een veelheid aan inspirerende voorbeelden en goede praktijken zoals beschreven in
de (bijlagen bij) de meest recente voortgangsbrief [Ont]Regel de Zorg26. In de monitoringsinformatie is terug te zien dat, na jaren waarin de ervaren regeldruk
alleen maar toenam, voor het eerst een daling zichtbaar is.
Bij de fysiotherapeuten als beroepsgroep is deze daling het grootst; enkele van de
meest effectieve acties van de afgelopen periode zijn het schrappen van de verplichting
altijd een begin- en eindmeting te doen voor fysiotherapeuten en het vereenvoudigen
van registratie van deze meting in het EPD, het niet langer in het EPD vastleggen
van afvinklijstjes voor werkprocessen in de medisch specialistische zorg en het schrappen
van het verplichte uitvoeringsverzoek voor risicovolle handelingen in de wijkverpleging.
Als gevolg van deze maatregelen is zowel een vermindering in de ervaren regeldruk
als in de ervaren tijdsbesteding zichtbaar. De geconstateerde daling is weliswaar
bescheiden en nog niet over de gehele linie aanwezig, maar desondanks is naar het
inzicht van het kabinet sprake van een kentering. Het kabinet ziet dit vooral als
een aanmoediging om op de ingeslagen weg door te gaan en de merkbaarheid voor zorgverleners
verder te vergroten.
40. Het kabinet geeft in zijn Kamerbrief aan dat het programma de komende maanden
doorloopt, en dat ook daarna stevige inzet op dit thema noodzakelijk zal blijven.
Het kabinet schrijft in deze brief tevens dat de komende periode naast het afronden
van de acties uit het huidige programma, ook in het teken zal staan van het formuleren
van een gezamenlijke vervolgaanpak van dit vraagstuk. De looptijd van het huidige
programma, loopt echter af. De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet het
vervolg ziet met betrekking tot de aanpak van de regeldruk in de zorg.
Antwoord 40
Hoewel uit de monitoringsinformatie een positief beeld naar voren komt, is het vraagstuk
van regeldruk in de zorg evident nog niet opgelost. Ook de komende periode vraagt
dit nog volop aandacht, zowel van VWS als van andere betrokken organisaties. Het kabinet
richt zich enerzijds op het zoveel mogelijk afronden van alle acties uit het lopende
programma, en anderzijds op het in samenspraak met zorgverleners en betrokken veldpartijen
uitwerken van een vervolg op het lopende programma. Hierin worden de geleerde lessen
uit het lopende programma uiteraard meegenomen. De gesprekken over een vervolg op
het lopende programma zijn thans gaande en de beslissing hierover is aan een nieuw
kabinet. Uw Kamer zal daarover te zijner tijd nader worden geïnformeerd.
41. Het kabinet geeft in zijn Kamerbrief ook aan dat het een regierol van het Ministerie
van VWS essentieel acht om de komende jaren de positieve trend in het verminderen
van de ervaren regeldruk te kunnen voortzetten en uitbouwen. De leden van de CDA-fractie
vragen hoe het kabinet ervoor kan zorgen dat het perspectief van uitvoerbaarheid en
praktische consequenties bij nieuwe wet- en regelgeving voldoende aandacht krijgt.
Hoe wil het kabinet er voor zorgen dat het voorkomen van regeldruk als gevolg van
nieuwe wet- en regelgeving, geborgd wordt? De leden van de CDA-fractie vragen het
kabinet hoe rechtmatigheid, bestrijding van fraude, het weren van ongewenste zorgaanbieders
en het inzichtelijk maken van de zorguitkomsten zich moeten verhouden tot regeldruk
in de zorg. Vindt het kabinet dat een onafhankelijke partij, bijvoorbeeld het ATR,
meer te zeggen moet krijgen om het doel van «minder regeldruk» meer urgentie te geven?
Antwoord 41
Nieuwe wet- en regelgeving die enige verhoging van de ervaren regeldruk tot gevolg
heeft kan onvermijdelijk zijn omdat er een ander belangrijk doel mee gediend is, bijvoorbeeld
rechtmatigheid, bestrijding van fraude, het weren van ongewenste zorgaanbieders of
het inzichtelijk maken van de uitkomsten van zorg. Het is in dergelijke gevallen dan
ook steeds weer zaak de juiste afweging te maken en de juiste balans te vinden. Overigens
heeft ook de Tweede Kamer hierin een belangrijke rol. Om te waarborgen dat het perspectief
van werkbaarheid en regeldruk in het totstandkomingsproces van nieuwe regelgeving
altijd voldoende aandacht krijgt, legt VWS conform de rijksbrede afspraken concept
wet- en regelgeving altijd ter advisering voor aan het ATR. Daarbij zoekt het Ministerie
van VWS steeds vaker al meer aan het begin van het totstandkomingsproces van wet-
en regelgeving contact met ATR, in de vorm van een informele pre-consultatie, teneinde
adviezen en aandachtspunten van ATR al in een zo vroeg mogelijk stadium mee te kunnen
nemen.
