Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda van de informele videoconferentie Toerismeraad 1 maart 2021
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 523 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 1 maart 2021
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief
van 17 februari 2021 inzake de geannoteerde agenda van de informele videoconferentie
Toerismeraad van 1 maart 2021 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 522).
De vragen en opmerkingen zijn op 22 februari 2021 aan de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 26 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Reiners
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Geannoteerde Agenda informele Toerismeraad
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Geannoteerde agenda van de
informele videoconferentie Toerismeraad 1 maart 2021. Deze leden hebben hierover geen
verdere vragen of opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Geannoteerde agenda van de
informele videoconferentie Toerismeraad 1 maart 2021. Deze leden hebben daarover de
volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat randvoorwaarden voor veilige bestemmingen en
veilig transport, waaronder duidelijke communicatie naar burgers en bedrijven, van
belang zijn «voor een succesvol herstel van de sector en een vruchtbaar toerismeseizoen».
Deze leden onderschrijven dit en zijn benieuwd welke acties er op deze terreinen worden
ondernomen. Zij zien uit naar het kabinetsstandpunt over een vaccinatiereisdocument/paspoort
en de ethische en juridische afwegingen daarbij.
De Commissie heeft op 13 mei richtlijnen ontworpen voor (het opstarten van) veilig
toerisme, zowel op het gebied van transport als accommodaties. U bent hierover geïnformeerd
op 4 juni.1 In Nederland hebben sectoren protocollen ontwikkeld die de veiligheid van bezoekers
en werknemers waarborgen. Deze zijn ook komend seizoen van kracht.
Burgers en bedrijven kunnen voor meer informatie terecht op de website van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken: Externe link:www.nederlandwereldwijd.nl. Voor de buitenlandse bezoeker communiceert ook het NBTC over de veiligheidsmaatregelen
in Nederland. Ik zal tijdens de Toerismeraad van 1 maart nogmaals het belang benadrukken
van duidelijke communicatie voor burgers en bedrijven.
Het kabinet bereidt momenteel een standpunt voor naar aanleiding van het advies van
de Gezondheidsraad van 4 februari jl.2 Streven is om dit standpunt begin maart aan de Kamer te zenden. In haar positie gaat
het kabinet in op de mogelijkheden dan wel onmogelijkheden om rechten en plichten,
zoals de mogelijkheid tot reizen, te koppelen aan zo’n vaccinatiebewijs.
De leden van de CDA-fractie danken de Staatssecretaris voor de brief met als onderwerp
Actieprogramma Gastvrijheid en stand van zaken moties (Kamerstuk 26 419, nr. 95) en de beide bijlagen daarvan (Herijkte Actieagenda voor de Gastvrijheidssector en
Prioriteiten NBTC), die zij separaat hebben ontvangen. Deze leden waarderen de voortvarende
wijze waarop de Staatssecretaris met de uitvoering van de motie van het lid Von Martels
c.s. over het beter benutten van regelingen en instrumenten (Kamerstuk 35 420, nr. 155) aan de slag is gegaan. Deze leden zijn benieuwd binnen welke termijn het tweede
deel van het stappenplan gaat worden uitgevoerd, dat wil zeggen het «met brancheorganisaties
en ondernemers diepgaander onderzoeken welke regelingen/instrumenten de grootste meerwaarde
voor de sector kunnen hebben en welke eventuele knelpunten op te lossen zijn om betere
benuttig mogelijk te maken». De leden van de CDA-fractie constateren dat uit het Actieprogramma
Gastvrijheid nadrukkelijk het belang van samenwerking met de regio’s naar voren komt,
iets wat deze leden belangrijk vinden. Verwacht de Staatssecretaris dat het geactualiseerde
Actieprogramma ook zal leiden tot meer samenhang bij provincies, en een betere stroomlijning
van beleid en middelen? Kan zij aangeven hoe snel de verschillende acties, ook die
waar de provincies actiehouder zijn, gaan worden opgepakt? Bestaat hier een tijdspad
voor?
