Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Diertens en Paternotte over het bericht 'Ombudsman wil meer aandacht voor obstakels Caribische studenten'
Vragen van de leden Diertens en Paternotte (beiden D66) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Ombudsman wil meer aandacht voor obstakels Caribische studenten» (ingezonden 17 december 2020).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens
de Staatssecretarissen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (ontvangen 5 maart 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2020–2021, nr. 1389.
Vraag 1
Bent u bekend met het onderzoek «Kopzorgen van Caribische studenten»1 van de Nationale ombudsman en het bericht «Ombudsman wil meer aandacht voor obstakels
Caribische studenten»2?
Antwoord 1
Ja, die zijn ons bekend. Ik heb over het rapport ook met de Nationale ombudsman gesproken.
Op uitnodiging van de Nationale ombudsman heb ik samen met hem online een ontmoeting
gehad met een tiental Caribische studenten die ons meenamen in hun eigen ervaringen
als startend student in Nederland. Het was nuttig om in aanvulling op de diverse onderzoeksuitkomsten
ook die persoonlijke ervaringen te horen en hun eigen ideeën over wat er beter zou
kunnen in de voorbereiding en begeleiding van de Caribische studenten die besluiten
in Nederland te gaan studeren.
Vraag 2
Welke signalen van obstakels voor studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk
waren voor het verschijnen van het onderzoek al bekend en welke stappen heeft u daarop
ondernomen?
Antwoord 2
In 2018 werd vanuit het Nederlandse hoger onderwijs gemeld dat studenten met een vooropleiding
uit het Caribisch deel van het Koninkrijk (hierna Caribische studenten) minder goede
studieresultaten behalen in het Nederlandse hoger onderwijs. Onderzoek van mijn ministerie
bevestigde dit beeld. Ik vind dit zorgelijk en onwenselijk, daarom werken we aan verbetermaatregelen.
In de Monitor Beleidsmaatregelen Hoger Onderwijs 2018–2019 van sept 2019 is een separaat
hoofdstuk opgenomen over de studieprestaties (instroom, switch, uitval en bachelorrendement)
in Nederland van Caribische studenten. Naar aanleiding van de uitkomsten heb ik dit
onderwerp aangekaart bij mijn collega-ministers van Onderwijs van Aruba, Curaçao en
Sint Maarten. In het Ministerieel Vierlandenoverleg Onderwijs en Cultuur hebben we
in november 2019 afgesproken een gezamenlijk onderzoek uit te voeren naar de minder
goede studieresultaten van Caribische studenten in het (Nederlandse) middelbaar beroepsonderwijs
en hoger onderwijs, de oorzaken daarvan en mogelijke oplossingen daarvoor, opdat in
gezamenlijkheid maatregelen kunnen worden getroffen om er voor te zorgen dat de Caribische
studenten het in het (Nederlandse) vervolgonderwijs beter kunnen gaan doen. Dit onderzoek
is afgerond en het concept rapport stond op de agenda van het Ministerieel Vierlandenoverleg
Onderwijs en Cultuur dd. 7 januari 2021. In dat overleg hebben we hernieuwd afgesproken
dat we ons gezamenlijk inzetten om ervoor te zorgen dat het studiesucces van Caribische
studenten verbeterd wordt.
In 2020 heb ik over achterblijvend studiesucces van de Caribische studenten al intensief
overleg gevoerd met het hoger onderwijs in Nederland. Dat heeft onder andere geleid
tot een voorstel vanuit de Nederlandse Hogescholen een «regiegroep» te vormen met
leden van betrokken organisaties aan beide zijden van de oceaan. In het Vierlandenoverleg
hebben wij met de vier onderwijsministers besloten dit aanbod van de Nederlandse Hogescholen
te aanvaarden en deze «regiegroep» te verzoeken een plan van aanpak op te stellen
met een integrale aanpak voor de gewenste betere aansluiting: dat betekent uitwerken
van verbetervoorstellen en opties, bijvoorbeeld van een overgangsjaar, met aandacht
voor de praktische, juridische en financiële aspecten daarvan, rekening houdend met
de individuele situaties van ieder land. De «regiegroep» wordt verzocht daarbij gebruik
te maken van de aandachtspunten en suggesties die in de verschillende onderzoeken
van het afgelopen jaar naar voren zijn gekomen, zoals taalachterstanden, studiekeuze,
financiële situatie, zelfstandigheid, betere voorlichting aan leerlingen en ouders,
het voorstel van de Universiteit van Utrecht voor een Koninkrijksmobiliteitsprogramma,
loopbaan-oriëntatie en beroepskeuzeprogramma’s (LOB), (digitaal) afstandsonderwijs,
praktische aangelegenheden als het verwerven van een BSN nummer, »matching» van toekomstige
studenten aan professionals en studenten van gelijke studie en andere activiteiten
om het studiesucces van Caribische studenten te verbeteren.