Ook worden in bepaalde gevallen MKB-panelgesprekken georganiseerd: gesprekken met
zorgaanbieders over de werkbaarheid van voorgenomen wet- en regelgeving. Ten aanzien
van de positie van het ATR in het wetgevingsproces wordt hier verwezen naar de brief
die de Staatssecretaris van EZK, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, op
16 december 2020 naar uw Kamer heeft gezonden inzake de voortgangsrapportage van het
programma «Merkbaar betere regelgeving en dienstverlening voor bedrijven 2018–202127. Deze brief gaat onder meer in op de resultaten van de evaluatie van het ATR en schetst
de inzet voor een verlenging van het huidige (tijdelijke) mandaat om de continuïteit
van het ATR te waarborgen en een volgend kabinet de mogelijkheid te bieden om structurele
stappen te zetten voor een eventuele andere taakopvatting voor het ATR. Een ontwerpbesluit
hiertoe is op 12 januari 2021 bij uw Kamer voorgehangen.28
42. De zorgverlener blijft hoge regeldruk ervaren. Ondanks het programma (Ont)Regel
de Zorg is de tijdsbesteding aan administratieve werkzaamheden in 2020 zelfs gestegen
ten opzichte van 2019. De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet het eens
is met respondenten die zeggen dat de leverbaarheid van geneesmiddelen een grote rol
speelt in de regeldruk. Wat moet in een vervolgaanpak, ook in samenwerking met de
veldpartijen, meer worden «ontregeld» in de farmacie? Hoe wordt geborgd dat deze «ontregeling»
daadwerkelijk wordt geïmplementeerd en dat de sector ook concreet ervaart dat er wordt
ontregeld?
Antwoord 42
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u door naar de reactie op vraag 30.
43. In het KNMG-eindrapport over de merkbaarheidsscan 29 is te lezen dat het actieplan van de farmacie «nog niet volledig aansluit op hun
huidige behoefte om regeldruk aan te pakken». De leden van de CDA-fractie vragen of
dit betekent dat de doelstellingen van het programma (Ont)Regel de Zorg voor de farmacie
buiten de contouren van dit programma liggen. Gaan het kabinet en het veld opnieuw
de behoefte van apotheekteams in kaart brengen, zodat via (Ont)Regel de Zorg concreet
aan de wensen vanuit de sector kan worden gewerkt?
Antwoord 43
Apothekers en andere belanghebbenden in de farmacie hebben, net als leden van iedere
andere beroepsgroep of anderszins betrokkenen, de mogelijkheid om via de website van
het programma [Ont]Regel de Zorg of via het e-mailadres aanpakregeldruk@minvws.nl
te laten weten waar zij in hun dagelijkse praktijk tegenaan lopen en als gevolg van
welke regels of verplichtingen zij regeldruk ervaren. Die signalen pakt VWS op met
andere betrokken partijen. Inderdaad is de ervaring van de afgelopen jaren dat de
tijdens de vorige schrapsessies geformuleerde actiepunten voor de farmacie niet volledig
aansluiten bij de belangrijkste knelpunten die apothekers ervaren. Deze zien onder
meer op administratieve lasten voortkomend uit medicijntekorten en het preferentiebeleid
van zorgverzekeraars.
44. Het beantwoorden van vergoedingsvragen staat op nummer één van de knelpunten waar
apotheken de meeste regeldruk ervaren. Patiënten zijn vaak onvoldoende op de hoogte
van polisvoorwaarden30. Als gevolg daarvan komen zij met vragen bij de apotheek in plaats van bij de zorgverzekeraar.
De Nationale Zorgautoriteit (NZa) heeft apotheken op dit punt ook een informatieverplichting
opgelegd. De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet denkt dat de informatieverstrekking
door zorgverzekeraars op dit punt kan worden verbeterd?
Antwoord 44
Volgens de Wet Marktordening Gezondheidszorg (wmg) moeten zorgverzekeraars informatie
openbaar maken over de eigenschappen van de aangeboden producten en diensten, op zodanige
wijze dat deze gegevens voor consumenten gemakkelijk vergelijkbaar zijn. Daarnaast
stelt de NZa specifiekere transparantieverplichtingen (Regeling informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten). Zo dient de zorgverzekeraar ook op de website bepaalde punten over het voorkeursbeleid
geneesmiddelen te vermelden, waardoor het voor de verzekerde inzichtelijk is welke
consequenties het geneesmiddelen/preferentiebeleid van zijn zorgverzekeraar voor hem
of haar heeft. Alle zorgverzekeraars hebben speciale afdelingen waar verzekerden terecht
kunnen voor vragen over hun zorgverzekering of bijvoorbeeld voor zorgadvies. Op de
website van de zorgverzekeraar of op het begin 2020 gelanceerde platform «MijnZorgverzekeraar.nl»
kunnen verzekerden de contactgegevens van zorgverzekeraars makkelijk terugvinden.
Niet alleen zorgverzekeraars hebben een informatieplicht. Ook zorgaanbieders hebben
– op grond van de Regeling informatieverstrekking zorgaanbieders -de verplichting om informatie te geven aan de consument. Zorgaanbieders zijn bijvoorbeeld
verplicht de consument te informeren over de tarieven die voor de consument van belang
zijn, aan te geven of de te leveren prestaties of diensten onder de verzekerde aanspraak
van de Zvw of de Wlz vallen en te informeren over eventuele eigen betalingen.
In het verleden hebben sommige zorgverzekeraars actie ondernomen om de uitleg over
farmaceutische zorg die door klantenservicemedewerkers van de zorgverzekeraars aan
verzekerden wordt verstrekt te laten tegenlezen door enkele apotheken. Op deze manier
vertellen zowel de apotheek als de verzekeraar de patiënt/verzekerde hetzelfde verhaal
en zorgt dit voor minder vragen aan de balie. De werkgroep [Ont]Regel de Farmacie
heeft Zorgverzekeraars Nederland gevraagd of de zorgverzekeraars die nog niet eerder
zo’n actie hebben ondernomen ook bereid zijn hun informatievoorziening af te stemmen
met de apotheken.
45. Apothekers wijzen onder meer de (tijdelijke) niet-leverbaarheid van geneesmiddelen
aan als een knelpunt dat bijdraagt aan de regeldruk in de farmacie31. Uit onderzoek van de KNMP bleek eerder dat in meer dan 2000 apotheken het apotheekteam
wekelijks 17,5 uur besteedt aan het oplossen van geneesmiddelentekorten. De leden
van de CDA-fractie vragen hoe de administratieve lasten die voortkomen uit het oplossen
van geneesmiddelentekorten kunnen worden verlaagd. Indien deze werkdruk niet kan worden
verlaagd: hoe wil het kabinet de apothekers ondersteunen bij het in stand houden van
de continuïteit van farmaceutische zorg?
Antwoord 45
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u door naar de reactie op vraag 29.
46. De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte wat het kabinet aan het volgende
kabinet van plan is mee te geven met betrekking tot afspraken over regeldruk in bijvoorbeeld
een eventueel volgend hoofdlijnenakkoord.
Antwoord 46
Regeldruk in de zorg is een hardnekkig probleem, waar voorlopig en misschien wel voortdurend
actie op nodig blijft. Het is aan een volgend kabinet om al dan niet bestuurlijke
akkoorden af te sluiten maar mochten die die tot stand komen dan zouden afspraken
kunnen worden gemaakt over het terugdringen van de regeldruk.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de aanpak van regeldruk
en administratieve lasten. Deze leden vinden het van groot belang dat mensen die in
de zorg werken hun kostbare tijd zo veel mogelijk kunnen besteden aan patiënten en
cliënten. Zij hebben in dit verband nog verschillende vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat 33 van de 171 actiepunten achterlopen op schema.
Deels zou dit komen door de inspanningen die de strijd tegen het coronavirus vraagt
van de zorg. Anderzijds zou dit komen doordat deze actiepunten minder relevant zijn
geworden vanwege voortschrijdend inzicht of andere ontwikkelingen.
47. Kan het kabinet toelichten hoe deze actiepunten, ondanks de aanhoudende coronacrisis,
alsnog voortgezet kunnen worden? Kan het kabinet tevens een toelichting geven over
het voortschrijdend inzicht dan wel de ontwikkelingen die ertoe hebben geleid een
lagere relevantie toe te kennen aan sommige actiepunten? Deze leden vragen daarnaast
een overzicht van de actiepunten die hierdoor niet meer afgerond zullen gaan worden,
evenals een tijdspad van de actiepunten die alsnog zullen worden afgerond ondanks
de lagere relevantie.
Antwoord 47
Voor een aantal actiepunten, bijvoorbeeld op het gebied van ICT en digitale gegevensuitwisseling,
geldt dat er sinds het formuleren van de actiepunten begin 2018 separate projecten
en programma’s gestart zijn waarin aan deze onderwerpen gewerkt wordt. Om dubbele
sturing te voorkomen, worden deze punten niet verder in het kader van [Ont]Regel de
Zorg opgepakt. Daarnaast geldt voor drie actiepunten dat door voortschrijdende inzichten
en in goed overleg met de veldpartijen verwachten die punten niet meer af te gaan
ronden. De resterende actiepunten verwacht ik alsnog af te ronden. Een actueel overzicht
van de stand van zaken is te vinden op de website www.ordz.nl.