Het doel van de samenwerking in de Taskforce en de opgestelde herijkte «Actieagenda
voor de gastvrijheidssector» is om de samenhang en synergie tussen beleid en activiteiten
van deelnemende partners te vergroten. De volgende stap is om samen een concreet werkprogramma
te maken waarin partijen vanuit de Taskforce actiehouders zijn van een aantal acties.
In het werkprogramma worden taken, verantwoordelijkheden en een tijdspad per actie
zijn benoemd. Eén van de acties die hierbij invulling krijgt is het vervolg van de
uitvoering van de motie van het lid Von Martels c.s.3 De provincies zijn zelf verantwoordelijk voor de samenhang van provinciaal beleid
en hun inzet in de Taskforce. De komende maanden maken zij een interprovinciale agenda,
mede gebaseerd op de herijkte Actieagenda voor de gastvrijheidssector.
Hoeveel fulltime-equivalent (fte) binnen het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
houdt zich thans met vrijetijdseconomie bezig? Verschilt dit ten opzichte van voorgaande
jaren?
De ambtelijke capaciteit van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK)
is niet verdeeld over economische sectoren. Voor grote sectoren zijn accounthouders
beschikbaar, zo ook voor de gastvrijheidssector. Afgelopen jaar is er door veel medewerkers
van het ministerie en andere ministeries gewerkt met en voor de gastvrijheidssector
in verband met de COVID-19-crisis.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de prioriteiten van het Nederlands
Bureau voor Toerisme & Congressen (NBTC), te weten «scenarioplanning», «marktfocus»,
«kennis & inzichten», «aanbodontwikkeling» en «marketingactiviteiten». Deze leden
zijn positief over de aandacht hierin voor onder andere digitale innovaties, een toekomstbestendige
strategie voor de bruine vloot en kleinschalig toerisme. Zij vragen of uitvoering
van de motie van de leden Von Martels en Schonis over de naamsbekendheid van middelgrote
en kleinere culturele instellingen vergroten onder buitenlandse toeristen (Kamerstuk
26 419, nr. 86) en het amendement van de leden Aartsen en Von Martels over middelen voor het project
data-alliantie toerisme (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 19) ook binnen deze prioriteiten passen, en beide alsnog gaan worden uitgevoerd?
Zowel de activiteiten die de naamsbekendheid van culturele instellingen onder buitenlandse
toeristen vergroten als specifieke projecten die worden uitgevoerd met behulp van
de middelen voor het project Data Alliantie vormen onderdeel van de prioriteiten van
het Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen (NBTC). De motie van de leden Von
Martels en Schonis4 over de naamsbekendheid betreft een marketinggerichte vraag waarvoor internationale
promotie nodig is. NBTC is voornemens om zodra de COVID-19-maatregelen het weer toestaan
samen met regio’s en steden internationale marketingactiviteiten hierop uit te voeren.
Dit vergt naast inzet van NBTC ook (financieel) commitment van regionale partners.
Doelgerichte marketing ten behoeve van bezoek aan de regio, inclusief bezoek aan regionale
culturele instellingen, maakt hier onderdeel vanuit.
De middelen uit het Amendement van de leden Aartsen en Von Martels worden aangewend
voor specifieke onderzoeksprojecten binnen de Landelijke Data Alliantie in de periode
van 2021–2022. Deze Data Alliantie is onderdeel van de reguliere activiteiten van
NBTC. Onderdelen van de onderzoeksprojecten zijn ook benoemd op de lijst met prioriteiten.
Ten aanzien van het NBTC zouden deze leden de Staatssecretaris willen vragen te reflecteren
op de rol van het NBTC. Wordt deze in haar ogen nu meer in positie gebracht, ook met
en richting provincies? Denkt de Staatssecretaris dat het meerwaarde heeft om ten
behoeve van een volgende kabinetsperiode de verschillende vormen van toeristische
promotie nog eens tegen het licht te houden en daarbij onder andere te kijken naar
doeltreffendheid en doelmatigheid?
