Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 2 maart 2021 (Kamerstuk 21501-02-2294)
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2297 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 3 maart 2021
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft
een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 22 februari 2021 over de geannoteerde
agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 2 maart 2021 (Kamerstuk
21 501-02, nr. 2294).
De vragen en opmerkingen zijn op 24 februari 2021 aan de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 1 maart 2021 zijn de
vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Meijers
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Algemeen
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de aan de Kamer toegezonden stukken.
Zij hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel. Deze leden hebben nog enkele
vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie danken de Minister voor de geannoteerde agenda.
Graag stellen zij hier enkele vragen over.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben
hierover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA hebben naar aanleiding van de geagendeerde brieven nog enkele
vragen.
EU Trade Policy Review
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda. De mededeling van de Commissie bevat naar de mening van voorgenoemde leden
enkele positieve punten maar laat na andere relevante punten te benoemen. Voorgenoemde
leden missen in de reactie op de mededeling in de geannoteerde agenda bijvoorbeeld
een beschouwing van de Minister op de mate waarin de mededeling voorziet in een visie
op meer strategische autonomie voor Europa, bijvoorbeeld in bepaalde productiesectoren.
Kan de Minister hier op ingaan?
1. Antwoord kabinet
De Commissie geeft in de mededeling aan dat open strategische autonomie de nadruk
legt op het vermogen van de EU om haar eigen keuzes te maken en de wereld om haar
heen vorm te geven door leiderschap en betrokkenheid, waarbij haar strategische belangen
en waarden tot uiting komen. Daarbij beschouwt de Commissie openheid en betrokkenheid
als strategische keuze in het belang van de Unie. Daarnaast ziet de Commissie het
EU-handelsbeleid als instrument om de weerbaarheid van de EU te vergroten, bijvoorbeeld
door diversificatie van handelspartners te faciliteren. Tevens benadrukt de Commissie
de noodzaak om kwetsbaarheden in waardeketens en strategische afhankelijkheden zorgvuldig
te analyseren om deze doeltreffend aan te kunnen pakken.
Deze positionering van het EU handelsbeleid in relatie tot «open strategische autonomie»
is grotendeels in lijn met de kabinetsprioriteiten voor de EU Trade Policy Review
zoals gedeeld met uw Kamer (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2197). Voor het kabinet is strategische autonomie geen doel op zich, maar een middel waarmee
een weerbare EU vormgegeven kan worden, die in staat is om haar eigen publieke belangen,
inclusief de beschikbaarheid van essentiële goederen en diensten te borgen, en die
met een sterke interne markt economisch concurrerend blijft binnen een goed functionerend
mondiaal handelssysteem. Daarbij onderstreept het kabinet net als de Commissie het
belang van een zorgvuldige analyse van kwetsbaarheden. Ook blijft het kabinet inzetten
op een open, eerlijk en duurzaam internationaal handels- en investeringssysteem.
Uw Kamer zal zoals gebruikelijk via een BNC-fiche nader worden geïnformeerd over de
kabinetspositie ten aanzien van de inhoud van de mededeling. Het kabinet verwacht
dit fiche in de eerste week van april aan uw Kamer te kunnen zenden.
Daarnaast vragen voorgenoemde leden of de Minister in dit verband eveneens kan ingaan
op de mate waarin de mededeling voorziet in een visie op de huidige crisis in het
wereldhandelssysteem, waaronder de toenemende kritiek op handelsliberalisering en
het wegvallen van onafhankelijke arbiters in de vorm van de geschilbeslechting van
de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Kan de Minister hier eveneens op ingaan?
2. Antwoord kabinet
De Commissie gaat in de mededeling, en de daarbij behorende WTO-bijlage, uitgebreid
in op de uitdagingen waar de WTO voor staat. De Commissie noemt als belangrijke oorzaak
voor de crisis het gegeven dat de toelating van China tot de WTO in 2001 er niet toe
heeft geleid dat de Chinese economie meer marktgericht is geworden. Dit heeft in toenemende
mate tot een ongelijk mondiaal speelveld geleid. Ook noemt de Commissie het feit dat
de WTO geen substantiële nieuwe handelsregels uit heeft kunnen onderhandelen, en het
feit dat een groot gedeelte van de leden uitgezonderd is van veel regels op basis
van hun (zelfbenoemde) status als ontwikkelingsland. De bijlage gaat tevens in op
de problemen rondom het geschillenbeslechtingssysteem van de WTO, waarbij de wens
wordt uitgesproken dat de VS weer zullen instemmen met het benoemen van arbiters voor
het beroepslichaam.
De Commissie kondigt een breed pakket van voorstellen en inspanningen aan om uit deze
crisis te komen. Deze betreffen het centraal stellen van duurzame ontwikkeling binnen
de WTO, waarbij onder andere een «trade and climate» initiatief wordt aangekondigd
en wordt ingezet op meer samenwerking tussen de WTO en de International Labour Organization (ILO); een nieuwe benadering van de status van ontwikkelingsland binnen de WTO; inspanningen
gericht op het vlot trekken van het beroepslichaam van de WTO; het onderhandelen van
nieuwe regels o.a. ten behoeve van het digitale domein en ter bevordering van een
mondiaal gelijk speelveld; en een aantal praktische verbeteringen ten behoeve van
het dagelijkse functioneren van de WTO en het vergroten van transparantie over handelsbeperkende
maatregelen.
In dit verband delen de voorgenoemde leden de verheuging van het kabinet met de benoeming
van de nieuwe Directeur-Generaal van de WTO, Dr. Okonjo-Iweala. Kan de Minister ingaan
welke «impuls» zij precies van de nieuwe Directeur-Generaal verwacht?
3. Antwoord kabinet
Het Kabinet verwacht van Dr. Okonjo-Iweala leiderschap en het bij elkaar brengen van
WTO leden om zo tot nieuwe akkoorden te komen. De WTO wordt getypeerd als een «member-driven organisation». Toch kan een sterke Directeur-Generaal de leden dichter bij elkaar brengen en proactief
met compromisvoorstellen komen. Dr. Okonjo-Iweala heeft de kwaliteiten hiervoor: ze
staat bekend als een bruggenbouwer en heeft uitgebreide politieke en multilaterale
ervaring. De WTO leden zullen echter ook zelf met nieuwe voorstellen moeten komen
en bereid moeten zijn tot compromissen.
Is de Minister bereid om namens Nederland over te brengen dat onze prioriteit ligt
bij het oplossen van de patstelling in de benoemingsprocedure van WTO-arbiters en
het herstellen van het functioneren van de WTO-geschilbeslechting?
4. Antwoord kabinet
Het kabinet heeft meerdere prioriteiten op het gebied van de WTO. Eén ervan is de
hervorming en het herstel van het geschillenbeslechtingssysteem van de WTO. Het kabinet
is daarom zeker bereid om dit punt in de relevante fora en contacten over te brengen,
samen met andere WTO prioriteiten, zoals het bewerkstelligen van een mondiaal gelijk
speelveld en een centrale rol voor duurzaamheid binnen WTO onderhandelingen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre de oprichting van het Europese
Multilaterale geschillenbeslechtingshof onderdeel uitmaakt van de Trade Policy Review.
5. Antwoord kabinet
De oprichting van een multilateraal investeringshof (MIC) is onderdeel van de Nederlandse
en Europese inzet ten aanzien van de modernisering van het internationale investeringsbeschermings-
en geschillenbeslechtingssysteem. De EU en de EU-lidstaten blijven zich dan ook gezamenlijk
inzetten in multilateraal en bilateraal verband voor de oprichting van een MIC. Zij
dragen deze inzet actief uit in fora zoals UNCITRAL, waar wordt gesproken over de
modernisering van investeerder-staat geschillenbeslechting (ISDS).
Deze leden vragen of het Single Entry Point gezien moet worden als vervanging van het Multilaterale geschillenbeslechtingshof.
6. Antwoord kabinet
Het Single Entry Point is geen vervanging voor het multilateraal investeringshof maar heeft als doel bedrijven,
vakbonden en NGO’s van een procedureel eenvormig proces te voorzien om bij de Europese
Commissie klachten aan te brengen ten aanzien van gebrekkige naleving door derde landen
van hun verplichtingen onder handelsakkoorden met de EU.
Het Single Entry Point bestaat uit twee delen: één voor klachten over vermeende handelsbelemmeringen en
markttoegangsproblemen en één voor klachten over vermeende gebrekkige naleving van
duurzaamheidsafspraken in handelsakkoorden. Indien een handelsbarrière met negatieve
handelseffecten wordt vastgesteld, kan de Commissie maatregelen treffen op basis van
intergouvernementele afspraken in bilaterale handelsakkoorden of WTO-verdragen, waaronder
in ultimo het opstarten van interstatelijke geschillenbeslechting. Indien sprake is
van gebrekkige naleving van duurzaamheidsafspraken in handelsakkoorden kan de Commissie
stappen zetten op basis van de duurzaamheidsbepalingen in het betreffende handelsakkoord,
waarbij een klacht er in het uiterste geval toe kan leiden dat de Commissie de geschillenbeslechtingsprocedure
voor duurzaamheidsafspraken opstart.
Zoals ook nader toegelicht in het antwoord op de voorafgaande vraag, zetten de EU
en de EU lidstaten zich daarnaast in voor de oprichting van een multilateraal investeringshof
(MIC). Een dergelijk hof moet gaan oordelen over geschillen tussen een investeerder
en een staat op grond van investeringsakkoorden waar die staat partij bij is. Het
MIC zal niet oordelen over geschillen op basis van duurzaamheidshoofdstukken in EU
handelsakkoorden of interstatelijke handelsgeschillen en het is daar geen vervanging
van.
Voorts vragen deze leden in hoeverre de handelsgeschillen met de Verenigde Staten
(VS) zich hebben ontwikkeld sinds het aantreden van de nieuwe regering.
7. Antwoord kabinet
Het kabinet verwelkomt de Gezamenlijke Mededeling van 2 december 2020 over EU-VS samenwerking1 en de voorstellen die hier ten aanzien van de handelsgeschillen worden gedaan. Zo
is één van de pijlers in deze mededeling om zo snel mogelijk de bestaande handelsgeschillen
met de VS op te lossen en wordt er bijvoorbeeld gekeken naar de mogelijkheden tot
het inrichten van een Trade and Technology Council. De eerste signalen vanuit de nieuwe regering in de VS op verbetering van de handelsrelatie
lijken eveneens positief.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre due dilligence en bredere ketenverantwoordelijkheid onderdeel uitmaken van de EU Trade Policy Review en, wanneer dat niet het geval is, of de Minister dat wenselijk acht.
8. Antwoord kabinet
In de mededeling over de herziening van het handelsbeleid geeft de Europese Commissie
aan dat het verantwoorde en duurzame waardeketens verder zal bevorderen middels een
voorstel voor een gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor Europese bedrijven. Totdat
een bindende maatregel van kracht is, zal de Commissie Europese bedrijven ondersteunen
bij het nemen van passende maatregelen in lijn met internationale richtlijnen voor
Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO). Met het oog op een grotere
impact in productielanden en een gelijk speelveld voor bedrijven, heeft het kabinet,
zoals aangegeven in de beleidsnota «Van Voorlichten tot Verplichten; een nieuwe impuls
voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemerschap (Kamerstukken 26 485 en 35 495, nr. 337), een sterke voorkeur voor een gepaste zorgvuldigheidsverplichting op Europees niveau.
Het kabinet werkt momenteel bouwstenen voor wetgeving uit, primair bedoeld om het
Europese traject te beinvloeden. Mocht een effectief en uitvoerbaar voorstel Europees
niet van de grond komen, liggen de bouwstenen klaar voor het invoeren van nationale
dwingende maatregelen. Zoals aangegeven in de Kamerbrief inzake de kabinetsinzet in
de EU Trade Policy Review, en het Frans-Nederlandse non-paper over over handel en duurzaamheid, pleit Nederland
voor coherent Europees beleid op het gebied van IMVO. Daarom vindt het kabinet het
wenselijk dat verantwoorde en duurzame waardeketens ook onderdeel uitmaken van de
herziening van het Europees handelsbeleid.
Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie of de EU in haar handelsagenda extra
aandacht heeft voor de toekomstige handelsrelatie met het Verenigd Koninkrijk (VK).
9. Antwoord kabinet
De Europese Commissie besteedt in haar mededeling aandacht aan de handels- en samenwerkingsovereenkomst
(HSO) van 24 december 2020 tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk (VK) onder het
versterken van de betrekkingen met nabijgelegen landen, waarbij expliciet melding
wordt gemaakt van het voornemen om samen te werken aan het volledig benutten van het
potentieel van de HSO. Voorts wordt melding gemaakt van de relatie met het VK daar
waar het gaat om de implementatie van afgesloten handelsakkoorden. De Europese Commissie
gaat hierbij specifiek in op een nog te presenteren wetgevend voorstel ten aanzien
van de handhaving van gemaakte afspraken met het VK.