48. De leden van de D66-fractie lezen verder dat tijdens de eerste coronagolf bijeenkomsten
en schrapsessies in het kader van (Ont)Regel de Zorg zijn opgeschort, de bezoeken
van de (Ont)Regelbus aan zorginstellingen zijn uitgesteld en werkbezoeken van speciale
adviseurs zijn afgezegd. Deze keuzes zijn genomen om zorgverleners en zorgaanbieders
niet voor de voeten te lopen tijdens hun drukke werkzaamheden. De leden van de D66-fractie
zijn benieuwd of in die periode vervangende maatregelen zijn genomen om zo alsnog
voortuitgang te boeken in het tegengaan van de administratieve lastendruk en zo zorgverleners
te helpen. Daarnaast vragen deze leden op welke wijze aanpassingen zijn doorgevoerd
in de werkwijze van (Ont)Regel de Zorg die ervoor zorgen dat er ondanks het coronavirus
in de komende maanden progressie kan worden geboekt.
Antwoord 48
Aan het begin van de coronacrisis zijn alle fysieke bijeenkomsten en schrapsessies
in het kader van [Ont]Regel De Zorg opgeschort. Hoewel veel zorgpersoneel ook vandaag
de dag nog in crisismodus werkt, is een deel van deze activiteiten inmiddels stapsgewijs
weer opgepakt. Daarin sluiten we aan bij de behoefte en mogelijkheden van zorgverleners
en zorginstellingen zelf. Zo gaat de [Ont]Regelbus weer digitaal of fysiek (indien
dit de voorkeur heeft van de instelling en altijd de maatregelen in acht nemend) langs
bij instellingen die daar behoefte aan hebben en vinden werkbezoeken online plaats.
Activiteiten die ook tijdens de crisis zijn voortgezet zijn bijvoorbeeld de afronding
van resterende acties uit het actieplan [Ont]Regel De Zorg, het delen van goede voorbeelden
via de website en de nieuwsbrief, en het via de postbus aanpakregeldruk@minvws.nl
ophalen en opvolgen van signalen en knelpunten uit de praktijk.
Daarnaast is tijdens de coronacrisis ingezet op het beperken van regeldruk die juist
uit de crisis zelf voortkomt. Het gaat daarbij met name om het vinden van de goede
balans tussen regeldruk en rechtmatigheid bij de vormgeving van de verantwoording
over meerkosten en continuïteitsbijdragen waar zorgaanbieders een beroep op kunnen
doen.
49. De leden van de D66-fractie constateren dat uit de merkbaarheidsscan naar voren
is gekomen dat de farmaceutische sector ten opzichte van vorig jaar een hoger percentage
van de werktijd besteedt aan administratie. Een mogelijke verklaring hiervoor is de
regeldruk die wordt veroorzaakt door punten die buiten het actieplan voor de farmacie
vallen. Respondenten van het onderzoek geven dan ook aan dat het huidige actieplan
niet volledig aansluit op hun huidige behoefte. Kan het kabinet toelichten welke acties
zijn ondernomen om ervoor te zorgen dat het actieplan beter aansluit op de behoefte
van de zorgprofessionals? Worden er in deze sector nog aanvullende maatregelen getroffen?
Zo ja, welke maatregelen?
Antwoord 49
De actieplannen per sector zijn in mei 2018 na schrapsessies met het veld vastgesteld.
Tussendoor hebben er geen nieuwe schrapsessies plaatsgevonden, dus het actieplan sluit
aan bij de behoeften die zorgprofessionals in aanloop naar de presentatie van het
actieprogramma in 2018 hadden. Administratieve lasten die betrekking hebben op punten
buiten het actieplan, zoals in het geval van geneesmiddeltekorten, worden zo veel
mogelijk binnen de bestaande trajecten aangepakt. Op die manier kunnen we alle acties
binnen zo'n traject in samenhang bezien. Zo hebben we in de uitvoering van de modernisering
van het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) ook nadrukkelijk aandacht voor het
zo veel mogelijk voorkomen of beperken van de administratieve lasten.
50. De leden van de D66-fractie lezen voorts in het eindrapport dat de sector curatieve
ggz ten opzichte van vorig jaar een hoger percentage aan administratie besteedt. Een
van de oorzaken hiervoor is nieuwe wetgeving, in dit geval de Algemene Verordening
Gegevensbescherming (AVG) en de Wvggz. Het kabinet laat weten dat een verhoging van
regeldruk door nieuwe regelgeving onvermijdelijk is. Dit omdat er een ander belangrijk
doel mee gediend is, zoals een rechtmatige besteding van zorgmiddelen. Kan het kabinet
reflecteren over de vraag of deze doelen niet op een andere manier bereikt hadden
kunnen worden, die gepaard was gegaan met een lagere administratieve lastendruk? Daarbij
wijzen genoemde leden op de twee spoedreparatiewetsvoorstellen die in het afgelopen
jaar naar de Kamer zijn gestuurd en die administratieve lasten moeten verminderen.
Op welke manier hadden deze reparaties in een voorstadium voorkomen kunnen worden
en welke lessen worden hieruit getrokken voor aankomende wetgevingstrajecten?