De subsidiebeschikking 2020–2023 van NBTC bevat vier beleidsdoelen5. Voor het realiseren van de beleidsdoelen wordt op meerdere terreinen samengewerkt
met provincies. Daarbij is een van de beleidsdoelen expliciet gericht op de samenwerking
met regio’s: het faciliteren van regio’s en steden om zich optimaal te ontwikkelen.
Belangrijk hierbij is dat ook aan de kant van de regionale en lokale partners volle
betrokkenheid wordt georganiseerd.
De laatste evaluatie naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de activiteiten
van het NBTC is begin 20196 uitgevoerd ten behoeve van de kaderbeschikking 2020–2023. Ook voor de volgende subsidieperiode
wordt een evaluatie uitgevoerd. Gezien de ontwikkelingen in de sector is het belangrijk
ome onderzoeken of de huidige inzet van NBTC aansluit bij de beleidsdoelen, daarbij
komt ook doeltreffendheid en doelmatigheid aan de orde.
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de Europese Agenda voor Toerisme waaraan
wordt gewerkt, en de focus op duurzame ontwikkeling en spreiding van toerisme. Is
reeds bekend wat het traject en tijdspad zijn voor deze Europese Agenda zullen zijn?
Is de verwachting dat uit deze agenda ook (wetgevende) voorstellen zullen voortvloeien?
Het tijdspad voor deze Europese agenda is nog niet bekend. Zodra dit bekend is, zal
ik uw Kamer hierover informeren. De verwachting is dat de agenda zich met name zal
richten op de langetermijnvisie en het delen van kennis en goede voorbeelden tussen
de lidstaten en de Commissie. De Commissie zal naar verwachting niet met wetgevende
voorstellen komen.
De leden van de CDA-fractie steunen ten slotte de lijn van het kabinet dat beleidsvoorstellen
die verder gaan dan het delen van expertise, onderzoek en kennis «moeten passen binnen
de huidige verdeling van verantwoordelijkheden tussen de Europese Commissie en de
lidstaten».
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
Staatssecretaris over de geannoteerde agenda van de informele videoconferentie van
de Toerismeraad 1 maart 2021. Deze leden wensen de Staatssecretaris enkele vragen
voor te leggen en enkele opmerkingen te plaatsen.
De leden van de D66-fractie lezen dat lidstaten tijdens de Raad kennis zullen uitwisselen
over de geleerde lessen met het bestrijden van de coronapandemie tijdens het afgelopen
toeristenseizoen. Kan de Staatssecretaris toelichten wat haar inbreng gaat zijn op
dit onderdeel? Wat zijn de geleerde lessen voor Nederland die de Staatssecretaris
gaat delen? In hoeverre heeft de Staatssecretaris al plannen gemaakt om ongewenste
situaties zoals die in het vorige toerismeseizoen voorkwamen dit jaar te voorkomen?
Deze leden denken dan vooral aan de onduidelijke communicatie met België waardoor
het beeld ontstond dat toerisme aan de Vlaamse kust in plaats van Zeeuws-Vlaanderen,
of in Belgisch Limburg door de Belgische autoriteiten werd aangemoedigd. Als zo’n
plan nog niet bestaat, kan de Staatssecretaris toelichten of aan een dergelijk plan
wel gewerkt wordt?
Ik zal met mijn Europese collega’s delen dat het belang van goede samenwerking en
overleg des te duidelijker is geworden tijdens de COVID-19-crisis. Er is wekelijks
overleg tussen Nederland, België en de aangrenzende Duitse deelstaten. Via dit overleg
wordt informatie uitgewisseld over maatregelen en wordt gewerkt aan nadere afstemming.