De leden van de D66-fractie zijn blij met de stappen die gezet zijn door de Minister
van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking in de herziening van het Europese
handelsbeleid, de zogenaamde Trade Policy Review, en de agenda voor de hervorming van het WTO. De leden van de D66-fractie zijn benieuwd
naar de uitvoering en hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de D66-fractie zijn erg positief over het feit dat duurzaamheid een centrale
pijler vormt in het herziene handelsbeleid. Het is van belang dat de EU haar invloed
en handelsbetrekkingen gebruikt om duurzame en eerlijke handel te ondersteunen. Kan
de Minister toelichten welke elementen Nederland hier graag in terug ziet?
10. Antwoord kabinet
Het kabinet ziet kansen voor het afsluiten van EU handelsakkoorden met ambitieuzere
duurzaamheidsafspraken en hecht aan naleving daarvan. Evenals de Commissie hecht het
kabinet in het bijzonder aan implementatie van afspraken over biodiversiteit in het
kader van het Biodiversiteitsverdrag en de Overeenkomst van Parijs. Daarnaast is voor
het kabinet de ratificatie en implementatie van de fundamentele ILO-conventies prioritair,
zoals ook het geval is voor de Europese Commissie. De toezegging van de Commissie
om het 15 punten actieplan voor de effectieve uitvoering en handhaving van de hoofdstukken
over handel en duurzame ontwikkeling in handelsovereenkomsten vervroegd te herzien,
ligt in het verlengde van de voorstellen in het Frans-Nederlandse non-paper over handel,
duurzaamheid en sociaaleconomische effecten2. Het kabinet ziet uit naar de nadere uitwerking van dit traject. Het kabinet steunt
het streven van de Commissie om de Overeenkomst van Parijs als essentieel element
aan te merken in brede, nieuwe handelsakkoorden.
Daarnaast geeft de Commissie aan dat de EU de ambitie van haar handelspartners bij
de aanpak van wereldwijde uitdagingen zoals klimaatverandering wil versterken. Hoe
is Nederland van plan om hieraan bij te dragen? Welke rol voorziet Nederland precies
voor de Chief Trade Enforcement Officer (CTEO)?
11. Antwoord kabinet
Nederlands zal blijven inzetten op het verankeren van klimaat in handelsbeleid in
brede zin, waaronder op het opnemen van bepalingen over handel en klimaat en de Overeenkomst
van Parijs in bilaterale handelsakkoorden. In WTO-verband steunt het kabinet het voornemen
van de Europese Commissie om binnenkort een voorstel voor een klimaatinitiatief te
presenteren. Voor lidstaten is onder andere een rol weggelegd om dergelijke initiatieven
te promoten bij onderhandelingspartners van de EU.
De duurzaamheidsafspraken in bilaterale handelsakkoorden, waaronder op het gebied
van klimaat, bieden een platform voor samenwerking tussen verdragspartijen. Het kabinet
verwelkomt dat de Chief Trade Enforcement Officer (CTEO) onder andere zal toezien op naleving van duurzaamheidsafspraken in handelsakkoorden.
Het kabinet verwacht dat dankzij deze CTEO vroegtijdig en gestructureerd gewerkt kan
worden aan de naleving van duurzaamheidsafspraken.
De leden van de D66-fractie zijn positief over de mededeling van de Commissie over
het plan om een nieuw klachtenmechanisme op te stellen, genaamd het Single Entry Point. De leden van de D66-fractie achten het van groot belang om via een dergelijk mechanisme
de implementatie en handhaving van afspraken in het handelsakkoord te versterken.
Hoe zal dit klachtenmechanisme werken en welke afdwingbare maatregelen kan het treffen?
12. Antwoord kabinet
De Europese Commissie heeft op 16 november jl. het Single Entry Point, ook wel klachtenmechanisme, gelanceerd waar EU burgers, bedrijven, NGO’s en vakbonden
vermeende gebrekkige naleving van duurzaamheidsafspraken kunnen aankaarten. De richtlijnen
voor het indienen van een klacht zijn online te vinden.3 Het is aan de Commissie om in overleg met de lidstaten een beslissing te nemen over
het uiteindelijk al dan niet inzetten van geschillenbeslechting tegen een verdragspartij
over duurzaamheidsafspraken op basis van bestaande afspraken in handelsverdragen.
Zie ook het antwoord op vraag 6.
De aan het woord zijnde leden zien graag dat duurzame en verantwoorde waardeketens
worden bevorderd door een voorstel voor due dilligence-wetgeving op Europees niveau, om ervoor te zorgen dat in de waardeketens van Europese
bedrijven aandacht is voor duurzaamheid en mensenrechten. Kan de Minister vertellen
wat het tijdspad van de EU is bij het behandelen van het due dilligence-voorstel van Commissaris Reynders?
13. Antwoord kabinet
De Europese Commissie geeft aan dat het aangekondigde wetgevend voorstel op het gebied
van duurzaam ondernemingsbestuur, inclusief gepaste zorgvuldigheid, in het tweede
kwartaal van 2021 wordt verwacht. Ter voorbereiding hierop heeft de Commissie onlangs
een consultatie over de routekaart van de Commissie, «inception impact assessment», en een publieke consultatie afgerond. De Nederlandse input op beide raadplegingen
(Kamerstuk 22 112, nr. 3044) deelde ik eerder met uw Kamer. De uitkomsten van deze consultaties dienen als input
voor het aangekondigde voorstel. Ook werkt de Commissie nog aan een volwaardige effectbeoordeling
(een zogenaamde full impact assessment).
Tot slot lezen de leden van de D66-fractie met interesse over het plan voor nieuwe
en ambitieuzere afspraken en standaarden op het gebied van digitale handel. Ook is
het positief om te lezen dat de Commissie de mogelijkheid onderzoekt om nauwer samen
te werken op het gebied van regelgeving met gelijkgestemde partners als het gaat om
digitale handel. Kan de Minister vertellen hoe de EU en de WTO zich concreet zullen
gaan inzetten voor het reguleren van digitale handel? Welke elementen ziet de Minister
hier graag terug?
14. Antwoord kabinet
Het kabinet steunt de ambitie van de EU om moderne afspraken te maken over digitale
handel. Digitale handel kan een positieve bijdrage leveren voor het Nederlands bedrijfsleven
en voor inclusieve, groene en duurzame groei wereldwijd.
De EU zet in haar bilaterale akkoorden in op afspraken over digitale handel. Meest
recent zijn de afspraken met het VK, waarin ambitieuze en moderne afspraken zijn gemaakt
om digitale handel te faciliteren. Ook met andere landen wil de EU afspraken maken
over digitale handel. Duidelijke regels voor bedrijven, burgers en consumenten zijn
nodig om hun vertrouwen in de digitale markt te bevorderen en een eerlijker speelveld
te creëren op de mondiale online markt. De EU heeft daarnaast een nieuwe Trans-Atlantische
agenda voorgesteld.
Daarnaast wordt in het kader van het zogenaamde Joint Statement Initiative on e-commerce in Geneve onderhandeld over mondiale regels over digitale handel door 86 WTO-leden.
Het kabinet pleit voor ambitieuze afspraken en hoopt dat er spoedig meer (ontwikkelings-)
landen zullen deelnemen. Binnen deze onderhandelingen wordt op dit moment over een
tiental onderwerpen intensief gesproken, waaronder: markttoegang, paperless trading, consumentenbescherming en e-signatures. Recent is op technisch niveau al overeenstemming bereikt inzake afspraken over het
tegengaan van spam (ongewenste elektronische post). In deze onderhandelingen zet het kabinet via de
EU in op onderwerpen zoals grensoverschrijdende datastromen, bescherming van persoonsgegevens
en privacy, inperken van toegang tot broncode en open toegang tot het internet. Daarnaast
pleit het kabinet voor het borgen van consumentenrechten bij digitale handel, maar
ook voor het creëren van draagvlak en vergroten van betrokkenheid van ontwikkelingslanden.
Deze onderwerpen ziet het kabinet ook graag terugkomen in de regulering van digitale
handel, zoals ook uiteengezet in Digitale agenda voor Buitenlande Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(BHOS).
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd dat de Europese Commissie meer dan
voorheen wil gaan inzetten op duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Wel zijn deze leden benieuwd wat deze wijziging in de praktijk zal gaan beteken, bijvoorbeeld
in de strategie van de EU ten aanzien van (nieuwe) handelsakkoorden. Kan de Minister
een voorbeeld geven van wat we op basis van deze nieuwe strategie, mits aangenomen,
terug zullen zien in nieuwe handelsakkoorden, zo vragen deze leden.
15. Antwoord kabinet
Bilaterale EU handelsakkoorden bieden een platform om aan maatschappelijk verantwoord
ondernemen te werken. Verdragspartijen geven onder andere aan dat zij de OESO-richtlijnen
zullen promoten. Daarnaast wordt in de mededeling verwezen naar voornemens van de
Europese Commissie om wetgeving voor te stellen waarmee ontbossing en bosdegradatie
worden aangepakt, alsmede naar een voorstel voor een gepaste zorgvuldigheidsverplichting
voor Europese bedrijven, ter bevordering van verantwoorde en duurzame waardeketens.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of met de nieuwe focus op duurzaamheid bijvoorbeeld
het sluiten van een handelsakkoord met de Mercosur-landen dat leidt tot verhoogde
productie van producten die ontbossing veroorzaken nog een optie is.
16. Antwoord kabinet
Handelsakkoorden en de daarmee gepaard gaande liberalisatie hebben niet perse een
verhoogde productie tot gevolg. Zo kan het wegnemen van handelsbarrières leiden tot
een verschuiving van handelsstromen tussen landen. Evenmin betekent verhoogde productie
zonder meer dat sprake is van veroorzaking van ontbossing; het gaat immers om de vraag
hoe deze productie wordt ingericht en welk beleid door het betreffende land wordt
gevoerd. Om de effecten van handelsakkoorden zo goed mogelijk in kaart te brengen,
laat de Commissie een Duurzaamheidseffectbeoordeling (een zogenaamde Sustainability Impact Assessment) uitvoeren.
Het kabinet heeft nog geen positie ingenomen over het voorgenomen akkoord tussen de
Europese Unie en de Mercosur-landen. Het kabinet zal de balans opmaken van de voor-
en nadelen van dit akkoord wanneer alle daartoe noodzakelijke stukken beschikbaar
zijn, waaronder de uitkomsten van het Sustainability Impact Assessment. Ook heeft de Commissie aangegeven in gesprek te willen gaan over versterkte samenwerking
met de Mercosurlanden ten aanzien van de duurzaamheidsdimensie van het akkoord, met
name de afspraken over implementatie van het Parijs klimaatakkoord en over ontbossing.
De leden van de SP-fractie zijn positief over het streven van de Europese Commissie
naar een handelsbeleid waarin duurzaamheid en de SDG’s een grotere rol in spelen.
Echter vragen zij zich af of het beleid wat nu wordt gepresenteerd voldoende zal zijn
om dit te bereiken. Is de Minister het met de leden van de SP-fractie eens dat een
radicalere hervorming van het handelsbeleid hiervoor noodzakelijk is, waarbij niet
enkel het vergroten van de markttoegang van multinationals, maar juist het bevorderen
van duurzame ontwikkeling centraal staat?
17. Antwoord kabinet
Een doel van het EU-handelsbeleid is het verbeteren van markttoegang voor bedrijven,
ongeacht bedrijfsomvang. Handelsbeleid reflecteert ook Europese waarden en standaarden,
bijvoorbeeld via afspraken op het gebied van arbeidsrechten en klimaat in het kader
van handel en duurzame ontwikkeling. Daarbij is internationale handel een onmisbaar
instrument om mondiale duurzame ontwikkeling te bereiken. Zo wordt de energietransitie
in Nederland mede mogelijk gemaakt door de import van zonnepanelen uit Azië.
Met deze mededeling zet de Europese Commissie duidelijk in op het verder bevorderen
van duurzame ontwikkeling via handelsbeleid. Eén van de kerndoelen van de nieuwe handelspolitieke
strategie is het ondersteunen van hervormingen in lijn met de Green Deal en het bevorderen
van duurzame waardeketens. Via het EU-handelsbeleid wil de Commissie zowel op bilateraal
als multilateraal niveau inzetten op afspraken voor een duurzamere en eerlijkere globalisering.
Zo zet de Commissie in op een sterke milieu-agenda in de WTO, bijvoorbeeld via het
bevorderen van handel in milieugoederen en -diensten. De Commissie wil ook meer energie
steken in de effectieve implementatie en het afdwingen van de afspraken in de duurzaamheidshoofdstukken
van bilaterale handelsakkoorden. De Commissie verwijst verder in de mededeling naar
verschillende wetgevende en niet-wetgevende initiatieven die nog moeten verschijnen,
waaronder een voorstel voor verplichte due diligence door Europese bedrijven, een voorstel voor een Carbon Border Adjustment Mechanism en maatregelen om ontbossing te voorkomen.
Ook zijn voornoemde leden blij verrast met de erkenning van de Europese Commissie
in de EU Trade Policy Review dat globalisering ook heeft geleid tot het vergroten van de ongelijkheid. Zij missen
echter concrete acties in het nieuwe handelsbeleid die erop gericht zijn om deze ongelijkheid
te verkleinen. Dit staat in schril contrast met de voortgezette ambities om het netwerk
van handelsverdragen, die juist een belangrijke rol spelen in het vergroten van de
mondiale ongelijkheid, uit te breiden. Hoe kijkt de Minister aan tegen deze tegenstelling?
Is de Minister bereid om de Europese Commissie te vragen hoe zij het negatieve effect
van het Europese handelsbeleid op de mondiale ongelijkheid wil tegengaan?
18. Antwoord kabinet
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 17, is internationale handel een belangrijk
instrument om mondiale duurzame economische ontwikkeling te bevorderen. Globalisering
heeft tot wereldwijde toename van de welvaart geleid, maar ook tot groeiende mondiale
ongelijkheid omdat niet iedereen er in gelijk mate van heeft geprofiteerd. Het kabinet
deelt niet de opvatting dat EU-handelsbeleid die ongelijkheid veroorzaakt. Ook zonder
handelsakkoorden vindt handel plaats, met de bijbehorende positieve en negatieve kanten.
Handelsakkoorden kunnen de positieve effecten versterken en de negatieve effecten
(deels) mitigeren, zeker bij het uitblijven van voortgang in multilaterale besprekingen
over nieuwe handelsdisciplines. Zo houdt de EU in akkoorden met ontwikkelingslanden,
waaronder de Economische Partnerschapsakkoorden, rekening met het verschil in economische
ontwikkeling, bijvoorbeeld via langere transitieperiodes voor liberalisering en uitsluiting
van gevoelige producten. Daarbij is effectieve implementatie van afspraken en goede
informatievoorziening van belang, zodat ondernemers optimaal kunnen profiteren van
de mogelijkheden die handelsakkoorden bieden. Ook Aid-for-Trade speelt een essentiële rol om ervoor zorgen dat landen effectief kunnen deelnemen
aan en profiteren van de wereldhandel, bijvoorbeeld door het ondersteunen van ontwikkelingslanden
bij implementatie van handelsafspraken, opbouwen van handelscapaciteit en -infrastructuur
en het helpen van ondernemers om te voldoen aan Europese regels en producteisen.
De nieuwe handelspolitieke strategie van de EU is daarnaast gericht op het moderniseren
van mondiale handelsregels om globalisering duurzamer en eerlijker te maken. Zo is
de EU-inzet in WTO-verband mede gericht op het bevorderen van economische integratie
van ontwikkelingslanden in het internationale handelsstelsel, bijvoorbeeld in de onderhandelingen
over e-commerce. Ook verkent de Europese Commissie bijvoorbeeld mogelijkheden voor harmonisering
van regels van oorsprong in bilaterale handelsakkoorden – regels die de «economische
nationaliteit» van producten bepalen – in de akkoorden met landen in Afrika, hetgeen
regionale economische integratie kan bevorderen.
De leden van de SP-fractie lezen in de EU Trade Policy Review dat de EU zich in wil zetten voor verhoging van de productie van vaccins en een eerlijke
toegang tot vaccins. Zij zijn van mening dat het delen van kennis en patenten van
vaccins een goede manier zou zijn om beide doelen te bereiken. Een logische optie
is hierbij het ondersteunen van de COVID-19 technology access pool (C-TAP). Nederland heeft vorig jaar al steun uitgesproken voor dit instrument, maar
momenteel wordt hier op Europees niveau nog niets mee gedaan. Is de Minister bereid
zich er voor in te zetten dat hier alsnog werk van wordt gemaakt?
19. Antwoord kabinet
Zoals eerder toegelicht in de Kamerbrief kabinetsinzet solidaire verdeling COVID-19
vaccins van 18 december 2020 (Kamerstuk 25 295, nr. 902), vindt uitvoering van de COVID-19 Technology Access Pool (C-TAP) onder meer plaats door de Medicines Patent Pool (MPP), Open COVID Pledge (OCP) en Tech Access Partnership (TAP). Met steun van de WHO en Unitaid heeft de MPP haar mandaat uitgebreid tot alle
COVID-19-gerelateerde gezondheidstechnologieën, waaronder vaccins en diagnostiek.
De databank MedsPaL van de MPP geeft informatie over de octrooi- en licentiestatus
van verschillende COVID-19 middelen in lage- en middeninkomenslanden. Toezeggingen
van farmaceuten om octrooien niet te handhaven in bepaalde landen zijn hier ook vindbaar.4 Bij de OCP zijn verschillende intellectuele eigendomsrechten gratis aangeboden voor
gebruik bij het beëindigen van de COVID-19-pandemie en het minimaliseren van de gevolgen
van de ziekte, onder meer voor contactonderzoek, gezichtsmaskers, microscopie en behandeling.5 De regering betwijfelt of C-TAP het juiste instrument is om productiecapaciteit van
vaccins nog verder op te schalen. Bedrijven kunnen immers, als er geschikte beschikbare
productiecapaciteit is, ook onderling afspraken maken over het delen van kennis en
intellectuele eigendom en dit gebeurt reeds op grote schaal. Zoals toegelicht in antwoorden
op Kamervragen van het Kamerlid Van Gerven (SP) over het bericht «EU still firmly opposed to lifting intellectual property rights on vaccines» (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1785) heeft ook GAVI, die als inkopende partner in de COVAX-alliantie steeds in gesprek
is met de farmaceutische industrie, vooralsnog aangegeven met deze werkwijze verder
te willen gaan.
Zoals aangegeven in de stand van zakenbrief COVID-19 van 23 februari 2021 (Kamerstuk
25 295, nr. 995), zal met de WHO verder worden gesproken over de invulling van C-TAP, waarbij ook
wordt uitgekeken naar de uitkomsten van de consultaties die de WHO de afgelopen maanden
heeft gehad met organisaties uit het maatschappelijk middenveld.6 In dezelfde brief is ook toegezegd dat Nederland met Portugal zal spreken om in het
kader van het Europese voorzitterschap over de mogelijkheid een symposium te organiseren
over C-TAP.
Is de Minister bijvoorbeeld bereid om zich er binnen Europa hard voor te maken dat
er een klemmend beroep op farmaceuten wordt gedaan om op korte termijn hun rechten
en kennis te delen via C-TAP of sublicenties te verstrekken aan zo veel mogelijk geschikte
producenten, in lijn met de unaniem aangenomen motie van de leden Marijnissen en Jetten
(Kamerstuk 25 295, nr. 959)? Is de Minister bereid om ervoor te pleiten dat deelname aan C-TAP onderdeel wordt
van toekomstige onderhandelingen met vaccinproducenten?
20. Antwoord kabinet
Zoals aangegeven in de Stand van zakenbrief COVID-19 van 23 februari 2021 (Kamerstuk
25 295, nr. 995), heeft het kabinet, in lijn met de motie van het lid Pieter Heerma (CDA) over een
speciaal gezant die de productie van vaccins kan opschalen (Kamerstuk 25 295, nr. 956), de heer Hans Schikan gevraagd om als speciaal gezant vaccins op te treden. Het
kabinet heeft hem gevraagd om in een kort tijdsbestek een nader beeld te schetsen
van o.a. eventueel in Nederland voorhanden zijnde (productie)capaciteit, die benut
zou kunnen worden voor de opschaling van de productie van COVID-19 vaccins. Daarnaast
verwacht het kabinet dat het werk van de gezant ook een Europees perspectief heeft.
In dit kader wordt door de gezant ook nadrukkelijk gekeken of farmaceuten nog meer
sub licenties kunnen verstrekken aan zo veel mogelijk geschikte producenten.
Gezien bovenstaande ontwikkelingen en het antwoord op vraag 19, is het kabinet van
mening dat hiermee ook invulling gegeven wordt aan de motie van de leden Marijnissen
(SP) en Jetten (D66) over een klemmend beroep op farmaceuten om hun rechten en kennis
te delen (Kamerstuk 25 295, nr. 959).
De leden van de SP-fractie lezen in de EU Trade Policy Review dat de EU het tekort aan bepaalde essentiële producten tijdens de COVID-19-crisis
wil onderzoeken. Hierbij worden ook een aantal mogelijke remedies genoemd om dit probleem
in de toekomst tegen te gaan. Hierbij wordt echter de optie van een nationale of Europese
industriepolitiek niet genoemd. Bent u bereid om, in lijn met de aangenomen motie
van de leden Alkaya en Weverling (Kamerstuk 35 570 XVII, nr. 26), de Commissie te verzoeken deze optie alsnog te bekijken?
21. Antwoord kabinet
Handelsbeleid komt niet tot stand in een vacuüm, maar is onderdeel van een brede en
samenhangende inzet in Europa, en is daarmee ook verbonden met de Europese industriestrategie.
De Europese Commissie benadrukt in haar mededeling op het gebied van «open strategische
autonomie» de noodzaak om kwetsbaarheden in waardeketens en strategische afhankelijkheden
zorgvuldig te analyseren om deze doeltreffend aan te kunnen pakken. Daarbij legt de
Commissie expliciet de link met de Europese industriestrategie waar nu in EU-verband
aan wordt gewerkt.
Daarnaast lezen zij dat de Europese Commissie blijft inzetten op een breed netwerk
van handelsverdragen. Daarmee lijkt de Commissie door te willen gaan met het veelvuldig
afsluiten van handelsverdragen. Voor de leden van de SP-fractie is dit problematisch,
aangezien deze verdragen vaak een neerwaartse druk zetten op standaarden op het gebied
van milieu, voorkomen tot nu toe weinig waard zijn gebleken. Is de Minister het met
de leden van de SP-fractie eens dat de eenzijdige focus op handelsbevordering binnen
de bestaande verdragen en het modelverdrag van de EU eerst moet worden aangepast,
voordat grootschalige uitbouw van het netwerk van handelsverdragen wenselijk is?
22. Antwoord kabinet
EU handelsverdragen gaan niet ten koste van de Europese standaarden op het gebied
van milieu, voedselveiligheid en arbeidsrechten. Daarbij dragen ze middels afspraken
in het duurzaamheidshoofdstuk en het hoofdstuk over sanitaire en fytosanitaire maatregelen
bij aan het verbeteren van deze standaarden in partnerlanden. De EU heeft al een uitgebreid
netwerk van bilaterale handelsakkoorden. Aanvullend lopen er met een aantal landen
onderhandelingen over nieuwe akkoorden. Ook streeft de Commissie met verschillende
handelspartners naar verdieping en verbreding van bestaande handelsakkoorden. Dit
biedt juist de mogelijkheid om afspraken te maken over onderwerpen als handel en duurzame
ontwikkeling die oudere akkoorden niet bevatten. Daarmee creëren moderne EU-handelsakkoorden
een platform om in gesprek te gaan over onderwerpen zoals arbeidsrechten en gaan deze
akkoorden verder dan het creëren van markttoegang.
Daarnaast richt de Commissie zich meer dan voorheen op effectieve implementatie en
handhaving van afspraken in bestaande handelsakkoorden, waaronder op het gebied van
duurzaamheid. Het kabinet verwelkomt ook de recente aanstelling van de EU Chief Trade Enforcement Officer (CTEO), die daarop zal toezien.
De leden van de SP-fractie lezen dat de Commissie vindt dat globalisering duurzamer
en eerlijker maken de onderliggende drijvende kracht van het handelsbeleid zou moeten
zijn. Echter missen zij de concrete invulling van dit streven. Hoe verwacht de Minister
dat dit ambitieuze streven wordt vormgegeven?
23. Antwoord kabinet
Internationale handel is een onmisbaar instrument om economische ontwikkeling te bevorderen.
Echter, niet iedereen heeft in gelijke mate geprofiteerd van de economische ontwikkeling
en toename van welvaart waaraan internationale handel heeft bijgedragen. Handelsbeleid
heeft slechts in beperkte mate invloed hierop. Ook zonder handelsakkoorden vindt immers
internationale handel plaats. Handelsakkoorden kunnen de positieve effecten versterken
en de negatieve effecten (deels) mitigeren, bijvoorbeeld wanneer handelsinstrumenten
met oog op de positie van ontwikkelingslanden worden vormgegeven. Zo is de EU-inzet
in WTO-verband mede gericht op het bevorderen van economische integratie van ontwikkelingslanden
in het internationale handelsstelsel. Aanvullend beleid dat zich richt op de verdeling
van welvaart is in eerste instantie een nationale aangelegenheid.
In de EU Trade Policy Review wordt meermaals het belang benadrukt van een effectieve implementatie en handhaving
van de hoofdstukken over duurzame ontwikkeling in EU-handelsverdragen. De leden van
de SP-fractie zijn benieuwd hoe dit concreet moet worden vormgegeven, aangezien deze
hoofdstukken vaak expliciet zijn uitgesloten van handhavingsmechanismes van deze verdragen.
Hoe ziet de Minister dit voor zich? Is de Minister het met de leden van de SP-fractie
eens dat het hiervoor noodzakelijk is om het mogelijk te maken een deel van de handelsafspraken
uit een verdrag op te schorten als blijkt dat de andere partij zich niet aan de afspraken
houdt uit het hoofdstuk over duurzame ontwikkeling?
24. Antwoord kabinet
Het kabinet ziet kansen voor het afsluiten van EU handelsakkoorden met ambitieuzere
duurzaamheidsafspraken en hecht aan naleving daarvan. Duurzaamheidshoofdstukken in
EU handelsakkoorden voorzien in een geschillenbeslechtingsprocedure, om de naleving
van duurzaamheidsafspraken af te dwingen. In de Nederlandse inzet voor de Trade Policy Review heeft het kabinet voorstellen gedaan voor het verbeteren van naleving van deze afspraken.
De toezegging van de Europese Commissie om het 15-punten-actieplan voor de effectieve
uitvoering en handhaving van de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling
in handelsovereenkomsten vervroegd te herzien ligt in het verlengde van de voorstellen
in het Frans-Nederlandse non-paper over handel, duurzaamheid en sociaaleconomische
effecten.7
De leden van de SP-fractie merken op dat de Commissie schrijft de mogelijkheden te
onderzoeken een Europese exportkrediet faciliteit op te richten. Wat denkt de Minister
dat de toegevoegde waarde zou zijn van een Europese exportkrediet faciliteit, aangezien
deze faciliteiten reeds op nationaal niveau bestaan?
25. Antwoord kabinet
Het kabinet is voorstander van maatregelen door de EU die het gelijke speelveld op
het terrein van exportkredieten kan versterken. De EU kondigt in dit verband aan mogelijkheden
voor een EU strategie voor exportkredieten te gaan verkennen, waaronder betere coördinatie
van verschillende EU financiële instrumenten en een EU exportkredietfaciliteit. Het
kabinet zal hier inhoudelijk pas op kunnen reageren zodra een concreet voorstel op
tafel ligt, hetgeen nu nog niet het geval is. De meerwaarde van een faciliteit op
EU-niveau naast de reeds bestaande nationale exportkredietfaciliteiten zal daarin
vanzelfsprekend door de EU moeten worden aangetoond.
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorstel
van de Europese Commissie met de inzet van handelsbeleid als instrument om duurzaamheid
te bevorderen in overeenstemming met de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s). Ook
hebben de leden van de PvdA-fractie met instemming kennisgenomen van de verklaring
van de Minister en haar Duitse collega Müller d.d. 27 januari jl. over leefbaar loon
en leefbaar inkomen. Op welke manier zal de Minister – al dan niet met haar Duitse
collega – deze gezamenlijke inzet bij de Europese collega’s onder de aandacht brengen?
26. Antwoord kabinet
Op 27 januari 2021 tekenden Nederland en Duitsland een verklaring op het gebied van
leefbaar loon en leefbaar inkomen. De verklaring ziet toe op een nauwere samenwerking
ter bevordering van leefbare lonen en leefbare inkomens in productielanden. Duitsland
en Nederland trekken hierin al enige tijd samen op en zullen de komende tijd verkennen
of deze gezamenlijke inzet kan worden uitgebreid door meer Europese landen erbij te
betrekken. Daartoe gaan we op ambtelijk niveau in gesprek met een aantal gelijkgezinde
landen, waaronder Frankrijk, België, Zweden en Denemarken. Bij voldoende steun is
de bedoeling dit te agenderen in de relevante raadswerkgroepen. Ook gaan we via onze
inzet op specifieke ketens in gesprek, zo wordt bijvoorbeeld vanuit het Dutch Initiative for Sustainable Cocoa (DISCO) gesproken met andere nationale cacao-initiatieven (GISCO, SWISSCO en Beyond
Chocolate) over het realiseren van leefbaar loon in de cacao-sector. Voorts zal het
kabinet de getekende verklaring onder de aandacht brengen bij de Europese Commissie.
Welke mogelijkheden ziet de Minister om het betalen van een leefbaar loon of inkomen
onderdeel te laten zijn van het te voeren handelsbeleid? Hoe zal de inhoud van deze
verklaring worden vertaald in concrete en coherente beleidsmaatregelen?
27. Antwoord kabinet
Verdragspartijen in EU handelsakkoorden bevestigen dat arbeidswetgeving en -praktijken
de doelstellingen in de ILO Decent Work Agenda dienen te bevorderen. Het thema lonen is onderdeel van deze agenda. Daarnaast zeggen
partijen toe om «voortdurend en consequent» te streven naar ratificatie van de fundamentele
ILO-conventies (zover deze nog niet zijn geratificeerd) en reeds geratificeerde ILO-conventies
effectief te implementeren. O.a. middels een jaarlijks dialoog werken verdragspartijen
aan de naleving van deze afspraken. In dit kader hebben de verdragspartijen ook de
mogelijkheid het thema leefbaar loon te bespreken.
Hoe zullen de SDG’s hun weerslag gaan vinden in het handelsbeleid?
28. Antwoord kabinet
De zeventien duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) zijn leidraad voor het beleid
van de Europese Commissie, zoals ook aangegeven in de mededeling van de Commissie
over de herziening van het handelsbeleid. De welvaartseffecten van een op regels gebaseerd
handels- en investeringsbeleid kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het realiseren
van de SDG’s. Het wegnemen van handelsbarrières en het aantrekkelijker maken van investeringen,
kan bijvoorbeeld tot de verspreiding van schone technologieën leiden.
Wat zijn gevolgen voor het investeringsverdrag met China nu de Europese Commissie
het handelsbeleid in overeenstemming wil laten zijn met de SDG’s, in het bijzonder
SGD 8, meer specifiek 8.7 en 8.8, en SDG 16, meer specifiek 16.10?
29. Antwoord kabinet
De investeringsovereenkomst met China biedt een extra handvat voor het boeken van
voortgang op het gebied van arbeidsrechten in China, met name om de vier openstaande
fundamentele ILO-conventies (waaronder met betrekking tot dwangarbeid in lijn met
SDG 8.7) te ratificeren en in China’s nationale regelgeving te respecteren. China
heeft, buiten de ILO, niet eerder de toezegging gedaan om toe te werken naar ratificatie
van de vier openstaande fundamentele ILO-conventies. Tevens spreken partijen af dat
zij de ILO Decent Work Agenda zullen promoten, in lijn met SDG 8.8. Het kabinet zet zich in voor transparantie
van het EU handelsbeleid in lijn met SDG 16.10 inzake publieke toegang tot informatie
en bescherming van fundamentele vrijheden.
Voortgangsrapportage handelsakkoorden
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe lang de regering nog verwacht te doen
over het aanbieden van de ratificatiewet voor het investeringsakkoord met Singapore
aan de Kamer. Deze leden vragen waarom deze indiening inmiddels al meer dan twee jaar
duurt.
30. Antwoord kabinet
De goedkeuringsstukken van het investeringsakkoord tussen de EU, haar lidstaten en
Singapore zijn in voorbereiding, evenals die van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst
(PSO) tussen de EU, haar lidstaten en Singapore. Voor de goedkeuring van het investeringsakkoord
wordt allereerst een memorie van toelichting opgesteld, waarna advies van de Raad
van State zal worden gevraagd alvorens het verdrag met goedkeuringswet ter uitdrukkelijke
goedkeuring aan het parlement zal worden voorgelegd. De regering hecht aan een zorgvuldige
voorbereiding van de goedkeuringsstukken alvorens deze aan het parlement zullen worden
aangeboden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het investeringsakkoord met Vietnam inmiddels
is geratificeerd door het Europees Parlement, en zo nee, waarom niet. Deze leden vragen
wanneer de Kamer kan verwachten dat haar een ratificatiewet wordt voorgelegd.
31. Antwoord kabinet
Het investeringsakkoord tussen de EU, haar lidstaten en Vietnam is in februari 2020
door het Europese Parlement goedgekeurd. De vereiste goedkeuringsstukken voor de behandeling
in het Nederlandse parlement zijn in voorbereiding. Net zoals voor de ratificatie
van het investeringsakkoord tussen de EU, haar lidstaten en Singapore, wordt een memorie
van toelichting opgesteld, en zal vervolgens advies van de Raad van State worden gevraagd,
voordat het verdrag met goedkeuringswet aan het parlement zal worden voorgelegd. Een
exacte tijdslijn is nog niet te schetsen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de installatie van een nieuwe, meer constructieve
regering in de Verenigde Staten aanleiding vormt om opnieuw onderhandelingen te starten
tussen de EU en de VS over een handelsakkoord. Indien dit het geval is, vragen deze
leden of dat zal gebeuren op basis van het oude onderhandelingsmandaat voor TTIP,
of dat de Europese Commissie hier een nieuw mandaat voor zal vragen, en wat het Nederlandse
standpunt hierin is.
32. Antwoord kabinet
Op 15 april 2019 heeft de Raad twee beperkte mandaten verleend aan de Europese Commissie
om met de Verenigde Staten te onderhandelen. Bij de vaststelling van deze mandaten
heeft de Raad verklaard dat de onderhandelingsrichtlijnen voor het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) beschouwd moeten worden als verouderd en niet meer relevant. Eventuele onderhandelingen
tussen de EU en de VS over een toekomstig handelsakkoord zouden dus een nieuw besluit
van de Raad vereisen. Op dit moment speelt deze discussie niet.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of reeds iets te zeggen valt over hoeveel
onderhandelingsrondes nog nodig zijn alvorens de EU verwacht tot een akkoorden te
komen met Australië en Nieuw-Zeeland.
33. Antwoord kabinet
Het valt niet te voorzien hoeveel rondes nog nodig zijn om tot een akkoord met Australië
en Nieuw-Zeeland te komen. Openstaande punten in de onderhandelingen met Australië
liggen onder andere op het gebied van handel en duurzame ontwikkeling, geografische
aanduidingen en markttoegang voor overheidsaanbestedingen. Voordat de Europese Commissie
en Nieuw-Zeeland de onderhandelingen kunnen afronden, moeten partijen onder andere
nader tot elkaar komen op het gebied van markttoegang voor goederen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat in 2019 gesprekken zijn gevoerd met Argentinië
en Ecuador over de modernisering van de bestaande bilaterale investeringsakkoorden,
en dat beide landen aangaven hiervoor open te staan. Deze leden vragen wat er sinds
deze gesprekken in 2019 is ondernomen om deze modernisering te realiseren.
34. Antwoord kabinet
In verband met de praktische beperkingen, met name reisrestricties, die momenteel
gelden ter bestrijding van de COVID-19 pandemie, liggen de (her-)onderhandelingen
van bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO’s) momenteel stil. Het
kabinet is gecommitteerd aan de modernisering van de Nederlandse IBO’s en zal de (her-)onderhandelingen
hervatten zodra dit mogelijk is.
Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 9 november 2020
In het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken/Handel schrijft de Minister dat verschillende
lidstaten benadrukten dat open markten bij hebben gedragen aan de tijdige beschikbaarheid
van essentiële goederen tijdens de COVID-19-crisis. De leden van de SP-fractie vragen
zich af of de Minister zich er ook van bewust is dat open markten ook hebben bijgedragen
aan het verdwijnen van productie van essentiële goederen uit Nederland en de EU, waardoor
bepaalde essentiële goederen juist minder beschikbaar waren?
35. Antwoord van het kabinet
Tekorten aan essentiële producten, zoals persoonlijke beschermingsmiddelen, waren
het gevolg van schaarste door een plotse vraagstijging. Ook wanneer productie grotendeels
in Europa zou plaatsvinden, kunnen tekortsituaties zich voordoen in tijden van enorme
vraagstijging.
Om voldoende beschikbaarheid van essentiële producten te kunnen borgen, staat leveringszekerheid
centraal. Verschillende maatregelen kunnen daaraan bijdragen, waaronder diversificatie
van waardeketens (onder meer door dit te faciliteren via handelsakkoorden), het aanleggen
van (ijzeren) voorraden, het omzetten van bestaande productielijnen in crisis tijd,
en meer transparantie in waardeketens. In sommige gevallen kan dit ook deels worden
bereikt door het versterken van de nationale en Europese productie. Dit beeld wordt
ook bevestigd in het recente SER-advies over reshoring.8 De SER beveelt hierbij aan om de leveringszekerheid van essentiële goederen zoveel
mogelijk op Europees niveau te organiseren en niet op nationaal niveau. Daarbij is
een beweging naar autarkie of onnodige beperking van handelsstromen volgens de SER
geen oplossing.