Antwoord 50
Reeds sinds 2016 werken de ketenpartners van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
(Wvggz) samen aan de implementatie van de wet. Zij worden daarbij ondersteund door
het Ketenprogramma implementatie Wvggz, in opdracht van het Ministerie van Justitie
en Veiligheid en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Voorafgaand
aan de inwerkingtreding van de Wvggz hebben de ketenpartners gezamenlijk uitgesproken
voldoende voorbereid te zijn op inwerkingtreding per 1 januari 2020. Administratieve
lasten zijn niet volledig te voorkomen en zijn in geval van gedwongen zorg een gevolg
van verbeterde rechtsbescherming en zorgvuldige procedures. Desalniettemin zijn –
ondanks de uitgebreide voorbereiding op de inwerkingtreding – toch punten aan het
licht gekomen waarvan de uitvoering in de praktijk knelt en die niet behulpzaam blijken
voor de zorg aan de betrokkenen. Zoals de Staatsecretaris van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport aan uw Kamer heeft toegezegd, is niet tot de wetsevaluatie gewacht met reparatiewetgeving.
De les die hieruit getrokken kan worden is dat nauwe samenwerking met de ketenpartijen
belangrijk is, en om ook na inwerkingtreding de implementatie en uitvoeringspraktijk
te ondersteunen.
51. De leden van de D66-fractie maken zich al met al zorgen over de effectiviteit
van de maatregelen. Uit de merkbaarheidsscan is immers naar voren gekomen dat bij
vijf sectoren de ervaren regeldruk (zeer) licht is gedaald, maar is ook te zien dat
de tijdbesteding aan de administratieve werkzaamheden bij drie van deze vijf sectoren
harder is gestegen. Bij één sector is een lichte verbetering te zien met betrekking
tot de tijdbesteding aan administratieve lasten, maar de ervaren regeldruk blijft
net zo hoog als in 2019. Zouden deze conclusies volgens het kabinet niet tot een aanscherping
van de maatregelen moeten leiden?
Antwoord 51
Met het programma [Ont]Regel de Zorg heeft het kabinet steviger dan ooit tevoren ingezet
op het verminderen van de ervaren regeldruk in de zorg. De afgelopen periode zijn
ruim 100 concrete, in meerderheid door zorgverleners zelf geformuleerde actiepunten
afgerond. Daarnaast is een lokale ontregelbeweging op gang gekomen, met verschillende
instrumenten ondersteund door VWS. Deze beweging levert inspirerende voorbeelden en
goede praktijken op die breder omarmd kunnen worden. Als gevolg van deze inspanningen
is voor het eerst in jaren een kentering in de ervaren regeldruk zichtbaar: waar het
geruime tijd alleen maar slechter werd, is nu een (voorzichtige) positieve trend zichtbaar.
Het kabinet ziet dit als een aanmoediging om door te gaan op de ingeslagen weg. De
landelijk geschrapte punten worden geïmplementeerd en de geleerde lessen uit het lopende
programma worden meegenomen in het vervolg. Eén van de geleerde lessen is het belang
van de lokale beweging.
52. Ondanks deze bevindingen blijft het kabinet vasthouden aan het huidige beleid.
Zo is te lezen dat op korte termijn de nadruk ligt op het afronden van de resterende
actiepunten en het continueren van de lokale beweging. Kan het kabinet toelichten
waarom niet wordt afgeweken van het huidige beleid nu de cijfers daar aanleiding voor
geven, omdat er geen of minimale vooruitgang geboekt is bij deze sectoren? Kan het
kabinet toelichten hoe het afronden van de overige actiepunten hier verandering in
kan brengen?
Antwoord 52
Zie het antwoord op vraag 51.
53. Deze leden lezen in de voortgangsrapportage ook de maatregelen die zijn genomen
in het kader van de lokale aanpak. Tot dusverre ontleden deze leden echter geen resultaat
uit de cijfers. Waaraan ontleent het kabinet het vertrouwen dat dit in de toekomst
gaat veranderen?
Antwoord 53
De lokale aanpak leent zich niet voor monitoring en effectmeting op dezelfde wijze
als de landelijke actiepunten uit het programma (via een merkbaarheidsscan), maar
heeft de afgelopen periode wel degelijk mooie en inspirerende resultaten opgeleverd.
Ik verwijs bijvoorbeeld naar de publicatie met 17 «goede praktijken» die u als bijlage
bij de laatste voortgangsbrief over het programma [Ont]Regel de Zorg heeft ontvangen32. Daarin is ook de concrete opbrengst en meerwaarde van deze voorbeelden in de dagelijkse
praktijk weergegeven. Het verder verzamelen en delen van goede voorbeelden ter inspiratie
en navolging zal ook de komende periode een belangrijke pijler van de beleidsinzet
op het verminderen van de regeldruk in de zorg blijven. Het belang van de lokale aanpak
wordt verder onderstreept door een onderzoek van Q-consult Zorg waarin is onderzocht
dat tot wel 70 procent van de regeldruk in ziekenhuizen uit de instellingen zelf komt33. Zonder lokale aanpak verander je niks aan de regeldruk in instellingen zelf.