Doel is om te proberen om onder meer genoemde ongewenste situaties te voor komen,
juist ook voor het aankomende seizoen. Daarnaast beoogt de Europese Raadsaanbeveling
2020/1475 coördinatie van maatregelen die het vrij verkeer beperken in reactie op
het coronavirus. Deze Raadsaanbeveling is recent gewijzigd naar aanleiding van de
nieuwe COVID-19-virusmutaties. U bent separaat geïnformeerd over deze wijziging.7
Ook zet het kabinet zich in voor Europese evaluatie van de gevolgen van de COVID-19-crisis
voor de interne markt. De Commissie is voornemens om als onderdeel van de update van
de industriële strategie die zij in maart presenteert, een evaluatie te doen gericht
op de interne markt. Het kabinet vraagt hierbij aandacht voor het vrij verkeer van
diensten waar toerisme ook onder valt.
Feit blijft dat besluitvorming over grenzen complex is. De uitkomsten van de besluitvorming
zijn door de snel veranderende epidemiologische situatie en de daarop volgende politieke
weging van de maatregelen moeilijk vooraf te voorzien en daarom lukt het niet altijd
alle betrokkenen tijdig te informeren. Dat hebben we ook gezien met de besluitvorming
naar aanleiding van de nieuwe COVID-19-virusmutaties. Zowel Minister Grapperhaus als
ikzelf hebben regelmatig bilateraal contact met onze ambtsgenoten op federaal niveau
gehad om de grenzen open te houden. Tegelijk zijn grenscontroles en gezondheidszorg
nationale bevoegdheden.
De leden van de D66-fractie lezen de oproep van de ANVR (Algemene Nederlandse Vereniging
van Reisbureaus) over reisondernemingen met de aanvullende SBI-code assurantietussenpersoon.8 De ANVR stelt dat reisondernemingen die als nevenproduct reis-en annuleringsverzekeringen
verkopen niet in aanmerking komen voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). Deze
ondernemingen zijn niet in twee verschillende sectoren actief, maar bieden hun klant
bij de reis ook een reisverzekering aan. Heeft de Staatssecretaris zicht op om hoeveel
reisondernemingen dit gaat? Ziet de Staatssecretaris een oplossing voor dit probleem,
aangezien deze ondernemingen hierdoor geen aanspraak kunnen maken op de TVL?
Dat reisondernemingen met SBI-code assurantietussenpersoon voor hun nevenactiviteiten
niet in aanmerking komen voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) is mij bekend.
De TVL-aanvragen van deze ondernemers zijn aangehouden. Ik bekijk op dit moment of
hier een oplossing voor te realiseren is. Zodra dat bekend is zal dat aan de betreffende
ondernemingen bekend worden gemaakt.
De leden van de D66-fractie nemen kennis van het feit dat een aantal Zuidelijke lidstaten
voorstander zijn van een vaccinatiereisdocument. De Europese Raad van 25 en 26 februari
2021 zal zich buigen over een gemeenschappelijke aanpak bij vaccinatiecertificaten.
Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij de inzet van een vaccinatiereisdocument
wenselijk acht. Zo ja, kan de Staatssecretaris toelichten op welke manier zij de vormgeving
van zo’n document voor zich ziet?
Ik verwijs u naar het antwoord op de vraag van de CDA fractie over het kabinetsstandpunt.
De leden van de D66-fractie constateren dat tijdens de Buitengewone Europese Raad
van 17 tot en met 21 juli 2020 is afgesproken dat alle uitgaven van de Europese Unie
in overeenstemming moeten zijn met de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs
en het «do no harm»-principe uit de Green Deal.9 Deze leden vragen de Staatssecretaris wat de rol van de treinverkeer hierbij is.
Deelt de Staatssecretaris de mening dat vakantie per trein beter gestimuleerd kan
worden gezien dit een groener alternatief is dan vliegen? Op dit moment is een deel
van korte vluchten onderdeel van het hub-and-spokesysteem waarbij een lange intercontinentale
vlucht tussen twee grote luchthavens plaatsvindt, om vervolgens met een korte vlucht
de eindbestemming te bereiken. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen een gecombineerd
vlieg-treinticket, waarbij een overstap van vliegtuig naar trein een voor de hand
liggende keuze wordt? Acht de Staatssecretaris het Europese treinnetwerk volledig
genoeg om te concurreren met auto- en vliegvakanties? Zo ja, kan zij dit toelichten?
Zo nee, wat is volgens de Staatssecretaris nodig om treinreizen tot een goed alternatief
te maken? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen een geharmoniseerde infrastructuur
op het spoor op basis van Europese richtlijnen waarbij de Europese Unie toeziet op
eenduidige spoorregelgeving? Gaat de Staatssecretaris de optie trein als kans benadrukken
wanneer het opstarten van het toerismeseizoen weer ter sprake komt? Zo ja, hoe? Zo
nee, waarom niet? Zal de Staatssecretaris groene reisopties adresseren in de informele
Toerismeraad op 1 maart 2021? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Om duurzaam internationaal reizen te bevorderen worden ook in samenwerking tussen
publieke en private partijen initiatieven opgezet. Er zijn zes bestemmingen waar de
internationale trein als alternatief voor de luchtvaart kan worden gezien: Brussel,
Parijs, Londen, Düsseldorf, Frankfurt en Berlijn. NS, ProRail, Schiphol en KLM hebben
samen met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat het initiatief genomen voor
de Actieagenda Trein en Luchtvaart die op 20 november 2020 aan uw Kamer is aangeboden.10 De actieagenda heeft tot doel het verder verbeteren van de internationale trein als
aantrekkelijk alternatief voor luchtvaart op de genoemde bestemmingen. Onderdeel van
de actieagenda zijn het verbeteren van ticketsystemen en de mogelijkheid voor een
gecombineerd ticket als een overstap een voor de hand liggende keuze is.
In de afgelopen jaren heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat u
via diverse brieven geïnformeerd over de ontwikkelingen van het internationale personenvervoer
per spoor en haar ambities op dat vlak. In de meest recente brief van 27 november
jl.11 heeft zij uitgebreid toegelicht op welke wijze in Europees verband aan het verbeteren
van het internationale personenvervoer per spoor. Belangrijke elementen hierin zijn
bijvoorbeeld de op initiatief van Nederland gerealiseerde Ministersverklaring van
4 juni 2020 en het daaruit voortgekomen Europese Rail Passenger Platform. In de brief
heeft de Staatssecretaris ook toegelicht dat bilateraal met onze buurlanden wordt
samengewerkt, bijvoorbeeld gericht op het verbeteren van de verbindingen Amsterdam–Berlijn,
Eindhoven–Düsseldorf en Amsterdam–Brussel.
Internationaal verbinden en kort grensoverschrijdend treinverkeer zijn menukaarten
in de ontwikkelagenda Toekomstbeeld OV. De ontwikkelagenda is op 29 januari met de
kamer is gedeeld. Substitutie van autovakantie is op reizigersvolume zeer beperkt
volgens inschattingen van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM). Treinvakanties
als wintersport, Disney of de Cote d’Azur zijn al wel mogelijk en kunnen worden uitgebreid
als de belangstelling toeneemt. In het kader van het Europees Rail Passenger Platform
wordt wel nadrukkelijk gekeken naar langere treinverbindingen. Realisatie vraagt veel
samenwerking en dit jaar zal er vanuit de EU een nadere invulling geven aan een actieprogramma.
De Kamer wordt periodiek op de hoogte gehouden van de voortgang van het internationale
personenvervoer per spoor.
Tijdens de informele Toerismeraad zal ik het belang van duurzame ontwikkeling van
de toerismesector benadrukken. Dit is namelijk ook voor Nederland een belangrijk aandachtspunt.
De leden van de D66-fractie lezen dat in het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027
ten opzichte van het vorige MFK een sterkere nadruk op onderzoek en innovatie, klimaat,
vergroening, migratie en veiligheid komt te liggen dan in de periode van het vorige
MFK.12 Op welke manier zet de Staatssecretaris in op het MFK vanuit Nederland? In hoeverre
zijn de lessen voor Nederland in overeenstemming met het MFK?
De onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027 en het Europees
herstelinstrument (Next Generation EU) zijn afgerond. De Europese Raad stemde op 10 december jl. in met het akkoord dat
was bereikt met het Europees Parlement13. Dit wordt momenteel verwerkt in wetgevingsvoorstellen voor programma’s en instrumenten
onder het MFK en herstelinstrument. Het kabinet heeft zich in de onderhandelingen
ingezet voor een gemoderniseerd MFK waarin meer nadruk ligt op prioriteiten als onderzoek,
innovatie, klimaat, duurzaamheid, migratie en veiligheid. In het onderhandelingsresultaat
zijn deze prioriteiten geborgd conform de Nederlandse inzet. Zo bevat het akkoord
onder andere een sterk Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (Horizon Europe) waarin excellentie en impact de leidende criteria zijn. Daarnaast dient ten minste
30% van het MFK en het Europees Herstelinstrument aan klimaat te worden besteed en
dienen alle uitgaven in lijn te zijn met de Overeenkomst van Parijs. Specifiek ten
aanzien van de Faciliteit voor Herstel en Veerkracht (Recovery and Resilience Facility) is vastgelegd dat 37% ten goede moet komen aan klimaat en 20% aan digitaal, zodat
de herstelmaatregelen van lidstaten bij aan de groene- en digitale transities en het
bevorderen van economische groei.
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris om een update betreffende uitgegeven
vouchers. In het algemeen overleg van 25 september 2020 werd gewezen op het feit dat
bedrijven die vouchers uitgegeven hebben deze vouchers vaak niet uit kunnen betalen.14 Ook werd aangegeven dat volgend jaar geen geld wordt verdiend op al uitgegeven vouchers.
In het algemeen overleg werd om een reactie van de Staatssecretaris gevraagd betreffende
een voucherfonds. De Staatssecretaris gaf toen aan dat de vraag twee maanden te vroeg
kwam. Hoe staat de Staatssecretaris nu tegenover een garantiefonds voor vouchers?
Waarom acht zij een dergelijke fonds wel of niet wenselijk? Als de Staatssecretaris
een dergelijke tegemoetkoming wenselijk acht, hoe wordt deze vormgegeven? Is hier
al een plan voor? Als een plan nog niet bestaat, kan de Staatssecretaris toelichten
of aan een dergelijk plan wel gewerkt wordt?
Het kabinet gaat er vanuit dat ook in 2021 (grensoverschrijdend) reizen beperkt mogelijk
is. Daarom wordt samen met de sector een voucherkredietfaciliteit uitgewerkt, die
wordt beschreven in de brief van 9 december 2020 over de aanpassingen in het economische
steun- en herstelpakket als gevolg van de ontwikkeling in de bestrijding van het coronavirus
(Kamerstuk 35 420, V). Het doel van deze oplossing is om ervoor te zorgen dat reisorganisaties in staat
zijn om vouchertegoeden van pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen uitgegeven
tot en met 31 december 2020 terug te betalen aan consumenten. Reisorganisaties kunnen
hiervoor een liquiditeitslening krijgen die vanaf 2022 moet worden terugbetaald. Met
deze oplossing blijven de huidige garantiefondsen voldoende solvabel om onverhoopte
faillissementen op te vangen. De Kamer wordt binnenkort nader geïnformeerd over de
uitwerking, de voorwaarden en het toetsingskader van de voucherkredietfaciliteit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier