Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Hijink en Van Gerven over het bericht 'Austria sounds alarm over South Africa Coronavirus Variant in Tyrol region'
Vragen van de leden Hijink en Van Gerven (beiden SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Austria sounds alarm over South Africa Coronavirus Variant in Tyrol region» (ingezonden 10 februari 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 8 maart
2021).
Vraag 1
Wat is uw reactie op de snelle verspreiding van de Zuid-Afrikaanse variant van het
coronavirus in Oostenrijk?1
Antwoord 1
De situatie in Tirol is zorgelijk. Op 9 februari jl. werden door de federale regering,
ondanks de recente aankondiging van scherpere handhaving door Tirol, striktere maatregelen
bekendgemaakt. Vanaf vrijdag 12 februari is het uitreizen uit Tirol alleen nog mogelijk
zijn met een negatieve coronatest, die niet ouder mag zijn dan 48 uur. Uitzonderingen
gelden daarbij onder andere voor het goederenverkeer en passagiers die op doorreis
zijn door Tirol. Dit dient wel geloofwaardig te kunnen worden gemaakt. Ook Duitsland
heeft de regels voor reizen uit Oostenrijk aangepast. Op 23 januari 2021 jl. werd
voor het eerst de Zuid-Afrikaanse mutatie van het coronavirus in Oostenrijk vastgesteld.
Zeven gevallen werden op die dag ontdekt in de deelstaat Tirol. Sindsdien is het aantal
besmettingen met de Zuid-Afrikaanse variant in Tirol gestegen. Momenteel is Tirol
na Zuid-Afrika de belangrijkste brandhaard voor de mutatievariant B.1.351. De deelstaat
Tirol kende lange tijd minder strikte maatregelen dan andere regio’s in Oostenrijk.
Vraag 2
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de besmetting van de verschillende
virusvarianten in Nederland, en hoeveel besmettelijker zijn deze varianten dan de
«klassieke» variant van het virus?
Antwoord 2
De aantallen veranderen elke dag, en worden één keer per week, op dinsdag, uitgebreider
door het RIVM gerapporteerd. Bijgaand vindt u de stand van zaken van 23 februari.
Inmiddels wordt het grootste deel van de besmettingen in Nederland veroorzaakt door
de Britste variant. Deze had op 5 februari een R van 1,14 (1,07 – 1,20), het reproductiegetal
van de oude variant in Nederland op die datum was 0,90 (0,85–0,94). De zogenoemde
Zuid-Afrikaanse variant werd tot dit moment 26 keer in de kiemsurveillance en 28 keer
bij bron- en contactonderzoek gevonden. Er zijn in de kiemsurveillance en bij bron-
en contactonderzoek twee coronavarianten in Nederland gevonden die beide hun oorsprong
in Brazilië hebben, namelijk de P1- en de P2-variant. De P1-variant is bij drie personen
die kortgeleden in Brazilië zijn geweest vastgesteld. Daarnaast is de P1-variant één
keer aangetroffen in de kiemsurveillance. De P2 variant is bij negen mensen gevonden,
zeven keer bij iemand die onlangs in Brazilië is geweest en twee keer zonder reisgeschiedenis.
Vraag 3
Hoeveel procent van de positieve testen in Nederland wordt thans gesequenced?
Antwoord 3
Het RIVM volgt de ECDC-norm voor kiemsurveillance en haalt deze op dit moment ruimschoots.
ECDC adviseert om minimaal een aselecte steekproef van 500 monsters per week te analyseren
om inzicht te krijgen in circulerende varianten (kiemsurveillance). De afgelopen weken
voerde Nederland een oplopend aantal van in het totaal 900–1300 sequentieanalyses
per week uit. Bij een COVID-19-incidentie van 25.000–30.000 positieven per week is
dat ongeveer 3–5% van het totaal aan positieve monsters.
Het behalen van een sequentie-analysecapaciteit van ten minste 5% van de positieve
testresultaten is geen doel op zich binnen het Nederlands beleid. Het RIVM vaart op
wetenschappelijke adviezen van het ECDC en eigen inhoudelijke kennis en inzichten
om het minimaal aantal testen te bepalen, waarmee met voldoende zekerheid en voldoende
«aanlooptijd» de circulatie van bepaalde varianten van het virus «SARS-CoV-2» kunnen
worden gemonitord. Het RIVM schaalt dan ook op naar een hogere en duurzame capaciteit.
Vraag 4
Wordt in Nederland voldoende gesequenced om eventuele verregaande verspreiding van
nieuwe virusvarianten op tijd te ontdekken en de kop in te drukken? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Antwoord 4
Om zicht te houden op circulerende SARS-CoV-2 varianten in Nederland bepaalt het RIVM
wekelijks de sequentie van een aselecte steekproef van monsters uit GGD-teststraten
en zorginstellingen. Bij opvallende observaties in een bepaalde regio wordt de kiemsurveillance
lokaal geïntensiveerd. Om te komen tot een hogere en duurzame capaciteit schaalt het
RIVM momenteel op. Met 1500 monsters per week is het mogelijk om een nieuwe variant
twee maanden voordat deze variant dominant wordt in Nederland te detecteren. Bij de
opschaling werkt het RIVM samen met de Dienst Testen, ErasmusMC en andere laboratoria.
Vraag 5
Bent u bereid om, afhankelijk van het aantal besmettingen, tussen de 5 en 10% van
de positieve testen te sequencen, vergelijkbaar met hoe dat in het Verenigd Koninkrijk
gebeurt? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Antwoord 5
Er zijn momenteel meerdere (Europese) adviezen over het aantal random geselecteerde
monsters per week voor kiemsurveillance. Deze adviezen worden ter harte genomen, waarbij
de expertise van het RIVM wordt benut.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.