Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de samenwerking Denemarken m.b.t. een offshore ‘energie-hub’ (Kamerstuk 32813-655)
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 669 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 4 maart 2021
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 14 december 2020
inzake Samenwerking Denemarken m.b.t. een offshore «energie-hub» (Kamerstuk 32 813, nr. 655).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 2 maart 2021. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Reinders
1
Hoeveel geld gaat er naar projecten in Denemarken? Kunt u specificeren hoeveel middelen
uit welke regeling ten bate van welk project worden ingezet? Wanneer er niet een directe
subsidieregeling is aan te wijzen, hoe worden deze middelen dan vrijgemaakt?
Antwoord
In deze fase gaan er geen middelen van de Nederlandse overheid naar projecten. Deze
Memorandum of Understanding beperkt zich tot een verkenning van de voordelen, nadelen
en mogelijkheden van samenwerking aan een offshore «energie-hub».
Het onderzoek wordt uitgevoerd door de netbeheerders Gasunie en TenneT en de Deense
netbeheerder Energinet. De netbeheerders gebruiken hiervoor middelen die door de EU
zijn toegekend aan het North Sea Wind Power Hub (NSWPH) consortium uit de «Connecting
Europe Facility».
Deze verkenning staat los van de statistische overdracht van hernieuwbare energie
tussen Denemarken en Nederland waarbij wel middelen van de Nederlandse Staat naar
Denemarken gaan zoals beschreven in mijn brief van 19 juni 2020 (Kamerstuk 32 813, nr. 614).
2
Kunt u per project aangeven hoeveel duurzame energie er wordt geproduceerd? Waar wordt
deze duurzame energie ingezet?
Antwoord
Denemarken heeft als doel om in 2030 3 gigawatt aan Deense windparken op zee te verbinden
aan de door hen beoogde offshore energie-hub in het Deense deel van de Noordzee.
Het idee achter de samenwerking is dat deze duurzame energie niet alleen voor Denemarken
beschikbaar wordt, maar via interconnectie mogelijk ook voor Nederland. Concretisering
en realisatie van dergelijke interconnectie is echter afhankelijk van de uitkomsten
van het verkennend onderzoek dat nu onder het MoU wordt uitgevoerd.
3
Kunt u duidelijk onder elkaar zetten wat deze afspraak voor Nederland zal opleveren,
dan wel in energie dan wel in geld of anderszins?
Antwoord
De afspraak die nu gemaakt is, is om de netbeheerders aanvullend onderzoek te laten
doen om meer zicht te krijgen op de mogelijkheden van deze samenwerking en de voor-
en nadelen voor Nederland. Daarbij wordt onder andere gekeken naar socio-economische
gevolgen, technische aspecten, capaciteit en timing, netwerkintegratie, marktordening
en regulering, eigenaarschap en financiering. Op hoog abstractieniveau wordt ook gekeken
naar de gevolgen voor de ecologie.
Het onderzoek zal ook de samenhang beschouwen met onze nationale plannen voor (wind)energie
op zee ten noorden van Nederland en de mogelijkheden, voor- en nadelen van voor het
realiseren van een of meer energie-hubs in dat deel van onze Noordzee.
Eind 2021 verwachten we deze resultaten van de netbeheerders en op basis daarvan zal
ik bezien of voortzetting van deze samenwerking opportuun is.
4
Wat gaat de gegarandeerde opbrengst in duurzame energie dan wel in geld zijn?
Antwoord
Het in de samenwerkingsovereenkomst afgesproken onderzoek moet daar meer zicht op
geven.
5
Hoe wordt de interconnectiviteit in de praktijk gerealiseerd? Welke knelpunten in
het netwerk zijn bekend en hoe kunnen deze worden opgelost?
Antwoord
Dit is onderdeel van het onderzoek door de netbeheerders.
6
Klopt het dat ook Ierland een soortgelijke regeling met Denemarken heeft getroffen?
Kunt u hier meer over zeggen? Waaruit bestaat die afspraak en om hoeveel geld gaat
het? Waarin zitten de overeenkomsten en de verschillen met de afspraak die Nederland
heeft gemaakt?
Antwoord
Ik ben mij niet bewust van afspraken tussen Denemarken en Ierland op dit gebied. Wel
heeft Denemarken met Duitsland een Letter of Intent getekend over een soortgelijke
verkenning. Dit sluit aan bij onze intentie om de samenwerking met Denemarken op de
langere termijn niet puur bilateraal te laten zijn, maar vooral ook te kijken naar
de optimale configuratie van dergelijke offshore energie-hubs. Duitsland is daarbij
een voor de hand liggende partner, aangezien het Duitse deel van de Noordzee zich
tussen dat van Denemarken en Nederland bevindt.
7
Op welke wijze wordt de leveringszekerheid gegarandeerd?
Antwoord
Op dit moment is er nog geen sprake van een concrete realisatie van een project, maar
van onderzoek. De analyses beschouwen ook de eventuele gevolgen voor de leveringszekerheid.
8
Hoe verhouden deze memorandum of understanding met Denemarken en het reeds bestaande
initiatief North Sea Wind Power Hub zich tot elkaar?
Antwoord
De netbeheerders die het onderzoek dat in het MoU wordt aangekondigd uitvoeren, TenneT,
Gasunie en Energinet, vormen samen het North Sea Wind Power Hub (NSWPH) consortium.
Zij zullen dit werk ook uitvoeren als onderdeel van NSWPH.
9
Wat wordt er samen met Denemarken gedaan om zo min mogelijk stroomkabels te moeten
ingraven door het werelderfgoed Waddenzee? Hoe wordt ervoor zorggedragen dat de Waddenzee
zo min mogelijk beschadigd wordt als stroom van zee naar land gehaald moet worden?
Antwoord
Van het aanleggen van stroomkabels is in de samenwerkingsovereenkomst geen sprake.
Dit aspect zal wel deel uitmaken van het onderzoek, mocht het ooit tot realisatie
van een energie-hub komen. Daarbij geldt dat het eventueel aanleggen van stroomkabels
door de Waddenzee geen taak is voor Denemarken, dit ligt bij en blijft volledig aan
Nederland.
Uiteraard wordt dan goed gekeken naar de mogelijkheden en beperkingen van aanleg van
stroomkabels in de Waddenzee. Dit zal ook in samenhang moeten worden bezien met onze
nationale plannen voor (wind)energie op zee ten noorden van Nederland, om te zorgen
dat de waarden van het Unesco Werelderfgoed en Natura 2000-gebied de Waddenzee zo
min mogelijk belast worden door de aanleg van energie-infrastructuur in de Waddenzee.
10
Is het concept van de energiehub monofunctioneel en beperkt het zich tot een knooppunt
voor energie, of is het concept geënt op multifunctionaliteit?
11
Wordt het leidende principe uit de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) «combinatie van
functies gaat boven enkelvoudig ruimtegebruik» bij de uitwerking van het concept als
uitgangspunt genomen?
12
Wordt overwogen of is er ruimte om op de beoogde hub meer functies te vestigen?
Antwoord op vragen 10, 11 en 12
Het concept is, zoals op dit moment voorzien, in eerste instantie ingestoken als knooppunt
voor energie. Het is expliciet ook de inzet van Nederland om hierbij niet alleen naar
elektriciteit te kijken, maar ook naar eventuele mogelijkheden voor elektrolyse en
transport van groene waterstof. Eventuele andere functies van een hub worden daarmee
op voorhand echter niet uitgesloten.
13
Wordt geïnventariseerd welke functies in het kader van de energietransitie tot 2050
vaste grond onder de voeten moeten krijgen op de Noordzee?
Antwoord
In mijn brief over de Noordzee Energie Outlook (Kamerstuk 32 813, nr. 646) schets ik een aantal structuren die de Noordzee als duurzaam energiesysteem kenmerken.
Deze structuren omvatten energie-verbindingen met buurlanden rondom de Noordzee en
het verbinden van de energie-infrastructuur voor elektriciteit en gas («systeemintegratie»)
voor de productie van groene waterstof uit windenergie op zee ten behoeve van de (industriële)
energievraag.
Bij het vormgeven van deze structuren kunnen energie-hubs een belangrijke rol spelen,
door bijvoorbeeld plaats te bieden aan elektrolyse-installaties voor de omzetting
van elektriciteit naar waterstof of aan knooppunten voor grensoverschrijdende elektriciteitskabels
of gasleidingen. In het geval dit soort functies op een kunstmatig eiland worden gesitueerd
zal dit moeten plaatsvinden conform het beleidskader kunstmatige eilanden, dat de
Minister van Infrastructuur en Waterstaat momenteel opstelt.
14
Wordt ook gekeken en geïnventariseerd of een hub ook een functie kan hebben of waarde
kan genereren voor de bestaande visserij en de productie van kweekvis, de productie
van energie of omzetten van energie in waterstof, de overslag van goederen en vis,
als schuilhaven voor de visserij, de handelsvaart en/of de toeristisch-recreatieve
scheepvaart, natuurontwikkeling, defensie, als helicopterhub voor de offshore industrie,
voor het vestigen van een uitvalsbasis en verblijfsaccommodatie voor service- en onderhoudspersoneel
voor offshore windparken?
Antwoord
Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 10 tot en met 12 aangeef is de insteek van
het onderzoek in eerste instantie gericht op energie. Daarbij wordt ook gekeken naar
een eventuele rol voor waterstof, niet alleen elektriciteit. Het toevoegen van andere,
niet aan energie gerelateerde functies is op voorhand niet uitgesloten, indien nut
en noodzaak daarvan dat aantonen, maar is in deze fase geen onderdeel van het onderzoek.
Het onderzoek richt zich nu eerst op de hoofdfunctie van een hub voor het energiesysteem.
15
Welke partijen worden, naast de Transmission System Operators (TSO), betrokken bij
de uitwerking van het concept?
16
Wordt overwogen om partijen die partij zijn bij het Noordzeeakkoord te betrekken bij
ontwikkeling en uitwerking van het concept energiehub op de Noordzee? Zo ja, op welke
wijze?
17
Wordt overwogen om partijen die in zich in het verleden hadden verenigd in de Stichting
Heden (Haveneiland in de Noordzee) te betrekken bij de ontwikkeling en uitwerking
van het concept? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord 15, 16 en 17
De casus die in eerste instantie onderwerp is van de verkennende studie betreft een
energie-hub in Deense wateren. Daarbij zijn op dit moment de genoemde netbeheerders
betrokken en de Deense en Nederlandse overheid. Er zal in de studie op integrale manier
gekeken worden naar alle andere ontwikkelingen op de gehele Noordzee en de manier
waarop dit project daarin past.
Voor zo ver het zal gaan om ontwikkelingen in de Nederlandse wateren, zullen deze
besproken worden binnen het Noordzeeoverleg met alle ondertekenaars van het Noordzeeakkoord.
18
Wordt overwogen om vroegtijdig ontwerp-expertise te betrekken bij het ontwikkelen
van het concept, bijvoorbeeld het College van Rijksadviseurs, om te bezien of er bij
het ontwikkelen van het concept, naast functionele waarde, ook betere belevingswaarde
en toekomstwaarde kan worden gegenereerd?
Antwoord
Nee, op dit moment niet. De samenwerking bevindt zich nog niet in een ontwerpfase.
Er worden nu analyses uitgevoerd waaruit moet blijken of het concreter vormgeven van
de samenwerking opportuun is. In een eventuele vervolgfase zal ook aandacht besteed
worden aan multifunctioneel ruimtegebruik en natuurinclusief bouwen.
19
Welke vervolgstappen en vervolgplanning zijn er in het verkennings- en ontwikkelingsproces?
Antwoord
Eind van dit jaar worden de eerste resultaten verwacht. Dan zal gekeken worden kijken
of het wenselijk is om verder te gaan met deze samenwerking.
Parallel aan de samenwerking met Denemarken start ik dit jaar de Verkenning Aanlanding
Windenergie op Zee (VAWOZ), zoals aangekondigd in de eerder genoemde brief over de
Noordzee Energie Outlook. De mogelijke rol van energie-hubs in het Nederlandse deel
van de Noordzee maakt daarvan onderdeel uit. Er zal daarvoor nauw worden samengewerkt
met de partijen die betrokken zijn bij de gezamenlijke verkenning met Denemarken.
20
Hoe wordt voorzien in het (tussentijds) informeren van de Kamer en andere stakeholders
in het ontwikkelingsproces?
Antwoord
Dat is voorzien na het verkrijgen van de resultaten van het onderzoek van de netbeheerders.
Dit zal eind 2021 of begin 2022 plaatsvinden. Dan wordt ook besloten over het vervolg
in het ontwikkelingsproces.
21
Kunt u dieper ingaan op de eventuele kansen op het gebied van waterstof in de regio
Groningen/Eemshaven die voort kunnen komen uit de samenwerking met Denemarken? Om
welke kansen gaat het daarbij en welke voordelen zijn daarbij te verwachten?
Antwoord
Te denken valt aan de aanlanding van groene stroom voor waterstof of het inzetten
ervan voor de industrie aldaar. Deze mogelijke voordelen zullen moeten blijken uit
het onderzoek.
22
Welke mogelijkheden ziet u om, als dat opportuun is, de samenwerking met Denemarken
in de toekomst verder uit te breiden met andere thema’s op het gebied van energiebeleid?
Zijn er bepaalde thema’s die daarvoor in aanmerking zouden komen, omdat ook deze goed
aansluiten op het energiebeleid van beide landen en waarmee beide landen kunnen profiteren
van een nauwere samenwerking?
Antwoord
Naast het mogelijk maken van meer windenergie op zee kijkt de samenwerking ook naar
de mogelijkheden van productie van groene waterstof op zee en het vergroten van de
interconnectiecapaciteit met Denemarken. Met interconnectie, waterstof en duurzame
groene stroom sluiten we aan op het energiebeleid van beide landen en maken we de
energiesystemen van beide landen flexibeler en robuuster.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier