Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Koerhuis en Terpstra over het bericht ‘Huren van de corporatie terwijl je 59 panden bezit’
Vragen van de leden Koerhuis (VVD) en Terpstra (CDA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Huren van de corporatie terwijl je 59 panden bezit» (ingezonden 28 januari 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
            8 maart 2021).
         
Vraag 1
            
Kent u het bericht «Huren van de corporatie terwijl je 59 panden bezit»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Wat is uw reactie op dit bericht?
Antwoord 2
            
Het is ongewenst als een huurder een sociale huurwoning van de woningcorporatie «bezet
               houdt», als hij niet op die woning is aangewezen om te voorzien in zijn woonbehoefte
               vanwege het bezit van één of meer koopwoningen. Sociale huurwoningen zijn bedoeld
               voor mensen met een smallere beurs, die op de woningmarkt niet zelfstandig kunnen
               voorzien in betaalbare en kwalitatief goede huisvesting. Het is van belang de situatie
               goed te bezien en daarbij oog te houden voor de verschillende omstandigheden van het
               geval. Ik ga nader onderzoeken wat de omvang van het probleem precies is, en in hoeverre
               de problematiek de sociale verhuur door woningcorporaties betreft.
            
Vraag 3 en 4
            
Is het waar dat er ruim duizend sociale huurwoningen worden verhuurd aan mensen die
               twee of meer koopwoningen bezitten?
            
Hoeveel sociale huurwoningen worden verhuurd aan mensen die één of meer koopwoningen
               bezitten? Kunt u dit uitsplitsen naar het aantal koopwoningen dat een huurder van
               een sociale huurwoning bezit?
            
Antwoord 3 en 4
            
Uit onderzoek van het Kadaster is naar voren gekomen dat 1.055 personen een woning
               bij een woningcorporatie huren en tegelijk twee of meer koopwoningen in eigendom hebben.
               Het Kadaster heeft niet onderzocht hoeveel mensen met één koopwoning in een corporatiewoning
               wonen, omdat hier veel tijdelijke situaties tussen zitten zoals mensen die doorstromen
               naar de koopsector of andersom, of bijvoorbeeld situaties van mensen in een scheiding.
               Uiteraard kan ook het hebben van één koopwoning een indicatie zijn dat een sociale
               huurwoning niet noodzakelijk is om te kunnen voorzien in woonruimte.
            
In het onderzoek van het Kadaster is geen uitsplitsing gemaakt naar eigenaars van
               woningen die een corporatiewoning huren in de sociale woningvoorraad, of een duurdere
               corporatiewoning in de vrije sector.
            
Vraag 5
            
Heeft u ook een overzicht van mensen die één of meer koopwoningen in het buitenland
               bezitten?
            
Antwoord 5
            
Het Kadaster heeft geen overzicht van eigendommen in het buitenland.
Vraag 6 en 7
            
Deelt u de mening dat sociale huurwoningen niet bedoeld zijn voor mensen die een koopwoning
               bezitten? Zo ja, wat zijn de mogelijkheden dit aan te pakken binnen de huidige wet-
               en regelgeving? Zo nee, waarom niet?
            
Welke mogelijkheden zijn er nu om mensen uit een sociale huurwoning te zetten die
               bijvoorbeeld, zoals in het artikel wordt genoemd, 59 koopwoningen bezitten?
            
Antwoord 6 en 7
            
Het stelsel van sociale verhuur is bedoeld om te voorzien in betaalbare en kwalitatief
               goede woningen voor de mensen met een smallere beurs. Dit is moeilijk te rijmen met
               de beschreven situatie. Het is onwenselijk wanneer sociale huurwoningen onterecht
               «bezet» worden door mensen die niet tot de doelgroep behoren of door mensen die intussen
               voordeel behalen uit gelijktijdig bezit van één of meer koopwoningen.
            
Deze problematiek hangt samen met de wijze waarop sociale huurwoningen worden toegewezen
               en hoe de corporatie gedurende de huurperiode zicht houdt op de financiële positie
               van de huurder. Bij de toewijzing van sociale huurwoningen wordt op basis van de wet-
               en regelgeving het huishoudinkomen getoetst om te bepalen of iemand tot de doelgroep
               behoort en welk soort woning zou moeten worden toegewezen. De inkomenstoets behelst
               het inkomen inclusief het «inkomen uit sparen en beleggen» uit box 3. Het vermogen
               telt dus bij de toewijzing van de sociale huurwoning indirect mee. Tijdens de looptijd
               van het huurcontract vindt geen toets op inkomen meer plaats, behalve voor het kunnen
               toepassen van het instrument inkomensafhankelijke hogere huurverhoging. Wanneer een
               huurder inkomen verwerft uit de eigendom van woningen en het huishoudinkomen (mede)
               daardoor stijgt tot boven de daarvoor geldende inkomensgrens, kan de woningcorporatie
               een hogere huurverhoging doorvoeren. Op deze manier kan de woningcorporatie ook na
               de woningtoewijzing een prikkel toepassen voor doorstroming zodat de huurwoning beschikbaar
               komt voor een volgende huurder.
            
Huurders van sociale huurwoningen genieten – net als iedere huurder – huurbescherming.
               Opzegging van het huurcontract door de verhuurder is alleen mogelijk in die gevallen
               die de wet expliciet noemt.2 In het geval dat de huurder in de sociale huurwoning woont, zijn huur betaalt en
               geen overlast veroorzaakt voor de omgeving, voldoet de huurder aan zijn huurcontract
               en kan de verhuurder de huur niet opzeggen.
            
Binnen de huidige regelgeving zou opzegging in beginsel mogelijk zijn indien:
1. in het huurcontract van de sociale huurwoning is opgenomen dat de huurder geen woning(en)
                     voor langere tijd in eigendom heeft. (Voor langere tijd, immers ongewenste situaties
                     moeten worden voorkomen voor huurders die een woning erven, of gekocht hebben maar
                     nog niet zijn verhuisd). Wanneer de huurder dan toch voor langere tijd één of meer
                     woningen in eigendom zou hebben, dan kan de verhuurder de huurovereenkomst opzeggen
                     wegens contractbreuk. Het is aan corporaties om een dergelijke bepaling in het huurcontract
                     op te nemen.
                  
2. een woningcorporatie kan beargumenteren dat «zij de woning dringend voor eigen gebruik
                     nodig heeft» (artikel 7:274 lid 1 onder c BW). Het is uiteindelijk aan de rechter
                     om te toetsen of dit houdbaar is. Dat eigen gebruik zou dan bestaan uit het weer te
                     huur kunnen aanbieden van de woning aan een kandidaat-huurder die op de betaalbare
                     huurwoningen van woningcorporaties is aangewezen. Te verwachten is dat een woningcorporatie
                     zich alleen dán met succes op deze opzeggingsgrond zou kunnen beroepen, wanneer in
                     het huurcontract uitdrukkelijk is opgenomen dat de huurder behoort tot de doelgroep
                     waarvoor de sociale huurwoning bedoeld is. Heeft de huurder op enig moment één of
                     meer eigen woningen (voor langere tijd) in bezit, dan is dat een indicatie dat hij
                     niet meer tot de doelgroep behoort. Hierbij moet worden opgemerkt dat de wet geen
                     specifieke invulling kent van het «dringend eigen gebruik» van een huurwoning, in
                     relatie tot het in eigendom hebben van woningen door de huurder.
                  
Als de huurder niet met de huuropzegging instemt, kan alleen de rechter de huur beëindigen.
               De rechter zal in dat geval het belang van de verhuurder om de huur te beëindigen
               afwegen tegen het belang van de huurder om de huur voort te zetten.
            
Vraag 8
            
Bent u bereid te onderzoeken of corporaties de mogelijkheid gegeven kan worden om
               een vermogenstoets uit te voeren bij de toewijzing van een sociale huurwoning? Bent
               u bereid corporaties ook de mogelijkheid te geven die vermogenstoets uit te voeren
               gedurende een huurcontract?
            
Antwoord 8
            
Ik vind het belangrijk om te onderzoeken hoe groot de problematiek is die in het eerdergenoemde
               artikel is geagendeerd en welke mogelijkheden er zijn om dit aan te pakken. Als de
               problematiek goed in beeld is kan ik de mogelijke oplossingen beoordelen.
            
Vraag 9
            
Welke oplossingen ziet u om sociale huurders op te sporen die één of meer koopwoningen
               bezitten die volledig zijn gefinancierd? Bent u bereid met Aedes om tafel te gaan
               om deze huurders aan te pakken?
            
Antwoord 9
            
Ik heb naar aanleiding van het eerdergenoemde artikel met Aedes afgesproken om hier
               samen naar te kijken. Zoals in antwoord op vraag 6 en 7 beschreven is inzicht nodig
               in de omvang van het probleem voordat hiervoor oplossingen bedacht kunnen worden.
            
Vraag 10
            
Herkent u de oproep van diverse lokale bestuurders en corporaties dat zij meer mogelijkheden
               nodig hebben om tegen misbruik van sociale huurwoningen op te treden? Zo ja, hoe wilt
               u deze mogelijkheden verruimen? Zo nee, bent u bereid zo snel mogelijk met hen contact
               op te nemen?
            
Antwoord 10
            
Ik ben bekend met de oproep van lokale bestuurders en corporaties. Om deze lokale
               bestuurders en woningcorporaties tegemoet te komen werk ik samen met de VNG en Aedes
               om te kijken welke obstakels bestaan voor de aanpak van woonfraude en hoe we die kunnen
               wegnemen. Het overleg hierover zet ik voort en ik zal bezien hoe dit in verband kan
               worden gebracht met de problematiek die in dit artikel naar voren is gebracht.
            
Vraag 11
            
Bent u bekend met de pilot die corporatie TIWOS uit Tilburg met de politie wil draaien
               om wietplantages in sociale huurwoningen op te sporen? Wat doet u om ervoor te zorgen
               dat corporaties en politie informatie kunnen uitwisselen om criminele activiteiten
               in sociale huurwoningen tegen te gaan?
            
Antwoord 11
            
Woningcorporatie Tiwos heeft mij laten weten dat er geen specifieke pilot is, maar
               dat de jarenlange aanpak van wietproblematiek in Tilburg plaatsvindt volgens het lokale
               Hennepconvenant. De problematiek zoals in het krantenartikel beschreven valt binnen
               een afspraak uit het Convenant Wonen Tilburg 2020–2025 dat woningcorporaties en de
               gemeente met elkaar opstellen. Daarin is opgenomen dat gemeente en woningcorporaties
               samen zoeken naar juridische mogelijkheden om onrechtmatig gebruik van sociale huurwoningen
               tegen te gaan.
            
Een woningcorporatie kan (vermoedens van) strafbare activiteiten die een huurder in
               de woning begaat melden bij de politie. Ik voer momenteel gesprekken met Aedes en
               andere partijen óf – en zo ja in hoeverre – er aanvullende mogelijkheden wenselijk
               zijn om informatie-uitwisseling tussen corporaties en politie mogelijk te maken.
            
Vraag 12
            
Ziet u andere mogelijkheden voor corporaties om sociale huurders op te sporen die
               één of meer koopwoningen hebben, en hen geen sociale huurwoning toe te wijzen of een
               huurcontract te ontbinden?
            
Antwoord 12
            
Zie mijn antwoorden op vraag 6 tot en met 9.
Vraag 13
            
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 13
            
Waar de vraagstelling gerelateerde onderwerpen betreft heb ik de beantwoording van
               de vragen samengenomen.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