(zie ook antwoord bij vraag 16).
Vraag 3
Wat is uw reactie op de opmerking van de Ombudsman dat de ondersteuning aan studenten
uit het Caribische deel van het Koninkrijk achter blijft bij de ondersteuning aan
andere internationale studenten?
Antwoord 3
De meeste Caribische studenten hebben de Nederlandse nationaliteit. Zij worden door
de Nederlandse instellingen dan ook niet aangemerkt als internationale studenten.
Zij komen daardoor niet automatisch in aanmerking voor de ondersteuning die aan internationale
studenten wordt aangeboden. Ieder land in het Koninkrijk biedt echter aan de eigen
studenten die van een van de eilanden naar Nederland gaan voor vervolgonderwijs een
begeleidingstraject aan, meestal in samenhang met studiefinancieringsfaciliteiten.
Deze begeleidingspakketten zijn niet gelijk voor de vier landen, niet in alle gevallen
voor alle studenten toegankelijk en gebaseerd op vrijwillige deelname door de student.
Bovendien kiezen in de praktijk veel studenten er voor zonder begeleiding de overstap
van de Cariben naar Europees Nederland te maken. Nu uit diverse onderzoeken is gebleken
dat de studieresultaten van de Caribische studenten in Nederland gemiddeld achter
blijven bij de vergelijkingsgroepen is mijn conclusie dat aanvullende maatregelen
nodig zijn.
Vraag 4
Geldt het recht op een studiekeuzecheck ook voor studenten uit het Caribisch deel
van het Koninkrijk en zo ja op welk aanbod aan studiekeuzeactiviteiten horen zij te
kunnen rekenen?
Antwoord 4
Ja, deze studenten moeten op het zelfde aanbod kunnen rekenen als elke andere student.
Zij hoeven hiervoor niet naar de instelling af te reizen. Voor het geval het overbruggen
van de afstand tussen woon- of verblijfplaats en de plaats waar de studiekeuzeactiviteiten
plaatsvinden voor een aspirant-student tot overwegende bezwaren leidt, treft de instelling
zodanige voorzieningen dat deze aspirant-student kan deelnemen aan de studiekeuzeactiviteiten
zonder dat diens fysieke aanwezigheid is vereist.
Vraag 5
Op welke wijze bereiden opleidingen studenten van buiten Europees Nederland voor op
het (studenten)leven in Europees Nederland en zijn deze informatiebronnen of activiteiten
ook toegankelijk voor studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk?
Antwoord 5
Op de websites van de opleidingen en de instellingen die deze opleidingen verzorgen
wordt een overzicht gegeven van nagenoeg alle voorlichtingsactiviteiten die de instelling
aanbiedt en worden in voorkomend geval ook de studenten- en belangengroepen genoemd
die specifiek voor Caribische studenten actief zijn. Veel activiteiten worden online
aangeboden zodat studenten niet in Nederland fysiek aanwezig hoeven te zijn. Deze
activiteiten en informatiebronnen zijn ook toegankelijk voor studenten uit het Caribisch
deel van het Koninkrijk. Daarnaast is op de Nuffic website Studyinholland veel (Engelstalige)
informatie bijeengebracht over het (studenten)leven in Nederland. Over het algemeen
organiseren instellingen daarnaast kort voor de start van het studiejaar activiteiten
voor alle nieuwe studenten om kennis te maken met de instelling, de stad en het studentenleven.
Vraag 6
Kunt u aangeven hoe opleidingen met een beperkte opleidingscapaciteit in de praktijk
invulling geven aan de plicht om rekening te houden met de belangen van aspirant-studenten
afkomstig uit de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba onderscheidenlijk
Aruba, Curaçao en Sint Maarten.3
Antwoord 6
Voor deze aspirant-studenten is het, vanwege de afstand, praktisch gezien meestal
niet mogelijk om mee te doen aan fysieke voorbereidings- en selectieactiviteiten voor
de decentrale selectie. De instellingen zijn verplicht in hun selectieprocedures voor
numerus fixusopleidingen rekening te houden met aspirant-studenten uit het Caribisch
deel van het Koninkrijk. Hoewel ik daar geen uitputtend overzicht van heb, is mij
bekend dat instellingen vaak de mogelijkheid bieden de oriëntatie- en selectiegesprekken
online te voeren.
