Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bergkamp over de verzekering van kraamzorg bij draagmoederschap
Vragen van het lid Bergkamp (D66) aan de Minister voor Medische Zorg over de verzekering van kraamzorg bij draagmoederschap (ingezonden 26 januari 2021).
Antwoord van Minister Van Ark (Medische Zorg) (ontvangen 8 maart 2021). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1693.
Vraag 1
In hoeverre kunnen wensouders die via een draagmoeder ouder worden, aanspraak maken
op een vergoeding van de kraamzorg?
Antwoord 1
In artikel 2.11 Besluit zorgverzekering (Bzv) staat beschreven dat de kraamzorg zorg
omvat zoals kraamverzorgenden die plegen te bieden aan moeder en kind in verband met
een bevalling, gedurende ten hoogste tien dagen, te rekenen vanaf de dag van de bevalling.
Of kraamzorg wordt verleend, hangt af van de indicatie van de verzekerde. Uit het
Bzv volgt dat de verzekerde «redelijkerwijs moet zijn aangewezen» op de inhoud en
omvang van de zorg. In het geval van kraamzorg kunnen zowel moeder als kind aanspraak
maken op deze zorg.
Wensouders, adoptieouders en pleegouders (hierna: wensouders), ongeacht of het paren
van gelijk geslacht of verschillend geslacht betreft, kunnen volledig aanspraak maken
op vergoeding van kraamzorg. Voor de wensouder geldt de zorgplicht voor een pasgeborene
als indicatie. Ook in die situaties is er behoefte aan een goede start voor ouder
en kind. Er is geen sprake van een verschil: de bepalingen rond kraamzorg in de Zorgverzekeringswet
(Zvw) gelden voor hen op dezelfde wijze, omdat voor hen de aanspraak voor de pasgeborenen
geldt. Het pasgeboren zijn is hiervoor de indicatie. De kraamverzorgende indiceert
welke zorg nodig is en bepaalt op basis van het Landelijk Indicatieprotocol kraamzorg
(LIP) het aantal uren kraamzorg.
Vraag 2
Klopt het dat wensouders, die via een draagmoeder ouder worden, zelf geen recht hebben
op kraamzorg vanuit de basisverzekering, ook als een van de ouders de biologische
vader is en, zo ja, waarom niet?
Antwoord 2
Dit klopt niet, wensouders hebben wel aanspraak op kraamzorg. Zie ook het antwoord
op vraag 1.
Vraag 3
In hoeverre speelt hierbij een rol of het kind binnen acht dagen van de draagmoeder
naar de wensouders gaat?
Antwoord 3
Zowel wensouder als pasgeborene kunnen aanspraak maken op kraamzorg. In beide gevallen
geldt wel als eis dat het inderdaad moet gaan om verzorging in de kraamperiode, dus
ten hoogste tien (niet acht) dagen, te rekenen vanaf de dag van de bevalling. Het
kan voorkomen dat een baby na meer dan tien dagen bij de wensouders komt, door bijvoorbeeld
complicaties na de geboorte of in het geval van adoptie. Ook dan is het denkbaar dat
er behoefte is aan (uitgestelde) kraamzorg. Afhankelijk van hoe lang de moeder en/of
het kind in het ziekenhuis liggen kan het zijn dat zij hier nog aanspraak op maken.
Deze uitgestelde kraamzorg kan als verpleging en verzorging thuis worden vergoed.
Verpleging en verzorging kan ook gelden voor een situatie veel later, als de baby
na de eerste levensmaand bij de ouders terechtkomt. Ook bieden sommige zorgverzekeraars
aanvullende verzekeringen aan, waarin kraamzorg na tien dagen wordt vergoed.
Vraag 4
Klopt het dat als de draagmoeder en het kind minder dan acht dagen kraamzorg krijgen,
de «wensouders» de kraamzorg krijgen voor wat betreft de nog resterende tijd van de
indicatie en hoe en door wie wordt dit bepaald?
Antwoord 4
De indicatie voor het aantal uren kraamzorg van de draagmoeder en het aantal uren
kraamzorg voor de pasgeborene bij de wensouders kunnen los van elkaar worden gezien.
Het gaat dan namelijk om twee indicaties. In een dergelijke situatie kan het voorkomen
dat het aantal uren kraamzorg meer is dan het maximaal te indiceren uren na bevalling
waarbij pasgeborene en moeder niet gescheiden worden. De kraamverzorgende indiceert
het aantal uren kraamzorg op basis van het LIP. Op dit moment voorziet het LIP nog
onvoldoende bij het indiceren van kraamzorg bij wensouders.
Vraag 5
In hoeverre erkent u dat wensouders die via een draagmoeder ouder worden, zoals alle
ouders behoefte hebben aan ondersteuning na de geboorte van hun kind door middel van
kraamzorg en/of begeleiding vanuit het consultatiebureau?
Antwoord 5
Ik onderschrijf de gedachte dat alle ouders, en dus ook wensouders, na de geboorte
van hun kind, behoefte hebben aan begeleiding door de kraamzorg en het consultatiebureau.
Alle kinderen en nieuwe ouders verdienen de best mogelijke start. Hoe dit voor de
kraamzorg geldt, heb ik hiervoor toegelicht (zie antwoord vraag 1). De jeugdgezondheidszorg
is er voor alle kinderen van 0–18 jaar. (Wens)ouders die met hun kind naar het consultatiebureau
gaan, krijgen ondersteuning vanuit het consultatiebureau. Bij ieder contact wordt
ook gekeken naar de specifieke omstandigheden van het kind en zijn gezin/omgeving.
Vraag 6, 7, 8
Klopt het dat draagmoederschap niet is opgenomen in het Landelijk Indicatieprotocol
Kraamzorg (LIP) en, zo ja, waarom niet?
In hoeverre bent u van mening dat verduidelijking over de begeleiding van wensouders
explicieter zou kunnen worden opgenomen in het Landelijk Indicatieprotocol Kraamzorg?
Bent u bereid om met de betrokken beroepsorganisaties te bespreken hoe situaties van
draagmoeders en wensouders expliciet opgenomen kunnen worden in het Landelijk Indicatieprotocol
Kraamzorg?
Antwoord 6, 7, 8
Ik heb bij Bo geboortezorg nagevraagd wat het LIP hierover zegt. Draagmoederschap
en begeleiding van wensouders zijn beide niet expliciet opgenomen in het huidige LIP.
Op dit moment is Bo geboortezorg bezig met het herijken van het LIP. Ik ondersteun
hen hierbij met behulp van een subsidie. In de nieuwe methodiek die zij gaan hanteren
binnen het hernieuwde protocol wordt gekeken hoe de zorg bij draagmoederschap en wensouders
vormgegeven kan worden. Dit vind ik een goede ontwikkeling. Ook wordt kraamzorg voor
adoptieouders meegenomen. Het nieuwe protocol komt eind 2022 gereed.
Vraag 9
Zijn consultatiebureaus voldoende geëquipeerd om ook ondersteuning te bieden aan wensouders
die via draagmoeder ouder zijn geworden?
Antwoord 9
Ja, de jeugdgezondheidszorg is hiervoor voldoende geëquipeerd. De jeugdgezondheidszorg
sluit aan bij ouders en is daardoor voor alle gezinssituaties een partner om vragen
en onzekerheden rondom het ouderschap mee te bespreken.
Vraag 10
Bent u bereid dezelfde vragen, waar relevant, ook te beantwoorden voor de situatie
van adoptieouders?
Antwoord 10
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.