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voortgangsbrief
met betrekking tot het programma (Ont)Regel de Zorg. Nu het programma ten einde komt
hebben genoemde leden een aantal vragen over de lessen voor de toekomst.
Ten eerste snappen de leden van de GroenLinks-fractie het enthousiasme van het kabinet
over de resultaten van het programma. Dat enthousiasme wordt echter binnen de GroenLinks-fractie
nog niet helemaal gedeeld. Er zijn een aantal belangrijke en hoopvolle resultaten
geboekt, maar de vooruitgang is wat betreft de leden van genoemde fractie nog niet
groot genoeg. Sterker nog, als de vooruitgang binnen de sector van de fysiotherapeuten
buiten beschouwing wordt gelaten, dan is er hoogstens sprake van een trendbreuk. Dat
is een goede eerste stap, maar als we daadwerkelijk iets voor de zorgprofessionals
willen betekenen, vereist dat van ons allemaal, de Kamer en het kabinet, meer inzet.
De leden van de GroenLinks-fractie zien dat de meest aansprekende resultaten zijn
behaald binnen de paramedische zorg. Fysiotherapeuten hanteren een hernieuwde richtlijn
van dossiervoering, waarbij alleen nog medisch-noodzakelijke en wettelijke administratie
wordt bijgehouden. Hierbij merken genoemde leden op dat dit een wezenlijk andere manier
van het schrappen van regels is geweest in vergelijking tot andere sectoren. In andere
sectoren wordt elke regel tegen het licht gehouden en beoordeeld of deze nodig is.
Er wordt gekeken naar welke regels niet nodig zijn en die worden geschrapt. Bij de
fysiotherapeutensector lijkt het proces anders te zijn vormgegeven. Deze beroepsgroep
heeft op een rij gezet welke regels wettelijk verplicht zijn, vervolgens genoteerd
welke regels zij noodzakelijk achtte en vervolgens alle regels die niet aan die criteria
voldeden geschrapt.
54.Is deze omgang met regels niet de manier om ook in andere sectoren toe te passen?
Is er in andere sectoren sprake van vergelijkbare trajecten en hoe kan het kabinet
deze trajecten initiëren of ondersteunen?
Antwoord vraag 54
De leden van de GroenLinks-fractie kijken begrijpelijkerwijs met interesse naar de
wijze waarop het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) de richtlijn
dossiervoering heeft aangepast. Deze herziene richtlijn heeft immers een flinke vermindering
van de administratieve lasten voor fysiotherapeuten opgeleverd. De komende periode
zal, naast het afronden van de acties uit het huidige programma, ook in het teken
staan van het formuleren van een gezamenlijke vervolgaanpak van de aanpak van regeldruk.
Hierin wil ik ook meenemen hoe we andere beroepsverenigingen in andere sectoren ook
kunnen aansporen om naar hun eigen richtlijnen te kijken teneinde de administratieve
lasten te verlagen.
55. De meest succesvolle maatregel is het uniformeren van contracten binnen de ggz.
Toch zien de leden van de GroenLinks-fractie dat de totale tijd die in de curatieve
ggz aan administratie wordt besteed, is toegenomen. Kan het kabinet dit verschil verklaren?
Antwoord vraag 55
In de curatieve ggz leidt het merendeel van de actiepunten tot een lichte afname op
de ervaren regeldruk. Inderdaad is het opvallend dat de ervaren tijdsbesteding daarentegen
op een aantal punten toeneemt. Geïnterviewden van de Merkbaarheidsscan geven dan ook
aan dat er nog steeds slagen te maken zijn. Zij zien ook ontwikkelingen buiten het
actieplan, zoals de AVG en Wet Verplichte GGZ, die juist leiden tot nieuwe administratieve
werkzaamheden34. Daarnaast is het in algemene zin zo dat er geen lineair verband tussen tijdsbesteding
aan administratieve taken en ervaren regeldruk is. Een handeling die weinig tijd kost
maar als volstrekt zinloos wordt ervaren, kan tot hoge ervaren regeldruk leiden. Een
op zichzelf tijdrovende handeling die wel als zinnig wordt ervaren, brengt juist weinig
ervaren regeldruk met zich mee.
56. Vervolgens lijkt het de leden van de GroenLinks-fractie logisch dat ook in andere
sectoren de contracten worden geüniformeerd. Waarom is dat nog niet van de grond gekomen?
Wat zijn de knelpunten in andere sectoren en wat kan deze Minister nog in gang zetten
om die transitie in andere sectoren te ondersteunen, dan wel te initiëren? In dat
licht vragen de leden van de GroenLinks-fractie of het kabinet bereid is met Zorgverzekeraars
Nederland tot uniformering van contracten te komen in onder andere de medisch specialistische
zorg, huisartsenzorg, wijkverpleging en farmacie. Voor dezelfde medische handelingen
moet het toch mogelijk zijn om op eenduidige wijze te contracteren? Als verzekeraars
niet bereid blijken om hieraan mee te werken, welke opties zijn er in dat geval om
uniforme contractering af te dwingen via wet- en regelgeving?
Antwoord vraag 56
Tegelijkertijd met de uniformering van contracten binnen de GGZ zijn ook de contracten
in de eerstelijnszorg ten dele geüniformeerd. Deze uniformering beperkte zich tot
het vaststellen van algemene bepalingen en het uniformeren van de opzet van de declaratieparagraaf.
In het kader van de besluitvorming over de begroting 2021 heeft het kabinet bepaald
dat in een aantal Zvw-sectoren de inkoop- en verantwoordingseisen moeten worden gestandaardiseerd.
Hierdoor zijn zorgaanbieders minder tijd kwijt aan administratieve lasten. Dit leidt
tot een structurele besparing van € 100 miljoen. Momenteel ben ik in gesprek met betrokken
partijen over de verdere invulling hiervan.
57. Een van de redenen dat de leden van de GroenLinks-fractie ook vinden dat de inzet
geïntensiveerd moet worden is het gegeven dat 89% van de professionals in de zorg
aangeeft geen initiatieven te zien om de regeldruk te verminderen. Welke opties heeft
dit kabinet, maar ook een volgend kabinet, om initiatieven om regeldruk te verminderen
zo te implementeren dat de zorgmedewerker het verschil hiervan merkt?
Antwoord vraag 57
Om het aantal initiatieven om regeldruk te vergroten en de zichtbaarheid van bestaande
initiatieven te verbeteren volgen uit de geleerde lessen vanuit ORDZ in elk geval
drie richtingen. Ten eerste het inzetten op inspiratie, gerichte en herhaalde communicatie
naar zorgverleners en implementatie. Ontregelen is meer dan alleen het schrappen van
regels. Ten tweede een focus op de werkvloer, omdat zorgverleners ook regeldruk ervaren
als gevolg van regels, procedures en werkwijzen binnen de zorginstellingen waar zij
werken. Tot slot is er wat betreft de aanpak van regeldruk in zorginstellingen ook
een relatie met het belang van zeggenschap voor zorgverleners binnen hun organisatie.
Zij moeten de vrijheid hebben en voelen om regeldruk binnen de eigen organisatie te
agenderen en op te lossen.
58. De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd dat het kabinet het belang van
zeggenschap onderstreept. Hoe kan het kabinet de rol en zeggenschap van de zorgmedewerker
verder versterken als het gaat om administratieve handelingen? Hoe kan de positie
van de zorgprofessional worden versterkt bij het toevoegen van nieuwe administratie?
Kan worden gestimuleerd of vastgelegd dat ook het professionele oordeel van de zorgmedewerker
over het nut en de noodzaak van nieuwe administratie wordt meegewogen? Daarmee kan
worden bereikt dat administratie alleen wordt opgelegd als de mensen in de zorg dat
nuttig en noodzakelijk vinden of als de wetgever dat noodzakelijk acht. Hoe kijkt
het kabinet hier tegenaan?
Antwoord 58
Als het gaat om ervaren regeldruk is het van belang dat zorgverleners dat kunnen aankaarten
binnen de organisatie waar zij werken, vanuit hun eigen professionaliteit en expertise.
En dat zij de mogelijkheid hebben er zelf mee aan de slag te gaan. Het gevoel zelf
invloed te kunnen uitoefenen op hoe zaken geregeld zijn, leidt an sich al tot een
lagere ervaren regeldruk. Voor een overzicht van de initiatieven gericht op het bevorderen
van zeggenschap verwijs ik naar het antwoord op vraag 25.
Daarnaast is het belangrijk om in te zetten op het beperken van regeldruk op de werkvloer.
Ten eerste door het tegengaan van regeldruk als gevolg van regels, procedures en werkwijzen
binnen de zorginstellingen zelf, te bevorderen. Dit vraagt om een cultuuromslag binnen
veel instellingen. Ten tweede is het ook belangrijk dat VWS de regeldruk op werkvloer
beperkt voor zover deze het gevolg is van wet- en regelgeving. Hiertoe is het van
belang om in het totstandkomingsproces het perspectief van de werkbaarheid voor zorgaanbieders
en zorgverleners mee te nemen en zwaar mee te laten wegen. Hiertoe wordt in de toelichting
bij wet- en regelgeving een regeldrukparagraaf opgenomen, wordt bij wet- en regelgeving
met substantiële regeldrukgevolgen in beginsel een MKB-panelgesprek georganiseerd
en wordt wet- en regelgeving in concept voorgelegd aan ATR, dat adviseert ten aanzien
van werkbaarheid en uitvoerbaarheid voor zorgverleners en zorgaanbieders.