De verplaatsing van productieschakels naar buiten de EU is niet zozeer het gevolg
van «open markten», maar is in veel gevallen gedreven door factoren als arbeidskosten.
De COVID-19 pandemie heeft juist laten zien dat het afsluiten van markten via exportbeperkingen
toeleveringen in complexe waardeketens kan verstoren, waardoor benodigde productieverhoging
vertraging oploopt. Daarom is het nodig dat landen afspreken dat zulke maatregelen
waar noodzakelijk gericht, proportioneel, tijdsgebonden en transparant zijn – hetgeen
de EU voorstelt in haar Trade & Health initiatief.9 Dit initiatief is mede op Nederlands aandringen ontwikkeld.
EU-China investeringsakkoord
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de antwoorden op
de feitelijke vragen bij de Kamerbrief over het EU-China investeringsakkoord. Zij
lezen hierin dat de Minister geen antwoord heeft gegeven op een inschatting van de
reden voor de «plotselinge en onverwachte» verandering van de houding van China ten
opzichte van het genoemde akkoord, omdat het kabinet «niet namens China kan spreken
over de afweging die is gemaakt». Voorgenoemde leden hebben daar begrip voor, maar
vragen wel of de Minister een inschatting kan maken van de mogelijke externe (geo)politieke
omstandigheden die hebben geleid tot deze plotselinge stroomversnelling.
36. Antwoord van het kabinet
De onderhandelingen over het EU-China Comprehensive Agreement on Investment (CAI) zijn gevoerd door de Europese Commissie, op basis van het onderhandelingsmandaat
dat hiervoor door de Raad en de lidstaten in 2013 is gegeven. In september jl. hebben
de EU en China uitgesproken de onderhandelingen in 2020 te willen afronden. In november
jl. was de status van de onderhandelingen nog dat China geen toezeggingen wilde doen
inzake de ratificatie van de ILO-conventies. Hier leek op dat moment geen oplossing
voor te zijn. Begin december jl. gaf de Commissie aan dat China toch bereid leek te
bewegen op dit voor de EU belangrijke punt. Het is niet aan het kabinet te speculeren
over de redenen hiervoor.
Voorgenoemde leden hebben serieuze zorgen over de naleving van de provisies in dit
akkoord, nu voor het implementeren van diverse afspraken, zoals het ratificeren van
de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), geen concreet tijdspad
is neergelegd en er geen sancties zijn in het geval van niet-naleving. Deelt de Minister
deze zorgen?
37. Antwoord van het kabinet
De overeenkomst biedt een extra handvat voor het boeken van voortgang op het gebied
van arbeidsrechten, met name om de vier openstaande fundamentele ILO-conventies te
ratificeren en deze in China’s nationale regelgeving te respecteren. China heeft,
buiten de ILO, niet eerder de toezegging gedaan om toe te werken naar ratificatie
van de vier resterende fundamentele ILO-conventies. De meerwaarde in de praktijk zal
zich moeten bewijzen.
Afspraken inzake investeringen en duurzame ontwikkeling, inclusief de toezegging van
China om toe te werken naar ratificatie van de fundamentele ILO-conventies, zullen
juridisch bindend zijn vanaf het moment van ratificatie en inwerkingtreding van het
CAI.
Het is aan de EU om bij vermeende gebrekkige naleving consultaties met de verdragspartij
aan te gaan, waarbij – indien partijen er niet uit komen – uiteindelijk een deskundigenpanel
een rapport met aanbevelingen opstelt. Dat rapport zal – nadat het beschikbaar is
gesteld aan de verdragspartijen – openbaar worden gemaakt, met waarborgen voor vertrouwelijke
informatie. De verdragspartijen dienen binnen 30 dagen nadat het rapport aan hen beschikbaar
is gesteld, te consulteren en op basis van het rapport maatregelen te bespreken om
de kwestie te adresseren. Hierbij kunnen zij inbreng van stakeholders (niet statelijke-actoren) over de implementatie van de maatregelen ontvangen. Dit
mechanisme wordt ook in andere akkoorden gebruikt.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of er sprake is van een EU-only akkoord of een gemengd akkoord.
38. Antwoord van het kabinet
De Europese Commissie onderhandelt sinds 2013 over een investeringsakkoord op grond
van een mandaat dat gevormd wordt door zowel een Raadsbesluit als een intergouvernementeel
besluit van de lidstaten. De Commissie lijkt nu met China een principeakkoord te hebben
bereikt over een EU-only overeenkomst zonder bepalingen over investeerder-staat geschillenbeslechting. Daarmee
zou er geen juridische noodzaak zijn voor het sluiten van een gemengd akkoord.
Voorts vragen deze leden de Minister aan te geven welke stemmingsprocedure in de Raad
wordt gehanteerd tot goedkeuring van de dit verdrag: vereist dat gekwalificeerde meerderheid,
gewone meerderheid of unanimiteit?
39. Antwoord van het kabinet
Allereerst moeten de definitieve teksten gereed komen, waarbij zal moeten blijken
of de Europese Commissie inderdaad een EU-only overeenkomst zal voorstellen. Als de definitieve tekst van het akkoord bekend is,
kan een oordeel worden geveld over de vraag of de Raad met gekwalificeerde stemmen
of met unanimiteit besluit.
Daarbij vragen deze leden de Minister aan te geven wat het krachtenveld is en welke
lidstaten positief en welke negatief staan ten opzichte van dit politieke akkoord.
40. Antwoord van het kabinet
Zoals eerder ook aangegeven in het verslag van de schriftelijke inbreng (Kamerstuk
21 501-02, nr. 2255) is er nog geen definitieve tekst van het akkoord voorgelegd aan de Raad. Derhalve
heeft nog geen enkele lidstaat een formeel standpunt ingenomen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre mensenrechten onderdeel
uitmaken van het akkoord.
41. Antwoord van het kabinet
Het CAI is een investeringsakkoord en daarmee in eerste instantie bedoeld om de toegang
van investeerders tot elkaars markt te reguleren en een gelijker speelveld tussen
de EU en China voor investeerders te creëren. Zoals gebruikelijk bij investeringsakkoorden
zijn binnen het CAI geen afspraken gemaakt over specifieke misstanden. Het adresseren
van specifieke mensenrechtenschendingen vergt de inzet van een breed instrumentarium.
De zorgen over de mensenrechtensituatie in China worden doorlopend besproken in contacten
met China, op bilateraal, Europees, en multilateraal niveau. Het kabinet heeft ten
aanzien van het CAI wel aangedrongen op stevige afspraken over investeringen en duurzame
ontwikkeling, waaronder arbeidsrechten.
Deze leden vragen de Minister aan te geven welke stappen ze wil dat China zet alvorens
het verdrag gesloten kan worden.
42. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zal, wanneer de definitieve tekst van het CAI beschikbaar is, de balans
van de verschillende onderdelen en de context van het CAI opmaken om vervolgens tot
een oordeel te komen.
Bovendien vragen deze leden welk verband de EU legt tussen het sluiten van dit verdrag
en de situatie van de Oeigoeren.
43. Antwoord van het kabinet
Het CAI is een investeringsakkoord en daarmee in eerste instantie bedoeld om de toegang
van investeerders tot elkaars markt te reguleren en een gelijker speelveld tussen
de EU en China voor investeerders te bewerkstelligen. Het kabinet heeft ten aanzien
van het CAI wel aangedrongen op stevige afspraken over investeringen en duurzame ontwikkeling,
waaronder arbeidsrechten. Op die manier geeft het akkoord de EU wel een manier om
arbeidsrechten aan de orde te stellen en op langere termijn voortgang te boeken.
Het adresseren van specifieke mensenrechtenschendingen vergt de inzet van een breed
instrumentarium, op bilateraal, Europees en multilateraal niveau. Het kabinet blijft
daarom zowel bilateraal als in EU- en VN-verband aandacht vragen voor de mensenrechtensituatie
in China, in het bijzonder in Xinjiang, en trekt hierbij zo veel mogelijk op met gelijkgezinde
(EU) landen. De EU heeft onder andere in de 45ste zitting van de VN-Mensenrechtenraad
(MRR) van september 2020 specifieke zorgen geuit over de misstanden waaronder dwangarbeid,
gedwongen sterilisatie en geboortebeperkingen in Xinjiang. De Minister-President heeft
op 23 december 2020 in gesprek met premier Li Keqiang de mensenrechtensituatie in
Xinjiang opgebracht.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe zwaar ze concrete stappen in verbetering
van de situatie van mensenrechten in China weegt in de goedkeuring van het verdrag
door Nederland.
44. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zal, wanneer de definitieve tekst van het CAI beschikbaar is, de balans
van de verschillende onderdelen en de context van het CAI opmaken om vervolgens tot
een oordeel te komen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister welk aanpassingen er gedaan zijn tussen
begin december 2020, het moment dat het verdrag aan COREPER voorlag, en het moment
dat politiek akkoord eind december werd gesloten.
45. Antwoord van het kabinet
Hoewel de voortgang van de onderhandelingen is besproken in COREPER, heeft het verdrag
niet als beslissingsstuk daar voorgelegen. Zoals aangegeven in beantwoording van de
feitelijke vragen (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2255) gaf de Europese Commissie aan in de laatste fase van de onderhandelingen dat een
extra toezegging op de energiemarkt nodig was om China over de streep te trekken.
De Commissie heeft daarop een aanpassing gedaan, bovenop het markttoegangsaanbod,
waarmee Chinese investeerders extra toegang krijgen van maximaal 5 procent per lidstaat
in productie van zonne- en windenergie. Investeringen in energie-infrastructuur en
niet-hernieuwbare energie zijn hiervan uitgesloten. Bovendien is de toegang op basis
van wederkerigheid, dus Chinese investeerders mogen maximaal evenveel investeren als
het marktaandeel dat Europese investeerders in China hebben. Volgens de Commissie
gaat dat momenteel om 1 procent in zonne-, 1 procent in onshore wind-, en 1,4 procent in offshore windenergie. De lidstaten hebben de Commissie toestemming gegeven voor dit extra
aanbod. Volgens de Commissie maakte China in de laatste weken significante stappen
wat betreft markttoegang op de volgende gebieden: gezondheidszorg (private ziekenhuizen),
elektrische auto’s en research in biotech. Wat betreft duurzaamheid, betrof het de toezegging van China om toe te werken naar
ratificatie van de openstaande fundamentele ILO-conventies.
Deze leden begrijpen dat China bijvoorbeeld bereid was tot ratificatie van fundamentele
ILO-conventies. Deze leden vragen de Minister aan te geven of dat inmiddels gebeurd
is en wanneer dat niet het geval is de Kamer er over te informeren wanneer China dat
wel heeft gedaan.
46. Antwoord van het kabinet
In totaal zijn er 190 ILO-conventies, waarvan China er 26 heeft geratificeerd. De
afspraak in het CAI gaat over vier van de acht fundamentele ILO-conventies. Of en
wanneer China deze en andere ILO-conventies gaat ratificeren, is op dit moment niet
aan te geven. Het CAI schetst hiervoor geen concreet tijdpad, maar verplicht China
naar ratificatie toe te werken («continued and sustained efforts»). Het kabinet zal de Kamer informeren wanneer China deze conventies heeft geratificeerd.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe China wordt gecontroleerd of het
zich aan de ILO-conventies houdt en welke gevolgen er gekoppeld zijn aan het schenden
van ILO-conventies.
47. Antwoord van het kabinet
De ILO beschikt over een toezichthoudend mechanisme waarmee wordt nagegaan of de wet-
en regelgeving van het lid in overeenstemming is met de door dat lid geratificeerde
conventies. Indien dat niet het geval is wordt het lid geadviseerd bij de (verdere)
aanpassing van wet- en regelgeving. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat door werkgevers
en/of werknemers bij de ILO een klacht wordt ingediend over schending of niet-naleving
van die verplichtingen. Deze klachten worden door een ILO commissie onderzocht en
beoordeeld.
ILO zelf beschikt, buiten de veroordeling, niet over een sanctiemechanisme. In het
tweede deel van het antwoord op vraag 37 wordt geschetst hoe de EU als verdragspartij
een vervolg kan geven aan een veroordeling door ILO.
Aan de ratificatie van ILO-conventies gaat doorgaans een periode van harmonisatie
van relevante nationale wetgeving, beleid en praktijk vooraf. De leden van de CDA-fractie
vragen de Minister of ratificatie van het verdrag aan Europese zijde kan plaatsvinden
voordat deze periode van ratificatie van ILO-conventies in China zijn doorlopen.
48. Antwoord van het kabinet
Ja, ratificatie van het verdrag aan Europese zijde kan plaatsvinden voordat China
de ILO-conventies heeft geratificeerd. In het CAI is afgesproken dat China toe zal
werken naar ratificatie van deze conventies. De besluitvorming over ratificatie van
het verdrag aan Europese zijde ligt bij de Raad en het Europees Parlement en eventueel
de lidstaten van de EU.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister puntsgewijs aan te geven op welke manier
de voor Nederland essentiële elementen zoals de verbetering in markttoegang voor EU-investeerders,
een gelijk speelveld en Chinese toezeggingen ten aanzien van duurzaamheid, met name
arbeidsrechten, zijn doorgevoerd in het verdrag.
49. Antwoord van het kabinet
Het CAI is een investeringsakkoord. Het richt zich op het vergroten van de markttoegang
van investeerders tot elkaars markt en het bewerkstelligen van een gelijker speelveld
tussen de EU en China voor investeerders. Het CAI richt zich niet op de productie
van goederen en bevat geen afspraken over de handel van goederen tussen de EU en China.
De doelstelling van het CAI is om bij te dragen aan een gelijk speelveld voor Europese
investeerders in China door de bestaande asymmetrie in de handelsrelatie terug te
dringen. Het is een grote uitdaging om Chinese subsidies aan Chinese ondernemingen
effectief te adresseren. Er zijn geen bilaterale afspraken over subsidieregimes met
China. En op multilateraal niveau blijken de afspraken uit de WTO lastig toe te passen
in de specifieke Chinese context. Immers, om in WTO-verband te kunnen acteren, moet
eerst aangetoond worden dat er sprake is van een «subsidie» die een specifiek voordeel
geeft en «verboden» of «actionable» is. Dat blijkt in de praktijk een lastige opgave te zijn, zeker omdat de informatie
over subsidies in China niet transparant is. Bovendien geldt het WTO-subsidie regime
alleen maar voor subsidies met betrekking tot handel in goederen en vallen subsidies
in de dienstensector buiten de reikwijdte, waarbij het nu lijkt dat het CAI verder
gaat dan de huidige WTO-verplichtingen omdat het ook de transparantie over subsidieverlening
in bepaalde dienstensectoren vergroot. Daarnaast kan de EU om consultaties verzoeken
waarbij China extra informatie kan aanleveren over subsidies die een potentieel negatief
effect hebben op investeringsbelangen van de EU (zowel op het gebied van goederen
als diensten). Deze bepalingen zijn echter uitgezonderd van Sectie X (staat-staat
geschillenbeslechting). Nederland zal de samenhang van het CAI met recente initiatieven
om het verstorende effect van buitenlandse subsidies op de interne markt te adresseren
zorgvuldig bestuderen wanneer de volledige en definitieve teksten van het CAI beschikbaar
zijn.
China is ook akkoord gegaan met ambitieuze afspraken over duurzaamheid, inclusief
toezeggingen m.b.t. gedwongen arbeidsrechten en ratificatie van relevante ILO-conventies.
Nadere beantwoording op het terrein van arbeidsrechten en ILO-conventies is opgenomen
in de antwoorden op de vragen 41 en 46.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister nader in te gaan op de EU-China overeenkomst
over geografische indicaties welke op 1 maart 2021 van kracht zal worden en daarbij
aan te geven wat dit verdrag precies inhoudt, op welke manier dit handel bevordert
en in welke mate er binnen deze overeenkomst aandacht is voor mensenrechten.
50. Antwoord van het kabinet
Het akkoord tussen de EU en China ziet alleen op de bescherming van geografische indicaties.
Er zijn geen bepalingen over andere onderwerpen zoals mensenrechten in opgenomen.
Naast algemene bepalingen over de bescherming en handhaving van geografische indicaties
worden er van beide partijen honderd geografische indicaties over en weer beschermd.
De lijst van Europese geografische indicaties die in China worden beschermd is door
de Europese Commissie in overleg met de lidstaten opgesteld. Voor Nederland zal Jenever
beschermd worden in China. Vier jaar na inwerkingtreding zullen nog eens 175 geografische
indicaties van zowel de EU als China beschermd worden. Deze zullen dezelfde registratieprocedure
als de eerste geografische indicaties moeten doorlopen. Op deze tweede lijst staan
de kazen Gouda Holland en Edam Holland. China is een markt met een sterk groeipotentieel
voor Europees eten en drinken. Het akkoord geeft daarmee kansen aan Europese producenten
van producten met een geografische indicatie, en beschermt de geografische indicaties
tegen namaak.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden van de Minister
op de feitelijke vragen van de Kamer over het akkoord dat is bereikt tussen de EU
en China. Deze leden zijn bezorgd over het signaal dat het sluiten van een investeringsakkoord
met China op dit moment afgeeft, gelet op de stelselmatige onderdrukking van Oeigoeren,
de bezetting van Tibet, de agressie richting Taiwan en het inperken van de vrijheid
van burgers in HongKong. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister wanneer
er in haar ogen sprake is van een dusdanig ernstige mensenrechtensituatie dat het
sluiten van handels- of investeringsakkoorden wat haar betreft niet gepast is.
51. Antwoord kabinet
Het CAI is een investeringsakkoord en daarmee in eerste instantie bedoeld om de toegang
van investeerders tot elkaars markt te reguleren en een gelijker speelveld tussen
de EU en China voor investeerders te bewerkstelligen. De afspraken in het CAI lijken
een verbetering te bieden voor Europese investeerders in China.
Tegelijkertijd vinden handel en investeringen niet plaats in een vacuüm. Het kabinet
deelt de zorgen over de situaties die u aanhaalt. Het adresseren van specifieke mensenrechtenschendingen
vergt de inzet van een breed instrumentarium, op bilateraal, Europees en multilateraal
niveau. Het CAI biedt de EU een extra handvat om arbeidsrechten te bespreken met China,
met name in relatie tot de vier openstaande fundamentele ILO-conventies.
Het kabinet zal, wanneer de definitieve tekst van het CAI beschikbaar is, de balans
tussen de verschillende onderdelen en de context van het CAI opmaken om vervolgens
tot een oordeel te komen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen welk waardeoordeel de Minister geeft aan
het feit dat in het concept-investeringsakkoord slechts vrijblijvende afspraken worden
gemaakt met betrekking tot de implementatie van fundamentele arbeidsrechten door China,
aangezien hier geen bindend tijdspad aan wordt gekoppeld en de EU dus ook met lege
handen staat als het gaat om afdwingen van naleving.
52. Antwoord kabinet
Zie de beantwoording op vraag 37.
De leden van de GroenLinks fractie vragen de Minister ook hoe zij nu terugkijkt op
het onderhandelingsmandaat dat zeven jaar geleden was opgesteld, waarin handel en
bredere mensenrechten worden gescheiden, en waarin alleen plek is voor mensenrechten
die heel direct aan handel raken, zoals arbeidsrechten. Is zij van mening dat onderhandelingsmandaten
voor handels- en investeringsakkoorden eigenlijk ook de bredere mensenrechtensituatie
zouden moeten behelzen, en daarnaast niet enkel moeten inzetten op wederkerige markttoegang,
maar ook op wederkerige toegang voor NGOs en journalisten? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, wat betekent dat voor haar appreciatie van het EU-China investeringsakkoord dat
nu op tafel ligt?
53. Antwoord kabinet
Handels- of investeringsakkoorden gaan primair over handel of investeringen. Maar
handel en investeringen spelen zich niet in een vacuüm af. Al langere tijd maken duurzaamheidsbepalingen
(waaronder arbeidsstandaarden) onderdeel uit van Europese handelsverdragen. Recentelijk
heeft Nederland samen met Frankrijk een aantal suggesties voorgesteld om deze bepalingen
te verbreden10. Toch moet altijd een balans gevonden worden tussen wat wel en niet realistisch is
voor de reikwijdte van een handels- of investeringsakkoord. Want hoewel handelsbeleid
ondersteunend kan zijn aan de verwezenlijking van mensenrechtenbeleid, heeft het kabinet
een breder instrumentarium ter beschikking. Daarbij gaat een investeringsakkoord over
buitenlandse investeringen en alleen over toegang van personen als het werknemers
van die buitenlandse investeerders betreft. Een investeringsakkoord gaat niet over
toegang van andere personen zoals medewerkers van NGO’s en journalisten. Het kabinet
zal, wanneer de definitieve tekst van het CAI beschikbaar is, de balans van de verschillende
onderdelen en de context van het CAI opmaken om vervolgens tot een oordeel te komen.
In de beantwoording van de feitelijke vragen over het Comprehensive Agreement on Investment (CAI) met China stelt de Minister dat het lijkt alsof de Commissie een EU-only overeenkomst heeft gesloten, aangezien er geen bepalingen over investeerder-staat
geschillenbeslechting in staan, zo lezen de leden van de SP-fractie. Tegelijkertijd
staat er in het principeakkoord wel dat de onderhandelingen over investeringsbescherming
en investeringsgeschillenoplossing worden voortgezet. Mochten hier alsnog afspraken
uit voortkomen, zou dat dan beteken dat het alsnog een gemengd akkoord wordt waarvoor
toestemming van de Staten-Generaal noodzakelijk is?
54. Antwoord kabinet
Zoals ook nader toegelicht in de beantwoording van de feitelijke vragen over het EU-China
Investeringsakkoord (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2255), hebben de EU en China tot nu toe geen overeenstemming over dit onderdeel kunnen
bereiken. In het principeakkoord verbinden de verdragspartijen zich tot het voortzetten
van reeds gevorderde onderhandelingen om tot een overeenkomst over investeringsbescherming
en investeringsgeschillenbeslechting te komen (in een zogenaamde «rendez-vous clausule»).
Dit betekent dat hierover verder zal worden onderhandeld. De afspraak is om dit proces
af te ronden binnen twee jaar na ondertekening van het CAI. In de tussentijd blijft
de bilaterale investeringsovereenkomst tussen Nederland en China van kracht (Trb. 2004, nr. 237).
Volgens advies 2/15 van het Hof van Justitie van de Europese Unie vallen kwesties
in verband met de beslechting van investeringsgeschillen en indirecte investeringen
buiten de exclusieve bevoegdheid van de Unie. Als hier afspraken over worden gemaakt,
dan zal dat kunnen leiden tot een separaat verdrag waarbij zowel de lidstaten als
de Europese Unie partij zijn, een zogenaamd gemengd akkoord. Of dat ook zo is, zal
afhangen van meerdere factoren waaronder de precieze inhoud van het nog op te stellen
verdrag.
Mensenrechtenschendingen blijven veelvuldig voorkomen in China en lijken de laatste
tijd juist toe te nemen. De afgrijselijke toestanden waarmee de Oeigoerse bevolking
te maken heeft in heropvoedingskampen in Xinjiang en de toegenomen onderdrukking van
burgerrechten in HongKong zijn hiervan slechts enkele van de vele voorbeelden. Bovendien
zijn er geen afdwingbare afspraken gemaakt in het CAI over duurzaamheid en mensenrechten.
De afspraken hierover vallen namelijk niet onder het geschillenbeslechtingsmechanisme
uit Sectie V, dat mogelijkheden biedt om een gedeelte van de afspraken op te schorten
wanneer bepaalde afspraken door de andere partij niet worden nageleefd. Aan de andere
kant vallen de meeste afspraken over markttoegang voor investeerders wel onder dit
afdwingmechanisme. Is de Minister het met de leden van de SP-fractie eens dat dit
akkoord feitelijk dus de belangen van investeerders boven de bestrijding van mensenrechtenschendingen
stelt? Zo niet, waarom stelde de mister in de beantwoording van de feitelijke vraag
20 over mensenrechtenschendingen dan dat het CAI in eerste instantie is bedoeld «om
de toegang van investeerders tot elkaars markt te reguleren en het gelijk speelveld
tussen de EU en China voor investeerders te verbeteren»?
55. Antwoord kabinet
Het klopt dat het CAI in eerste instantie een investeringsakkoord is met de bedoeling
om de toegang van investeerders tot elkaars markt te reguleren en een gelijker speelveld
tussen de EU en China voor investeerders te bewerkstelligen. Maar dat betekent niet
dat de bestrijding van mensenrechtenschendingen in de relatie met China een ondergeschikte
rol speelt. Het adresseren van mensenrechtenschendingen vergt juist de inzet van een
breed instrumentarium, op bilateraal, Europees en multilateraal niveau, zoals nader
beschreven in de beantwoording op vragen 41, 43, en 46.
Het kabinet zal, wanneer de definitieve tekst van het CAI beschikbaar is, de balans
van de verschillende onderdelen en de context van het CAI opmaken om vervolgens tot
een oordeel te komen.
Rapport over de voor- en nadelen van het handelsverdrag met de Mercosur-landen
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor het toezenden van het rapport
van Wageningen Economic Research (WEcR) over het Mercosurverdrag. Dit rapport laat duidelijk zien wat de positieve
effecten van handelsverdragen in het algemeen en het Mercosurverdrag in het bijzonder
voor de Nederlandse economie en werkgelegenheid zijn. Genoemde leden menen dat mede
gezien het feit dat importtarieven in de Europese Unie relatief laag liggen ten opzichte
van veel andere handelspartners, handelsverdragen waarbij gevoelige (agro-)sectoren
beschermd worden een zeer positief effect op onze economie hebben en het daarmee noodzakelijk
is dat de Nederlandse inzet ook in de toekomst blijft dat meer van dergelijke handelsverdragen
gesloten of gemoderniseerd worden. Deelt de Minister deze mening?
56. Antwoord van het kabine
Internationale handel is belangrijk voor onze economie. Met export verdient ons land
34% van haar bruto nationaal product en export schept, direct en indirect, zo’n 2,4 miljoen
voltijdbanen, zo’n 32% van de totale werkgelegenheid.11 Moderne handelsakkoorden stimuleren internationale handel en dragen daarnaast bij
aan de verduurzaming van onze economieën en wederzijdse handel. Nederland zet binnen
de EU in op verdere versterking van de relatie tussen handelspolitiek en duurzaamheid
(zie ook memorie van toelichting; Kamerstuk 35 570 XVII, nr. 2). Dit kan onder meer door het afsluiten van duurzame toekomstige EU-handelsakkoorden
en modernisering van bestaande oudere EU-handelsakkoorden.
Bevat het WEcR-rapport uitkomsten welke voor de Minister als positief worden gekenmerkt?
57. Antwoord van het kabinet
De conclusie van het Wageningen Economic Research (WEcR)
rapport is dat Nederland in bescheiden mate zal profiteren van het akkoord, met een
toename van het bbp van EUR 287 miljoen, 0,03% in het jaar 2035, uitgaande van een
volledig geïmplementeerd akkoord in 2035. Volgens de onderzoekers heeft het akkoord
ook voor Nederlandse boeren een bescheiden positief effect, namelijk gemiddeld EUR
200 per bedrijf per jaar. Er zijn echter ook andere mogelijke effecten van het akkoord,
zoals sociale- en milieueffecten, die van belang zijn. Het kabinet zal pas een standpunt
bepalen over het Mercosur akkoord als alle daarvoor relevante documenten van de Europese
Commissie zijn ontvangen, inclusief de Duurzaamheidseffectbeoordeling «Sustainability Impact Assessment».
De leden van de SP-fractie lezen in het rapport «Effecten van het EU-Mercosur-akkoord
op de Nederlandse economie» dat de Nederlandse economie naar verwachting slechts 0,03%
extra zal groeien in 2035 als gevolg van het handelsakkoord met Mercosur. Tegelijkertijd
bedreigt dit akkoord de voedselveiligheid en stimuleert het de kap van tropisch regenwoud.
Weegt die 0,03% groei hier volgens de Minister tegenop?
Hoe beïnvloedt deze studie de houding van het kabinet ten opzichte van het handelsakkoord
met Mercosur, gezien de zeer beperkte verwachte stijging van het Bruto Binnenlands
Product (BBP)?
58. Antwoord van het kabinet
De Wageningen Economic Research (WEcR)
Studie analyseert alleen de economische effecten van implementatie van het EU-Mercosur
akkoord en geeft daarmee invulling aan de Motie Voordewind van 4 Juli 2019 (Kamerstuk
34 952, nr. 75). De Europese Commissie kijkt in de komende Duurzaamheidseffectbeoordeling ook naar
mogelijke andere effecten van het akkoord.
Het kabinet zal pas een standpunt innemen over het Mercosur akkoord als alle daarvoor
relevante stukken van de Europese Commissie zijn ontvangen, inclusief de Duurzaamheidseffectbeoordeling
«Sustainability Impact Assessment».
De leden van de PvdA-fractie lezen in het klimaatdoelstellingenplan 2030 van de Europese
Commissie dat de natuur een cruciale bondgenoot is in de strijd tegen klimaatverandering
en het tot staan brengen van het biodiversiteitsverlies. Biodiversiteit is essentieel
voor het menselijk voortbestaan en een vereiste voor het bereiken van de SDG’s, de
doelen van het Parijsakkoord en van het Verwoestijnings-verdrag. Vooruitgang op veel
SDG’s wordt echter belemmerd door de ongekende achteruitgang van soorten en de kwaliteit
van ecosystemen. Investeren in biodiversiteit is daarmee investeren in perspectief
voor mensen in ontwikkelingslanden, juist ook voor de armste en meest kwetsbare groepen.
Het kabinet zet zich internationaal in voor versterking van biodiversiteit, in het
bijzonder op het terrein van buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking en onder
de Convention on Biological Diversity (CBD). Indachtig deze inzet hebben de leden van de PvdA-fractie vragen over het onderzoeksrapport
van WEcR over het Mercosur-akkoord. Is in dit rapport wel rekening gehouden met de
noodzakelijke veranderingen in de Nederlandse en Europese landbouw om te kunnen voldoen
aan de klimaatakkoorden van Parijs? Is het wel mogelijk om met de in het rapport opgenomen
gevolgen van het Mecosur-akkoord de omschakeling naar evenwichtige landbouw te bereiken?
Waarom is er met deze studie geen rekening gehouden met de voorstellen uit het EAT-Lancet
rapport en het biodiversiteitsrapport van het Intergouvernementeel Platform voor Biodiversiteit
en Ecosysteemdiensten (IPBES) om de klimaat- en biodiversiteitcrisis te beteugelen?
In hoeverre is in het rapport rekening gehouden met de noodzakelijke veranderingen
voor zowel grote als kleine Nederlandse en Europese boerenbedrijven om te gaan produceren
binnen de grenzen van de klimaatdoelstellingen?
59. Antwoord van het kabinet
In de motie van het lid Voordewind c.s., die is aangenomen door de Tweede Kamer op
4 juli 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 102, item 68) (Kamerstuk 34 952, nr. 75) wordt de regering verzocht «de voor- en nadelen van de handel met de Mercosur-landen
onder dit handelsverdrag voor de Nederlandse land- en tuinbouw en in het bijzonder
voor de (gezins-) bedrijven in de vlees- en zuivelsector, kwantificeerbaar in kaart
te brengen». In de rekenmodellen van de Wageningen Economic Research (WEcR)
die als grondslag zijn gebruikt voor het rapport is geen rekening gehouden met mogelijke
beleidswijzigingen als gevolg van verplichtingen ten aanzien van de strijd tegen klimaatverandering
en voor het optimaliseren van biodiversiteit, zoals gesteld in het Parijs akkoord,
de Biodiversiteitsconventie (CBD), of uit de EAT-Lancet en IPBES rapporten. De Commissie
laat nog een Duurzaamheidseffectbeoordeling «Sustainability Impact Assessment» over het EU-Mercosur akkoord uitvoeren dat later dit jaar zal worden gepubliceerd.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat er ook milieukosten zijn verbonden aan
toenemende vleesproductie in Latijns Amerika die volgens onderzoeken12 zal leiden tot grootschalige ontbossing en natuurverwoesting. Zijn deze milieukosten
in vorm van milieuschade meegenomen in de rekenmodellen en zo ja, op welke manier?
Zo nee, is een zuiver economische benadering en het niet meerekenen van mogelijke
natuurschade wel passend binnen de ambities van de Europese Commissie om te komen
tot een meer duurzaam groeimodel zoals gedefinieerd door de Europese Green Deal?
60. Antwoord van het kabinet
Het rapport van Wageningen Economic Research (WEcR)
geeft invulling aan de motie Voordewind cs. die de regering verzocht om de voor- en
nadelen van de handel met de Mercosur-landen onder dit handelsverdrag voor de Nederlandse
land- en tuinbouw en in het bijzonder voor de (gezins)bedrijven in de vlees- en zuivelsector,
kwantificeerbaar in kaart te brengen. Milieukosten zijn geen onderdeel van de gehanteerde
rekenmodellen. De ambities van de Europese Commissie om tot een meer duurzaam groeimodel
te komen zoals in de Green Deal gedefinieerd vielen niet binnen de scope van dit onderzoek.
Voor het standpunt over de Green Deal verwijs ik u naar het betreffende BNC-fiche
(Kamerstuk 35 377, nr. 1). Daarnaast laat de Commissie een Duurzaamheidseffectbeoordeling «Sustainability Impact Assessment» over het EU-Mercosur akkoord uitvoeren dat later dit jaar samen met een positie paper
zal worden gepubliceerd. Het kabinet zal pas een standpunt innemen over het Mercosur
akkoord als alle daarvoor relevante stukken van de Europese Commissie zijn ontvangen,
inclusief een Duurzaamheidseffectenstudie.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat Nederlandse (en Europese) boeren gestimuleerd
worden een omslag naar duurzame landbouw te maken en dat er tegelijkertijd grote risico’s
worden genomen als het gaat om de negatieve effecten op de Zuid-Amerikaanse natuur
zoals toenemende ontbossing en andere natuurverwoesting. Hoe weegt de Minister deze
risico’s van het Mercosur-akkoord? Zal de vergrote Europese import niet nog meer zal
bijdragen aan uitstoot van broeikasgassen, landrechtenproblemen en biodiversiteitsverlies
in Mercosur-landen? Zo nee, waarom niet?
61. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is net als de Europese Commissie van mening dat het handelsbeleid, inclusief
bilaterale handelsakkoorden, de doelstellingen van de Europese Green Deal dient te
ondersteunen. Het kabinet zal pas een standpunt innemen over het Mercosur akkoord
wanneer alle daarvoor relevante stukken van de Europese Commissie zijn ontvangen,
inclusief een duurzaamheidseffectenanalyse.
In de mededeling over de herziening van handelsbeleid wijst de Commissie ook op het
aangekondigde voorstel voor unilaterale wetgevende en andere maatregelen om ontbossing
tegen te gaan. In lijn met de motie Bouali met Kamerstuk 35 570 XVII, nr. 28 zet het kabinet zich in EU verband in voor dergelijke effectieve en WTO-conforme
maatregelen die ervoor zorgen dat producten die op de Europese markt komen duurzaam
en zonder directe en indirecte bijdragen aan ontbossing zijn geproduceerd.
In hoeverre passen de klimaatgevolgen van het Mercosur-akkoord, zoals uitstoot van
meer broeikasgassen door extra natuurvernietiging in Mercosur-landen voor productie
van landbouw- en veehouderij producten voor de Europese markt, extra export van Europese
auto’s naar Mercosur-landen en extra transport en verwerking van deze producten over
de oceaan binnen het klimaatakkoord van Parijs?
62. Antwoord van het kabinet
Handelsakkoorden en de daarmee gepaard gaande liberalisatie hebben niet perse een
verhoogde productie tot gevolg. Zo kan het wegnemen van handelsbarrières leiden tot
een verschuiving van handelsstromen tussen landen. Evenmin betekent verhoogde productie
zonder meer dat sprake is van veroorzaking van ontbossing of meer uitstoot van broeikasgassen;
het gaat immers om de vraag hoe deze productie wordt ingericht en welk beleid door
het betreffende land wordt gevoerd. Het transport van goederen is een van de vele
factoren die onderdeel zijn van de klimaatvoetafdruk van goederen. Dit is ook in Nederland
in meerdere studies van het Planbureau voor de Leefomgeving onderzocht. Om dergelijke
effecten zo goed mogelijk in kaart te brengen, laat de Europese Commissie duurzaamheidseffectenanalyse
«Sustainability Impact Assessments» uitvoeren. Met betrekking tot het Mercosur akkoord zal het kabinet pas een standpunt
bepalen als de betreffende officiële stukken, tezamen met het in opdracht van de Europese
Commissie uitgevoerde duurzaamheidseffectenanalyse, zijn ontvangen.
Het kabinet heeft eerder toegezegd zich een mening te zullen vormen over het Mercosur-akkoord
als alle daarvoor relevante documenten beschikbaar zijn. Deze studie maakt daar onderdeel
van uit. Hoe kijkt de Minister naar de bevindingen in dit rapport?
63. Antwoord van het kabinet
Het kabinet zal een positie over het akkoord innemen als alle hiertoe relevante documenten
beschikbaar zijn en weegt de bevindingen van het Wageningen Economic Research (WEcR) rapport hierin mee.
Welke rol speelt het klimaatakkoord van Parijs bij de weging van de bevindingen in
dit rapport?
64. Antwoord van het kabinet
In dit onderzoek zijn de verplichtingen ten aanzien van de strijd tegen klimaatverandering,
zoals gesteld in het Parijs akkoord, niet meegenomen. In de definitieve versie van
de duurzaamheidseffectenanalyse die de Europese Commissie laat uitvoeren zal worden
ingegaan op milieueffecten en de klimaatdoelstellingen van Parijs. Nadat alle relevante
documenten beschikbaar zijn, zal het kabinet een positie over het akkoord innemen.
De resultaten uit de duurzaamheidseffectenanalyse worden daarin meegenomen.
Hoe valt de doelstelling van de Europese Commissie om handelsbeleid instrumenteel
te maken aan de European Green Deal te rijmen met het Mercosur-akkoord?
65. Antwoord van het kabinet
In het kader van de herziening van het Europese handelsbeleid en onder de paraplu
van de Green Deal heeft de Europese Commissie ambitieuze doelstellingen geformuleerd met betrekking
tot duurzaamheid. Nederland ondersteunt deze ambities van de Commissie om sterke handelsrelaties
in te kunnen zetten voor meer duurzame en eerlijke handel. EU handels- en investeringsakkoorden
zullen worden ingezet als platformen om met handelspartners te engageren op alle gebieden
van de European Green Deal. In het geval van het Mercosur handelsakkoord is de Commissie in dialoog over het
versterken van de samenwerking met betrekking tot duurzame ontwikkeling en in het
bijzonder de implementatie van het Akkoord van Parijs en het tegengaan van ontbossing.
De Commissie zal later dit jaar de Duurzaamheidseffectenanalyse «Sustainability Impact Assessesment» over het Mercosur-akkoord publiceren.
Overig
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast eveneens naar de voortgang van het oplossen
van het Airbus/Boeing-geschil tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. Voorgenoemde
leden zijn inmiddels door meerdere ondernemers benaderd voor wie de gevolgen van deze
onnodige import- en exporttarieven steeds nijpender worden. Is de Minister bereid
om bij de aanstaande Raad andermaal de noodzaak van een oplossing voor dit geschil
te benadrukken, te informeren naar de huidige stand van zaken, de lopende gesprekken
en de verwachtingen vanuit de Commissie, en de Kamer hierover zo snel mogelijk na
afloop te informeren?
66. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is ook benaderd door verschillende ondernemers die in toenemende mate
geraakt worden door deze tarieven. Het is duidelijk dat dit geschil tussen de EU en
de VS over vliegtuigen grote gevolgen heeft op andere terreinen. Het is de inzet van
het kabinet om de bestaande handelsspanningen zo snel mogelijk op te lossen.
In de Gezamenlijke Mededeling van 2 december jl. over EU-VS samenwerking13, wordt het Airbus/Boeing geschil geïdentificeerd als een kwestie die zo snel mogelijk
opgelost moet worden. Het kabinet dringt bij de partijen consequent aan op een effectieve
oplossing. Momenteel zijn er gesprekken gaande over een oplossing, maar hier kan nog
geen uitkomst over worden gerapporteerd. De Kamer zal geïnformeerd worden wanneer
dat wel zo is.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de VS dreigen met sancties op bedrijven
die contrair aan de Amerikaanse buitenland politiek handelen. Door deze zogenaamde
secundaire sancties hebben de VS grote invloed op economische activiteit van Europese
bedrijven. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister naar de stand van zaken
omtrent het Europese Special Purpose Vehicle (SPV) dat Europese bedrijven de mogelijkheid moet bieden buiten deze sancties om
bedrijvigheid in stand te houden.
67. Antwoord van het kabinet
Uw Kamer is op verschillende momenten geïnformeerd over INSTEX, laatstelijk via de
Kamerbrief inzake beantwoording vragen gesteld tijdens de begrotingsbehandeling Buitenlandse
Zaken op 11 november 2020 (Handelingen II 2020/21, nr. 23, items 6 en 9). Het Nederlands aandeelhouderschap van special purpose vehicle INSTEX maakt deel uit van de inzet om legitieme handel tussen Europa en Iran te faciliteren
in het licht van het behoud van het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA). Sinds de oprichting van het bedrijf in januari 2019 door Duitsland, Frankrijk
en het Verenigd Koninkrijk sloten België, Denemarken, Finland, Nederland, Noorwegen
en Zweden zich aan als aandeelhouders. Nederland schafte in twee tranches aandelen
aan voor een totaalbedrag van € 418.500, wat neerkomt op een aandeel van 4,3%.
Tot dusver heeft INSTEX één transactie (van medische goederen) uitgevoerd in maart
2020. Nu INSTEX en het Iraanse spiegelmechanisme STFI hebben laten zien dat het systeem
functioneert, werken INSTEX en STFI samen aan nieuwe transacties en financiering ten
behoeve van opschaling. Tevens faciliteerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken
afgelopen jaar i.s.m. het Ministerie van Financiën actieve dialoog tussen medewerkers
van INSTEX en Nederlandse financiële instellingen, om zo bij te dragen aan draagvlak
onder financiële dienstverleners voor medewerking aan eventuele toekomstige transacties
met INSTEX.
Voorts vragen de leden van de CDA-fractie de Minister hoe de EU een autonome positie
gaat innemen, Europese bedrijven gaat beschermen en in hoeverre een dergelijk SPV
mechanisme deel uitmaakt van de EU Trade Policy Review.
68. Antwoord van het kabinet
De Europese Commissie beschouwt openheid en betrokkenheid als strategische keuze in
het belang van de Europese Unie. Daarbij ziet de Commissie het EU-handelsbeleid als
instrument om de weerbaarheid van de EU te vergroten, bijvoorbeeld door diversificatie
van handelspartners te faciliteren. Ook benadrukt de Commissie de noodzaak om kwetsbaarheden
in waardeketens en strategische afhankelijkheden zorgvuldig te analyseren om deze
doeltreffend aan te kunnen pakken. Deze analyses worden momenteel door de Commissie
uitgevoerd en zullen onder andere de implementatie van de Europese farmaceutische
strategie ondersteunen en die van de Europese industriestrategie waar aan wordt gewerkt.
Via EU-handelsbeleid wil de Commissie enerzijds blijven inzetten op samenwerking ter
versterking van het multilaterale handelssysteem en anderzijds autonoom kunnen optreden
tegen oneerlijke handelspraktijken. Om deze laatste doelstelling te bereiken zet de
Commissie onder andere in op effectieve implementatie van afspraken in handelsakkoorden,
screening van Foreign Direct Investment (FDI) en inzet van het handelsdefensief instrumentarium. Ook verwijst de Commissie
naar enkele wetgevende voorstellen, waaronder het voorstel voor een International Procurement Instrument (IPI) dat tot doel heeft om wederkerigheid af te dwingen in de toegang tot overheidsopdrachten
voor EU-bedrijven in derde landen
die geen aan de EU vergelijkbare markttoegang verlenen. INSTEX komt niet aan bod in
de mededeling van de Commissie. Wel is het initiatief indirect gelinkt aan EU-handelsbeleid
omdat het tot doel heeft de legitieme handel tussen Europa en Iran te faciliteren.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven hoe we specifiek Nederlandse
bedrijven in bescherming nemen zodat ze niet gehinderd worden door dergelijke dreigingen
van Amerikaanse sancties en hoe de Minister daar werk van gaat maken.
69. Antwoord van het kabinet
De EU heeft de anti-boycotverordening (het zogenaamde «Blocking Statute») ingesteld om extraterritoriale werking van Amerikaanse sancties tegen Iran en Cuba
te beperken wanneer deze de belangen van EU-operatoren raken (als genoemd in artikel
11 van de antiboycotverordening). Hierbij gaat het om de in de bijlage van de antiboycotverordening
opgenomen Amerikaanse sancties waarvan de EU de extraterritoriale werking in strijd
acht met het internationaal recht.
Het Nederlands aandeelhouderschap van special purpose vehicle INSTEX maakt deel uit van de inzet om legitieme handel tussen Europa en Iran te faciliteren
in het licht van het behoud van het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA).
Het programma van President Biden biedt aanknopingspunten tot het versterken van samenwerking
met de VS, ook op het gebied van sancties. Het kabinet verwelkomt de aankondiging
uit de Gezamenlijke Mededeling over EU-VS samenwerking waarin de EU aangeeft de trans-Atlantische coördinatie ten
aanzien van sancties te willen verbeteren.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister een appreciatie te geven van
het nieuwe krachtenveld ten aanzien van de WTO, nu de Verenigde Staten een nieuwe
regering hebben. Deze leden vragen of de Minister al signalen heeft ontwaard dat de
VS bereid zijn om van hun halsstarrige, contraproductieve houding af te bewegen richting
een meer constructieve houding, en zo ja, of de Minister verwacht dat dit de voorwaarden
schept om op de korte termijn tot een akkoord te komen.
70. Antwoord van het kabinet
De nieuwe Amerikaanse administratie heeft zich meerdere malen positief uitgesproken
over multilateralisme. Deze opstelling van de VS zal naar verwachting ook zijn doorwerking
hebben in de WTO, gezien het grote belang van de VS als handelsnatie. Hierbij dient
echter niet vergeten te worden dat de VS, net als alle andere WTO-leden, hun eigen
belangen hebben binnen de WTO. Veel Amerikaanse kritiekpunten op de WTO – bijvoorbeeld
op het functioneren van het geschillenbeslechtingsmechanisme – spelen al langere tijd
en hierin wordt ook onder de nieuwe administratie continuïteit verwacht. Het is daarom
zaak om als EU met constructieve voorstellen te komen en ook open te staan voor Amerikaanse
zorgen over de WTO. Het kabinet verwelkomt in dit licht de Gezamenlijke Mededeling over EU-VS samenwerking van 2 dec. jl.14 en de voorstellen die de EU hier doet om de samenwerking ten aanzien van de WTO vorm
te geven.
Daarnaast biedt de constructieve Amerikaanse houding een belangrijke kans om samen
met de VS urgente uitdagingen binnen de wereldhandel te adresseren, zoals grootschalige
industriële subsidies, nieuwe regels voor staatsgeleide bedrijven en disproportionele
uitzonderingen voor (zelfbenoemde) ontwikkelingslanden binnen de WTO.
De leden van de GroenLinks-fractie waarderen de door de Europese Commissie voorgenomen
inzet op duurzaamheid bij de WTO. Zij vragen of er reeds iets te zeggen valt over
de haalbaarheid van deze voorstellen.
71. Antwoord van het kabinet
In WTO-verband werkt de Europese Commissie met gelijkgezinde landen aan een brede
milieuagenda. Onderdeel daarvan is een aankomend klimaatinitiatief van de EU dat toeziet
op liberalisering van relevante goederen en diensten, het vergroten van transparantie
en vergroening van Aid for Trade. Dat er onder WTO-leden een zekere mate van steun is voor een brede milieuagenda
blijkt onder andere uit steun van 50 leden voor een verklaring over handel en milieu
tijdens de Milieuweek in november 2020. Het valt echter te bezien in welke mate specifieke
voorstellen gesteund zullen worden. Het krachtenveld binnen de WTO is lastig voor
het bereiken van nieuwe akkoorden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het mogelijk is via de WTO te trachten
afspraken te maken in lijn met het Environmental Goods Agreement, dat maar niet van
de grond lijkt te komen.
72. Antwoord van het kabinet
De Europese Commissie refereert in de mededeling over de Trade Policy Review en de WTO-bijlage meermaals aan liberalisering van bepaalde klimaatgoederen en -diensten.
Dat ligt in het verlengde van de onderhandelingen over een milieugoederenakkoord,
die in 2016 zijn stilgevallen. Het kabinet heeft de Commissie opgeroepen om zich in
te zetten voor het heropenen van deze onderhandelingen.15 De reikwijdte van het nieuwe voorstel van de Commissie zal naar verwachting gerichter
zijn dan voorheen, om de kans van slagen van het voorstel te vergroten. Het krachtenveld
binnen de WTO is lastig voor het bereiken van nieuwe akkoorden, en daarmee mogelijk
ook voor dit initiatief. Desalniettemin is het Kabinet van mening dat deze inzet van
de Commissie van groot belang is, wegens het belang van verduurzaming van handel.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke regels er momenteel vanuit de WTO
gelden voor de handel in fossiele energie. Is het in het kader van de duurzaamheidsambities
mogelijk deze regels op enigerlei wijze aan te scherpen? Zo nee, waarom niet, zo vragen
deze leden.
73. Antwoord van het kabinet
Het WTO-kader, zoals de regels voor tarieven en subsidies, geldt ook voor de handel
in fossiele brandstoffen. In de TPR-mededeling geeft de Commissie aan in te willen
zetten op de ontwikkeling van additionele regels op het gebied van subsidies voor
fossiele brandstoffen binnen de WTO, met het oog op het verder beperken van zulke
subsidies. Daarbij moet worden aangetekend dat het huidige krachtenveld binnen de
WTO het bereiken van nieuwe akkoorden bemoeilijkt, en daarmee mogelijk ook deze nieuwe
regels.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier