Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bisschop over de uitspraken van Eurocommissaris Johansson dat Europa meer migranten nodig heeft
Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de uitspraken van Eurocommissaris Johansson dat Europa meer migranten nodig heeft (ingezonden 29 januari 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid), mede namens
de ministers voor Medische Zorg en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen
22 februari 2021).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van Eurocommissaris Johansson (Binnenlandse
Zaken) in het Nederlands Dagblad van 28 januari jl.?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van haar uitspraak dat het aantal migranten dat van buiten de EU in Europa
aan de slag gaat substantieel omhoog zou moeten, vanwege de demografische ontwikkelingen
binnen Europa? En hoe beoordeelt u de gevolgen van deze uitspraken voor de Nederlandse
situatie?
Antwoord 2
Ik heb kennisgenomen van de uitspraak van Commissaris Johansson. De uitspraak van
Eurocommissaris Johansson heeft geen gevolgen voor de Nederlandse situatie. Zoals
bij uw Kamer bekend kondigde de Europese Commissie bij de publicatie van de voorstellen
op het gebied van asiel en migratie op 23 september jl. aan dat zij begin 2021 met
nieuwe voorstellen zal komen over legale migratie. In deze mededeling benadrukt de
Europese Commissie dat lidstaten zelf gaan over de aantallen arbeidsmigranten uit
derde landen. Via het BNC-traject inzake de overkoepelende mededeling – COM (2020)
609 – is uw Kamer hierover geïnformeerd.2
Vraag 3
Deelt u de analyse dat haar stellingname dat politieke leiders in de EU en daarbuiten
als «drama queens en drama kings (...) bewust het debat over migratie vergiftigen» onterecht is en geenszins bijdraagt
aan een evenwichtig debat over migratie binnen de EU?
Antwoord 3
Een evenwichtig debat over asiel en migratie in de EU is nodig, om op constructieve
wijze tot een herziening van het gemeenschappelijk Europees migratie- en asielstelsel
te komen. Daar wordt op verschillende wijze vanuit de lidstaten aan bijgedragen. Uitspraken
die in dat verband door anderen worden gedaan, zijn voor rekening van hen.
Vraag 4
Hoe verhoudt deze uitspraak in de Nederlandse context zich tot de reeds toenemende
migratiestroom en het pleidooi van emeritus-hoogleraar Latten om juist zorgvuldig
na te denken over de bevolkingsgroei in Nederland en de rol van migratie daarin, waarbij
niets doen volgens hem geen optie is? Wat is uw opvatting hierover?3
4
Antwoord 4
De motie Dijkhoff c.s., die tijdens de Algemeen Politieke Beschouwingen (APB) van
2018 is aangenomen, verzoekt de regering verschillende scenario’s op te stellen waarin
de gevolgen van veranderingen in de omvang en de samenstelling van de Nederlandse
bevolking op verschillende beleidsterreinen in kaart worden gebracht. In juli 2020
is in dit verband door het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI)
en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) het rapport Bevolking 2050 in Beeld, Drukker, diverser en dubbelgrijs gepubliceerd dat de demografische doorrekening bevat, en heeft u de kabinetsreactie
op dit rapport ontvangen.5 Het eindrapport van de Verkenning 2050, dat een doorrekening van de maatschappelijke
implicaties zal bevatten, is in het voorjaar van 2021 voorzien.
Uit de meest recente CBS-prognose blijkt dat ook na de Coronacrisis, het migratiesaldo
de meest bepalende factor voor de bevolkingsgroei is. Het gaat hier met name om intra-EU
mobiliteit (ongeveer 50% van de totale instroom), reguliere migratie voor arbeid en
studie (circa 40%) en asiel (10%). Dit vraagt om een overheid die goed voorbereid
en toegerust is en ervoor zorgt dat migratiebewegingen beheerst verlopen. Het kabinet
zet hierop in door uitvoering te geven aan de integrale migratieagenda. Voor de laatste
stand van zaken verwijs ik u naar de voortgangsrapportage die op 11 januari jl. aan
uw Kamer is verstuurd.
Vraag 5
Hoe kijkt u daarbij aan tegen de verhouding van autochtone en niet-Westerse bevolking
en de spanningen die een relatieve toename van het aandeel niet-Westerse allochtonen,
bijvoorbeeld in de steden, met zich mee kan brengen?
Antwoord 5
Op 14 december 2020 heeft de WRR het beleidsrapport Samenleven in verscheidenheid – Beleid voor de migratiesamenlevinggepresenteerd. Het rapport is resultante van vijf jaar lang onderzoek naar de maatschappelijke
kansen en knelpunten die migratie naar Nederland met zich meebrengt. Het kabinet zal
zoals gebruikelijk met een kabinetsreactie op dit rapport komen. Het antwoord op deze
vraag komt aan de orde in deze kabinetsreactie.
Vraag 6
Vindt u dat het stellen van een bovengrens aan immigratie en het voeren van een jaarlijks
debat over het aantal immigranten in Nederland in de migratiediscussie een belangrijke
rol kan vervullen en derhalve wenselijk is, zoals de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport vorig jaar opperde?6
7
Antwoord 6
Ik stel voorop dat een bovengrens aan immigratie geen onderdeel is van het huidige
kabinetsbeleid, en een eventuele keuze terzake aan een volgend kabinet is.
In deze discussie is het goed een onderscheid te maken tussen de opvang en bescherming
van asielzoekers, die verhoudingsgewijs een klein deel vormen van het aantal vreemdelingen
dat naar Nederland komt, en reguliere, sociaaleconomische migranten en EU-burgers.
De wettelijke c.q. verdragsrechtelijke verplichtingen jegens deze te onderscheiden
groepen verschillen sterk.