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie onderschrijven dat zorgverleners zoveel mogelijk van hun
kostbare tijd moeten kunnen besteden aan patiënten en dat regeldruk en administratie
dit belemmeren. Daarom moet alles op alles worden gezet om bureaucratie in de zorg
zoveel mogelijk te beperken.
De leden van de SP-fractie lezen dat het kabinet concludeert dat er in de loop van
deze kabinetsperiode onmiskenbaar een duidelijke vermindering van regeldruk gerealiseerd
is.
59. Waar is dit op gebaseerd? Kan deze realisatie worden uiteengezet per sector?
Antwoord 59
In juli 2020 is het eindrapport van de merkbaarheidsscan, uitgevoerd door KPMG, gepubliceerd35. De metingen bouwen voort op de eerste meting die in 2019 is gedaan en waarvan de
resultaten zijn gepubliceerd in oktober 201936. Van de negen sectoren die zijn opgenomen in de meest recente merkbaarheidsscan toonden
er vijf een lichte vermindering in de ervaren regeldruk. Deze afname was het grootst
onder de fysiotherapeuten. Ook is de acceptatie van administratieve tijd licht gestegen.
De ervaren regeldruk is weergegeven in een rapportcijfer van één tot negen en de tijdbesteding
van administratieve werkzaamheden is weergegeven in percentages. Zie onderstaande
figuur voor een uiteenzetting per sector:
60. In hoeverre is deze vermindering een direct gevolg van schrapsessies? Wordt met
deze schrapsessies doorgegaan of zal worden gepoogd via andere manieren bureaucratie
en regeldruk te verminderen, en zo ja, op welke manier(en)?
Antwoord 60
Met de merkbaarheidsscan is voornamelijk het effect gemeten van actiepunten die voort
zijn gekomen uit de landelijke schrapsessies die begin 2018 hebben plaatsgevonden.
Je kunt dus zeggen dat de ervaren vermindering een direct gevolg is van de schrapsessies.
Kanttekening hierbij is wel dat de regeldruk die zorgverleners ervaren in belangrijke
mate afhangt van hoe (landelijke) regels zijn geïmplementeerd in de zorginstelling
waar zij werkzaam zijn. De verschillen daarin zijn groot. Daarom is de aanpak niet
alleen gericht op sec het schrappen van regels, maar ook op het ondersteunen van zorginstellingen
bij de-implementatie ervan, en op het ondersteunen van lokale ontregelinitiatieven.
De komende periode staat in het teken van het afronden van de nog openstaande actiepunten
uit het lopende programma en het in samenspraak met zorgverleners en met betrokken
partijen uitwerken van een vervolg op de aanpak. Over de inhoud van dat vervolg en
de vraag of schrapsessies daar een plaats in krijgen, informeert een nieuw kabinet
uw Kamer te zijner tijd nader.
61. De leden van de SP-fractie vragen het kabinet of zorgverleners nog steeds 40%
van hun tijd kwijt zijn aan papierwerk. Genoemde leden horen namelijk van zorgverleners
dat het niet de goede kant op gaat met de bureaucratie in de zorg. Welk percentage
van hun tijd zijn zorgverleners thans kwijt aan bureaucratie? Kan inzichtelijk worden
gemaakt hoeveel deze bureaucratie en regeldruk per sector kost?
Antwoord 61
In de merkbaarheidsscan37 is te zien welk percentage van hun tijd zorgverleners kwijt zijn aan administratieve
werkzaamheden. Dit is uitgedrukt in het percentage werktijd besteed aan administratie
per week. Voor de exacte percentages verwijs ik u naar de figuur in het antwoord op
vraag 59.
62. Welke plannen zijn er om dit percentage terug te brengen naar 10% en wat is het
tijdpad hiervoor?
Antwoord 62
Het kabinet heeft bewust niet gekozen voor een specifiek target zoals 10% van de werktijd.
De ervaring van zorgverleners is immers voor ons leidend: als zij bij 10% nog niet
tevreden zouden zijn, zit ons werk er nog niet op. En omgekeerd, als een reductie
tot 20% van de werktijd bij zorgverleners tot het oordeel leidt dat alleen nog zinnige
administratie en registratie resteert, dan is ons doel ook bereikt.
De leden van de SP-fractie vragen of per sector kan worden uiteengezet welke bureaucratie
en regels tijdens respectievelijk de eerste en tweede golf van de coronapandemie over
boord zijn gezet vanwege de hoge druk op de zorg.
63. Genoemde leden vragen het kabinet welke regels permanent achterwege kunnen worden
gelaten en in hoeverre dit de bureaucratie in de zorg in zijn geheel doet afnemen.
Antwoord vraag 63
Zie hiervoor het antwoord op vraag 24
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier