Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Nijboer over de aangenomen resolutie van het Europees Parlement op 21 januari 2021 over de herziening van de EU-lijst van belastingparadijzen
Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de Staatssecretaris van Financiën over de aangenomen resolutie van het Europees Parlement van 21 januari 2021 over de herziening van de EU-lijst van belastingparadijzen (2020/2863(RSP)). (ingezonden 12 februari 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 26 februari 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met de resolutie van het Europees Parlement «Herziening van de EU-lijst
van belastingparadijzen»? Bent u het ermee eens dat de Kaaimaneilanden, volgens het
«State of Tax Justice report 2020» ’s werelds grootste belastingparadijs, in oktober
2020 van de EU-lijst van belastingparadijzen zijn afgehaald?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met de resolutie. De Kaaimaneilanden voldoen aan de geldende fiscale
minimum criteria die door de Gedragscodegroep zijn gesteld. Om deze reden zijn de
Kaaimaneilanden van EU fiscale lijst van non-coöperatieve jurisdicties gehaald.
Vraag 2
Onderschrijft u de conclusie dat we strengere criteria nodig hebben voor de lijst
van niet-coöperatieve jurisdicties voor belastingdoeleinden? Bent u er voorstander
van dat landen die geen winstbelasting hebben, of een winstbelasting hebben met een
tarief van 0%, automatisch op de lijst worden geplaatst? Zo ja, wat gaat u doen om
dit te bewerkstelligen? Zo niet, waarom?
Antwoord 2
Die conclusie onderschrijf ik. Mede gezien het uitgangspunt van de pijler 2 discussie
in de OESO, dat er wereldwijd een minimum aan belasting moet worden afgedragen, lijkt
het mij logisch om een criterium op te stellen dat aanslaat op het feit dat een land
geen winstbelasting heeft of een tarief van 0% toepast. Een dergelijk criterium zal
ook gemakkelijker toe te passen zijn dan het huidige criterium hierover en zou hetzelfde
kunnen werken als de Nederlandse lijst van laagbelastende landen. Op dit moment wordt
er in de Gedragscodegroep gesproken over de aanpassing van het mandaat en de criteria
die daaraan zijn verbonden. Nederland brengt daarbij het bovenstaande standpunt naar
voren.
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat, in het tegengaan van belastingontwijking, EU- en niet-EU-landen
aan de hand van dezelfde criteria moeten worden getoetst? Hoe gaat u ervoor zorgen
dat EU-lidstaten aan dezelfde criteria worden getoetst?
Antwoord 3
De criteria waar de derde landen aan moeten voldoen, zijn gebaseerd op de OESO-minimumstandaard
op, bijvoorbeeld, het gebied van fiscale informatie-uitwisseling, en de criteria van
de Gedragscodegroep op het gebied van schadelijke belastingconcurrentie. De OESO-minimumstandaard
is voor de EU-lidstaten overgezet naar EU-wet en -regelgeving, inclusief de optionele
onderwerpen zoals Mandatory Disclosure. Om deze reden geldt de minimumstandaard dus
ook voor de EU-lidstaten. Wel is het zo dat de criteria op het gebied van de OESO-minimumstandaard
dan niet door de Gedragscodegroep worden getoetst, maar door de Commissie die toezicht
houdt op de toepassing van EU-wet en -regelgeving.
Vraag 4
Bent u net als het Europees Parlement voorstander van het bevorderen van transparantie
binnen de groep gedragscode, het EU-orgaan dat verantwoordelijk is voor het toetsen
van derde landen en schadelijke belastingconstructies binnen de EU? Wat is uw inzet
in de onderhandelingen die op dit moment lopen tot het hervormen van de groep gedragscode?
Antwoord 4
Nederland is al een tijd voorstander van het bevorderen van meer transparantie van
de Gedragscodegroep. Met resultaat. Zo zijn er uitgebreide en overzichtelijke webpagina’s
opgesteld over het werk van de Gedragscodegroep1 en de lijst voor non-coöperatieve jurisdicties2. Beide webpagina’s worden frequent bijgewerkt en alle aangenomen besluiten, conclusies,
en verslagen zijn op deze pagina’s goed terug te vinden. Wel zouden, naar mijn mening,
de openbare verslagen van de vergaderingen van de Gedragscodegroep een beter inzicht
moeten verstrekken van de besproken onderwerpen. Deze verbetering brengt Nederland
geregeld op, als er in het kader van de hervormingen gesproken wordt over de transparantie
van de Gedragscodegroep.
Vraag 5
Wat is uw mening over de verschillende defensieve maatregelen die in de resolutie
van het Europees Parlement worden voorgesteld? Wat gaat u doen om dergelijke maatregelen
in te voeren?
Antwoord 5
Het Europese Parlement is van mening dat de lidstaten, op basis van EU-wetgeving,
eenduidige defensieve maatregelen moeten toepassen jegens non-coöperatieve jurisdicties
in plaats van een keuze uit een limitatieve lijst aan defensieve maatregelen. Ik deel
de mening van het EP dat de lijst aan defensieve maatregelen te veel uiteenlopende
maatregelen biedt, die niet allemaal dezelfde uitwerking hebben. Dit is ook erkend
door de Commissie. De Commissie heeft in mededeling Goed Fiscaal Bestuur3 aangegeven van plan te zijn om in 2022 een evaluatie over deze maatregelen te publiceren,
mogelijk vergezeld van een wetgevend voorstel. Ik stel voor om op basis van de bevindingen
van de Commissie de volgende stap te maken op het gebied van eenduidige defensieve
maatregelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.