Tegen deze achtergrond voert het kabinet een asielbeleid dat asielzoekers beschermt
die recht hebben op asiel en daar maakt, zoals benoemd, een quotum geen deel vanuit.
Wel zijn er grenzen aan de opvang- en asielcapaciteit en dient oog te worden gehouden
voor het maatschappelijk draagvlak. Het kabinet spant zich in het kader van de integrale
migratieagenda in om meer grip op irreguliere migratie te krijgen. Een goede samenwerking
met belangrijke transit- en herkomstlanden, meer opvang in de regio, en de implementatie
van een grensprocedure aan de buitengrenzen van de EU, waarbij zo snel mogelijk onderscheid
wordt gemaakt tussen zij die bescherming behoeven en zij die daar geen recht op hebben
en dienen terug te keren, zijn voorbeelden van maatregelen die deze grip daadwerkelijk
moeten bieden.
Het kabinet voert daarnaast een arbeidsmigratiebeleid dat rekening houdt met de aanwezigheid
van arbeidsaanbod in Nederland en de Europese Unie en met de behoeften van het Nederlandse
bedrijfsleven. Het kabinet faciliteert arbeidsmigratie van specifieke groepen, zoals
kennismigranten. Het kabinet gaat daarbij niet uit van een generieke bovengrens. Voor
EU-burgers geldt het vrij verkeer van personen tussen de lidstaten.
Migratie kan niet los worden gezien van vraagstukken als bevolkingsgroei, economie,
arbeidsmarkt, onderwijs en huisvesting. Het bij het antwoord op vraag 4 genoemde eindrapport
van de Verkenning 2050 bevat een doorrekening van de maatschappelijke implicaties
van de ontwikkelingen in de bevolkingssamenstelling en kan mogelijk aanknopingspunten
bieden voor verder beleid. Het is aan volgend kabinet om hierin keuzes te maken.
Vraag 7
Deelt u de mening dat bij grote personeelstekorten in de zorg en een vergrijzende
samenleving het verhogen van de immigratie zeker niet de oplossing kan zijn?
Antwoord 7
De bevolkingsontwikkelingen brengen vrijwel onvermijdelijk met zich mee dat er tekorten
kunnen ontstaan op (onderdelen van) de arbeidsmarkt. In dit licht zij hier opgemerkt
dat migratie waarschijnlijk geen structurele oplossingen zal kunnen bieden voor vergrijzingsvraagstukken.
Wel kan de gerichte inzet van werknemers van binnen en buiten de EU voor bepaalde
sectoren en beroepen (zoals bijvoorbeeld thans met kennismigranten) bijdragen aan
het opvangen van specifieke knelpunten. Ook de zorg kan hiervan niet op voorhand uitgesloten
worden. Daarbij geldt dat de kwaliteit van zorg en veiligheid van de patiënt voorop
staan. Buitenslandse zorgverleners die in Nederland zelfstandig aan de slag gaan,
moeten voldoen aan alle vereisten die de Wet BIG stelt, inclusief het vereiste om
de Nederlandse taal voldoende te beheersen.
Het onder vraag 4 genoemde eindrapport over de Verkenning Bevolking 2050 van Nidi
en CBS, brengt de maatschappelijke gevolgen in kaart van de bevolkingsontwikkelingen,
óók op de terreinen arbeid en zorg. De inzichten die dit eindrapport oplevert moeten
worden afgewacht om tot een zorgvuldige afweging te komen.
Vraag 8
Bent u bereid op Europees niveau aan te geven dat dit soort uitspraken niet in lijn
zijn met de Nederlandse visie op migratie binnen de EU, zeker gezien het feit dat
u momenteel mee onderhandelt over een nieuw Europees migratiepact?
Antwoord 8
EU-lidstaten maken op het gebied van legale migratie eigen afwegingen op basis van
de behoeften van de nationale arbeidsmarkten. De inzet van de Commissie op het aantrekken
van talent en kennis is grotendeels in lijn met het kennismigratiebeleid van Nederland.
Over de inzet van het kabinet is uw Kamer reeds geïnformeerd via het BNC-fiche op
de algemene overkoepelende Commissiemededeling van 23 september jl.8 Naar verwachting zal de Commissie in 2021 en in het kader van het bredere alomvattende
Europese asiel- en migratiebeleid nieuwe voorstellen doen op het gebied van reguliere
migratie. Wanneer dat het geval is, wordt uw Kamer hierover op de gebruikelijke wijze
geïnformeerd.
Vraag 9
In hoeverre bent u het eens met de stelling dat in een klein en dichtbevolkt land
als Nederland de mogelijkheden om migranten op te vangen juist zeer beperkt zijn en
dat de toestroom van migranten derhalve juist beperkt moet worden? Welke consequenties
verbindt u daaraan voor uw opstelling ten aanzien van een nieuw EU-migratiepact?
Antwoord 9
Zie het antwoord op vragen 4 en 6.
Vraag 10
In hoeverre bent u bereid zich namens de Nederlandse regering bij de onderhandelingen
over een migratie- en asielpact binnen de Europese Unie in te zetten voor beperking
van de (oorzaken van) migratie, voor opvang en asielaanvraag in de regio en een effectieve
en strenge terugkeerregeling?
Antwoord 10
Via het BNC-fiche inzake de overkoepelende Commissie mededeling inzake het Europese
asiel- en migratiebeleid is uw Kamer geïnformeerd over de inzet van het kabinet.9 In lijn met de integrale migratieagenda deelt het kabinet de inzet van de Commissie
om een alomvattend asiel- en migratiebeleid te hebben. Daar maken de elementen die
in de vraag worden genoemd onderdeel van uit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
T. van Ark, minister voor Medische Zorg -
Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.