Vraag 7
Kunt u aangeven in hoeverre voldoende studenten van Aruba, Bonaire, Curaçao, Sint
Maarten, Sint Eustatius en Saba in Nederland geneeskunde kunnen studeren, opdat de
eilanden niet afhankelijk worden van bijvoorbeeld Europese Nederlanders voor het voorzien
in huisartsenzorg?
Antwoord 7
Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven is er in 2019 in het kader van de Monitor
beleidsmaatregelen hoger onderwijs onderzoek gedaan naar studieresultaten van Caribische
studenten in het hoger onderwijs. Uit een aanvullende analyse (december 2019) blijkt
onder andere dat er vanaf 2017 (dat is het eerste jaar met 100% decentrale selectie
voor fixusopleidingen) jaarlijks minder dan 10 Caribische studenten een geneeskundestudie
zijn gestart; in verband met privacyregels kan dit niet nader gespecifieerd worden.
Hoeveel Caribische studenten uiteindelijk slagen voor de geneeskundestudie is niet
bekend, noch hoeveel er terugkeren naar de eilanden om als arts te werken. Voortvloeiend
uit de zorgen rondom de covid-19-pandemie zijn door de Staatssecretaris van VWS met
Aruba, Curaçao en Sint Maarten afspraken gemaakt om gezamenlijk naar de organisatie
van de zorg(capaciteit) te kijken. Mede in verband met de toenemende vergrijzing van
de artsenpopulatie op de eilanden verdient opleidingscapaciteit daarin ook gezamenlijke
aandacht.
Vraag 8
Kunt u specifiek aangeven in hoeverre er sinds het afschaffen van de «ministersplaatsen»
voor Antilliaanse geneeskundestudenten meer of minder plekken voor studenten uit het
Caribisch deel van het Koninkrijk zijn gekomen bij de geneeskundeopleidingen in Europees
Nederland?
Antwoord 8
Volgens de aanvullende analyse (zie vraag 7) die in 2019 is uitgevoerd is er sinds
het afschaffen van de ministersplaatsen een terugloop te zien in het aantal Caribische
studenten dat een geneeskundestudie begint. Om hoeveel minder studenten het gaat is
niet specifiek te zeggen, omdat het aantal onder de 10 studenten in de analyse niet
gerapporteerd wordt vanwege privacyregels.
Vraag 9
Overweegt u maatregelen om te voorkomen dat mettertijd het Caribisch deel van het
Koninkrijk te weinig lokale artsen en medici heeft om in (een groot deel) van de zorgbehoefte
te voorzien? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
De Staatssecretaris van VWS en ik zullen dit onderwerp nader beschouwen. Daartoe zullen
we verkennen wat de problematiek precies is en hoe we dit kunnen aanpakken. Ook het
herinvoeren van Ministersplaatsen is daarbij een mogelijkheid die we zullen bestuderen.
Uiteraard doen we dit in nauwe samenspraak met de overheden van de Caribische Koninkrijksdelen.
Vraag 10
Kunt u toelichten waarom studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk die in
Nederland studeren uitgezonderd zijn van een Nederlandse zorgverkering en zorgtoeslag,
en derhalve een internationale zorgverkering dienen af te sluiten?
Antwoord 10
Ingevolge het Besluit Uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen
1999 (BUB) moeten inwoners uit Curaçao, Aruba en Sint Maarten die uitsluitend in Nederland
komen studeren en dus geen (bij)baan hebben, een internationale zorgverzekering afsluiten,
tenzij zij een zorgverzekering hebben op Curaçao, Aruba of Sint Maarten waarmee zij
ook in Europees Nederland verzekerd zijn. Op grond van de BUB kunnen ze ook geen gebruik
maken van zorgtoeslag. Inwoners uit Curaçao, Aruba en Sint Maarten die in Nederland
komen studeren én ook in Nederland betaald stage lopen of werken zijn ingevolge de
BUB wél verzekeringsplichtig en moeten een Nederlandse zorgverzekering afsluiten.
Zij kunnen dan zorgtoeslag aanvragen.
Inwoners afkomstig uit Bonaire, Saba en Sint Eustatius die uitsluitend naar Nederland
komen om te studeren kunnen ingevolge het Besluit Zorgverzekering BES een keuze maken
of zij verzekerd willen blijven bij de zorgverzekering BES of dat zij een Nederlandse
zorgverzekering willen. Indien zij kiezen voor dit laatste, kunnen zij ook zorgtoeslag
aanvragen. Inwoners afkomstig uit Bonaire, Saba en Sint Eustatius die in Nederland
naast hun studie ook een bijbaan hebben of betaald stage lopen, zijn verzekeringsplichtig
en moeten een Nederlandse zorgverzekering afsluiten en kunnen dan zorgtoeslag aanvragen.
De Ministeries van VWS en SZW verkennen de mogelijkheid om het Besluit zorgverzekering
BES en de BUB aan te passen, waardoor alle inwoners van de Caribische delen van het
Koninkrijk tijdens hun studie in Nederland gebruik kunnen maken van een Nederlandse
zorgverzekering en daarmee ook in aanmerking kunnen komen voor zorgtoeslag. Over de
uitkomsten van deze verkenning en de gevolgen zult u nader worden geïnformeerd.
Vraag 11
Welke hulp is er beschikbaar voor studenten uit het Caribische deel van het Koninkrijk
bij het vinden van een passende woning wanneer zij naar Europees Nederland komen om
te studeren?
Antwoord 11
Binnen het onder vraag 3 genoemde begeleidingsaanbod is in veel gevallen voorzien
in het helpen vinden van een passende studentenkamer. Echter niet alle studenten komen
hiervoor in aanmerking. Zoals ook in het antwoord op vraag 3 vermeld, kiezen in de
praktijk veel van de studenten er vrijwillig voor zonder begeleiding de overstap van
de Cariben naar Europees Nederland te maken. Naar schatting betreft dit circa 50%
van het totaal aantal studenten dat naar Europees Nederland verhuist. Zij kiezen er
dus voor zelf woonruimte te zoeken en kunnen gebruik maken van de reguliere mogelijkheden
die er voor studenten in Nederland zijn om woonruimte te vinden.
Vraag 12
Zijn de obstakels die studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk ervaren
bij het terugbetalen van de studielening bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)
bekend en zijn er mogelijkheden om passendere terugbetalingsregelingen op te stellen
zodat studieleningen integraal afgelost kunnen worden en die recht doen aan de lonen
op de eilanden?
Antwoord 12
Ja. Debiteuren van DUO kunnen ook vanaf de eilanden hun studieschuld terugbetalen
naar draagkracht. Door de lagere lonen komen de debiteuren al gauw in aanmerking voor
vermindering van de per maand terug te betalen termijn of hoeven zij zelfs niet af
te lossen indien het inkomen onder de daartoe vastgestelde grens ligt. Waar de draagkrachtinformatie
voor debiteuren in Europees Nederland automatisch bij de Belastingdienst wordt verkregen
en zij daardoor standaard naar draagkracht terugbetalen, moeten Caribische debiteuren
daartoe een aanvraag indienen en daarbij zelf de informatie over hun inkomen aanleveren
aangezien er met de belastingdiensten op de eilanden geen structurele automatische
gegevensuitwisseling plaatsvindt.
Met de Belastingdiensten van Caribisch Nederland en Curaçao heeft DUO afspraken om
voor de jaren volgend op het eerste draagkrachtverzoek proactief het inkomen op te
(kunnen) vragen. Alle debiteuren waarvoor deze mogelijkheid ontbreekt, dit betreft
dus voornamelijk de debiteuren uit Aruba en Sint Maarten, krijgen na hun eerste draagkrachtverzoek
jaarlijks een herinnering van DUO om opnieuw draagkracht aan te vragen en inkomensgegevens
te verstrekken.
Ondanks intensieve communicatie over de mogelijkheid om naar draagkracht terug te
betalen, wordt er op de eilanden relatief weinig gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.
Als gedurende de vastgestelde aflosperiode naar draagkracht is terugbetaald en er
na die tijd nog een resterende schuld is, wordt deze kwijtgescholden.
Ik heb bij de onderwijscollega’s van de Landen in het Koninkrijk opnieuw onder de
aandacht gebracht dat het zou helpen als de belastingdienst automatisch gegevens verstrekt.
Vraag 13
Wat is de stand van zaken in gesprekken met de besturen van de BES-eilanden over het
gaan verstrekken van burgerservicenummers (BSN) aan Nederlanders woonachtig in de
openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba?
Antwoord 13
Sinds enige tijd vindt overleg plaats tussen het Ministerie van BZK, de Bestuurscolleges
en de afdelingen Burgerzaken van Bonaire, Sint Eustatius en Saba over de door de Nationale
ombudsman gesignaleerde problemen met het verkrijgen van het BSN voor ingezetenen
van Caribisch Nederland. Dat overleg heeft onder andere geleid tot een nieuwe versie
van het informatieblad voor studenten Caribisch gebied, dat op 23 september 2020 is
gepubliceerd, waarin ook aandacht wordt geschonken aan deze problematiek. Zie ook
het antwoord op vraag 14.
Vraag 14
Kunt u aangeven wanneer u verwacht dat ook deze inwoners van Nederland standaard een
BSN krijgen?
Antwoord 14
In zijn brief van 21 december 2020 geeft de Staatssecretaris van BZK aan dat op dit
moment in overleg met de Bestuurscolleges en Rijksdiensten de bevindingen uit eerdere
onderzoeken naar de invoering van het BSN nader worden uitgewerkt. Om het BSN in te
voeren ter vervanging van het huidige ID-Nummer, dat in Caribisch Nederland in gebruik
is, moeten diverse wetten worden aangepast, waarvan de Wet algemene bepalingen burgerservice-nummer,
de Wet BRP, de Wet basisadministratie persoonsgegevens BES en de Wet identiteitskaarten
BES de belangrijkste zijn. Nadat een dergelijk wetsvoorstel aanhangig wordt gemaakt,
is de inwerkingtreding afhankelijk van het te doorlopen wetstraject.
Vraag 15
Bent u bereid om conform de aanbeveling van de Nationale ombudsman te onderzoeken
op welke wijze studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk voor aankomst in
Nederland van een BSN kunnen worden voorzien? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15
Ja, de regering is bereid dat te onderzoeken, zoals de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties eerder aangaf in antwoord op vragen van de leden van
de CDA-fractie in de Nota naar aanleiding van het verslag over wijziging van Wet BRP
en Wet basisadministraties persoonsgegevens BES (Kamerstuk 35 648, nr. 6).
Vraag 16
Wat is uw reactie op de aanbevelingen van de Ombudsman en op welke wijze zullen zij
de aanbevelingen overnemen?
Antwoord 16
Ik heb mijn collega-ministers van onderwijs in het Koninkrijk gewezen op het rapport
van de Ombudsman. Op het gebied van studie-aansluitingsproblemen van Caribische studenten
zijn in 2020 nog twee andere onderzoeken uitgevoerd. Eind 2019 heb ik samen met de
onderwijsministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten opdracht gegeven een onderzoek
uit te voeren naar alle aansluitingsproblemen van alle Caribische studenten. Ook dat
onderzoek is in 2020 uitgevoerd. Tenslotte heeft de Vereniging Levende Talen, sectie
Papiaments in 2020 een onderzoek uitgevoerd naar de aansluitingsproblemen van de studenten
specifiek afkomstig van de ABC-eilanden (Aruba, Bonaire en Curaçao). Onlangs is door
de vier ministers van onderwijs in het Koninkrijk in het Ministerieel Vierlandenoverleg
Onderwijs en Cultuur over de diverse aansluitingsknelpunten overleg gevoerd. Binnenkort
ontvangt u van mij een brief met onder andere een reactie op de hierboven genoemde
rapporten en de daarin gesignaleerde knelpunten voor Caribische studenten.
De Staatssecretaris van BZK zet in eerste instantie in op de invoering van het BSN
in Caribisch Nederland en onderzoekt of en op welke wijze ook de studenten uit Aruba,
Curaçao en Sint Maarten voordat ze in Nederland hun studie aanvangen van een BSN kunnen
worden voorzien (zie ook de antwoorden op vragen 13, 14 en 15).
De Ministeries van VWS en SZW verkennen de mogelijkheid om het Besluit zorgverzekering
BES en de BUB aan te passen, waardoor alle inwoners van de Caribische delen van het
Koninkrijk tijdens hun studie in Nederland gebruik kunnen maken van een Nederlandse
zorgverzekering en daarmee ook in aanmerking kunnen komen voor zorgtoeslag. (zie ook
antwoord op vraag 10).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.