Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Meenen over de examens in het voorgezet speciaal onderwijs
Vragen van het lid Van Meenen (D66) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de examens in het voorgezet speciaal onderwijs. (ingezonden 19 februari 2021).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 24 februari
2021).
Vraag 1
Deelt u de mening dat de voorgenomen maatregelen voor de examens in het voortgezet
speciaal onderwijs (vso) niet toereikend zijn en dat hiermee geen uitvoering is gegeven
motie van de leden Van Meenen en Van Raan over aangepaste examens in het vso?1
Antwoord 1
Ik ben van mening dat ik toereikende maatregelen heb getroffen voor alle leerlingen
en kandidaten en tevens uitvoering heb gegeven aan de motie Van Meenen/Van Raan.
Ik heb in aanloop naar mijn brief van 12 februari over de aanvulling op het besluit
over de eindexamens vo 2021 overleg gevoerd met een brede groep partijen over mogelijke
aanvullende aanpassingen aan de eindexamens 2021, waaronder de staatsexamens. Hierbij
zijn uiteenlopende opties overwogen, waaronder het uitbreiden van de herkansingsregeling
en het aanpassen van de examenvorm van de college-examens. Er is hierbij ook meermaals
gesproken met LBVSO i.o. die, naast enkele aanvullende opties, dezelfde opties heeft
aangedragen die u in deze Kamervragen naar voren brengt.
In mijn afwegingen heb ik naast de noodzaak en wenselijkheid van verschillende opties,
ook de uitvoerbaarheid hiervan gewogen. Uit overleg met het College voor Toetsen en
Examens (hierna: CvTE) is gebleken dat bijvoorbeeld een derde herkansing voor alle
leerlingen en kandidaten niet uitvoerbaar zou zijn. Dit is een van de redenen dat
ik uiteindelijk heb gekozen voor een verdergaande maatregel, namelijk de duimregeling,
omdat deze – in tegenstelling tot een derde herkansing – ook voor staatsexamenkandidaten
kan worden toegepast. Hiermee wordt zowel het reguliere vo als staatsexamenkandidaten
compensatie geboden voor de moeilijke omstandigheden. Ik vind het daarbij van groot
belang dat alle leerlingen die opgaan voor een diploma de mogelijkheid krijgen om
een diploma van gelijke waarde te behalen.
Ik word in het vertrouwen dat hiermee de juiste maatregelen zijn getroffen voor vso-leerlingen
gesterkt door de slagingspercentages van vorig jaar. Deze heb ik met mijn brief van
12 februari jl. met uw Kamer gedeeld. De stijging van 5,9 procentpunt bij de vso-kandidaten
ten opzichte van het jaar ervoor is een indicatie dat de maatregelen die in 2020 zijn
getroffen succes hebben gehad. Met de maatregelen die in 2021 worden getroffen, waaronder
de duimregeling, wordt dit pakket wordt wederom recht gedaan aan de uitzonderlijke
omstandigheden.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat 25 procent van de examenkandidaten nu twee herkansingen geboden
krijgt en dat de overige 75 procent van de vso-leerlingen misgrijpt? Zo ja, bent u
bereid ook de certificaatkandidaten twee herkansingen te bieden?
Antwoord 2
Zoals toegelicht in mijn brief van 12 februari jl. over de aanvulling op de examenmaatregelen
krijgen staatsexamenkandidaten die in 2021 opgaan voor het diploma een uitgebreide
herkansingsregeling. Zij kunnen dit jaar zowel het CE als het college-examen van maximaal
twee vakken op alle onderdelen herkansen. Deze mogelijkheid wordt zowel geboden aan
kandidaten die in 2021 opgaan voor het volledige vakkenpakket, als aan kandidaten
die eerder al certificaten hebben behaald en dit jaar de laatste vakken afronden om
daarmee een diploma te kunnen behalen. Voor de diplomakandidaten geldt dat de noodzaak
om herkansingen af te leggen het grootst is omdat zij mogelijk vertraging oplopen
als zij het volgend schooljaar willen starten met een vervolgopleiding. Van de in
totaal 8.500 staatsexamenkandidaten gaan ruim 2.700 kandidaten op voor het diploma.
Daarmee komt ruim 30% van het totaal aantal staatsexamenkandidaten in aanmerking voor
deze herkansingsregeling. Binnen de vso-kandidaten ligt het percentage iets hoger.
In 2020 ging bijna 38% van de vso-kandidaten op voor het diploma en kwam daarmee in
aanmerking voor een herkansing.
In mijn brief over het staatsexamen van 12 februari jl. heb ik u toegelicht dat het
CvTE een verkenning heeft uitgevoerd naar de mogelijkheid om herkansingen te bieden
aan certificaatkandidaten. Op basis van deze verkenning heeft het CvTE bij mij aangegeven
dat het bieden van een herkansingsmogelijkheid aan alle 5.800 certificaat-kandidaten
(reguliere en vso-kandidaten) niet uitvoerbaar is. De belangrijkste reden hiervoor
is de omvang van deze groep. De grootte van de groep maakt dat er veel (personele)
capaciteit nodig is om aan al deze kandidaten een herkansing te bieden. Naast correctoren
voor de centrale examens en andere examenbetrokkenen zijn er per mondeling college-examen
twee vakdocenten van het betreffende vak nodig die optreden als examinator. Deze docenten
verrichten de werkzaamheden voor het staatsexamen naast hun reguliere werkzaamheden
op hun eigen school en zijn daarmee beperkt inzetbaar. Ook speelt het grote aantal
locaties waar staatsexamens wordt afgenomen een rol in de uitvoerbaarheid. Leerlingen
van vso-scholen leggen het staatsexamen namelijk af op hun eigen school. Op die manier
wordt een veilige en vertrouwde omgeving gecreëerd. Dat betekent dat er naast de zes
locaties voor reguliere staatsexamenkandidaten op meer dan 100 vso-scholen examens
worden afgenomen. Vanwege het vaak kleine aantal examenleerlingen op vso-scholen kunnen
examinatoren en andere examenbetrokkenen niet optimaal worden ingezet. Als er bijvoorbeeld
één vso-leerling op een vso-school het vak Biologie wil herkansen, zullen er twee
examinatoren naar de school moeten reizen om het college-examen af te nemen.
Bovenstaande geeft een inkijk in de complexiteit van de uitvoering van het staatsexamen.
Aanvullende werkzaamheden bovenop de reguliere organisatie van het staatsexamen vragen
veel van de voorziening en zijn daarmee in sommige gevallen onuitvoerbaar. In mijn
eerdergenoemde brief inzake het staatsexamen heb ik toegelicht dat de organisatie
van het staatsexamen onder druk staat. Hier is ook al sprake van in een regulier examenjaar.
De uitvoering van de maatregelen die in 2021 worden getroffen ten aanzien van het
(staats)examen, namelijk de mogelijkheid tot het spreiden van het centraal examen
over twee tijdvakken en de extra herkansingen voor zowel CE als het college-examen,
komt hier bovenop en vraagt veel van de organisatie van het staatsexamen.
Naast bovengenoemde verkenning heeft het CvTE middels een brief eerder bij mij aangegeven
dat de uitvoeringsgrenzen van de examenketen bereikt zijn. Het CvTE geeft aan dat
de capaciteit van de keten volledig benut is bij de uitvoering van de maatregelen
die ik op 16 december heb aangekondigd en er geen ruimte meer is voor de uitvoering
van aanvullende maatregelen. Dat geldt zowel voor de organisatie van het centraal
examen als het staatsexamen. De brief van het CvTE is als bijlage toegevoegd aan mijn
brief van 12 februari over de aanvulling op de examenmaatregelen.
Vraag 3
Bent u bereid ook bij het college-examen een verdeling te realiseren over twee tijdvakken?
Antwoord 3
Staatsexamenkandidaten kunnen de afname van het centraal examen spreiden over twee
tijdvakken, net als leerlingen in het regulier onderwijs. Voor de mondelinge college-examens
is het niet mogelijk om een dergelijke spreiding aan te bieden.
De college-examens worden grotendeels afgenomen in de periode na het centraal examen
en voor de start van het nieuwe schooljaar (in de maanden juli en augustus). Deze
beperkte tijdspanne maakt dat er weinig flexibiliteit mogelijk is in de planning van
deze examens. Daarnaast zou een dergelijke uitbreiding van de afnameperiode van het
mondelinge college-examen extra capaciteit vragen binnen de organisatie van het staatsexamen.
Zoals bovenstaand toegelicht heeft het CvTE aangegeven dat de grenzen van de uitvoerbaarheid
voor de examenketen bereikt zijn. Tevens is de capaciteit binnen het staatsexamen
in een regulier examenjaar al schaars omdat hierbij veelal docenten uit het regulier
vo en vso worden ingezet. Zij zijn in de zomerperiode beschikbaar voor deze aanvullende
werkzaamheden. Een eventuele uitbreiding naar de periode buiten de zomervakantie maakt
het zeer problematisch deze capaciteit te vinden. Een uitloop in het nieuwe schooljaar
zou daarnaast de soepele doorstroming van staatsexamenkandidaten naar een vervolgopleiding
hinderen.
Indien de planning van de college-examens voor een individuele kandidaat tot problemen
leidt, bijvoorbeeld door een beperkte belastbaarheid vanwege ziekte, dan kan hij of
zij dit aangeven. Het CvTE kijkt voor deze individuele kandidaat dan hoe hier in de
planning van zijn of haar examens rekening mee gehouden kan worden.
Vraag 4
Bent u bereid de bijzitdocent of vertrouwenspersoon bij het mondelinge examen een
ruimere bevoegdheid te geven, zodat deze ook daadwerkelijk de leerling kan helpen
gedurende het examen door bijvoorbeeld een vraag te verduidelijken?
Antwoord 4
De aanwezigheid van een vertrouwenspersoon bij het mondelinge examen is een belangrijke
faciliteit voor sommige kandidaten. De aanwezigheid van een vertrouwenspersoon kan
kandidaten geruststellen en een prettige sfeer creëren voor de afname van het examen.
Tot de huidige maatregelen behoort al dat de vertrouwenspersoon:
– De kandidaat gerust kan stellen;
– De vraag van de examinator zo nodig letterlijk kan herhalen zodat de kandidaat de
vraag gesteld krijgt van iemand met een bekend gezicht;
– Kan aangeven dat de kandidaat even tijd nodig heeft om een antwoord te formuleren
als de examinator te snel doorgaat naar de volgende vraag.
De aanwezige docent of vertrouwenspersoon mag de kandidaat dus ondersteunen, mits
het de inhoud of beoordeling van de examinering niet raakt. Het is mij bekend dat
de vertegenwoordiging van de vso-leerlingen i.o. van mening is dat de vertrouwenspersoon
of docent de kandidaat door het examen heen moet kunnen loodsen. Ik deel deze mening
zolang dit uitsluitend betrekking heeft op het geruststellen van de kandidaat en het
creëren van een prettige sfeer. Dit mag geen effect hebben op de inhoud en het niveau
van het examen omdat het daarmee van invloed is op het diploma dat door de kandidaat
wordt behaald. Ik vind het van belang dat het examen dat wordt afgenomen, en het uiteindelijke
diploma dat wordt uitgegeven, valide is en dezelfde maatschappelijke waarde heeft
als ieder ander diploma. Kandidaten moeten kunnen laten zien welke kennis zij in huis
hebben en op eigen kracht antwoord geven op de vragen van de examinator. De examinatoren
worden jaarlijks getraind in het boven halen van de aanwezige kennis bij een kandidaat
en leren om te gaan met kandidaten met verschillende ondersteuningsbehoeften. In de
aanloop naar de komende examenperiode zorg ik ervoor dat over het kader van wat er
mogelijk is duidelijk wordt gecommuniceerd onder de afnemers van het staatsexamen.
Vraag 5
Op welke manier worden leerlingen middels het Nationaal Programma Onderwijs extra
ondersteund bij de examenvoorbereiding?
Antwoord 5
In mijn brief van 12 februari heb ik aangekondigd dat er 37 miljoen euro beschikbaar
komt voor extra ondersteuning van examenleerlingen. Dit geld is beschikbaar voor alle
leerlingen in het bekostigd onderwijs. Scholen beslissen zelf hoe zij dit geld inzetten,
zodat zij zelf kunnen afwegen welke vorm van ondersteuning het meest passend is. Dit
kan bijvoorbeeld gaan om een additionele inzet van docenten die reeds in dienst zijn
bij de school, maar ook het inzetten van externe ondersteuning. Alle scholen, inclusief
vso-scholen die leerlingen voorbereiden op het behalen van het diploma in 2021, zullen
dit geld ontvangen.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de clausule over kernvakken bij de duimregeling geen goede constructie
is voor het vso, gezien diplomakandidaten vaak als restant nog één tot drie kernvakken
moeten afleggen en dat 75 procent van de deelcertificaatleerlingen dus geen gebruik
kan maken van deze regeling?
Antwoord 6
Nee, die mening deel ik niet. Zoals ik aan uw Kamer meldde is de duimregeling van
toepassing op alle kandidaten die dit jaar opgaan voor een diploma en met de inzet
daarvan alsnog kunnen slagen. Omdat de duimregeling betrekking heeft op de uitslag
die in dit jaar bepaald wordt, kan deze ook worden ingezet voor vakken die in een
eerder jaar zijn afgesloten. Indien een diplomakandidaat dit jaar alleen kernvakken
aflegt, heeft dit dus geen effect op de toepasbaarheid van de duimregeling en mag
de kandidaat de duim leggen op een niet-kernvak dat eerder is afgelegd. De reden om
de kernvakken buiten beschouwing van de voornoemde maatregel te laten is om voor alle
leerlingen te borgen dat het diploma volwaardig is voor doorstroom naar het vervolgonderwijs.
Ik wil alle leerlingen die in 2021 opgaan voor het diploma een mogelijkheid bieden
om een gelijkwaardig diploma te behalen. Naast het feit dat ik inhoudelijk geen aanleiding
zie tot aanpassing van deze maatregel, vind ik het ook niet in het belang van de leerling
om een uitzondering te maken voor een specifieke groep.
Vraag 7
Bent u bereid de duimregeling (zonder kernvakregel) een jaar te verlengen en dus met
twee jaar te verankeren?
Antwoord 7
Op dit moment kan er niet met enige zekerheid een inschatting worden gemaakt over
het effect dat het coronavirus zal hebben op schooljaar 2021–2022. Daarom neem ik
op dit moment alleen maatregelen die betrekking hebben op het huidige schooljaar.
Als blijkt dat er volgend schooljaar eveneens maatregelen nodig zijn ten aanzien van
de examens zal ik hier op een later moment een beslissing over nemen.
Vraag 8
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus
gepland op 24 februari a.s?
Antwoord 8
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.