Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Groot over vismonitoring in het Eems estuarium
Vragen van het lid De Groot (D66) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over vismonitoring in het Eems estuarium (ingezonden 11 januari 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
            Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 22 februari 2021). Zie ook Aanhangsel
            Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1517.
         
Vraag 1
            
Bent u op de hoogte van de pilot die de Waddenvereniging heeft gedaan naar frequentere
               vismonitoring in het Eems estuarium, «Vis in het Eems estuarium: beter in beeld»?1
Antwoord 1
            
Ja, ik ben hiervan op de hoogte.
Vraag 2
            
Deelt u de mening dat het voor zowel het Eems estuarium als de Waddenzee van groot
               belang is dat de staat van de natuur goed gemonitord wordt zodat deze effectief beschermd
               en verbeterd kan worden indien dit nodig blijkt?
            
Antwoord 2
            
Ja, deze mening deel ik.
Vraag 3
            
Deelt u de mening dat een goede monitoring frequent is en aansluit op het migratiepatroon
               van de vissen die functioneren als graadmeter voor de beschermde Natura 2000-habitats?
            
Antwoord 3
            
Voor een goede monitoring is het belangrijk dat de frequentie goed is afgestemd op
               de informatiebehoefte. Met het migratiepatroon van vissen wordt door de frequentie
               en locaties van de monitoring rekening gehouden.
            
De Habitatrichtlijn bevat geen specifieke monitoringscriteria; de monitoring kan een
               lidstaat zelf vormgeven, zolang de criteria daarvoor goed aansluiten op de doelstellingen
               van de Habitatrichtlijn.
            
Vraag 4
            
Kunt u toelichten waarom op dit moment voor de huidige frequentie en meetmomenten
               is gekozen? Passen deze bij het migratiepatroon van de typische vissoorten van de
               beschermde Natura 2000-habitats? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 4
            
De huidige vismonitoring in het Eems-Dollardestuarium vindt plaats in het kader van
               de Kaderrichtlijn Water (verder te noemen KRW) en wordt gezamenlijk met Duitsland
               uitgevoerd. De monitoring richt zich op het verkrijgen van inzicht in de samenstelling
               van de vispopulatie en schattingen van de dichtheden per soort.
            
Hoewel de KRW voorschrijft om eens per drie jaar in het voor- en najaar te meten,
               wordt dat voor het Eems-Dollard estuarium op drie locaties jaarlijks gedaan in het
               voor- en najaar. Zodoende wordt rekening gehouden met het migratiepatroon. Zowel aard
               als omvang van de monitoring voldoen aan de eisen zoals gesteld in de KRW.
            
Monitoring is nodig om de instandhoudingsdoelstellingen te kunnen evalueren, maar
               de Habitatrichtlijn schrijft niet voor hoe er gemonitord moet worden. Typische soorten
               maken deel uit van de kwaliteit van het habitattype Estuaria (H1130) en een aantal
               vissen behoort daartoe (zoals bot, tong en haring). Daarnaast gelden de al bestaande
               doelen voor trekvissen van het gebied Waddenzee sinds 2017 ook voor het deelgebied
               Eems-Dollard; op het niveau van de Waddenzee als geheel moet geëvalueerd kunnen worden
               of de instandhoudingsdoelstellingen voor deze trekvissen worden behaald: dit betreft
               omvang en kwaliteit van het leefgebied voor behoud of uitbreiding van de populatie.
               Op dit moment wordt gewerkt aan een supplement van het Natura 2000 beheerplan Waddenzee
               waarbij de instandhoudingsdoelen en beheermaatregelen voor het Eemsestuarium worden
               opgenomen, zodat deze geëvalueerd kunnen worden
            
Vraag 5
            
Deelt u de zorgen die aanleiding gaven tot het onderzoek dat de huidige meetfrequentie
               onder het meetprogramma van de Kaderrichtlijn Water onvoldoende is om een goed beeld
               te geven van de visfauna?
            
Antwoord 5
            
Het huidige monitoringsprogramma wordt momenteel geëvalueerd. De Waddenvereniging
               is daarbij betrokken. Op basis van de uitkomsten besluit de Minister van Infrastructuur
               en Waterstaat of het monitoringsprogramma aangepast moet worden. De resultaten van
               de evaluatie worden eind 2021 verwacht.
            
Vraag 6
            
Deelt u de mening dat ook de typische soorten (indicatorsoorten) van de Natura 2000-habitats
               gemonitord moeten worden?
            
Antwoord 6
            
De eisen die aan de monitoring van typische soorten worden gesteld, gaan veel minder
               ver dan de eisen die worden gesteld aan de monitoring van soorten waarvoor instandhoudingsdoelen
               gelden. Of aan die minder ver gaande eisen nu al wordt voldaan, is onderwerp van onderzoek
               (zie het antwoord op vraag 5).
            
Vraag 7
            
Kunt u reflecteren op de resultaten, conclusies en aanbevelingen van de pilot die
               is uitgevoerd door de Waddenvereniging, vooral met betrekking tot de meetfrequentie?
            
Antwoord 7
            
Het rapport van de Waddenvereniging stelt dat frequenter meten een vollediger beeld
               geeft van de visstand. Rijkswaterstaat neemt dit rapport mee in de bij antwoord 5
               genoemde evaluatie.
            
Vraag 8
            
Hoe kijkt u aan tegen de conclusie van het onderzoek dat jaarrond meten, dus vier
               keer per jaar, een ander en completer beeld geeft «van de visfauna dan monitoring
               op twee tijdstippen in het jaar als het gaat om aantallen, soortensamenstelling en
               lengte-opbouw van de vispopulaties»?2
Antwoord 8
            
Zie antwoord 5. De resultaten van het onderzoek neemt Rijkswaterstaat in de evaluatie
               mee.
            
Vraag 9
            
Ziet u in dit onderzoek aanleiding om de monitoringsfrequentie uit te breiden? Zo
               nee, waarom niet?
            
Antwoord 9
            
Zie antwoord 5. De resultaten van het onderzoek neemt Rijkswaterstaat in de evaluatie
               mee.
            
Vraag 10
            
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 10
            
Ja.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit - 
              
                  Mede namens
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.