Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de uitvoeringsproblemen rondom het steunpakket bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) (Kamerstuk 35420-231)
2021D08203 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de uitvoeringsproblemen
rondom het steunpakket bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
De voorzitter van de commissie, Renkema
De adjunct-griffier van de commissie, Reinders
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris
13
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie maken zich grote zorgen over de uitvoering van het steunpakket
voor ondernemers. De huidige uitvoeringsorganisatie levert een grote prestatie gezien
de enorme aantallen bedrijven die een beroep doen op de Tegemoetkoming Vaste Lasten
(TVL). Ondanks dat veel processen allemaal geautomatiseerd zijn beginnen de problemen
toe te nemen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), met de ondernemers
als voornaamste slachtoffer van deze problemen.
De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat het van groot belang is voor ondernemers
om zo snel mogelijk het geld uit de regelingen op hun rekening te ontvangen zodat
zij de crisis kunnen overleven. Deze leden geven graag een voorbeeld. Er is gekozen
voor generieke maatregelen vanwege de snelheid van afhandeling. Dit is een logische
keuze. Wanneer een bedrijf gesloten is terwijl de vaste lasten doorgaan, is het grootste
gevaar een gebrek aan liquiditeit. Het is dan van belang dat er snel geld op de rekening
van een ondernemer komt. Deze leden vragen echter of deze voorstelling van zaken nog
wel overeenkomt met de praktijk. Neem de TVL voor het eerste kwartaal van 2021. Doel
van de keuze voor generieke maatregelen is snelheid. Echter, de TVL Q1 2021 is pas
op 15 februari 2021 opengegaan voor aanvragen. Dat is nog niet het hele verhaal. Omdat
er nog geen goedkeuring is vanuit Brussel zijn er duizenden ondernemers die, naar
de schatting van het kabinet, pas medio maart hun aanvraag kunnen indienen. Wanneer
we uitgaan van termijn van uitbetaling tussen 1 en 3 weken, krijgen deze ondernemers
dus pas ná het eerste kwartaal van 2021 het geld op de rekening. Deze leden vragen
de Staatssecretaris te reflecteren op dit voorbeeld. Kan de uitvoering van deze regelingen
sneller? Wat is volgens de Staatssecretaris de reden dat sommige ondernemers een volledig
kwartaal moeten wachten voordat zij geld op hun rekening ontvangen?
Kamervragen over toestemming voor staatssteun
Met verwijzing naar Kamervragen van het lid Aartsen over de passage in de brief van
de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 8 februari 2021 inzake toezeggingen
en moties debat steunpakket d.d. 28 januari 2021, waarin staat dat ondernemers tot
eind maart moeten wachten tot zij TVL kunnen aanvragen vanwege het feit dat de Europese
Commissie dan pas haar goedkeuring heeft gegeven (ingezonden 10 februari 2021), vragen
de leden van de VVD-fractie hebben wat de Staatssecretaris vindt van de snelheid van
goedkeuring door de Europese Commissie? Wat is de reden dat de goedkeuring van de
Europese Commissie zo lang op zich laat wachten? Hoe vaak is er contact geweest met
de Europese Commissie om dit proces te versnellen? Zijn er andere landen die aanlopen
tegen hetzelfde probleem? Wat zijn de consequenties als de Staatssecretaris besluit
om de regelingen uit te voeren voordat de Europese Commissie toestemming heeft gegeven?
Heeft de Staatssecretaris overwogen om de regeling alvast uit te voeren zonder toestemming
van de Europese Commissie?
Kamervragen over TVL-regeling
De leden van de VVD-fractie constateren dat in beantwoording van Kamervragen van de
leden Aartsen, Tielen en Nijkerken-de Haan over problemen die ondernemers ervaren
bij het lopende steun- en herstelpakket (niet op alle vragen volledig antwoord is
gegeven. Deze leden vragen of de Staatssecretaris nogmaals wil antwoorden op de volgende
vraag en daarbij haar antwoord cijfermatig wil onderbouwen: «Kunt u aangeven hoe vaak de Voorraad Gesloten Detailhandel (VGD) in de periode TVLQ4
2020 is toegekend aan ondernemers? Kunt u aangeven hoe groot het percentage ondernemers
is dat de VGD heeft ontvangen, afgezet tegenover het aantal bedrijven in de detailhandel
die gedwongen gesloten zijn?» (Vraag 5)
De leden van de VVD-fractie constateren verder dat de Staatssecretaris niet noemt
hoeveel capaciteit de aangekondigde startersregeling gaat vergen. Deze leden vragen
de Staatssecretaris in fulltime equivalents (fte’s) aan te geven hoeveel capaciteit
er nodig is om deze regeling eerder dan april of mei uit te voeren.
De leden van de VVD-fractie lezen in dezelfde antwoorden dat de Staatssecretaris aangeeft
dat er door de RVO 80 fte extra is aangetrokken om de uitvoering van de TVL te behandelen.
Uit het feit dat veel regelingen zwaar zijn vertraagd en dat de uitvoeringsproblemen
de oorzaak zijn dat ondernemers niet kunnen worden geholpen concluderen deze leden
dat de betreffende 80 fte niet voldoende is om de uitvoeringsproblemen op te lossen.
Deelt de Staatssecretaris deze conclusie? Vindt de Staatssecretaris 80 fte voldoende
of had zij graag meer capaciteit willen aantrekken? Waarom is dat niet gebeurd? Hoeveel
fte zou er in theorie nodig zijn om alle regelingen spoedig uit te voeren? Hoeveel
vacatures staan er momenteel uit ter versterking van RVO voor de uitvoering fte? Kan
de Staatssecretaris deze vragen los beantwoorden?
De leden van de VVD-fractie vragen of er niet gezocht moet worden naar extra ondersteuning
voor RVO voor de uitvoering van de TVL. Deze leden concluderen dat RVO goed in staat
is om op grote schaal geautomatiseerd het werk te verrichten met de bijbehorende klachtenafhandeling.
Het maatwerk blijft echter een uitdaging en komt niet voldoende van de grond. Acht
de Staatssecretaris het verstandig om ook naar andere organisaties, publiek of privaat,
te kijken voor het uitvoeren van de maatwerkregelingen? Zo nee, waarom niet? Is er
al reeds contact geweest met gemeenten, provincies, brancheorganisaties of andere
externe partijen om te kijken welke hulp van externe partijen kan worden verkregen
bij de uitvoering? Bijvoorbeeld via Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). In
hoeverre gebeurt dit al? Wat vindt de Staatssecretaris van het idee om de uitvoering
van de motie-Amhaouch die vraagt om een apart loket binnen de TVL voor schrijnende
gevallen (Kamerstuk 35 669, nr. 19) bij een externe partij te beleggen met de bevoegdheid om maatwerk te kunnen bieden?
Zijn er organisaties die reeds hun hulp aangeboden hebben voor wat betreft de uitvoering
van de TVL? Welke organisaties zijn dat? Kan de Staatssecretaris deze vragen los beantwoorden?
De leden van de VVD-fractie zien dat er steeds meer ondernemers buiten de boot vallen
vanwege het ontbreken van referentieomzet in 2019. Tijdens de TVL in Q3 2020 en Q4
2020 was er al sprake van groepen ondernemers die buiten de boot vielen omdat zij
geen referentieomzet in de laatste kwartalen van 2019 hadden. Dit betrof vaak startende
ondernemers maar ook ondernemers die in de laatste kwartalen van 2019 hadden verbouwd
of waarbij de ondernemer zelf ziek is geweest. Met de aangekondigde startersregeling
is een deel van deze groep deels geholpen. Een ander deel echter niet. Deelt de Staatssecretaris
deze conclusie? Deze ondernemers komen vaak ook niet in aanmerking voor de tijdelijke
Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW). Vindt de Staatssecretaris het verkoopbaar
dat er een groep ondernemers is die zowel niet voor de TVL als voor de NOW in aanmerking
komen vanwege het ontbreken van referentieomzet in een door het kabinet gekozen periode?
Is de Staatssecretaris bereid om te kijken of er voor deze groep, die helemaal nog
geen steun heeft ontvangen, toch een aparte regeling gestart kan worden? Wil de Staatssecretaris
kijken of een andere externe partij kan helpen bij de uitvoering van zo’n maatwerkregeling?
Welke mogelijkheden bestaan hiervoor? Heeft de Staatssecretaris deze mogelijkheden
al verkend?
De leden van de VVD-fractie stellen dat de groep ondernemers die buiten de boot vallen
inmiddels zelfs groter wordt. Dat komt omdat de referentieperiode van de TVL is verschoven
van Q4 2019 naar Q1 2019. Dit betekent concreet dat ook ondernemers die in het eerste
kwartaal van 2019 nog onvoldoende omzet hadden om in aanmerking te komen voor de TVL
nu buiten de boot vallen. Dit betreft dus onder andere ondernemers die zijn gestart
met hun onderneming in 2018. Ziet de Staatssecretaris dit probleem ook? Vindt de Staatssecretaris
het verkoopbaar dat deze ondernemers in het eerste kwartaal van 2021 buiten de boot
vallen terwijl zij in het vierde kwartaal van 2020 wel TVL hebben ontvangen? Wat zou
een oplossing zijn voor deze groep ondernemers? Zou het een oplossing zijn om deze
ondernemers hetzelfde bedrag te geven als wat zij aan steun hebben ontvangen in het
vierde kwartaal van 2020?
De leden van de VVD-fractie krijgen ook enkele signalen van ondernemers waarvan veel
bewijsmateriaal wordt gevraagd bij de controle en definitieve vaststelling van de
TVL. Kan de Staatssecretaris aangeven welke documenten en informatie er moeten worden
aangeleverd bij de verantwoording van de TVL? Klopt het dat bij een ontvangen bedrag
boven de 125.000 euro een accountantsverklaring verplicht is? Op basis waarvan is
dit besloten? Klopt het dat dit geen Europese verplichting is maar een verplichting
waartoe het kabinet zelf heeft besloten? Is de Staatssecretaris bereid om deze verplichting
los te laten gezien het feit dat zij daarmee ondernemers op extra kosten jaagt? Zo
nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris deze vragen los beantwoorden?
Motie-Dijkhof
De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen over de uitvoering van de motie-Dijkhoff
over zo goed als renteloze leningen voor startende ondernemers ter overbrugging van
de periode die zij moeten wachten tot de startersregeling wordt uitgekeerd (Kamerstuk
25 295, nr. 772). Deze leningen zijn aangekondigd in december 2019. Het kabinet gaf toen aan enkele
weken nodig te hebben voor toestemming van Brussel. Is deze toestemming er inmiddels
al? Wanneer is deze goedkeuring indient bij de Europese Commissie? Deze leden gaan
ervan uit dat dit onder zeer grote urgentie is gedaan ten tijde van de uitvoering
van de motie in december 2020. Kan de Staatssecretaris aangeven of deze leningen ook
gaan gelden voor de uitgebreide groep «startende ondernemers» zoals opgedragen aan
het kabinet in de motie-Aartsen over uitbreiding van de groep ondernemers vanaf 1 oktober
2019 inschrijving Kamer van Koophandel (KvK) (Kamerstuk 35 669, nr. 15)?
Regeling voor de evenementenbranche
De leden van de VVD-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de uitvoering van
de zogeheten evenementenmodule Vaste Lasten Evenementenbranche (VLE). Deze module
is aangekondigd in september 2020 om kermissen en evenementenbedrijven te ondersteunen
in de winterperiode. Op 18 februari 2021, zes maanden later, is de regeling eindelijk
opengegaan. Ondanks herhaaldelijke opmerkingen van de sector zelf en enkele Kamerleden
in de debatten heeft de Staatssecretaris besloten om vast te houden aan het harde
criterium dat alle bedrijven die geen aanspraak kunnen maken op de TVL Q4 in aanmerking
komen voor de VLE. Dit betekent volgens deze leden dat heel veel ondernemers die nét
het minimum van 1.000 euro aan vergoeding halen, deze VLE niet ontvangen terwijl de
vergoeding van het minimum totaal niet voldoet aan de vaste lasten die zij hebben.
Inmiddels hebben de kermisbonden aangegeven dat 98% van de kermisondernemers niet
in aanmerking komen voor de VLE. Deelt de staatsecretaris de mening dat de VLE in
de huidige vorm een dode mus is voor de ondernemers waarvoor deze bedoeld is? Is de
Staatssecretaris bereid om de genoemde voorwaarde te laten vervallen?
Regeling voor de bruine vloot
De leden van de VVD-fractie hebben daarnaast zorgen over de late uitbetaling van de
regeling voor de bruine vloot. Deze leden hebben hier al eerder mondelinge en schriftelijke
vragen over gesteld en willen van de Staatssecretaris weten wat nu de status is en
wanneer het geld voor de bruine vloot wordt uitgekeerd.
Kamervragen over CBB-uitspraak
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Staatssecretaris in reactie op Kamervragen
van het lid Aartsen over de uitspraak van het College van Beroep voor Bedrijfsleven
(CBb), die ondernemers die bezwaar hebben gemaakt tegen de afwijzing van coronasteun
in het gelijk heeft gesteld (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020/2021, nr. 1567) heeft aangegeven dat zij het dossier van iedereen die bezwaar heeft gemaakt op dit
onderwerp nog eens tegen het licht gaat houden. Deze leden krijgen veel signalen dat
de beslistermijnen in een bezwaarprocedure eindeloos lang duren. Hierdoor zitten ondernemers
in grote onzekerheid. Is de Staatssecretaris bereid om de bezwaarschriften die mogelijkerwijs
vallen onder de nieuwe uitspraak rondom de problematiek met Standaard Bedrijfsindeling
(SBI)-codes met voorrang te behandelen? Wat doet de Staatssecretaris om deze termijnen
in te korten? Is de Staatssecretaris bereid om simpelweg de meest actuele lijst van
SBI-codes op te vragen bij de KvK in plaats van die van elf maanden geleden? Zo nee,
waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie willen allereerst hun grote waardering uitspreken voor
het vele werk dat de medewerkers van RVO en andere uitvoeringsorganisaties tijdens
de coronacrisis verzetten en waarmee duizenden bedrijven zijn geholpen. Deze leden
hebben de volgende vragen en opmerkingen.
Stand van zaken uitvoering COVID-19 regelingen
De leden van de CDA-fractie constateren dat de RVO verantwoordelijk is voor de uitvoering
van onder meer de Borgstellingskrediet Landbouw, verruiming en aanpassing Borgstelling
mkb-kredieten in verband met coronacrisis, Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), Kleine
Kredieten Corona garantieregeling (KKC), subsidie dierentuinen voor coronaschade,
Garantie Ondernemingsfinanciering uitbraak coronavirus (GO-C), Kickstartvoucher voor
internationaal actieve ondernemers, Vaste Lasten Evenementenbranche (VLE) Q4 2020
en de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK). Deze leden vragen de Staatssecretaris
wat de stand van zaken is ten aanzien van de uitvoering van deze regelingen.
De leden van de CDA-fractie zijn in het bijzonder benieuwd hoeveel bedrijven tot dusver
een aanvraag voor een of meer van deze regelingen hebben gedaan, hoeveel aanvragen
zijn goedgekeurd dan wel afgewezen, wat de meest voorkomende reden(en) van afwijzing
zijn. Hoeveel klachten, bezwaren of herbeoordelingsverzoeken zijn na een afwijzing
ingediend? Binnen welke termijn krijgt een bedrijf bericht na een klacht/bezwaar/herbeoordelingsverzoek?
In hoeveel gevallen wordt na een bezwaar/herbeoordelingsverzoek een aanvraag alsnog
goedgekeurd? Voor welk(e) bedrag(en) is er inmiddels aan bedrijven uitgekeerd? Wat
is de gemiddelde termijn waarbinnen een bedrijf de toegekende subsidie of het krediet
op de rekening heeftstaan? In hoeveel gevallen is misbruik of oneigenlijk gebruik
van regelingen geconstateerd, en hoe hierop is gehandeld?
De leden van de CDA-fractie willen voorts van de Staatssecretaris weten wanneer de
Regeling bedrijvenschade coronarellen (RBC) opengaat. Deze leden vragen hoe en op
welke termijn uitvoering wordt gegeven aan de motie-Amhaouch c.s. over een tegemoetkoming
voor de reisbranche (Kamerstuk 35 669, nr. 18). Zij vragen verder hoe en op welke termijn uitvoering wordt gegeven aan de motie-Amhaouch
c.s. over een oplossing voor schrijnende gevallen die buiten de TVL vallen (Kamerstuk
35 669, nr. 19). Ten slotte vragen deze leden of de RVO ook verantwoordelijk zal zijn voor uitvoering
van de motie-Amhaouch c.s. over een subsidieregeling om de teruggang in R&D-investeringen
te mitigeren (Kamerstuk 35 669, nr. 21).
Knelpunten
De leden van de CDA-fractie merken een aantal knelpunten op en vragen de Staatssecretaris
om dieper in te gaan op de volgende vragen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris in algemene zin welke knelpunten
zij zelf waarneemt in de uitvoering van eerdergenoemde COVID-19 regelingen. Wat zijn
de dilemma’s ten aanzien van de snelheid en uitvoerbaarheid enerzijds en maatwerk/menselijke
maat anderzijds? Tegen welke knelpunten lopen medewerkers van de RVO zelf aan? Wat
zijn de meest ontvangen klachten van bedrijven over de uitvoering van de COVID-19
regelingen? In hoeverre is het mogelijk deze knelpunten/klachten op te lossen? Welke
rol kunnen gemeenten, provincies, banken en alternatieve financiers spelen bij het
versnellen en opschalen van (de uitvoering van) COVID-19 regelingen, bijvoorbeeld
door overbrugging of bevoorschotting?
Herbeoordeling SBI-codes RVO/Registratie KvK
De leden van de CDA-fractie vragen wat de «voorraad» herbeoordelingsverzoeken voor
SBI-codes is. Wanneer zal deze voorraad naar verwachting zijn weggewerkt? Wat is de
gemiddelde termijn waarbinnen een verzoek tot herbeoordeling SBI-code wordt behandeld?
Ontvangt de indiener van een herbeoordelingsverzoek altijd respons van RVO of KvK?
De leden van de CDA-fractie merken op dat «Oude» SBI-codes die niet meer overeenkomen
met de huidige, feitelijke bedrijfsactiviteiten, door de KvK kunnen worden aangepast.
De peildatum van de COVID-19 regelingen blijft echter ongewijzigd, waardoor bedrijven
alsnog van regelingen blijven uitgesloten. Hoe zou dit probleem kunnen worden opgelost?
Is het mogelijk om, nu de coronacrisis langer duurt, een nieuwe peildatum, bijvoorbeeld
15 oktober 2020, te gaan hanteren, zodat ook ondernemers met een gecorrigeerde SBI-code
voor regelingen in aanmerking kunnen komen? Naar aanleiding van recente uitspraken
van het College van Beroep voor Bedrijfsleven (CBb), die na bezwaren van ondernemers
concludeerde dat RVO van een andere SBI-code had moeten uitgaan, gaat RVO veel zaken
opnieuw tegen het licht houden. Wanneer krijgen de bedrijven in kwestie duidelijkheid
over hun lopende of opgeschorte bezwaarprocedure? Wat zijn de mogelijkheden om bij
een bedrijfsovername of bij juridische/administratieve wijzigingen tijdens de coronacrisis
het «oude» KvK-nummer te registreren, waarmee een aanvraag voor de TVL bij RVO wordt
vergemakkelijkt?
Schrijnende gevallen TVL
De leden van de CDA-fractie vragen wat de meest voorkomende schrijnende gevallen rondom
de TVL zijn. Op basis van welke grondslag wordt onderscheid gemaakt ten aanzien van
ondernemers die een bedrijf aan huis hebben, waardoor zij niet in aanmerking komen
voor de TVL? Hoe gaat dit uitpakken voor de kleine reisbureaus aan huis die in aanmerking
willen komen voor de tegemoetkoming voor de reisbranche? Kan hier een vergelijkbare
uitvoering aan worden gegeven als bijvoorbeeld bij de rijschoolhouders, voor wie de
vestigingsvereiste is logelaten vanwege hun doorlopende vaste lasten? Hoeveel tijd
zal RVO nodig hebben om individuele gevallen door de op te richten commissie binnen
RVO, volgend uit de motie-Amhaouch c.s. over een oplossing voor schrijnende gevallen
die buiten de TVL vallen (Kamerstuk 35 669, nr. 19) te beoordelen en de betreffende ondernemers duidelijkheid te geven?
Starters
De leden van de CDA-fractie vragen of de op 21 januari 2021 aangekondigde aparte startersregeling
(Kamerstuk 35 420, nr. 217) nog steeds in april/mei 2021 opengaat. Welke factoren staan een snellere openstelling
de weg? In hoeverre biedt de startersregeling een oplossing voor ondernemingen die
in 2019 of begin 2020 van rechtsvorm zijn gewijzigd of die toen een bedrijf hebben
overgenomen? Is het creëren van een oplossing voor deze groep bedrijven een politieke
keuze of een uitvoeringsvraagstuk? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de
renteloze leningen met coulante terugbetaaltermijnen, die via Qredits aan starters
zal worden verstrekt? Komt dit krediet, zoals vermeld in de kabinetsbrief van 21 januari
2021 (Kamerstuk 35 420, nr. 217), nog altijd vanaf het tweede kwartaal van 2021 beschikbaar? Welke factoren staan
een snellere beschikbaarstelling in de weg?
Vaste lasten Evenementenbranche (VLE) Q4 2020
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de openstelling van en communicatie rondom
de VLE-regeling verloopt. Klopt het dat alleen ondernemers die van RVO een servicebericht
hebben ontvangen het aanvraagformulier voor de aanvraag van VLE Q4 2020 kunnen indienen?
Worden met de VLE Q4 2020 naar verwachting alle 500 gedupeerde kermisexploitanten
bereikt? Wat kan, bijvoorbeeld in de communicatie, worden gedaan om de regeling expliciet
onder hun aandacht te brengen?
Op welke manier wordt willekeur binnen de VLE Q4 2020 voorkomen? Hoe is bezwaar mogelijk?
Klopt het Idat VLE Q4 2020 pas kan worden aangevraagd nadat TVL Q3 is vastgesteld
en het definitieve subsidiebedrag over deze periode bekend? Hoe lang duurt het voor
ondernemers de subsidie op de rekening hebben? Is versnelling mogelijk?
Aanvullende steunregeling voor de bruine vloot
De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen ten aanzien van de aanvullende
steunregeling voor de bruine vloot. In haar brief van 17 februari 2020 (Kamerstuk
35 420, nr. 231) schrijft de Staatssecretaris dat «de verwachting is dat het niet realistisch is
dat de regeling eerder dan het eind van het tweede kwartaal van 2021 zal worden uitgevoerd».
Kan de Staatssecretaris toelichten welke factoren een snellere uitvoering van deze
regeling in de weg zitten? Is het mogelijk te werken met bevoorschotting, zodat ondernemers
sneller steun ontvangen? Waarom wel of niet? Is het mogelijk om, vergelijkbaar met
de TVL-optoppingen bij de diverse voorraadvergoedingen, voor de SBI-codes betreffende
de chartervaart met zeil het noodfonds snel(ler) te laten landen bij de beoogde doelgroep
via een opslag bij of naast de TVL-regeling? Waarom wel of niet? Is er een inventarisatie
beschikbaar van het aantal zeilschepen binnen de SBI-codes 5010/5030 per 15 oktober
2020?
Kleine Kredieten Corona garantieregeling (KKC)
De leden van de CDA-fractie vragen in welke mate het mogelijk is de nog beschikbare
KKC-middelen te herverdelen om andere financiers, zoals Qredits, deze regeling mede
te laten uitvoeren.
Capaciteit
De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen ten aanzien van de capaciteit
bij RVO. Wat is de huidig beschikbare capaciteit bij RVO om de diverse COVID-19 regelingen
te kunnen uitvoeren, uitgedrukt in fte? Wat is de opschaling van capaciteit bij RVO
geweest vanaf het begin van de coronacrisis tot heden? Hoeveel extra fte is er toegevoegd?
Hoe zijn deze fte over de regelingen verdeeld en hoe worden deze ingezet? Welk budget
is hiervoor beschikbaar en is dit in de ogen van de Staatssecretaris voldoende om
alle regelingen optimaal te kunnen uitvoeren? In hoeverre is het mogelijk om de capaciteit
bij RVO op korte termijn verder op te schalen, zodat bedrijven vlotter kunnen worden
geholpen en regelingen sneller uitgevoerd? Werft RVO op dit moment extra mensen om
zo optimaal mogelijk aan de uitvoering van de COVID-19 regelingen te kunnen voldoen?
Overige
De leden van de CDA-fractie hebben nog een aantal overige vragen ten aanzien van de
voucherkredietfaciliteit voor de reisbranche en ambulante handel (non-food). Hoe wordt
de voucherkredietfaciliteit voor de reisbranche (voucherbank) benut? Deze leden ontvangen
signalen dat ondernemers als gevolg van hoge inschrijfkosten en strenge regels ten
aanzien van accountantsopgave, liquiditeitspositie en rente (4% in het eerste jaar
en 5% in het tweede jaar) niet in aanmerking komen voor deze voucherbank. Zijn deze
signalen de Staatssecretaris ook bekend? Kan hiernaar worden gekeken? Bestaan er sectorplannen
(al dan niet in voorbereiding) waarmee de ambulante handel (non-food) op zeker moment
weer open kan en is de Staatssecretaris hierbij betrokken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie vragen hoe het aantal bezwaren dat wordt ingediend ten
aanzien van de feitelijke hoofdactiviteit (en bijbehorende SBI-code) zich ontwikkelt.
Deze leden vragen in welk deel van de bezwaren de ondernemer in het gelijk wordt gesteld.
Deze leden vragen of, wanneer een SBI-code na bezwaar wordt aangepast, dit ook met
terugwerkende kracht voor de TVL wordt doorgevoerd.
De leden van de D66-fractie vragen of nader toegelicht kan worden in welke mate ondernemers
nadeel ondervinden van de combinatie van het verlagen van het drempelbedrag in de
TVL en het daardoor niet meer in aanmerking komen voor de evenementenmodule.
De leden van de D66-fractie vragen of kan worden ingegaan op de situatie die ontstaat
bij een afwijkende referentieperiode voor toepassing van de TVL en de NOW. Deze leden
hebben daarbij in het bijzonder oog voor ondernemers die in de problemen komen bij
aanvraag TVL door bijvoorbeeld een verbouwing of organisaties zoals sportclubs die
buiten de boot vallen bij de NOW. Deze leden vragen daarnaast in hoeverre er, rekening
houdend met een snelle afronding bij het geautomatiseerde proces, maatwerk mogelijk
is voor ondernemers die door een lage omzet in de referentieperiode niet voor de TVL
in aanmerking zouden komen. Deze leden vragen in hoeverre de RVO voldoende capaciteit
heeft om de complexe aanvragen die niet automatisch in het systeem van de RVO worden
verwerkt, handmatig te controleren.
De leden van de D66-fractie ontvangen berichten dat de uitbetaling van het verhoogde
subsidiepercentage van de TVL voor het vierde kwartaal van 2020 niet voor einde februari
kan worden overgemaakt, maar half juli. Deze leden vragen of de Staatssecretaris deze
signalen herkent en wat haar inspanningen zijn om dit te voorkomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn onder de indruk van de snelheid waarmee de
verschillende steunmaatregelen tot uitvoering zijn gebracht. Daarvoor complimenten
aan zowel het ministerie als aan het RVO. Toch maken deze leden zich grote zorgen
over de schrijnende gevallen die nog steeds tussen wal en schip vallen als het gaat
over de TVL.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn onder de indruk van de opschaling van RVO
die zo snel plaats heeft kunnen vinden. Hoe hebben het RVO en het ministerie dit vormgegeven?
Hoe hebben zij zo snel mensen kunnen werven en op kunnen leiden?
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat 80% van de ondernemers een geautomatiseerde
beoordeling krijgt en daardoor relatief snel weten of zij aanspraak maken op de TVL.
De rest krijgt een handmatige beoordeling. Kan de Staatssecretaris ingaan op hoe deze
handmatige beoordeling eruitziet? In hoeverre is hierin plaats voor de menselijke
maat? Deze leden vragen of ondernemers die door het geautomatiseerde systeem afgewezen
worden dan nog wel een handmatige beoordeling krijgen. Zij vragen daarnaast of bij
de handmatige beoordeling meer gedaan wordt dan alleen een luisterend oor te bieden.
In hoeverre zijn RVO en het ministerie in staat om signalen op te pikken van groepen
ondernemers die vaak buiten de boot vallen? Wat wordt met deze signalen gedaan? Kan
de Staatssecretaris dit aan de hand van een voorbeeld illustreren? Deze leden hebben
verder begrepen dat er altijd bezwaar gemaakt kan worden tegen de beoordeling van
RVO. In hoeverre is dit bekend bij ondernemers? Kan de Staatssecretaris wat doen om
dit beter bij ondernemers onder de aandacht te brengen?
De leden van de GroenLinks-fractie horen vooral van schrijnende gevallen van ondernemers
die geen aanspraak kunnen maken op de TVL omdat hun vaste lasten te laag zijn. Dit
heeft te maken met de drempel van 3.000 euro vaste lasten per 3 maanden. Deze leden
zien dat er ook ondernemers zijn die lagere huren van bijvoorbeeld praktijkruimtes
moeten doorbetalen maar niet aan die 3.000 euro komen. Wat doet de Staatssecretaris
om deze kleine ondernemers te helpen in afwachting van de uitvoering van de motie-Amhaouch
c.s. (Kamerstuk 35 669, nr. 19)? Deze kleine ondernemers zitten namelijk vaak zodanig in de knel dat elke week telt.
De leden van de GroenLinks-fractie zien ook dat er ondernemers buiten de boot vallen
doordat er bij de berekening van de vaste lasten rekening gehouden wordt met een vast
percentage per SBI-code. Het gaat hier om ondernemers die hogere of lagere vaste lasten
hebben dan het gemiddelde in de sector. Wat kan de Staatssecretaris doen om deze mensen
tegemoet te komen?
De leden van de GroenLinks-fractie willen tot slot aandacht vragen voor starters die
ondanks de startersregeling nog steeds buiten de boot vallen omdat ze nog geen omzet
hadden of bijvoorbeeld in een verbouwing zaten. In deze gevallen valt vaak de peildatum
niet goed. Deze leden hebben begrepen dat er geëxperimenteerd is om te kijken of ondernemers
zelf de peildatum kunnen vaststellen. Wat is er uit dit experiment gekomen? Kortom,
deze leden zijn benieuwd of er al meer duidelijkheid geboden kan worden voor schrijnende
gevallen die nu buiten de TVL vallen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben waardering voor het feit dat RVO er in is geslaagd
een haastig opgestelde steunregeling in algemene zin goed te laten verlopen. Deze
leden ontvangen weinig signalen van achterstanden in de verwerking van steunmaatregelen
als TVL en zij vragen de Staatssecretaris of zij het beeld herkent dat er geen sprake
is van grote achterstanden.
De leden van de SP-fractie constateren wel dat er in de praktijk problemen zijn met
SBI-codes. Deze leden zien casussen waarbij een bedrijf onder een onjuiste SBI-code
is ingeschreven of waarbij een code foutief is ingevoerd bij de KvK. Hoewel deze leden
onderkennen dat ondernemers ook zelf een verantwoordelijkheid hebben voor juiste inschrijving,
vinden zij dat er een grens is aan wat verwacht kan worden, ook omdat in het verleden
het belang van SBI-codes veel minder groot was voor veel bedrijven dan nu in Coronatijd.
Deze leden constateren dat reparatie van SBI-codes vaak niet vruchtbaar is voor het
alsnog ontvangen van steun omdat RVO uitgaat van eerdere gegevens van de KvK op een
bepaalde peildatum (15 maart 2020). Deze leden vragen of de Staatssecretaris deze
problemen erkent en wat hier aangedaan kan worden. Is hier niet een vorm van hardheidsclausule
mogelijk, op zijn minst wanneer aangetoond kan worden dat de vergissing niet bij de
ondernemer maar bij de KvK ligt?
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de antwoorden op
de Kamervragen van het lid Aartsen over de uitspraak van het College van Beroep voor
het bedrijfsleven (CBb) over nevenactiviteiten versus hoofdactiviteiten bij TVL-aanvragen(Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2020/2021, nr. 1567). Deze leden zijn benieuwd in hoeverre deze uitspraak van invloed is op overige beroepszaken
en of naar aanleiding van deze zaak er nieuwe bezwaren zijn ontvangen van ondernemers.
Deze leden constateren verder dat het CBb de overheid in het gelijk heeft gesteld
waar het gaat om aanvragen in het kader van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers
getroffen sectoren (TOGS) met een SBI-code die niet aansloot bij de feitelijke bedrijfsactiviteiten.
Deze leden vragen of een vorm van hardheidsclausule niet van toepassing is, vooral
wanneer bedrijfsactiviteiten kort voor de peildatum zijn veranderd.
De leden van de SP-fractie zien verder een problematiek voor (failliete) bedrijven
die in 2019 zijn overgenomen (en dus geen omzet hebben) maar omdat ze bijvoorbeeld
in een bestaande oudere besloten vennootschap zijn geplaatst niet onder uitzonderingsregels
vallen. Herkent de Staatssecretaris deze problematiek en valt hier iets aan te doen?
De leden van de SP-fractie hebben verder vernomen dat bij het vaststellen van TVL-aanvragen
er wordt uitgegaan van door het Centraal Bureau voor de statistiek vastgestelde normen
voor maximale vaste lasten per beroepsgroep. Dit leidt in de praktijk tot problemen
voor ondernemers die wel degelijke hogere vaste lasten hebben, bijvoorbeeld door een
hoge huur in een stad waar de huurprijzen relatief hoog zijn. Deze leden vragen of
het niet mogelijk moet zijn op grond van daadwerkelijk aantoonbare vaste lasten een
uitzondering te maken.
De leden van de SP-fractie wijzen tot slot op de Kamervragen van de leden Futselaar
en Leijten (ingezonden op 10 februari 2021) over mogelijke fraude met TVL-subsidies
waarbij bijvoorbeeld met slapende besloten vennootschappen op basis van valse cijfers
steun wordt aangevraagd die vervolgens snel wordt weggesluisd of direct wordt uitgegeven
aan niet-bedrijfsgerelateerde zaken. Deze leden zijn van mening dat fraude het draagvlak
ondermijnt van steun voor de vele te goeder trouw handelende ondernemers en dringen
daarom aan op snelle beantwoording van deze vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie willen beginnen met het uitspreken van grote
complimenten voor iedereen die betrokken is bij de uitvoering van dit steunpakket.
In een artikel van een kleine week geleden schreef het Algemeen Dagblad over een medewerker
van de online chatdienst van RVO over de opmerkingen die hij soms over zich heen krijgt:
lafbek, viezeriken, misselijkmakend volk.1 Het is pittig om dat over je heen te krijgen. Toch komen die emoties, hoe heftig
ze ook zijn, wel ergens vandaan. Ondernemers vechten voor hun onderneming, hun levenswerk
en hebben soms het gevoel dat ze daarnaast ook nog een gevecht moeten voeren met de
overheid: over papierwerk, codes en referentieperiodes. Dat leidt tot grote frustraties
en heeft tot nu toe geleid tot bijna 500 rechtszaken over de steunmaatregelen.2
SBI-codes
Eén van de terugkerende problemen zijn fouten in SBI-codes. Ondernemers die door een
typefout verkeerd in het Handelsregister staan, ondernemers die een typefout hebben
gemaakt bij een aanvraag: er kunnen menselijke fouten gemaakt worden. De leden van
de ChristenUnie-fractie begrijpen dat het ingewikkeld is om maatwerk te leveren. Hier
is echter volgens deze leden niet per se sprake van maatwerk, maar van het corrigeren
van een menselijke fout. Is bij menselijke foutjes een slepende bezwaarprocedure het
juiste middel? Deze leden vragen de Staatssecretaris of er geen andere mogelijkheid
is om te zorgen dat een relatief kleine fout niet leidt tot ondernemers die maanden
zonder steun zitten.
Starters
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben in het laatste debat over de steunpakketten
al zorgen over starters geuit. Het is goed dat in het laatste pakket de starters meegenomen
zijn. Het idee van de regeling was dat deze veel gelijkenissen zou hebben met de TVL,
zodat er niet allerlei nieuwe systemen en processen moesten worden opgetuigd. Toch
gaat de uitvoering van de tegemoetkoming ten minste 16 tot 20 weken duren. Deze leden
vragen de Staatssecretaris hoe redelijk deze uitvoeringstermijn is als de Tegemoetkoming
Starters gaat lijken op de TVL. Wat maakt dat de Tegemoetkoming Starters niet eerder
opgetuigd kan worden? Hoeveel van deze startende ondernemers staan überhaupt nog overeind
na 16 tot 20 weken zonder de Tegemoetkoming? Startersleningen horen beschikbaar te
zijn om die periode te overbruggen, maar ook dat vlot niet. Kan de Staatssecretaris
toelichten in hoeverre de Volksbank een rol kan spelen in het overbruggen van die
periode of het op poten zetten van de Tegemoetkoming Starters?
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat een andere groep starters betreft
ondernemingen die gestart zijn onder een andere rechtsvorm, of ondernemingen die van
eigenaar gewisseld zijn door bijvoorbeeld een overname. Die ondernemers hebben hun
bedrijf vanzelfsprekend (opnieuw) ingeschreven bij het Handelsregister. Maar ook deze
ondernemers hebben mogelijk geen omzet gehad in de referentieperiode van de TVL, daardoor
blijft TVL-steun uit. Deze leden willen graag van de Staatssecretaris weten hoe groot
deze groep is en wat de RVO kan doen om ook deze groep te ondersteunen. Als er een
startersregeling komt die lijkt op de TVL, is het wellicht mogelijk om ook deze specifieke
groep mee te nemen?
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat alles staat of valt bij de referentieperiode.
Net in die periode kan een onderneming minder omzet hebben gedraaid door bijvoorbeeld
het dichtzijn van wege langdurige ziekte. Deze leden begrijpen dat er een grens zit
aan maatwerk, maar zij hebben op dit moment het gevoel dat maatwerk helemaal niet
mogelijk is of enkel mogelijk via langslepende bezwaarprocedures. Is het niet mogelijk
om iets te veranderen aan die procedures, zodat er meer ruimte komt voor de menselijke
maat?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie constateren dat veel ondernemers die een verkeerde SBI-code
hebben en bezwaar hebben aangetekend nog steeds geen TVL hebben gekregen, ondanks
dat de rechter inmiddels in enkele zaken heeft gesommeerd dat alsnog steun uitgekeerd
moet worden. Deze leden hebben ook begrepen dat in een aantal gevallen sprake is van
een verschrijving door de KvK en dat ondanks een herstelactie de RVO nog geen tegemoetkoming
heeft verstrekt. Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij ervoor gaat zorgen dat
ondernemers op korte termijn alsnog een tegemoetkoming of een voorschot krijgen.
De leden van de SGP-fractie vragen graag aandacht voor bedrijven waarbij sprake is
van een bedrijfsovername of wijziging van de rechtsvorm waardoor in de referentieperiode
geen sprake was van omzet. Wil de Staatssecretaris bezien of deze bedrijven, net als
startende bedrijven, alsnog tegemoetkoming kunnen krijgen?
De leden van de SGP-fractie horen graag hoe de Staatssecretaris uitvoering gaat geven
aan de motie-Amhaouch c.s. (Kamerstuk 35 669, nr. 19) die vraagt om een oplossing voor schrijnende gevallen die buiten de TVL-regeling
vallen.
De leden van de SGP-fractie hebben eerder aandacht gevraagd voor de lastige positie
van filiaalbedrijven die een belangrijke rol spelen in winkelstraten en winkelcentra.
Door het steunplafond is het steunbedrag per filiaal heel laag, terwijl de financiële
situatie van de non-food filiaalbedrijven door de (gedeeltelijke) winkelsluiting penibel
is. De recente uitbreiding van de TVL geeft wat meer lucht, maar de kern van het probleem
blijft. Het kabinet geeft aan dat gebruikmaking van artikel 3.12 van het Europese
steunkader uitvoeringsproblemen met zich meebrengt. Inmiddels wordt vanuit de sector
en door experts gewezen op de mogelijkheden via artikel 107, tweede lid, sub b, van
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Wil de Staatssecretaris samen
met de filiaalbedrijven deze mogelijkheid benutten, zodat filiaalbedrijven overeind
kunnen blijven?
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat voorraadhoudende kleding- en textielleveranciers
niet in aanmerking komen voor de subsidieregeling Voorraad Gesloten Detailhandel,
terwijl zij aangeven dat 50% tot 60% van hun (winter-)voorraad onverkoopbaar is geworden.
Deze leden horen graag waarom niet en wat de mogelijkheden zijn om deze ondernemers
alsnog aanspraak te laten maken op de genoemde subsidieregeling.
II Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.